68

Buena Vista Trail

Kline, Rodriguez, Anderson, Blatt, Hardwick en Wigg liepen het zaaltje uit. Gurney wilde net achter hen aan lopen toen hij zag dat Holdenfield, die nog steeds op haar plaats zat, een stel fotokopieën uit haar tas haalde – foto­kopieën van de advertenties van Karnala. Ze spreidde de vellen voor zich uit. Hij liep naar haar kant van de tafel en keek ernaar. Nu Ballston had onthuld wat het doel van de foto’s was, hadden ze een ander effect op hem en gaven ze een duidelijker beeld van gestoordheid en bedrog.

      ‘Ik snap het niet,’ zei hij. ‘Ik dacht dat ze op Mapleshade in elk geval ten dele van hun ongezonde seksuele fixaties werden genezen. Als de uitdrukking op de gezichten van die jonge vrouwen het resultaat van therapie is, hoe erg moet het dan in godsnaam zijn geweest voordat ze werden behandeld?’

      ‘Heel erg.’

      ‘Jezus.’

      ‘Ik heb een aantal artikelen van Ashton gelezen. Hij streeft naar erg bescheiden resultaten. Het minst haalbare. Andere therapeuten kunnen hem niet uitstaan. Hij gelooft dat je je niet moet richten op een radicale verandering, maar op de kleinst mogelijke aanpassing van het gedrag. Tijdens een seminar voor therapeuten heeft hij ooit een opmerking gemaakt waardoor hij beroemd, of liever gezegd berucht is geworden. Ashton jaagt zijn vakgenoten graag op de kast. Hij zei dat hij de therapie als uitermate geslaagd beschouwt als hij een meisje van tien ervan weet te overtuigen dat het beter is als ze haar vriendje van twaalf oraal bevredigt in plaats van haar neefje van acht. In sommige kringen geldt dat als een enigszins controversiële opvatting.’

      ‘Verbetering in plaats van perfectie?’

      ‘Inderdaad.’

      ‘Alles goed en wel, maar als ik dan die gezichten zie...’

      ‘Je moet één ding niet vergeten: de kans op succes is in dit soort gevallen erg klein. Ik twijfel er niet aan dat Ashton vaker faalt dan dat hij erin slaagt een patiënte echt te genezen. Zo is het nu eenmaal. Wanneer het om dergelijke zedendelicten gaat...’

      Maar Gurney hoorde haar niet meer.

      God nog aan toe, waarom heb ik daar niet eerder aan gedacht?

      Holdenfield staarde hem aan. ‘Wat is er?’

      Hij gaf niet meteen antwoord. Hij moest rekening houden met eventuele gevolgen, hij moest beslissen hoeveel hij kon zeggen. Dat was cruciaal. Maar op dit moment was hij niet eens in staat iets te beslissen. Hij was bijna verlamd door het besef dat de slaapkamer op de foto dezelfde kamer was waarin hij zich voor de schoonmakers had verstopt op de avond dat hij het borrelglaasje uit het herenhuis had meegenomen. Toen hij snel het licht aan en uit had gedaan, had hij de kamer maar een fractie van een seconde lang ­gezien, en op dat moment had hij een vreemd gevoel van déjà vu erva­ren – omdat hij die kamer al eerder had gezien, op de foto van Jillian die bij Ashton aan de muur hing. Op die avond in het herenhuis had hij dat verband echter nog niet kunnen leggen.

      ‘Wat is er?’ vroeg Holdenfield nogmaals.

      ‘Dat is moeilijk uit te leggen,’ zei hij, wat grotendeels waar was. Zijn stem klonk gespannen. Hij kon zijn blik niet losrukken van de advertentie die het dichtste bij hem lag. Het meisje zat ineengedoken op een onopgemaakt bed en oogde tegelijkertijd uitgeput en niet uit te putten – uitnodigend, bedreigend, tartend. Hij werd overvallen door een plotseling herinnering aan een retraite uit zijn eerste jaar op St. Genesius: een priester die met een woeste blik in zijn ogen tekeerging over de vuren van de hel. ‘Een vuur dat eeuwig brandt en je gillende vlees verorbert als een beest dat met elke hap hongeriger wordt.’

      Hardwick was de eerste die binnenkwam. Hij keek even naar Gurney, de advertentie en Holdenfield en leek meteen te merken dat er een zekere spanning hing. Wigg kwam vlak na hem binnen en nam haar plaats voor haar laptop in, gevolgd door een sombere Anderson en een ongedurige Blatt. Kline liep al pratend in zijn mobieltje naar binnen, met Rodriguez in zijn kielzog. Hardwick ging tegenover Gurney zitten en keek hem nieuwsgierig aan.

      ‘Goed,’ zei Kline, wederom met de houding van een man die veel voor elkaar krijgt. ‘Terug naar waar we waren. Wat betreft de vraag naar de ware identiteit van Hector Flores: Rod, ik geloof dat er nieuwe gesprekken met de buren van Ashton op het programma stonden, om er zeker van te zijn dat er de eerste keer niets over het hoofd is gezien. Hoe staat het daarmee?’

      Rodriguez trok even een gezicht alsof hij wilde verklaren dat dat hem pure tijdverspilling leek, maar hij wendde zich tot Anderson en vroeg: ‘Is er nog nieuws?’

      Anderson sloeg zijn armen over elkaar. ‘Geen enkel nieuw feit van betekenis.’

      Kline wierp Gurney een uitdagende blik toe, aangezien dit zijn idee was geweest.

      Gurney richtte zijn aandacht op het gesprek en keek naar Anderson. ‘Zijn jullie erin geslaagd onderscheid te maken tussen de schaarse feiten die ooggetuigen zelf hebben gezien en de talloze zaken die iedereen weer van een ander heeft gehoord?’

      ‘Ja.’

      ‘En?’

      ‘Er zijn zeg maar een paar probleempjes met de ooggetuigenverslagen.’

      ‘Wat dan?’ kwam Kline tussenbeide.

      ‘De meeste ooggetuigen zijn dood.’

      Kline knipperde met zijn ogen. ‘Wat zeg je me nou?’

      ‘De meeste ooggetuigen zijn dood.’

      ‘Jezus, ik verstond je heus wel. Ik wil weten wat je daarmee bedoelt.’

      ‘Ik bedoel, wie hebben Hector Flores zelf gesproken? Of Leonardo Skard, of hoe we hem nu ook noemen. Wie hebben er werkelijk persoonlijk contact met hem gehad? Jillian Perry, en die is dood. Kiki Muller, en die is dood. De meisjes die Savannah Liston met hem zag praten toen hij aan Ashtons perkje bij Mapleshade werkte, zijn allemaal onvindbaar – en, als ze in handen van kerels als Ballston zijn gevallen, hoogstwaarschijnlijk dood.’

      Kline trok een sceptisch gezicht. ‘Ik dacht dat hij samen met Ashton in diens auto was gezien, en in de stad.’

      ‘Wat ze zagen, was iemand met een cowboyhoed en een zonnebril,’ zei Anderson. ‘Niemand is in staat een beschrijving van zijn uiterlijk te geven. Het stelt allemaal geen zak voor, sorry dat ik het zo zeg. We hebben een karrenvracht aan kleurrijke anekdotes, maar meer ook niet. Het lijkt wel alsof ze allemaal verhalen vertellen die ze van een ander hebben gehoord.’

      Kline knikte. ‘En dat past perfect in het plaatje dat we van de Skards hebben.’

      Anderson wierp hem een zijdelingse blik toe.

      ‘De Skards zijn volgens de verhalen meedogenloos wanneer het op het elimineren van getuigen aankomt. Iedereen die een van de jongens Skard erbij had kunnen lappen, is morsdood geëindigd. Wat zeg jij ervan, Dave?’

      ‘Sorry, wat?’

      Kline keek hem vreemd aan. ‘Ik vraag je of het slinkende aantal mensen dat Flores kan identificeren het idee voedt dat hij een van de zonen Skard zou kunnen zijn.’

      ‘Om eerlijk te zijn weet ik op dit moment echt niet wat ik ervan moet denken, Sheridan. Ik blijf me maar afvragen welke van mijn veronderstellingen over deze zaak juist zijn. Ik ben bang dat ik iets heel belangrijks over het hoofd zie dat alles zou verklaren. Door de jaren heen heb ik aan de nodige moordzaken meegewerkt, maar ik heb nog nooit zo sterk het gevoel gehad dat er iets niet klopt. Volgens mij is er iets cruciaals wat ons allemaal ontgaat.’

      Kline leunde bedachtzaam achterover. ‘Ik weet niet hoe cruciaal het is, maar ik heb een vraag over die verdwenen meisjes die me maar blijft plagen. Ik snap die ruzies over de auto’s, en dat de meisjes allemaal voor de wet volwassen zijn en tegen hun ouders hebben gezegd dat die geen moeite moeten doen om contact op te nemen, maar... vinden jullie het niet gek dat geen van de ouders de politie heeft ingeschakeld?’

      ‘Daar is denk ik een heel droevig en simpel antwoord op te geven,’ zei Holdenfield na een lange stilte. Haar ongewoon zachte stem trok ieders aandacht. ‘Er was een logische verklaring voor het vertrek van de dochters, die duidelijk maakten dat ze geen contact meer wilden, en ik vermoed dat veel ouders dat diep in hun hart helemaal niet zo erg vonden. Talloze ouders van agressieve probleemkinderen lijden aan een grote angst waarover ze niet snel met anderen zullen spreken: de angst dat ze voor eeuwig met hun monsters opgezadeld zullen zitten. Wanneer die monsters eindelijk het huis uit gaan, om wat voor reden dan ook, voelen de ouders denk ik vooral opluchting.’

      Rodriguez zag eruit alsof hij niet lekker werd. Hij stond langzaam op en liep naar de deur. Zijn vaalbleke huid zag asgrauw. Gurney vermoedde dat Holdenfield hem zo-even op zijn gevoeligste plek had geraakt, een plek die, nu de jacht op een Mexicaanse tuinman een onderzoek was geworden naar verstoorde gezinsverhoudingen en zieke jonge vrouwen, een gapende wond was waarin nu zout werd gestrooid. In de afgelopen weken was de wond zo pijnlijk geworden dat het geen verbazing hoefde te wekken dat een man die toch al niet zo flexibel was het einde van zijn Latijn had bereikt.

      De deur zwaaide open voordat Rodriguez daar aankwam. Gerson kwam binnen, met een enigszins ontzette uitdrukking op haar gezicht, en versperde hem de weg. ‘Het spijt me dat ik stoor, meneer, maar er is een dringend telefoontje.’

      ‘Niet nu,’ mompelde hij ontwijkend. ‘Anderson misschien... of een ander...’

      ‘Het is een noodgeval, meneer. Nog een moord die verband houdt met Mapleshade.’

      Rodriguez staarde haar aan. ‘Wat?’

      ‘Een moord...’

      ‘Wie?’

      ‘Een meisje. Ene Savannah Liston.’

      Het leek een paar seconden te duren voordat het nieuws tot hem doordrong, alsof hij naar een vertaling luisterde. ‘Goed,’ zei hij ten slotte, en hij liep achter haar aan de gang op.

      Toen hij vijf minuten later terugkwam, maakten de vage speculaties die tijdens zijn afwezigheid de ronde hadden gedaan plaats voor een gretige aandacht.

      ‘Goed. Iedereen die hier hoort te zijn, is er,’ meldde hij. ‘Ik zeg dit maar één keer, dus ik raad jullie aan aantekeningen te maken.’

      Anderson en Blatt haalden identieke notitieboekjes en pennen tevoorschijn. Wiggs vingers zweefden verwachtingsvol boven haar toetsenbord.

      ‘Dat was de commissaris van Tambury, Burt Luntz. Hij belde vanuit een bungalow die is gehuurd door Savannah Liston, werkzaam op Mapleshade.’ De stem van de hoofdinspecteur klonk krachtig en doelbewust, alsof het doorgeven van informatie een taak was die hem, al was het maar voor even, het gevoel gaf dat hij vaste grond onder de voeten had. ‘Rond een uur of vijf vanochtend werd commissaris Luntz thuis gebeld. De onbekende beller zei, met wat Luntz een Spaanse accent leek: ‘‘Buena Vista 78, vanwege alle redenen die ik heb beschreven.’’ Toen Luntz naar zijn naam vroeg, was het antwoord: ‘‘Edward Vallory noemt me de Spaanse tuinman.’’ En daarna hing de beller op.’

      Anderson keek fronsend op zijn horloge. ‘Als dat om vijf uur vanmorgen was – tien uur geleden – waarom horen we het dan nu pas?’

      ‘Helaas deed het telefoontje bij Luntz geen belletje rinkelen. Hij nam aan dat iemand een verkeerd nummer had gekozen, of dat de beller dronken was, of allebei. Aangezien hij niet op de hoogte is van ons onderzoek zegt de naam Edward Vallory hem niets. Een half uur geleden werd hij gebeld door ene meneer Lazarus op Mapleshade, die zei dat een doorgaans zeer betrouwbare medewerkster niet op haar werk was verschenen en ook de telefoon niet opnam, en of Luntz, zeker met het oog op al die vreemde gebeurtenissen van de afgelopen tijd, misschien een paar agenten naar haar huis kon sturen om te kijken of alles in orde was? Toen hij haar adres noemde, Buena Vista Trail 78, besloot Luntz toch maar even zelf te gaan kijken.’

      Kline zat voorovergebogen op zijn stoel, als een sprinter in de startblokken. ‘En toen trof hij Savannah Liston dood aan?’

      ‘De achterdeur was niet op slot en Liston zat aan de keukentafel. Dezelfde opstelling als bij Jillian Perry.’

      ‘Precies dezelfde?’ vroeg Gurney.

      ‘Blijkbaar wel.’

      ‘Waar is Luntz nu?’ vroeg Kline.

      ‘In die keuken. Agenten uit Tambury zijn onderweg om de plaats delict af te zetten. Hij heeft het huis al doorzocht, heel snel, om er zeker van te zijn dat er niemand aanwezig is. Heeft niets aangeraakt.’

      ‘Heeft hij nog iets vreemds gezien?’ wilde Gurney weten.

      ‘Ja, een dingetje: een stel schoenen naast de deur. Een soort overschoenen. Klinkt dat bekend?’

      ‘Weer die schoenen, jezus. Wat is dat toch met die schoenen?’ Gurney wist door zijn toon Rodriguez’ aandacht vast te houden. ‘Hoofdinspecteur, ik weet dat het niet aan mij is om te bepalen welke middelen waar worden ingezet... maar... zou ik toch een suggestie mogen doen?’

      ‘Ga uw gang.’

      ‘Ik kan u aanraden die schoenen nu meteen naar het lab te brengen en ze te onderwerpen aan elke test die uw mensen kunnen verzinnen, al duurt het de hele nacht.’

      ‘Waar zouden ze naar moeten zoeken?’

      ‘Ik heb geen idee.’

      Rodriguez trok een gezicht, maar keek niet zo lelijk als Gurney had gevreesd. ‘Dat is een erg grote gok die nergens op is gebaseerd, Gurney.’

      ‘We zijn nu twee keer op dat soort schoenen gestuit. Voordat ze nog een keer opduiken, wil ik graag weten waarom.’

Sluit Je Ogen
Verdon-Sluit-je-ogen1.html
Verdon-Sluit-je-ogen2.html
Verdon-Sluit-je-ogen3.html
Verdon-Sluit-je-ogen4.html
Verdon-Sluit-je-ogen5.html
Verdon-Sluit-je-ogen6.html
Verdon-Sluit-je-ogen7.html
Verdon-Sluit-je-ogen8.html
Verdon-Sluit-je-ogen9.html
Verdon-Sluit-je-ogen10.html
Verdon-Sluit-je-ogen11.html
Verdon-Sluit-je-ogen12.html
Verdon-Sluit-je-ogen13.html
Verdon-Sluit-je-ogen14.html
Verdon-Sluit-je-ogen15.html
Verdon-Sluit-je-ogen16.html
Verdon-Sluit-je-ogen17.html
Verdon-Sluit-je-ogen18.html
Verdon-Sluit-je-ogen19.html
Verdon-Sluit-je-ogen20.html
Verdon-Sluit-je-ogen21.html
Verdon-Sluit-je-ogen22.html
Verdon-Sluit-je-ogen23.html
Verdon-Sluit-je-ogen24.html
Verdon-Sluit-je-ogen25.html
Verdon-Sluit-je-ogen26.html
Verdon-Sluit-je-ogen27.html
Verdon-Sluit-je-ogen28.html
Verdon-Sluit-je-ogen29.html
Verdon-Sluit-je-ogen30.html
Verdon-Sluit-je-ogen31.html
Verdon-Sluit-je-ogen32.html
Verdon-Sluit-je-ogen33.html
Verdon-Sluit-je-ogen34.html
Verdon-Sluit-je-ogen35.html
Verdon-Sluit-je-ogen36.html
Verdon-Sluit-je-ogen37.html
Verdon-Sluit-je-ogen38.html
Verdon-Sluit-je-ogen39.html
Verdon-Sluit-je-ogen40.html
Verdon-Sluit-je-ogen41.html
Verdon-Sluit-je-ogen42.html
Verdon-Sluit-je-ogen43.html
Verdon-Sluit-je-ogen44.html
Verdon-Sluit-je-ogen45.html
Verdon-Sluit-je-ogen46.html
Verdon-Sluit-je-ogen47.html
Verdon-Sluit-je-ogen48.html
Verdon-Sluit-je-ogen49.html
Verdon-Sluit-je-ogen50.html
Verdon-Sluit-je-ogen51.html
Verdon-Sluit-je-ogen52.html
Verdon-Sluit-je-ogen53.html
Verdon-Sluit-je-ogen54.html
Verdon-Sluit-je-ogen55.html
Verdon-Sluit-je-ogen56.html
Verdon-Sluit-je-ogen57.html
Verdon-Sluit-je-ogen58.html
Verdon-Sluit-je-ogen59.html
Verdon-Sluit-je-ogen60.html
Verdon-Sluit-je-ogen61.html
Verdon-Sluit-je-ogen62.html
Verdon-Sluit-je-ogen63.html
Verdon-Sluit-je-ogen64.html
Verdon-Sluit-je-ogen65.html
Verdon-Sluit-je-ogen66.html
Verdon-Sluit-je-ogen67.html
Verdon-Sluit-je-ogen68.html
Verdon-Sluit-je-ogen69.html
Verdon-Sluit-je-ogen70.html
Verdon-Sluit-je-ogen71.html
Verdon-Sluit-je-ogen72.html
Verdon-Sluit-je-ogen73.html
Verdon-Sluit-je-ogen74.html
Verdon-Sluit-je-ogen75.html
Verdon-Sluit-je-ogen76.html
Verdon-Sluit-je-ogen77.html
Verdon-Sluit-je-ogen78.html
Verdon-Sluit-je-ogen79.html
Verdon-Sluit-je-ogen80.html
Verdon-Sluit-je-ogen81.html
Verdon-Sluit-je-ogen82.html
Verdon-Sluit-je-ogen83.html
Verdon-Sluit-je-ogen84.html
Verdon-Sluit-je-ogen85.html
Verdon-Sluit-je-ogen86.html
Verdon-Sluit-je-ogen87.html
Verdon-Sluit-je-ogen88.html
Verdon-Sluit-je-ogen89.html
Verdon-Sluit-je-ogen90.html
Verdon-Sluit-je-ogen91.html