2. Het portret
Ik had een bijzondere vader, hij was timmerman.
Hij kon nauwelijks lezen, maar hij had altijd hetzelfde boek in zijn werktas.
Mijn vader was eigenlijk een kunstenaar, maar niemand in onze wijk kende het woord. ’s Avonds tekende hij met zwart potlood op grote vellen papier. Vooral portretten van bekende historische personen, grote dichters, schrijvers en koningen. Hij hing de portretten aan de muren van ons huis. Mijn moeder, mijn zusjes en ik waren de enige mensen die hem zagen tekenen, maar we zeiden niets. We zeiden ook niets over de deuren, kasten en ramen die hij in zijn werkplaats maakte. Hij was gewoon onze vader, die timmerde en tekende.
Op een avond verraste hij me met een ongewone tekening. Hij had een portret van de sjah gemaakt dat sprekend leek. Ik vond het zo goed dat ik de tekening mee naar school nam om hem aan mijn tekenleraar te laten zien. Een maand later werden dat portret van de sjah en een foto van mijn vader naast elkaar afgedrukt in onze bescheiden stadskrant.
Het zou het hoogtepunt worden in de carrière van mijn vader als kunstenaar.
Mijn dierbare vader had me verboden om hem in zijn werkplaats op te zoeken. ‘Je raakt gewend aan de geur van hout, ik wil niet dat je timmerman wordt.’
Ik wilde niet zozeer naar de winkel van mijn vader, maar naar de oude wever naast de winkel. De wever had een kleine radio. Ik ging naast hem zitten. Terwijl hij weefde overhandigde ik hem de kleurrijke wol en luisterde naar zijn radio.
Bij ons hadden de mannen allemaal gewone beroepen, zoals timmerman, kruidenier, metselaar, bakker, wever en kapper. Mijn vader zei: ‘Het kan zijn dat iedereen hier met zijn handen werkt, maar de vader van je grootvader was een groot dichter. Jij moet ook proberen zo iemand te worden.’
Hij had een zwart-witportret van die overgrootvader boven mijn bed gehangen en hij zong zachtjes zijn gedichten voor ons als slaapliedjes.
Zo zorgde mijn vader ervoor dat de geest van onze overgrootvader als een lamp in de nis van ons oude huis brandde.
Later, toen ik een jongen van een jaar of vijftien was, wilde ik net als die man boven mijn bed een Perzische schrijver worden. Maar naarmate ik ouder werd en meer las, verloor ik mijn motivatie omdat ik besefte dat het onmogelijk was om ooit iets te maken wat het lezen waard zou zijn.
Mijn vrouw roept me, ik moet stoppen. De rest van het verhaal zal ik morgenavond vertellen, nadat ik de winkel gesloten heb.