2
Na zijn overwinning op Messrs. Hurgan en Weasel, had de Saint enkele nieuwe avonturen beleefd. Verlangend naar enige rust, was hij naar Los Angeles gekomen, waar hij, in de kalmte van het Beverley Hills Hotel, genoot van het uitzicht over bonte bloemen en wuivende palmen, af en toe eens ging golfspelen, en een vreedzaam bestaan leidde dat even vrij was van zorgen als van gevaar. Het luie leventje kon evenwel niet verhinderen dat hij hevig geïnteresseerd was in een artikel in de Los Angeles Observer, onder de kop:
Wederom een professor van de U.C.L.A.
verdwenen
De reporter die het geval behandelde begon met zich af te vragen of ‘onze beroemde universiteit’ opnieuw bedreigd werd door een affaire zoals indertijd die van Prof. Pilby, waarbij hij herhaaldelijk verwees naar Simon Templar, de Saint, die, samen met een studente, de verdwenen geleerde had weten op te sporen. ‘En nu,’ vervolgde het artikel, ‘is er opnieuw een hooggeleerde verdwenen. Dr. Cortés, vooral bekend door zijn sociologische studiën, is reeds sedert een etmaal niet meer in zijn woning teruggekeerd…’
Simon Templar ried de werkelijkheid achter dat proza: - de politie wist van niets. Wel, hij voelde er niets voor zich te gaan bemoeien met een aangelegenheid die hem in geen enkel opzicht intereseerde. Hij had, integendeel, heel wat belangstelling voor een die ochtend ontvangen brief. Het was een uitnodiging van Prof. Harold T. Pil-by, die hem uitnodigde die avond te komen souperen, er aan toevoegend: ‘En wie weet of er je niet een verrassing te wachten staat!’
Simon Templar, de Robin Hood van deze eeuw, vroeg zich af wat de bedoeling kon zijn van die zonderlinge mededeling. Hij was min of meer wantrouwig waar het Pilby betrof, hoe dan ook. Professor Pilby, de uitvinder van het beroemde serum P.413, dat zo’n verbazingwekkend effect had op het menselijk organisme, was tot alles in staat waar het zijn uitvindingen betrof, en zélfs na zijn huwelijk met Kim Ball was hij, in dat opzicht, precies dezelfde gebleven.
En dus was Simon Templar in een min of meer achterdochtige stemming toen hij, die avond, zijn opwachting maakte bij het jonggehuwde span. De Westwood bungalow, voorheen de vrijgezellenwoning van Pilby, zag er nu, dank zij de vrouwelijke invloed van Kim, heel wat gezelliger uit. En een en ander had het merkwaardige effect dat het de Saint althans iets minder achterdochtig maakte.
‘Hallo!’ riep hij opgewekt, toen hij de drempel van de woning overschreed. ‘Wat een genoegen jullie weer eens te zien! Ik zag in de Observer dat uw collega Cortés verdwenen was, professor, en ik vroeg me meteen af… of u er soms de hand in had gehad!’
Pilby begon te lachen, tot heel zijn korte en ietwat gezette gestalte er van schudde. Kim, daarentegen, keek de Saint van achter haar zwaargerande brilleglazen ironisch aan. ‘Is onze Robin Hood er werkelijk zo op gesteld een geleerde in nood te hulp te snellen? Of… geeft hij misschien de voorkeur aan een of andere schone jonkvrouw?’ ‘Wie weet?’ zei Simon, op dezelfde spottende toon. ‘Wel, een beetje geduld, Simon,’ zei Kim. ‘Wie weet of we je niet iets dergelijks hebben aan te bieden!’ Simong trok vragend de wenkbrauwen op. ‘Een medestudente misschien, die men al haar studieboeken geroofd heeft?’ ‘Geduld, Saint…’
Hij keek onwillekeurig naar de gedekte tafel in de hoek van het vertrek en richtte zich enigszins verwonderd weer tot Kim.
‘Vier?’ vroeg hij. ‘Een gast?’
‘Bovendien, een vrouwelijke gast,’ lachte Kim. ‘Zoals je trouwens wel wist.’
Zij keek hem spottend aan. Pilby zat, weggedoken in een armstoel, de avondbladen te lezen. Simon onderdrukte een narrig gevoel, terwijl Kim haastig opmerkte: ‘Maak je niet boos, Simon. De genode is jong… aantrekkelijk… en in moeilijkheden. Kun je iets beters bedenken voor de Saint?’
‘Er zijn van die momenten waarop zelfs een Saint z’n aureool afzet om des te beter te kunnen slapen…’ Het gerinkel van de huisbel viel hem in de rede. Pilby sprong meteen overeind, en zijn korte gedrongen gestalte scheen als het ware naar de voordeur te rollen. Op de drempel stond een jonge vrouw wier japon van donker fluweel haar matte gelaatskleur nog scherper deed uitkomen. Zelden in zijn ietwat overladen bestaan had de
Saint een gezicht gezien dat zo zuiver en welhaast klassiek van lijn was. Het delicate gezicht en de fijnbesne-den mond en het donkere haar dat in zware tressen tot op haar schouders afhing, verleenden de onbekende schoonheid een schier onweerstaanbare bekoring. Over haar lippen speelde een ietwat melancholische glimlach, toen zij de onverholen bewondering zag in de ogen van de Saint. Pilby stelde haar inmiddels voor. ‘Miss Luisa Cortés.’
En meteen wist de Saint dat zijn lotsbestemming het aldus had gewild en dat het hem eenvoudig onmogelijk was zich te onttrekken aan deze beschikking, wat er ook de gevolgen van mochten zijn.
‘Miss Cortés is de dochter van mijn collega,’ verklaarde Pilby.
‘En mijn vriendin,’ voegde Kim er aan toe. Het waren bizonderheden die, wat de Saint betrof, van weinig of geen belang waren. Voor hem was slechts de naam van die onbekende van belang, want hij bracht die naam uiteraard in verband met hetgeen hij die ochtend in de Observer had gelezen. Hij onthield zich er evenwel van vragen te stellen. Luisa Cortés scheen zijn gedachtengang overigens te hebben geraden. ‘Ja,’ zei zij, ‘Dr. Cortés is inderdaad mijn vader. En ik…’
Zij liet de zin onvoltooid. Het stilzwijgen van de Saint gaf haar blijkbaar te denken. Pilby babbelde inmiddels lustig voort, met al zijn gebruikelijke levendigheid. ‘Hebben jullie de laatste berichten in de krant gezien? Ik krijg zo de indruk dat…’
Hij aarzelde, want hij herinnerde zich plotseling de grote liefde die Dr. Cortés zijn dochter toedroeg. Haastig en verlegen zette hij de televisie aan. Het venster lichtte op en een spreker van de N.B.C. verscheen met de gebruikelijke berichten over sport en neergestorte raketten, om dan te besluiten met een speciale mededeling: ‘Een de politie helaas te laat verschafte inlichting doet het vermoeden opkomen dat er verband bestaat tussen de verdwijning van Dr. Cortés en het vertrek naar Escudia van een tot voor kort aan steiger 109 gemeerd vrachtschip. Bestaat er, zo vraagt de politie zich af, inderdaad verband tussen deze twee feiten? De politie heeft zich natuurlijk per radio in verbinding gesteld met de kapitein van de Santa Rosa… maar, indien Dr. Cortés, zoals men meent te mogen aannemen, niet uit eigen vrije wil scheep is gegaan, dan wordt diens aanwezigheid aan boord natuurlijk categorisch ontkend…’
Luisa haalde met een moe en mat gebaar de schouders op.
‘Woorden… woorden,’ mompelde zij, ‘woorden, maar geen daden. En alleen daden kunnen helpen.’ Simon keek haar vragend aan.
‘Hoe bedoelt u? Waarom zou Cortés juist aan boord van dat schip zijn, en niet aan boord van een ander? En wie zegt dat hij niet voor z’n genoegen een zeereis is gaan maken?’
‘Omdat de Santa Rosa op weg is naar Escudia!’ antwoordde de jonge vrouw vrij agressief. ‘Mijn vader is Escudiaans onderdaan, evenals ik trouwens.’ ‘Ah?’ zei Simon. ‘Dat is een bizonderheid die de pers niet vermeld heeft.’
‘En waar zou ‘t toe gediend hebben?’ vroeg Pilby. ‘Slechts enkelen van ons waren er van op de hoogte en wij hebben de politie gevraagd er geen melding van te maken.’ Kim kwam Simon inmiddels glimlachend een glas brengen.
‘Begin je nu te begrijpen waarom wij er zo op gesteld waren je vanavond hier te zien?’
Luisa liet zich plotseling gaan. Haar wangen en haar ogen gloeiden van opwinding.
‘Waarom laat men de Santa Rosa niet aanhouden? Door een oorlogsschip?…’
‘De Santa Rosa is inmiddels buiten de territoriale wateren.’
‘En dus wordt er absoluut niets gedaan? Laat men mijn vader zonder meer aan zijn lot over?’ ‘Misschien weet de Saint raad…’ begon Kim glimlachend. ‘De Saint?’ herhaalde deze. ‘Ik zit, dunkt mij zo, midden in een of andere samenzwering?’ Pilby greep hem bij de arm. Zijn ronde gezicht gloeide van opwinding en zijn stem verried nauw bedwongen geestdrift.
‘Je hebt indertijd ons weten te redden, Kim en mij. Meer nog, Simon, we hebben jou ons geluk te danken. Ik beschouwde jou als de enige tot wie we ons konden wenden.’
‘Niets is onmogelijk voor Simon Templar,’ voegde Kim er aan toe. ‘Als jij geen uitweg weet, dan…’ De Saint gaf geen antwoord. Hij keek Kim peinzend aan, en dan de jonge vrouw die zo onverwachts zijn pad gekruist had. Hij scheen te schrikken toen Kim opnieuw begon aan te dringen, opnieuw vroeg om zijn tussenkomst. ‘Simon, je bent toch zeker niet van plan te weigeren? Denk aan het lot dat die ongelukkige te wachten staat… in de macht van de Beschermer!’ Simon herhaalde: ‘De Beschermer?’
Luisa Cortes knikte.
‘Ja,’ verklaarde zij, ‘zo wordt hij inderdaad genoemd. Of liever, hij heeft zich die titel zelf aangemeten. Borgaz is de dictator van Escudia en zijn bewind is niets meer of minder dan een schrikbewind. Met de hulp van enkele getrouwen en met de steun van de legerkliek, voert hij Escudia regelrecht naar de ondergang. Borgaz is een dictator van het ergste soort, altijd bereid contracten af te sluiten met buitenlandse ondernemingen en zodoende zijn eigen zak te spekken.’
‘Wel,’ zei Simon, met een zweem van ironie, ‘waarom komt het volk dan niet in opstand? Dat het niet in opStand komt, bewijst dat het tevreden is met z’n lot… of te slap en te onverschillig.’
‘U stelt het wel erg eenvoudig voor, Mr. Templar,’ protesteerde Luisa Cortés. ‘Innocente Borgaz oefent een schrikbewind uit dat elke poging tot opstand in de kiem smoort. Escudia is tegenwoordig een land van slaven.’ Simon keek haar onafgebroken aan, alsof hij probeerde door te dringen tot in haar diepste gedachten. Hij vroeg eindelijk: ‘En de rol van uw vader?’ Luisa keek hem ontsteld aan, een panische angst scheen haar plotseling te overmeesteren.
Simon hervatte: ‘Vergeet niet dat professor Pilby ons aan elkaar heeft voorgesteld. U bent hem uw volle vertrouwen verschuldigd.’
‘Ja, inderdaad,’ erkende zij, na een korte aarzeling. ‘Maar het is absoluut noodzakelijk dat alles wat we hier bespreken onder ons blijft. Mijn vader,’ vervolgde zij, haar stem dempend, alsof zij bang was dat zij kon worden afgeluisterd, ‘had samen met enkele vertrouwden een samenzwering op touw gezet en werkte aan de voorbereiding van de nationale opstand die ten doel heeft Escudia te bevrijden van de tyrannie van Borgaz, van de Beschermer,’ voegde zij er met onbeschrijflijke minachting aan toe. Simon was inmiddels opgestaan. Hij keek de jonge vrouw diep in de ogen.
‘En je verlangt van mij, Luisa, dat ik je vader red, hem bevrijd uit de macht van Innocente Borgaz?’ Zij knikte nadrukkelijk.
‘Zelfs meer dan dat! Mijn vader redden is al heel veel. Maar, waar het vooral om gaat, is… de bevrijding van Escudia!’
‘Met andere woorden, Luisa, ik moet een rebel worden?’ ‘Ja,’ antwoordde zij kort en krachtig. Hij glimlachte. Pilby noch Kim was in het korte gesprek tussenbeide gekomen. Niettemin, hun verbazing was onmiskenbaar. Het was meer dan duidelijk dat zij slechts aan Dr. Cortés gedacht hadden, en allerminst aan een revolutie. Luisa, daarentegen, zag verder, veel en veel verder… omdat zij zich hoegenaamd geen illusies meer maakte omtrent het lot van haar vader.
Dr. Cortés, reeds enige tijd ontwaakt uit zijn bewusteloosheid, lag geboeid op zijn krib aan boord van de Santa Rosa, overgeleverd aan de barbaarsheid van iemand zoals Toro, dat dikhuidige en zielloze monster. Toro de kolos voerde nauwkeurig de hem gegeven opdrachten uit. Valdinez had gezegd dat Cortés heelhuids en onbeschadigd te bestemder plaatse moest worden afgeleverd, en dus was het zaak dat de gevangene min of meer menselijk verzorgd werd.
‘U eet niet, Doctor Cortés?’ vroeg Toro.
‘Alsof ik honger had!…’ protesteerde de gevangene, moe en afgemat.
‘Dat doet er geen bliksem toe! De Beschermer staat er op dat je goed doorvoed en opgewekt thuiskomt. En dus eet je wat je wordt voorgezet. Je eet dus, of… ik zal je er toe weten te dwingen. Gesnapt?’
De vuist van Toro gleed speels over de kin van de gevangene, die zich wel genoodzaakt zag althans te proberen het hem voorgezette voedsel naar binnen te krijgen. Toro keek grinnikend toe.
‘Ze moeten wel heel erg op je gesteld zijn, bij ons in Escudia, zou ik zeggen. Maar wat mij betreft… ik zou je allang overboord geschopt hebben. De haaien, weet je, hebben altijd honger.’
En na die opwekkende mededeling verliet Toro de hut
en begaf zich naar de brug, waar kapitein Lamberto op
en neer Mep te ijsberen.
‘Wel, heeft de patiënt gegeten?’
‘Zonder enige moeite,’ antwoordde Toro.
‘Een hoop onnodig gedonder,’ zei de kapitein. ‘Laat hem
van honger sterven als hij daar zin in heeft.’
‘Ik heb m’n instructies,’ zei Toro. ‘Valdinez heeft mij
duidelijk genoeg te verstaan gegeven dat ik m’n duiten
vaarwel kan zoenen als ik me niet strikt aan z’n instructies
houd.’
‘Onzin!’ protesteerde de kapitein. ‘We kunnen immers altijd zeggen dat hij overboord gesprongen is. Dat laat geen sporen na, weet je! Enne… lees dit even.’ Hij overhandigde Toro een formulier waarop de marconist een zoëven ontvangen bericht had genoteerd. Toro las: ‘Politie Los Angeles aan s/s Santa Rosa. Ontvangen inlichtingen schijnen er op te wijzen dat u een Dr.
Cortés als passagier aan boord hebt. .Gelieve diens aanwezigheid te bevestigen en Cortés te vragen zich met de universiteit in verbinding te stellen. Stop. Spoedigst antwoord verzocht.’ ‘Wel?’ vroeg Toro.
‘Ik heb meteen geantwoord. Als volgt: ‘Radiogram volslagen onbegrijpelijk stop Santa Rosa heeft geen enkele passagier aan boord.’ Hij haalde de schouders op. ‘Ze kunnen ‘t immers toch niet nagaan.’ Traag en eentonig gleden de uren voorbij aan boord van de Santa Rosa, die langzaam opstoomde naar Escudia, de centraal-amerikaanse republiek, waar Innocente Borgaz zijn macht had weten te vestigen dank zij een vernuftige combinatie van sluwheid en geweld. Vier dagen na het vertrek uit Los Angeles ontving het schip opnieuw een radiobericht, ditmaal afkomstig uit Escudia zelf: ‘Vertel onze vriend dat wij op de volgende reis zijn dochter mee zullen brengen.’
Na kennis te hebben genomen van het bericht, begaf Toro zich naar de hut waar Dr. Cortés, verteerd door bange voorgevoelens, met angst en zorg aan de toekomst lag te denken. Toro glimlachte, toen hij, met de hem eigen fijngevoeligheid, de hut binnenkwam. ‘Hoe gaat ‘t?’
Cortés nam zelfs niet de moeite te antwoorden. Hetgeen Toro overigens nogal onverschillig liet. Hij zei: ‘Een boodschap voor je, namens onze roemrijke Beschermer. Hij zegt dat je je beslist niet ongerust hoeft te maken over je dochter.’
Ditmaal was het alsof Toro de gevangene met een gloeiend ijzer had aangeraakt. Cortés slaagde er evenwel in zich te beheersen.
Toro hervatte: ‘Ik wist niet eens dat je een dochter had. Is ze knap?… Geen antwoord? Doet er trouwens ook niet toe, want ik hoop het binnenkort met eigen ogen te kunnen uitmaken. Ze maakt immers onze volgende reis mee.’
Hij verliet de hut weer, meer over zichzelf tevreden dan ooit. Toen Toro echter de deur bereikt had, kon Cortés zich plotseling niet langer bedwingen. ‘Blijf van Luisa af!’ schreeuwde hij. ‘Zij heeft er niets mee uit te staan. Ze weet er zelfs niets van. Ze heeft zich nooit met mijn politieke aangelegenheden bemoeid.’ ‘Okee,’ zei Toro, terwijl hij achter zich de deur weer op slot deed. ‘Maar ik weet er net zoveel van als jij. ‘t Is een bericht van de Beschermer.’ Er scheen hem plotseling iets in te vallen. ‘Heeh! Wie weet, misschien is die boodschap bedoeld als een soort van puzzel, om je tijdens de eentonige reis bezig te houden, wat!’ Bulderend van het lachen beklom hij de stalen ladder naar het dek. De kapitein stond op hem te wachten. ‘Ik had ‘t ineens door,’ zei Toro triomfantelijk, “t Is bedoeld als een puzzel, zodat Cortés iets heeft om over na te denken, voordat hij zelf op de pijnbank wordt gelegd.’
‘Vast en zeker,’ antwoordde de kapitein.