30

Ewen liet Rafel naar de kamer brengen die van zijn broer was geweest. Toen hij comfortabel lag, en hij haar 'roep me als je me nodig hebt' had toegefluisterd, verliet hij de kamer, zodat ze rustig wat tijd met haar broer kon doorbrengen voordat ze de volgende ochtend zou afreizen naar Lur.

'Ik zal pa de groeten van je doen, Raaf,' zei ze, met zijn koude, ongeïnteresseerde hand tussen de hare. 'Hij zal zo blij zijn te horen dat je aan de beterende hand bent.'

Als hij nog leeft. Als ik hem niet ook heb verloren, samen met al het andere.

Raaf sliep weer. Barl beware hem, hij deed bijna niets anders dan slapen. En zelfs wanneer hij wakker was, was hij niet écht wakker. Hij was Raaf niet. Hij was een wassen pop die op Raaf leek. Dit is Morgs wraak, denk ik. Zo worden pa, Raaf en ik gestraft omdat we niet wilden toegeven. O, Raaf.

Zijn haar was weer kortgeknipt. Charis had het gedaan. Met Arlins schaar in haar trillende vingers had ze geknipt en geknipt en geknipt, in de hoop dat hij door zijn Raaf-korte haar meer op zichzelf zou gaan lijken, en minder op Morg. En dat was zonder enige twijfel zo. Het zou echter lang duren voordat ze Morgs karmozijnrode marmeren podium in die zwarte kamer zou vergeten, en de rottende dwaIers, en Ewens vader toen hij stierf.

'Het was jouw schuld niet, Raaf. Ik weet dat jij het niet was,' fluisterde ze. 'Maar jij zat daarbinnen. Jij kon hem niet tegenhouden. En ik weet dat je daarom niet terugkomt.'

Dat was in ieder geval gedeeltelijk de reden waarom hij niet terugkwam.

'Ik weet dat jij ook pijn hebt. Ik weet dat hij jou op het laatst meer pijn heeft gedaan dan ooit, om mij. Omdat ik hem bestreed. Maar ik moest hem bestrijden, Raaf. Jij wilde dat ik hem bestreed. En nu wil ik dat jij strijdt. Je móét, anders blijf ik alleen achter. Ik weet dat Ewen er is, maar dat is een lekke boot. Dat zou hij tenminste kunnen zijn. Ik weet het nog niet. Raaf, je kunt me niet alleen laten. Ik word woest op je als je dat doet...'

Zijn ogen waren gesloten. Luisterde hij, of sliep hij? En als hij luisterde, begreep hij haar dan eigenlijk wel?

Gans begreep haar. Het leek alsof het iets beter met hem ging. Charis vond van wel. En Arlin ook. Dat was reden tot hoop, hoewel hij nooit meer de oude Gans zou worden. Maar ze mocht niet klagen. Niet na Ewens vader en broer. Ewen was blij voor Gans, om harentwille, maar ze voelde de versplinterde pijn in hem wanneer hij naar Raafs vriend keek.

Iedere keer wanneer hij naar Gans kijkt, voelt hij zijn dolk in Padrigs hart wegzinken. Ziet hij zijn vader sterven.

En er was niets wat ze daaraan kon doen.

Ze bracht Raafs hand naar haar wang en drukte hem er angstig tegenaan. Zou dit nu haar leven zijn? Werd ze haar moeder, opgesloten in een stille kamer met een man die nooit een woord zou zeggen? Of zou dat lot Charis toevallen, haar beste vriendin, zo standvastig in haar liefde?

Nieuw verdriet welde in haar op, en ze verborg haar gezicht tegen haar broers langzaam rijzende en dalende borst.

Alsjeblieft, Raaf. Alsjeblieft. Je moet terugkomen. Ze hoorde de kamerdeur krakend opengaan. Omdat ze dacht dat het Charis was en ze zich voor haar niet groot hoefde te houden, tilde ze haar hoofd niet van Raafs borst op.

'Deenie. Het spijt me dat ik stoor, maar ik wil graag even met je praten.'

Arlin. Ze schoot overeind en wachtte even voordat ze hem haar gezicht toonde. 'Ja?'

Hij deed de deur dicht. 'Het gaat over onze terugkeer naar Lur.'

Arlin zag er vreemd uit in zijn geleende leren kleding. De weinige kleren die ze uit Elvado hadden meegenomen, waren niet meer dan lompen, dus hadden ze allemaal krijgskleding of kleren uit het kasteel gekregen om te dragen. Hem onopvallend opnemend, zelf gekleed in haar eigen leren krijgskleding, moest ze een droge glimlach onderdrukken. Leer of fluweel, hij zal altijd Arlin blijven.

'Ja? Wat is daarmee?'

Hij stond net voorbij de drempel en vermeed het zorgvuldig om naar Rafel te kijken. 'Wist je dat Ewen - de koning - van plan is met ons mee te gaan?'

Had het zin om te huichelen tegenover deze man? Waarschijnlijk niet. Hij kende haar, en zij hem, in opzichten waar ze zich beiden nooit over op hun gemak zouden voelen.

'Nee.'

'Aha. Als jij hem niet mee wilt hebben, dan zal ik weigeren hem mee te nemen.'

Waaróm wilde hij niet naar Raaf kijken? Omdat hij Morg nog zag, ofschoon het lange haar was verdwenen? Omdat hij Raaf nog zoveel kwalijk nam, en het niet kon loslaten? Of was het omdat hij zichzelf de schuld gaf van Raafs lijden?

Van alles wat, denk ik. En ik kan niets doen om hem te helpen. Ze hield haar hoofd iets schuin. 'Denk je dat ik die fraaie verplaatsingsbezwering niet kan gebruiken, Arlin?'

'Ik twijfel er niet aan dat je dat kunt,' antwoordde hij. 'Maar ik dacht dat het misschien makkelijker zou zijn als de weigering van mij kwam. Als je tenminste zou willen weigeren.'

Die lieve Ewen. 'Dat doe ik niet.'

Al die weken dat ze onderweg waren geweest, hadden Arlin en zij het niet één keer gehad over wat er in Morgs arendsnest was gebeurd. Of over wat er daarvoor was gebeurd, toen hij Morgs trouwe dienaar was.

Zonder Raafs hand los te laten, leunde ze achterover in haar stoel.

'Is er iets wat je me wilt vragen, Arlin?'

Bleek en zwijgend, in ruw leer gekleed alsof het zijde was, staarde Arlin haar aan. Toen schudde hij zijn hoofd. 'Nee.'

'Is er dan iets wat je me wilt vertéllen?'

Opnieuw hoofdschudden. 'Nee.' Zijn lippen vertrokken tot die vluchtige, bittere Arlin-glimlach. 'Is er iets wat jij mij wilt vertellen, Deenie?'

Ze keek naar Rafel. 'Nee.'

'Dan stel ik voor dat je op tijd naar bed gaat,' zei hij. 'Morgen zal waarschijnlijk een... zware dag worden.'

Vlak nadat Arlin was vertrokken, kwam Charis binnen, op de voet gevolgd door Gans, haar trouwe schaduw. 'Slaapt hij nog steeds?'

Deenie liet Raafs hand los en liet zich uit haar stoel glijden. 'Ja. Nog steeds.'

'Je hoeft je geen zorgen over hem te maken wanneer je weg bent,'

zei Charis, die haar plek naast het bed innam. Gans stond met een beschermende hand op haar schouder naast haar. 'Koning Sufkop heeft ons allemaal soep en een zacht bed beloofd. Gans en ik zullen voor hem zorgen. Zorg jij maar voor je pa, en voor Lur. Deenie...' Haar stem trilde. 'Wat moeten we doen als alles vernietigd is?'

Daar wilde ze niet aan denken. 'Ik weet het niet. Laten we hopen dat dat niet het geval is.'

Raaf onder de hoede van Charis en Gans achterlatend, ging ze op zoek naar Ewen. Een dienstmeisje zei dat Zijne Majesteit in de raadszaal was, maar toen ze daar arriveerde, trof ze er alleen Tavin, zijn zwaardmeester, aan.

'Meisje,' zei hij, zonder uit zijn stoel aan de ruw gevormde tafel op te staan. Eenmaal terug in het kasteel had hij toegestaan dat ze de bezwering van begrip over hem uitsprak, waardoor hij haar kon verstaan, maar leuk had hij het niet gevonden, en ook haar vond hij waarschijnlijk allesbehalve leuk. Maar Ewen houdt van hem, dus...

'Zwaardmeester,' zei ze beleefd. 'Ik ben op zoek naar Ewen.'

Hij was een grijze beer van een man, met littekens en herinneringen die ze niet wilde delen. 'Hij is hier niet.'

'Kan ik op hem wachten?'

'Je bent een magiër, meisje,' zei hij. 'Ik denkt dat je kunt doen wat je wilt.'

'Dank u.'

Ze liep de zaal door naar de open haard, waarin vlammen vrolijk dansten, en warmde haar rug aan de weldadige warmte. Tavin deed alsof hij druk was met zijn ganzenveer en perkament, maar in werkelijkheid hield hij haar in de gaten. Het spelletje duurde maar een paar minuten. Toen liet hij de ganzenveer vallen, zonder acht te slaan op de rondspattende inkt, plantte zijn ellebogen op tafel en staarde haar zonder met zijn ogen te knipperen aan.

'Ik wil maar één ding van je, meisje. Eén ding. Als je me dat geeft, dan zoeken we de rest gaandeweg wel uit. Maar doe je dat niet? Kun je dat niet? Dan staan we binnenkort tegenover elkaar op het toernooiveld.'

Als ze glimlachte, zou ze hem beledigen. Hij zou nooit geloven dat ze niet met hem spotte, dat ze slechts een vreemde weerspiegeling in hem zag van een bemoeizuchtige oude man die voortdurend klaagde en zeurde, en onvoorwaardelijk liefhad.

'Zwaardmeester,' zei ze zacht. 'Ik zou hem nooit kwetsen. Niet moedwillig in ieder geval. Mijn hart behoort hem toe.'

Tavin staarde haar nog steeds aan toen Ewen binnenkwam. Ze draaide zich naar hem toe. 'Arlin zegt dat je met ons meegaat naar Lur.'

'Dat klopt,' zei hij behoedzaam. 'Ik was naar je op zoek om erover te praten.'

'Er valt niets te praten. Kom mee.'

Hij ontspande iets en glimlachte naar haar... maar onder zijn glimlach voelde ze pijn. Hij wilde dat ze hem in vertrouwen nam. Dat ze hem vertelde over haar strijd met Morg en over hoe dat haar had veranderd. Omdat het zo was, en hij wist het. Zij wist het. Ik wil het alleen niet zeggen.

Ze dacht aan de woorden van Arlin. 'Ik ga nu naar bed. Jij zou het ook niet te laat moeten maken. De magie om ons naar huis te brengen - naar Lur, bedoel ik - is krachtig. Het is beter als je goed uitgerust bent. En wanneer we daar aankomen... ik heb geen idee wat we er zullen aantreffen.'

Hij hield haar tegen toen ze langs hem liep, en kuste haar licht op de lippen. Ondanks de zalf vormden de klauwwonden in zijn gezicht littekens. Elke keer wanneer ze ze zag, wilde ze ze met magie wegtoveren.

'Wat we ook vinden, Deenie,' fluisterde hij, 'je zult het niet alleen onder ogen hoeven te zien.'

Wat ze vonden was totale vernietiging.

'O, Arlin,' zei Deenie, met één hand tegen haar mond gedrukt en tranen van ontreddering in haar ogen.

Hoewel hij zijn minachting voor Lur nooit onder stoelen of banken had gestoken, leek zelfs Rodyn Garricks arrogante zoon geschokt door het tafereel dat voor hen lag toen ze uit de magie stapten en op het verlaten Marktplein van Dorana Stad tevoorschijn kwamen. Gapende gaten. Omhooggestuwde straatstenen. Stapels en stapels puin. Stenen, tegels, glas en hout. De paar gebouwen die na de laatste hevige beving nog overeind hadden gestaan, hadden de naschokken niet overleefd. Er stond niets meer overeind. De lucht rook zuur, muf en verrot. De hemel was bezaaid met donderwolken, en onder hun voeten huiverde de doorweekte aarde. Er was geen enkel teken van leven. Geen geluid, behalve hun eigen ademhaling. Dorana Stad was verlaten.

'Er is geen magie die dit kan herstellen,' zei Arlin uiteindelijk. 'Zelfs Morg had dit niet kunnen herstellen.'

Verkild tot op het bot onderdrukte Deenie haar verdriet. 'Nee.'

Morg niet, en ook Rafel niet, zelfs al zou hij zichzelf zijn. Ik betwijfel of we dit met ons drieën, Raaf pa en ik, zouden kunnen herstellen.

'Deenie...' Ewen sloeg zijn arm om haar schouders. 'Het spijt me vreselijk.'

Ze schudde zijn arm van zich af. Ze mocht zich niet aan zijn sympathie overgeven. Niet nu. Ze moest sterk blijven. Pa, alsjeblieft. Niet dood zijn.

'Arlin, ken je Billington?'

Bedachtzaam wendde hij zijn blik van de ruïnes af. 'Ik weet waar het ligt. Waarom?'

'Pa is daar. Wil je me erheen brengen? Is het veilig om de bezwering zo snel nog een keer te gebruiken?'

'Veilig?' Hij trok een wenkbrauw op. 'Voor mij of voor jou?'

Ze beet op haar lip. Etterbak. 'Voor ons allemaal, heer Garrick.'

'Ik weet het niet,' zei hij met glinsterende ogen. 'Daar komen we vanzelf achter.'

En hoewel ze twee keer zo verdwaasd aankwamen, bereikten ze Billington zonder kleerscheuren. Ook daar troffen ze een puinhoop aan. Ontwortelde bomen, een handvol ingestorte gebouwen. De helft van de straten van het stadje was omhooggekomen en vertoonde gaten. Niet zo erg als in Dorana Stad, maar toch...

Deenie werd overspoeld door wanhoop bij de aanblik. Was heel Lur ingestort? Als ze de oude Doraanse bezwering zou gebruiken en er het hele koninkrijk mee door zou reizen, zou ze dan niets anders vinden dan teleurstelling en vernietiging?

Ik denk van wel. Ik denk dat Lur werkelijk stervende is. Maar opnieuw drong ze de tranen terug.

Ze stonden midden op de hoofdweg van Billington, nagewezen en aangestaard door geschrokken, terugdeinzende Olken. Ewen streek met een hand over zijn gehavende gezicht.

'Dus jullie zeggen dat Morg dit heeft gedaan?'

'Indirect,' zei Arlin. 'Toen hij Barls weermagie vernietigde, begon de ontbinding.'

'Ik dacht dat Vharne problemen had. Maar dit?'

'Ja,' zei Deenie kortaf. 'Het is veel erger dan ik heb gedroomd.'

Dit keer wist Ewen beter dan haar aan te raken. 'Het klinkt misschien dwaas, maar... Deenie, het spijt me.'

'Dat weet ik.'

'Is jullie koninkrijk nog steeds verdorven?'

Ze besefte het pas toen Ewen de vraag stelde. 'Nee. Nee, dat is het niet. In ieder geval niet zoals het was. Ik voel het nog, proef het nog, maar...' Ze trok haar neus in rimpels. 'Het neemt niet toe.'

Arlin keek haar aan. 'Denk je dat je met Morg ook het verderf hebt gedood?'

Brandend en brandend, zijn doodskreten echoënd in haar geest.

'Ik weet het niet. Misschien.' Ze liep bij hem en Ewen vandaan en stak de straat over naar de eerste de beste geschrokken Olken. 'U daar. Het spijt me, ik weet uw naam niet. Er is hier een hospitium. Staat het nog overeind?'

De vrouw knikte, heen en weer geslingerd tussen angst en fascinatie terwijl ze Ewen aangaapte. 'Wie is hij? Waar komt hij vandaan?

Hij heeft rood haar!'

Deenie knikte. 'Ja. Dat heeft hij.' En hoewel het de eerste keer was dat iemand het zei, vermoedde ze nu al dat het niet de laatste keer zou zijn. 'Hij is een vriend. Alstublieft. Het hospitium?'

'Die kant op,' zei de vrouw zonder haar blik van Ewen af te wenden, en ze fladderde vaag met haar hand. 'Vraag naar piller Brye. Juffrouw...'

Deenie draaide zich naar haar terug. 'Ja?'

'Wie bent ü?'

Liegen leek weinig zin te hebben. 'Ik ben Deenie. Ik ben Ashers dochter.'

Een paar andere inwoners hoorden het haar zeggen en verplaatsten hun starende blik van Ewen naar haar.

'Asher?' zei de vrouw. 'De Onschuldige Magiër? Is hij niet dood?

We hebben gehoord dat ze alle drie dood zijn: hij, zijn zoon en zijn vrouw. Haar zorgelijke gezicht verzachtte. Arm kind. Verweesd.'Toen klemde ze haar armen om haar eigen middel. 'Het stikt tegenwoordig van de wezen in Lur.'

'Ik moet gaan,' zei ze. Ze hoorde haar eigen stem, zwak en ongelovig. 'Het spijt me. Ik zal jullie allemaal helpen zodra ik kan.'

Met één blik op haar gezicht greep Ewen haar arm vast. 'Deenie?'

'Het hospitium is die kant op,' mompelde ze. 'We moeten ons haasten.'

Ze begon te rennen, zonder er rekening mee te houden dat ze een enkel kon verstuiken, of erger. Arlin vloekte, en rende toen samen met Ewen achter haar aan.

Hoewel er talloze weken waren verstreken sinds ze hier was geweest, en maar één keer, leidde haar instinct haar feilloos naar het hospitium. Ziek van angst stormde ze naar binnen en riep om piller Brye. Verschrikte pillers die niet Brye waren, kwamen aanrennen om haar tot bedaren te brengen en erachter te komen wat ze wilde.

'Ik wil Brye!' snauwde ze. 'Zijn jullie doof?'

'Rustig, meisje,' mompelde Ewen terwijl Arlin een stap opzij deed.

'Je zet de hele boel op stelten.'

'Dat kan me niet schelen! Ik wil piller Brye zien, en...'

'Hier ben ik,' klonk een rustige stem. 'Barl zij gezegend, kind. Barl zij gezegend. We hadden je allang ten dode opgeschreven. Lur heeft gerouwd om Ashers dochter. Maar nu kunnen we ons verheugen!'

Hij had in de weken dat ze weg was geweest nog meer van zijn blonde haar verloren, en de groeven in zijn gezicht waren nog dieper geworden. Deenie staarde hem aan, plotseling sprakeloos, en trilde zo hevig dat ze dacht dat haar geheelde sleutelbeen zou breken. Ze probeerde iets te zeggen, maar haar tanden klapperden van angst. Ze voelde Ewens hand om de hare nauwelijks. De woorden verdrongen zich in haar keel.

Is hij hier? Leeft hij nog?

'Wees niet bang, kind,' zei Brye met een glimlach. 'Je vader is bij ons. En hij is wakker.'

Als Ewen haar niet tegen zich aan had getrokken, zou ze zijn gevallen. Wakker. Wakker. 'Wat weet hij?' vroeg ze flauwtjes. 'Wat hebt u hem verteld?'

'Dat je broer is verdwenen, kind. En dat jij daarna ook bent verdwenen.'

En als Ewen haar niet nog steeds had vastgehouden, had ze de oude Doraan misschien geslagen. 'Waaróm? Waarom hebt u hem dat verteld. Waarom zou u...'

Een beweging achter de piller, in een van de beschaduwde deuropeningen van het hospitium. Ze voelde de adem stokken in haar keel, en haar hart sloeg over.

Langzaam, met pijnlijke bewegingen, stapte een man in het licht, gekleed in een wijde, wollen broek en een linnen hemd. Gemiddelde lengte. Een koppig trekje in het gezicht. Brede schouders en stompe, bedreven vissershanden.

'Pa,' zei ze, en ze rende op hem af.

Ze hielden elkaar huilend vast. Hij was mager. Wat was hij mager. Maar datzelfde gold voor haar. Ze zouden elkaar doormidden breken als ze elkaar te stevig vasthielden.

Eindelijk liet ze hem los. Ze deed een stap naar achteren en keek in zijn... o, zijn magere gezicht. En zijn haar... Hij was bijna helemaal grijs geworden, en in zijn donkere, ingevallen ogen lag een duistere schaduw.

'Pa...' Ze schudde ongelovig haar hoofd. 'Hoe is dit mogelijk? Hoe kan het dat je genezen bent?'

'Het is een wonder,' zei piller Brye, die wat dichterbij kwam. 'Het ging snel bergafwaarts met hem. Geen drankje en geen kruid dat we hem gaven hielp. We verloren de hoop. En toen, zo'n zeven weken geleden, kreeg je vader plotseling vreselijk hoge koorts. In al mijn jaren als piller heb ik nog nooit zoiets meegemaakt. Toen brak de koorts, net zo snel als hij was gekomen... en hij werd beter. Sindsdien is zijn gezondheid langzaam maar zeker vooruitgegaan.'

Koorts? Was dat het moment waarop Morg brandde? De tijd klopte. Dat betekende dat ze al die tijd gelijk had gehad. Dat hij door het verderf van de zwarte magiër zo ziek was gebleven... en toen Morg stierf, was het, net als al zijn andere werkingen, samen met hem gestorven, en was pa bevrijd. Barl zij gezegend. Barl zij gezegend.

'Muis?' Pa's magere vingers kwamen omhoog om haar wang aan te raken. Hij glimlachte. Ze had niet verwacht hem ooit nog te zien glimlachen. 'Was jij het?'

Ze knikte en wendde zich toen tot piller Brye. 'Ik wil graag even met mijn vader alleen zijn. Is er een plek waar we kunnen zitten?'

'Daar is mijn kamer,' zei pa. 'Daar kunnen we gaan zitten, muis.'

Toen gleed zijn beschaduwde blik langs haar. 'Alle roestige ankers, Arlin Garrick?'

Ze kuste zijn wang. 'Ik zal alles uitleggen. Dat beloof ik.'

'En wie is die vent die als een verliefd schaap naar je staat te staren?' vroeg hij fronsend. 'Hij heeft rood haar!'

O, pa. 'Ja, maar het is heel mooi rood haar. Kom mee. Je moet zitten.'

Met een veelbetekenende blik op Ewen en Arlin - blijf daar - trok ze zich met haar vader terug in zijn kleine kamer. Pa ging op het bed zitten en zij nam plaats op de kleine stoel die ernaast stond. Waar te beginnen... waar te beginnen...

'Ik heb Rafel gevonden,' zei ze. Ze boog zich voorover en pakte zijn handen vast. 'Hij is ziek, maar aan de beterende hand.' Alsjeblieft, alsjeblieft, laat hem aan de beterende hand zijn. 'Charis zorgt voor hem, samen met Gans. Die arme Gans, hij is...'

Maar pa luisterde niet. Zijn ogen staarden in de verte en de tranen liepen over zijn wangen. 'Je hebt hem gevonden,' fluisterde hij. 'Je hebt mijn jongen gevonden, muis.'

Ze zou er nooit genoeg van krijgen om dat stomme koosnaampje te horen.

'Pa?' Ze klemde haar vingers om de zijne. 'Pa... ik heb Morg gedood.'

Hij staarde haar zo lang zwijgend aan dat de tranen van vreugde om Rafel opdroogden op zijn wangen. 'Was hij niet dood?'

'Nee.' Ze zou hem alles moeten vertellen. Ze kon niet liegen, niet tegen pa. Zelfs niet een zachtere, vriendelijker versie van de volledige waarheid vertellen. 'Pa, hij had Raaf overgenomen. Zoals hij Durm overnam, en daarna Conroyd Jarralt.'

En plotseling was daar Asher, de Onschuldige Magiër, toen zijn onbeteugelde magiërsinstinct door hem heen raasde. Geschokt liet ze zijn handen los terwijl hij trilde van woede, van de kracht die hij haar hele leven voor haar verborgen had gehouden.

Ik heb het nooit geweten. Ik heb het nooit beseft. Raaf heeft het me nooit verteld.

'En dat is de reden dat Raaf ziek is?' wilde pa weten. 'Door dat stuk vuil, dat monster, is hij...'

'Pa, wind je niet op! Pa, hij wordt weer beter!'

Plotseling uitgeput gleed pa van het bed op de grond. Deenie sprong geschrokken van haar stoel en hurkte bij hem neer. Ze pakte zijn handen weer vast en wreef ze warm.

'Deenie...' Zijn stem klonk nu zwak en hees. Hij klonk oud. 'Vertel me de waarheid, muis. Morg kan geen misbruik van een mens maken en hem daarna bij zijn volle verstand achterlaten. Dat kan niet. Vertel me de waarheid.'

Dus vertelde ze het hem. En huilde met hem mee.

Na een lange tijd zuchtte pa en keek haar aan. 'Muis? Waarom was Morg niet dood?'

Alle roestige ankers. Ze had gehoopt dat hij dat zou vergeten te vragen. Ze had gehoopt dat dat de enige waarheid was die ze voor zich kon houden. Maar ze moest, dus vertelde ze het hem, en hield zijn hand vast toen hij weer door verdriet werd overmand.

'Vervloekte Gar,' mompelde hij. 'Vervloekte Doraan. Hij dacht altijd dat hij alles beter wist. En nu is hij voor niets gestorven.'

'Nou... niet voor niets, pa,' zei ze voorzichtig. 'Want als hij dat niet had gedaan, dan was ik er niet geweest. En dan zou Raaf er niet zijn geweest.'

Pa snoof. 'Dat is waar.'

'Dus misschien had de Profetie haar redenen om de dingen te laten lopen zoals ze zijn gelopen.'

'Profetie? Muis, als je van me houdt, zeg je dat vervloekte woord nooit meer.'

Ze tilde zijn hand op en drukte er een kus op. 'Het spijt me. Ik zal het niet meer doen.'

'Mooi zo.'

En nu was er nog één vreselijk ding dat ze hem moest vertellen. Ze voelde haar hart bonzen. 'Pa...'

Hij klopte haar op de knie. 'Het is goed, muis. Ik weet het.'

'U wéét het? Over mama? Hoe kunt u dat weten? Heeft piller Brye...'

Pa's glimlach was teder. Nu kuste hij haar hand. 'Je moeder heeft het me verteld, Deenie. Ze kwam bij me in een droom.'

Verbijsterd staarde ze hem aan. 'O.' Ze wist niet wat ze anders moest zeggen.

Zij aan zij op de vloer van de hospitiumkamer, elkaars handen vasthoudend, rouwden ze om hun vreselijke verlies. Na een tijdje bewoog pa. 'Arlin Garrick.'

Deenie voelde haar lippen heel licht krullen. 'Een etterbak. Daar is niets aan veranderd.'

'Maar?'

'Maar op zijn manier heeft hij zichzelf net zoveel pijn bezorgd als Raaf had.'Toen zuchtte ze. 'Het is een ingewikkeld verhaal. En sommige gedeelten wil ik geen twee keer vertellen.' Ze wilde ze niet eens één keer vertellen, maar ze kon er niet omheen. 'Dus ik vraag me af...'

'Wie is hij precies?' zei pa. Hij klonk berustend.

Ze was opeens verlegen. Voelde zich opeens weer de oude Deenie, die nog geen boe zou zeggen tegen een kat. 'Zijn naam is Ewen. Hij is de koning van Vharne. Dat is een koninkrijk achter de bergen, voorbij de verdorven landen. Charis en ik kwamen er terecht toen we op zoek waren naar water en eten.'

'En in plaats daarvan vond je hem?'

'Hij is een goed mens, pa. Zonder hem zou ik het niet hebben gered. Raaf is nu in zijn kasteel, om aan te sterken.'

Pa kreunde. 'En hij heeft rood haar. Lang rood haar.'

'En een zwaardmeester die Tavin heet. Ik denk dat je hem wel zou mogen. Ik denk dat je Ewen ook zal mogen.'

Opnieuw een kreun. 'Werkelijk? Nou, ik denk dat we hier lang genoeg met zijn tweeën hebben gezeten.'

Hij had waarschijnlijk gelijk, alleen... 'Pa? Er is nog één ding.' En aangezien het makkelijker was om te doen dan uit te leggen, raakte ze zijn voorhoofd aan en sprak de bezwering van begrip over hem uit.

'Alle roestige ankers!' Hij knipperde met zijn ogen. 'Wat was dat?'

Ze haalde haar schouders op. 'Niets bijzonders. Een trucje dat ik heb geleerd.' Dat deed haar aan Barls dagboek denken. Ze haalde het tevoorschijn uit zijn schuilplaats onder haar hemd. 'Hieruit.'

Pa staarde er met half samengeknepen ogen naar. Toen staarde hij naar haar. 'En wat doet dat trucje van jou precies?'

'Het zorgt ervoor dat mensen uit verschillende landen elkaar verstaan. Het is de bezwering die Barl gebruikte toen de Doranen voor het eerst over de bergen trokken.'

'Deenie...' Pa slikte. 'Gar heeft nooit zo'n bezwering vertaald.'

'Dat weet ik,' zei ze zacht. 'Zoals ik al zei, pa, het is een ingewikkeld verhaal. Ik had dit liever voor me gehouden als het had gekund.'

Oneindige droefenis overspoelde hem. 'Ach, Deenie. Mijn kleine muisje.'

Ze kuste zijn wang. 'Maak je er geen zorgen over, pa. Uiteindelijk heeft het zijn nut bewezen.'

Ewen en Arlin, zo ver mogelijk bij elkaar vandaan op een bankje in de nu lege hal gezeten, stonden op toen pa en zij zijn kamertje uit kwamen. Langzaam, maar met een vertrouwde zelfverzekerdheid, negeerde pa Ewen en liep op Arlin af. Deenie hield haar adem in.

Stilte, terwijl pa naar hem keek, en Arlin terugkeek. Maar als ze goed luisterde, het gebrul van een maalstroom...

'Arlin,' zei pa met een knikje.

Arlin knikte terug. 'Asher.'

En dat was dat.

Met een gezicht als een donderwolk wendde pa zich tot Ewen. 'Zo. Meneer de koning van Vharne. Dus jij hebt een oogje op mijn dochter?'

'Pa,' zei ze geschokt, maar Ewen lachte alleen maar.

'Dat heb ik. Als ze me wil hebben.'

Pa knipperde één keer met zijn ogen toen de nieuwe magie in hem in werking trad. Toen haalde hij zijn schouders op en stak zijn kin naar voren. 'En wil ze dat?'

Ewen haalde met glinsterende ogen zijn schouders op. 'Dat zou u haar moeten vragen.'

'Ik denk niet dat dat nodig is, Ewen,' zei pa. 'Ik denk dat ik mijn muisje goed genoeg ken.' Toen werd zijn blik weer grimmig. 'En ik denk dat ze in dat koninkrijk van jou zal gaan wonen. In jouw kasteel, waar mijn zoon nu wordt verzorgd, naar ik heb gehoord.'

'Uw zoon heeft alle zorg verdiend die ik hem kan geven,' zei Ewen zacht. 'Raaf is iemand om trots op te zijn.'

Deenie, die toekeek, kon zich niet herinneren wanneer ze haar vader zo ontroerd had gezien.

'Maar ik wil niet alleen Deenie meenemen naar Vharne,' voegde Ewen eraan toe. 'Ik bied alle Olken die dat willen een plekje aan in mijn koninkrijk.'

'Wat?' Deenie deed verbaasd een stap naar voren. 'Ewen, wanneer heb je...'

'In Morgs kerker,' zei hij met een warme, intieme glimlach. 'Wat jij over Lur vertelde, heeft me aan het denken gezet. Ik vroeg me af wat je hier na zo'n lange tijd zou vinden. Asher...' Hij keek naar pa. 'Ik ben een koning van lege huizen. Morg heeft de meesten van ons tijdens zijn heerschappij gedood. In de Vale wonen nog mensen, maar daarbuiten? Daarbuiten is het leeg. Deenie kan dat beamen. Er is genoeg ruimte voor de Olken om een nieuw begin te maken.'

'Maar Ewen...' Verward deed Deenie nog een stap naar hem toe.

'Jouw volk vertrouwt geen magiërs.'

Hij haalde zijn schouders op. 'Dat kunnen ze leren, meisje. Het is mij ook gelukt, nietwaar?'

'Ja, maar...' Ze was te geschokt om aandacht aan zijn plagerijtje te schenken. 'Lur verlaten? Opnieuw beginnen, in een vreemd land? Ewen, ik weet niet zeker of je begrijpt wat je vraagt. Jouw volk en het mijne hebben zo weinig met elkaar gemeen.'

'We hebben heel veel met elkaar gemeen,' antwoordde Ewen. 'Alles wat van belang is. Jouw koninkrijk en het mijne, vernietigd door een zwarte magiër. Jouw volk en het mijne, die proberen een nieuw leven op te bouwen. En, Deenie... vergeet de geestespaden niet.'

De geestespaden?'Wat is daarmee?'

Zijn groengouden ogen zagen alleen haar. Ze hadden alleen in de wildernis kunnen zijn, en het kon hem niet schelen wie er naar hen staarde. Hij overbrugde de afstand tussen hen en legde zijn hand tegen haar wang. 'Wij voelen ze. Jullie voelen ze. Dat moet toch iets betekenen?'

Was dit de Profetie weer die zich met hun leven bemoeide? 'Misschien wel.'

Zijn glimlach deed haar hart sneller kloppen. 'Mijn volk zal naar mij en Tavin luisteren. Jouw volk... dat zal naar jou en je pa luisteren, nietwaar?'

'Ze zullen naar pa luisteren,' zei ze. 'Lur beschouwt pa bijna als koning.'

'Noem me geen koning, muis!' gromde pa tegen haar. 'Heb ik dat de afgelopen twintig jaar niet tot vervelens toe gezegd? Alle roestige ankers, jij pookneuzig wicht.'

'Ja, pa,' zei ze zonder enig berouw. 'Dat heb ik van mama.'

Daar moest hij om glimlachen, maar dat duurde niet lang. 'Het klinkt allemaal veelbelovend,' zei hij tegen Ewen. Zijn blik was weer somber geworden. 'Maar het probleem is dat de Olken niet het enige volk zijn dat in Lur woont.' Hij wees met zijn duim over zijn schouder naar Arlin. 'En zijn soort?'

De warmte verdween uit Ewens gezicht. 'De Doranen. Ik weet het.'

'Mijn volk wil nergens anders wonen dan in het oude Dorana,' zei Arlin.

'O, werkelijk,' zei pa terwijl hij zijn rug rechtte. 'Zodat jullie jezelf weer kunnen opwerpen als heersers van de wereld? Is dat niet waar je pa altijd van heeft gedroomd, Arlin? Is dat niet waar -'

'Mijn vaders dromen en de mijne zijn... verschillend,' zei Arlin zacht. Opmerkelijk gedwee. 'Ik geef je mijn woord als Garrick, Asher. Er zal nooit meer een Morg zijn. Er zal nooit meer... magische overheersing zijn.'

'Pa.' Deenie legde haar hand op zijn arm. 'Hij zei hetzelfde in Dorana. Ik geloofde hem toen, en ik geloof hem nu.'

'Echt, muis?' Pa keek haar niet-overtuigd aan. 'En waarom?'

Ze keek naar Arlin, die veel meer was dan alleen een arrogante etterbak. 'Omdat hij weet dat er op sommige dromen een te hoge prijs staat.'

Arlin zei niets, maar zijn waakzame ogen verzachtten. Even maar, langer niet.

'Nou,' zei pa terwijl hij zijn handen in zijn zakken stak. 'Dan stel ik het volgende voor. Je kunt je volk het aanbod doen, meester Garrick, maar dat betekent niet dat ze hoeven te vertrekken. Wie in Lur wil blijven, Doraan of Olken, mag blijven. Het is hun eigen keuze. Die keuze kan verkeerd uitpakken, want dit arme land is ten dode opgeschreven, maar ik zal niet toestaan dat iemand ergens toe wordt gedwongen. Akkoord?'

Arlin knikte. 'Akkoord.'

'En jij,' zei pa, zich tot Ewen wendend. 'Meneer de verliefde koning. Wij hebben heel wat te bespreken. Je hebt me bijna laten kapseizen met dat aanbod om naar Vharne te komen. Maar zolang je begrijpt dat iedere Olken die erheen gaat net zo vrij is om weer te vertrekken als dat koninkrijkje van jou niet zijn pakkie-an blijkt te zijn, kunnen we praten.'

Ewen keek naar pa en draaide zich toen om. 'Die bezwering van begrip van jou, Deenie, verdwijnt het effect daarvan na een tijdje?'

O, wat voelde het vreselijk goed om weer eens te lachen. 'Nee.'

'Niet?' Ewen trok een wenkbrauw op. 'Dan was dat dus een "ja"?'

Ze ging op haar tenen staan en kuste hem. 'Ja, Ewen. Ik geloof van wel.'

Maar in een hospitium over het lot van de Olken en Doranen van Lur beslissen, was nog iets heel anders dan er in Lur over te beslissen. Zelfs al maakten ze gedeeltelijk gebruik van de Doraanse verplaatsingsbezwering duurde het al bijna twee weken voordat het nieuws dat er een besluit van enorme omvang moest worden genomen ieder dorp en gehucht had bereikt. Daarop volgden vele weken van debatten, ruzies, compromissen en vuistgevechten, in ieder geval onder de Olken. Deenie reisde met Asher en Ewen naar alle ontmoetingsplekken, waar ze geduldig vragen beantwoordde, de beslissing van de mensen besprak, hun uitlegde wat de voordelen waren van een nieuw leven in Vharne, en wat ze zouden verliezen als ze Lur achterlieten. Ze begon te denken dat ze Barls bezwering van begrip inmiddels in haar slaap zou kunnen toepassen.

Ze maakte zich zorgen over haar vader, die nog niet sterk was, en dat misschien nooit meer zou worden. Niet zo sterk als voordat hij met het verderf werd besmet. Maar daarbij werd ze geholpen door Ewen, die over hem waakte, en pa met een grijns terechtwees wanneer hij weer eens te veel hooi op zijn vork wilde nemen. En hoewel pa hevig protesteerde, en deed alsof hij zwaar beledigd was, wist ze dat het maar toneelspel was.

Het slechte weer maakte de beslissing van de Olken makkelijker. Hoewel Morgs verdorven magie dood was, bleven haar echo's koppig doorklinken. Er waren meer stormen, meer regenbuien, meer overstromingen en meer slachtoffers. Een groot gedeelte van Lur was vergiftigd en zou misschien nooit meer schoon worden. Voedsel werd nog schaarser. Alleen de honger dwong velen er al toe om de gok te wagen. Bijna vier weken nadat de eerste vergadering was gehouden, had iedere Olken in het koninkrijk zijn stem uitgebracht, een ja of een nee. En uiteindelijk besloten minder dan duizend mensen om tussen de bergen en het rif te blijven. De rest van Lurs Olken begon met hun voorbereidingen. Ze zouden in etappes met een boot langs de kust reizen tot ze hun nieuwe thuisland hadden bereikt. Nu Lurs wateren eindelijk van waterhozen en maalstromen waren bevrijd, was het de beste manier om het grote avontuur te beginnen. Wat de Doranen betrof, zoals Arlin altijd al had beweerd viel er niets te discussiëren. Ze waren geschokt door het nieuws van Morgs herrijzenis en dood, maar zodra ze hoorden dat hun verloren thuisland was herontdekt, stonden ze te trappelen om Lur te verlaten. En dat deden ze, met behulp van magie.

Arlin was de laatste die vertrok. Terwijl Deenie, Asher en Ewen zich voorbereidden op hun zeereis naar Vharne, als eersten, om de fiindering voor hun nieuwe bestaan te leggen, reisde hij af naar het opnieuw bruisende Westwalen voor een kort afscheid. Deenie begroette hem vanuit de deuropening van de Zeemeermin, en bekeek zijn in zijde en fluweel gehulde verschijning van top tot teen. 'Eerlijk gezegd, heer Garrick, denk ik dat ik je liever in leren kleding zie.'

Hij keek haar hooghartig aan. 'En eerlijk gezegd, juffrouw Deenie, is het voor ons beiden maar goed dat ik me niet meer druk hoef te maken over wat jij denkt.'

'Alle roestige ankers op een hoop, Arlin,' zei ze zuchtend. 'Je bent écht een arrogante etterbak.'

Pa wachtte hen op in de armoedige salon van de Zeemeermin.

'Zo, meester Garrick,' zei hij, op zijn gemak in een comfortabele stoel. 'Dit is dus het laatste wat we van je zien?'

'Voorlopig,' zei Arlin, net zo op zijn gemak zonder stoel. 'Er zullen op een later tijdstip gesprekken volgen. Verdragen en dat soort dingen tussen Dorana en haar vele buren.'

'Ja,' zei pa knikkend. 'Dat heb ik van Ewen gehoord. En Deenie hier...' Hij stak zijn hand uit om haar op de arm te kloppen. 'Zij zegt dat ik je kan vertrouwen, meester Garrick, en dat ik me niet druk hoef te maken over jou of enige andere Doraan, of over die akelige boeken over magie die Morg heeft achtergelaten.'

'Ze heeft gelijk, Asher,' zei Arlin fronsend. 'Het verleden ligt achter ons. Jullie hebben niets te vrezen van mij of de mijnen.'

'Niet? Dat is fijn om te horen,' zei pa. Hij leunde voorover. 'Luister goed, Arlin. Mijn haar mag dan grijs zijn geworden, maar ik ben nog steeds een magiër. En Rafel? Ziek of niet, ook hij is een magiër. En Deenie? Nou, dat zij een magiër is, weten we allemaal, nietwaar? En we zullen jou en de jouwen in de gaten blijven houden, meester Garrick. Want één magiër zoals Morg is er eentje te veel. En wij zullen ervoor waken dat er heel lang geen nieuwe Morg opstaat.'

'Pa,' zei Deenie toen Arlin met toegeknepen lippen de salondeur achter zich had dichtgesmeten. 'Moest je dat nu echt zeggen?'

Hij trok haar op zijn schoot en drukte een vluchtige kus op haar kruin. 'Ja, muis, dat moest ik. Wat zou je ervan zeggen als we eens naar de haven lopen? Want die roodharige koning van jou mag dan wel wat van zwaardvechten en dat soort dingen af weten, maar wanneer het op varen aankomt, is hij nog maar een groentje. En als hij niet inmiddels ergens ondersteboven in een tuig verstrikt zit, is mijn naam niet Asher van Restharven. En ik weet vrij zeker dat dat wel zo is!'

'O, pa!' zei ze terwijl ze zich van zijn schoot liet glijden. 'Zo praat je toch niet over de man van wie ik hou?'

Hij trok een gezicht. 'Muis, volgens mij is het de enige verroeste manier om over hem te praten.'

Lachend verlieten ze hand in hand de Zeemeermin om Ewen te zoeken.