37

Het hert

De rit naar huis was een ellendige bedoening, al kon Gurney eerst niet zeggen waarom. Hij was afgeleid maar zocht tegelijkertijd naar afleiding, die hij niet kon vinden. De radiozenders waren allemaal even erg. Muziek die niet bij zijn stemming paste klonk bespottelijk, maar muziek die zijn ge­voelens wel weergaf, maakte hem alleen maar somberder. Elke menselijke stem leek hem te irriteren door stompzinnigheid of inhaligheid of een combinatie daarvan. Bij elke reclamespot had hij zin om ‘Vuile leugenaars!’ te roepen.

      Nadat hij de radio had uitgezet, kon hij zich weer op de weg concentreren: op de verwaarloosde dorpjes, de dode en stervende boerderijen en de giftige economische wortels die de arme stadjes op het platteland voor de neus werden gehouden door bedrijven die naar gas wilden boren.

      God nog aan toe, wat had hij een pesthumeur.

      Waarom?

      Hij liet zijn gedachten over de bespreking gaan, zich afvragend waar ze zouden blijven hangen.

      Bij Ellen Rackoff, natuurlijk, in kasjmier. Die geen enkele moeite deed enige onschuld uit te stralen en even warm en gezellig was als een slang. Juist het gevaar maakte deel uit van de aantrekkingskracht.

      In het eerste verslag over de plaats delict, samengevat door inspecteur Anderson, had de moord nog het meeste op een professionele afrekening geleken: zelfs de sifons onder de gootsteen in de keuken en de wasbak in de badkamer waren schoongemaakt.

      De overeenkomsten tussen de verdwenen leerlingen: de ruzies met hun ouders, hun buitensporige verzoeken die beslist zouden worden afgewezen, hun eerdere contacten met Hector, Karnala Fashion en de ongrijpbare foto­graaf Alessandro.

      Jack Hardwicks kille vaststelling: de kans is groot dat ze inmiddels dood zijn.

      Rodriguez’ persoonlijke leed, als vader van een dochter met problemen, weerspiegeld in en versterkt door de mogelijke gruwelen van de zaak waarover hij zich diende te buigen.

      Gurney hoorde zijn schorre stem in gedachten even duidelijk alsof de ander naast hem in de auto zat. Het geluid van een man die tot het uiterste gespannen was, als een te klein elastiekje dat nooit alles kon bevatten wat het bijeen moest houden – een man die van nature niet flexibel genoeg was om de onverwachte toevalligheden in zijn eigen leven te kunnen aanvaarden.

      Dat zette Gurney aan het denken: bestonden die wel, toevalligheden? Zijn we niet zelf verantwoordelijk voor de situaties waarin we verzeild raken, al dan niet onbewust? Ligt het niet aan onze eigen keuzes en prioriteiten? Een gevoel van misselijkheid welde in hem op, en opeens besefte hij waarom. Hij zag de overeenkomsten tussen Rodriguez en hemzelf: de politieman die geobsedeerd was door zijn carrière en geen idee had hoe hij vader moest zijn.

      En toen – alsof dat vreselijke besef nog niet genoeg was, alsof een of andere kwaadaardige god een gebeurtenis had afgedwongen die perfect bij zijn botsende emoties paste – raakte hij het hert.

      Hij was net het bord met WELKOM IN BROWNVILLE gepasseerd. Er was geen dorp, alleen de overwoekerde resten van een boerderij langs de rivier aan zijn linkerhand en een beboste helling aan zijn rechter. Een hinde van gemiddelde grootte was het bos uit gelopen, had even geaarzeld en was toen in volle vaart de weg overgestoken, zo ver voor hem dat hij niet eens had hoeven remmen. Maar toen was haar kalf haar gevolgd en was het te laat om nog te remmen, en hoewel hij een ruk aan het stuur had gegeven en zo ver als hij kon naar links was gezwenkt, had hij een vreselijke klap gehoord en gevoeld.

      Hij reed de berm in en zette zijn auto stil. Hij keek in de achteruitkijkspiegel, in de hoop dat dit een van die fortuinlijke botsingen was waarbij een opvallend veerkrachtig hert gewoon opstond en met slechts oppervlakkige verwondingen het bos in rende. Maar dat was niet zo. Ongeveer honderd meter achter hem lag een klein bruin lijfje uitgestrekt langs de rand van de greppel naast de weg.

      Hij stapte uit en liep terug door de berm, zich vastklampend aan de ijdele hoop dat het kalf alleen maar verdoofd was en elk moment overeind kon krabbelen. Maar toen hij dichterbij kwam en het verdraaide kopje en de lege blik in de open ogen zag, vervloog die hoop onmiddellijk. Hij bleef staan en keek hulpeloos om zich heen. Hij zag de hinde op de akker van de vervallen boerderij staan, kijkend, wachtend, zonder te bewegen.

      Hij kon helemaal niets doen.

      Hij kon zich niet herinneren dat hij was teruggelopen naar zijn auto, maar nu zat hij daar, zijn ademhaling onderbroken door korte snikken. Hij was al halverwege de rit naar Walnut Crossing toen hij bedacht dat hij moest kijken of hij schade aan de voorkant van zijn auto had, maar zelfs toen reed hij verder, verteerd door schuldgevoel, met als enige verlangen thuis te komen.

Sluit Je Ogen
Verdon-Sluit-je-ogen1.html
Verdon-Sluit-je-ogen2.html
Verdon-Sluit-je-ogen3.html
Verdon-Sluit-je-ogen4.html
Verdon-Sluit-je-ogen5.html
Verdon-Sluit-je-ogen6.html
Verdon-Sluit-je-ogen7.html
Verdon-Sluit-je-ogen8.html
Verdon-Sluit-je-ogen9.html
Verdon-Sluit-je-ogen10.html
Verdon-Sluit-je-ogen11.html
Verdon-Sluit-je-ogen12.html
Verdon-Sluit-je-ogen13.html
Verdon-Sluit-je-ogen14.html
Verdon-Sluit-je-ogen15.html
Verdon-Sluit-je-ogen16.html
Verdon-Sluit-je-ogen17.html
Verdon-Sluit-je-ogen18.html
Verdon-Sluit-je-ogen19.html
Verdon-Sluit-je-ogen20.html
Verdon-Sluit-je-ogen21.html
Verdon-Sluit-je-ogen22.html
Verdon-Sluit-je-ogen23.html
Verdon-Sluit-je-ogen24.html
Verdon-Sluit-je-ogen25.html
Verdon-Sluit-je-ogen26.html
Verdon-Sluit-je-ogen27.html
Verdon-Sluit-je-ogen28.html
Verdon-Sluit-je-ogen29.html
Verdon-Sluit-je-ogen30.html
Verdon-Sluit-je-ogen31.html
Verdon-Sluit-je-ogen32.html
Verdon-Sluit-je-ogen33.html
Verdon-Sluit-je-ogen34.html
Verdon-Sluit-je-ogen35.html
Verdon-Sluit-je-ogen36.html
Verdon-Sluit-je-ogen37.html
Verdon-Sluit-je-ogen38.html
Verdon-Sluit-je-ogen39.html
Verdon-Sluit-je-ogen40.html
Verdon-Sluit-je-ogen41.html
Verdon-Sluit-je-ogen42.html
Verdon-Sluit-je-ogen43.html
Verdon-Sluit-je-ogen44.html
Verdon-Sluit-je-ogen45.html
Verdon-Sluit-je-ogen46.html
Verdon-Sluit-je-ogen47.html
Verdon-Sluit-je-ogen48.html
Verdon-Sluit-je-ogen49.html
Verdon-Sluit-je-ogen50.html
Verdon-Sluit-je-ogen51.html
Verdon-Sluit-je-ogen52.html
Verdon-Sluit-je-ogen53.html
Verdon-Sluit-je-ogen54.html
Verdon-Sluit-je-ogen55.html
Verdon-Sluit-je-ogen56.html
Verdon-Sluit-je-ogen57.html
Verdon-Sluit-je-ogen58.html
Verdon-Sluit-je-ogen59.html
Verdon-Sluit-je-ogen60.html
Verdon-Sluit-je-ogen61.html
Verdon-Sluit-je-ogen62.html
Verdon-Sluit-je-ogen63.html
Verdon-Sluit-je-ogen64.html
Verdon-Sluit-je-ogen65.html
Verdon-Sluit-je-ogen66.html
Verdon-Sluit-je-ogen67.html
Verdon-Sluit-je-ogen68.html
Verdon-Sluit-je-ogen69.html
Verdon-Sluit-je-ogen70.html
Verdon-Sluit-je-ogen71.html
Verdon-Sluit-je-ogen72.html
Verdon-Sluit-je-ogen73.html
Verdon-Sluit-je-ogen74.html
Verdon-Sluit-je-ogen75.html
Verdon-Sluit-je-ogen76.html
Verdon-Sluit-je-ogen77.html
Verdon-Sluit-je-ogen78.html
Verdon-Sluit-je-ogen79.html
Verdon-Sluit-je-ogen80.html
Verdon-Sluit-je-ogen81.html
Verdon-Sluit-je-ogen82.html
Verdon-Sluit-je-ogen83.html
Verdon-Sluit-je-ogen84.html
Verdon-Sluit-je-ogen85.html
Verdon-Sluit-je-ogen86.html
Verdon-Sluit-je-ogen87.html
Verdon-Sluit-je-ogen88.html
Verdon-Sluit-je-ogen89.html
Verdon-Sluit-je-ogen90.html
Verdon-Sluit-je-ogen91.html