45

Een nieuwsgierige hond

Het politiebureau van het negentiende district lag slechts een paar straten verder, aan East Sixty-seventh Street, en Gurney nam in gedachten het lijstje door met namen van collega’s die hij daar kende. Minstens een stuk of vijf, zes rechercheurs, van wie hij er twee goed genoeg kende om hun om een ongewone gunst te vragen. En vingerafdrukken afnemen van een gestolen borrelglaasje en die vergelijken met de FBI-database viel beslist in de categorie ‘ongebruikelijk’. Normaal gesproken was daar een dossiernummer voor nodig, en hij zou een reden moeten verzinnen waarom hij dat niet had. Hij had geen zin uit te leggen waarom hij meer over zijn gastheer wilde weten, maar hij wilde evenmin een leugentje verzinnen dat hem later in de problemen kon brengen.

      Hij besloot dat hij een andere manier moest bedenken om het glas te laten onderzoeken. Hij legde het voorzichtig in het vakje van zijn dashboard, legde zijn mobieltje naast zich op de stoel en vertrok in de richting van de George Washington Bridge.

      Het eerste telefoontje dat hij pleegde, was naar Sonya Reynolds.

      ‘Jezus, waar heb jij gezeten? Wat heb jij de hele middag gedaan?’ Ze klonk kwaad, nerveus en volslagen onwetend van wat er die dag was gebeurd. Dat vond hij geruststellend.

      ‘Goede vragen. Ik weet op geen van beide het antwoord.’

      ‘Wat is er gebeurd? Waar heb je het over?’

      ‘Hoeveel weet je van Jay Jykynstyl?’

      ‘Waar gaat dit over? Wat is er gebeurd?’

      ‘Dat weet ik niet. Niets goeds.’

      ‘Ik snap er niets van.’

      ‘Hoeveel weet je van Jykynstyl?’

      ‘Wat er in de kunstbladen staat. Een grote koper, erg kieskeurig. Hij is van grote financiële invloed op de markt. Blijft graag anoniem. Staat niet toe dat hij wordt gefotografeerd. Schept graag verwarring waar het zijn persoonlijk leven betreft en houdt zelfs zijn woonplaats geheim. Het is niet bekend of hij hetero of homo is. Hoe meer verwarring, des te fijner hij het vindt. Geobsedeerd door zijn privacy.’

      ‘Dus je had hem nooit ontmoet en je had nooit een foto van hem gezien totdat hij op een dag in je galerie stond en zei dat hij mijn werk wilde kopen?’

      ‘Waar heb je het over?’

      ‘Hoe weet je dat de man met wie je hebt gesproken Jay Jykynstyl is? Omdat hij dat zei?’

      ‘Nee, precies het tegenovergestelde.’

      ‘Omdat hij zei dat hij níét Jay Jykynstyl heette?’

      ‘Hij zei dat hij Jay heette. Gewoon Jay.’

      ‘Dus hoe...’

      ‘Ik bleef doorvragen en zei dat het erg moeilijk zou worden om zaken te doen met iemand van wie ik alleen de voornaam kende en dat het bespottelijk was dat ik niet wist met wie ik te doen had als het om zo veel geld ging.’

      ‘En toen zei hij...’

      ‘Javits. Hij zei dat hij Jay Javits heette.’

      ‘Net als Jacob Javits? Die vroegere senator?’

      ‘Ja, maar hij zei het een beetje vreemd, alsof de naam net bij hem was opgekomen. Alsof hij het idee had dat hij toch iets moest zeggen omdat ik zo had aangedrongen. Dave, kun je in godsnaam vertellen wat er aan de hand is? Ik wil nu weten wat er vandaag is gebeurd.’

      ‘Ik denk dat... dat duidelijk geworden is dat dit allemaal één groot lulverhaal was. Ik denk dat iemand me heeft gedrogeerd en dat de lunch een vorm van bedrog was die niets met mijn kunstwerken te maken had.’

      ‘Wat belachelijk.’

      ‘Om nog even terug te komen op de identiteit van die vent... Hij zei dus dat hij Jay Javits heette en jij trok daaruit de conclusie dat hij Jay Jykynstyl heette?’

      ‘Nee, zo ging het niet, doe niet zo stom. Tijdens het gesprek hadden we het erover hoe mooi het meer was, en hij zei dat hij het vanuit het raam van zijn kamer kon zien, dus ik vroeg hem waar hij zat, en hij zei dat hij in een heel mooi hotelletje verbleef, alsof hij niet precies wilde zeggen waar. Dus later heb ik de Huntington Inn gebeld, het duurste hotel aan het meer, en vroeg ik of daar een Jay Javits logeerde. Eerst begreep de receptionist me niet, en toen vroeg hij of ik de naam misschien verkeerd had verstaan. Dat kan, zei ik, ik word een dagje ouder en hoor niet meer zo goed en dan versta ik soms geen namen. Ik probeerde zo zielig mogelijk te klinken.’

      ‘En je denkt dat je daarin bent geslaagd?’

      ‘Dat moet wel, want hij zei: ‘‘Bent u misschien op zoek naar een zekere meneer Jykynstyl?’’ Ik vroeg of hij die naam kon spellen, en dat deed hij, en het was duidelijk dat het dezelfde man was die naar de galerie was gekomen. Dus snap je, hij wilde niet dat ik zou weten wie hij was, maar ik ben er toch achtergekomen.’

      Gurney zweeg. Het leek hem logischer dat Sonya zo voor het lapje was gehouden dat ze zou geloven dit het Jykynstyl was geweest en geen moment aan haar conclusie zou twijfelen. Het bedrog was zo subtiel en bedreven dat het ronduit verontrustend was.

      ‘Ben je er nog, David?’

      ‘Ik moet nog even een paar mensen bellen, en daarna bel ik je terug.’

      ‘Ik weet nog steeds niet wat er is gebeurd.’

      ‘Dat weet ik zelf ook niet, behalve dan dat iemand tegen me heeft gelogen, me heeft gedrogeerd, me bewusteloos door de stad heeft gereden en heeft bedreigd. Ik heb geen idee wie het was, of waarom diegene dat heeft gedaan. Ik doe mijn best om erachter te komen, en dat zal me lukken ook.’ Het optimisme in die laatste vijf woorden had weinig te maken met de woede, angst en verwarring die hij voelde. Hij beloofde haar terug te bellen.

      Zijn volgende telefoontje was naar Madeleine. Hij belde zonder eerst te kijken hoe laat het was of te bedenken wat hij tegen haar moest zeggen. Pas toen ze met een slaperige stem opnam, keek hij naar het klokje op het dashboard en zag hij dat het vier minuten over tien was.

      ‘Ik vroeg me al af wanneer je eindelijk zou bellen,’ zei ze. ‘Is alles goed?’

      ‘Ja, hoor. Sorry dat ik niet eerder heb gebeld. Het was vanmiddag een beetje een gekkenhuis.’

      ‘Hoe bedoel je, een gekkenhuis?’

      ‘O, met mij is alles goed, hoor, ik ben alleen betrokken geraakt bij iets wat een beetje wonderlijk is.’

      ‘Een beetje?’

      ‘Ik weet het nog niet precies, maar het lijkt erop dat die Jykynstyl een of andere bedrieger is. Ik ben op zoek naar meer informatie.’

      ‘Wat is er gebeurd?’ Ze was opeens klaarwakker en sprak met een uiterst kalme stem die haar bezorgdheid zowel maskeerde als tot uiting bracht.

      Hij wist dat hij kon kiezen. Hij kon alles vertellen wat hij wist en vreesde, ongeacht het effect dat het op haar zou hebben. Of hij kon een minder volledig, minder verontrustend beeld schetsen. Hij koos voor het laatste, en zei tegen zichzelf dat hij haar alles zou vertellen zodra hij zelf wist wat er aan de hand was.

      ‘Ik begon me tijdens de lunch niet zo lekker te voelen, en later, in de auto, kon ik me niet goed meer herinneren waar we over hadden gesproken.’ Hij zei tegen zichzelf dat dit de waarheid was, zij het in uitgeklede vorm.

      ‘Dat klinkt alsof je dronken was.’ Haar stem klonk eerder vragend dan assertief.

      ‘Misschien wel. Maar... ik ben er niet zeker van.’

      ‘Denk je dat iemand je heeft gedrogeerd?’

      ‘Dat is een van de mogelijkheden die ik overweeg, ja. Ook al slaat dat nergens op. Maar goed, ik heb een kijkje genomen op dat adres, en het enige wat ik zeker weet, is dat er iets heel vreemds aan de hand is. En dat het bod van honderdduizend dollar vrijwel zeker nep is. Maar ik belde eigenlijk om te zeggen dat ik nu uit Manhattan vertrek en dat ik over tweeënhalf uur thuis hoop te zijn. Het spijt me dat ik niet eerder heb gebeld.’

      ‘Rij voorzichtig.’

      ‘Tot gauw. Ik hou van je.’

      Hij miste bijna de laatste afrit van de Harlem River Drive naar de George Washington Bridge. Na een snelle blik naar rechts schoot hij de afrit op en reed de brug op. Ergens achter hem klonk een geërgerde claxon.

      Het was te laat om Kline te bellen. Maar als Hardwick inderdaad weer op de zaak zat, wist hij misschien iets over het onderzoek naar Karnala Fashion en de opmerking die Kline over de familie Skard had gemaakt. Met een beetje geluk was Hardwick nog wakker, nam hij op en zou hij willen praten.

      Hij had wat alle drie die dingen betreft gelijk.

      ‘Wat is er, Sherlock? Kon je niet tot morgen wachten om me te feliciteren met mijn terugkeer?’

      ‘Gefeliciteerd.’

      ‘Blijkbaar heb jij iedereen laten geloven dat die meiden van Mapleshade bij bosjes dood neervallen en dat de hele wereld nu moet worden verhoord. Daardoor is er zo veel mankracht nodig dat Rodriguez me wel terug moest laten komen. Hij knalde bijna uit elkaar van woede.’

      ‘Ik ben blij dat je weer op de zaak zit. Ik heb een paar vragen voor je.’

      ‘Over Fikkie?’

      ‘Wat?’

      ‘Die hond die Kiki Muller heeft opgegraven.’

      ‘Wat? Jezus, Jack, waar heb je het over?’

      ‘Over die nieuwsgierige hond van Marian Eliot. Heb je dat nog niet gehoord?’

      ‘Nee, vertel eens.’

      ‘Ze was aan het werk in haar rozentuin, met Melpomene aan een boom gebonden.’

      ‘Wie?’

      ‘Die airdale. Die heet Melpomene. Een bijzonder ontwikkelde teef. Maar goed, op de een of manier weet Melpomene haar riem los te maken. Ze zwerft wat rond, komt achter het huis van Muller terecht, begint achter het schuurtje te graven. Tegen de tijd dat de oude dame Eliot aan komt lopen en haar wil pakken, heeft Melpomene al een aardig gat gegraven. En dan ziet de oude dame iets liggen. Je raadt nooit wat.’

      ‘God nog aan toe, Jack, vertel gewoon je verhaal.’

      ‘Ze dácht dat het een van haar tuinhandschoenen was.’

      ‘Jezus, Jack...’

      ‘Denk eens even goed na. Wat lijkt er op een handschoen?’

      ‘Jack...’

      ‘Een deels verteerde hand.’

      ‘En die hand zat vast aan het lichaam van Kiki Muller, de vrouw die volgens iedereen is weggelopen met Hector Flores?’

      ‘De enige echte.’

      Gurney zweeg ongeveer vijf seconden lang.

      ‘Gaan de radertjes weer draaien, Sherlock? Ben je weer aan het deduceren, concluderen, of wat het ook is wat je altijd doet?’

      ‘Hoe reageerde de man van Kiki hierop?’

      ‘Gekke Carl? De machinist onder de kerstboom? Helemaal geen reactie. Ik denk dat zijn psych hem zo veel kalmeringsmiddelen heeft gegeven dat hij niet eens meer kán reageren. Het is godverdomme net een zombie. Of hij kan verrekte goed toneelspelen.’

      ‘Is er al iets bekend over de doodsoorzaak of het tijdstip van overlijden?’

      ‘Ze hebben haar vanmorgen pas opgegraven. Maar het is duidelijk dat ze er al een tijdje lag. Misschien een paar maanden, dus dat zou rond het tijdstip van Hectors verdwijning kunnen zijn.’

      ‘En de doodsoorzaak?’

      ‘De forensisch arts heeft nog niets officieel op papier gezet, maar op grond van mijn eigen observaties durf ik wel een gokje te wagen.’

      Hardwick zweeg. Gurney klemde zijn kaken opeen. Hij wist wat er ging komen.

      ‘Ik denk dat haar dood iets te maken heeft met het feit dat haar hoofd was afgehakt.’

Sluit Je Ogen
Verdon-Sluit-je-ogen1.html
Verdon-Sluit-je-ogen2.html
Verdon-Sluit-je-ogen3.html
Verdon-Sluit-je-ogen4.html
Verdon-Sluit-je-ogen5.html
Verdon-Sluit-je-ogen6.html
Verdon-Sluit-je-ogen7.html
Verdon-Sluit-je-ogen8.html
Verdon-Sluit-je-ogen9.html
Verdon-Sluit-je-ogen10.html
Verdon-Sluit-je-ogen11.html
Verdon-Sluit-je-ogen12.html
Verdon-Sluit-je-ogen13.html
Verdon-Sluit-je-ogen14.html
Verdon-Sluit-je-ogen15.html
Verdon-Sluit-je-ogen16.html
Verdon-Sluit-je-ogen17.html
Verdon-Sluit-je-ogen18.html
Verdon-Sluit-je-ogen19.html
Verdon-Sluit-je-ogen20.html
Verdon-Sluit-je-ogen21.html
Verdon-Sluit-je-ogen22.html
Verdon-Sluit-je-ogen23.html
Verdon-Sluit-je-ogen24.html
Verdon-Sluit-je-ogen25.html
Verdon-Sluit-je-ogen26.html
Verdon-Sluit-je-ogen27.html
Verdon-Sluit-je-ogen28.html
Verdon-Sluit-je-ogen29.html
Verdon-Sluit-je-ogen30.html
Verdon-Sluit-je-ogen31.html
Verdon-Sluit-je-ogen32.html
Verdon-Sluit-je-ogen33.html
Verdon-Sluit-je-ogen34.html
Verdon-Sluit-je-ogen35.html
Verdon-Sluit-je-ogen36.html
Verdon-Sluit-je-ogen37.html
Verdon-Sluit-je-ogen38.html
Verdon-Sluit-je-ogen39.html
Verdon-Sluit-je-ogen40.html
Verdon-Sluit-je-ogen41.html
Verdon-Sluit-je-ogen42.html
Verdon-Sluit-je-ogen43.html
Verdon-Sluit-je-ogen44.html
Verdon-Sluit-je-ogen45.html
Verdon-Sluit-je-ogen46.html
Verdon-Sluit-je-ogen47.html
Verdon-Sluit-je-ogen48.html
Verdon-Sluit-je-ogen49.html
Verdon-Sluit-je-ogen50.html
Verdon-Sluit-je-ogen51.html
Verdon-Sluit-je-ogen52.html
Verdon-Sluit-je-ogen53.html
Verdon-Sluit-je-ogen54.html
Verdon-Sluit-je-ogen55.html
Verdon-Sluit-je-ogen56.html
Verdon-Sluit-je-ogen57.html
Verdon-Sluit-je-ogen58.html
Verdon-Sluit-je-ogen59.html
Verdon-Sluit-je-ogen60.html
Verdon-Sluit-je-ogen61.html
Verdon-Sluit-je-ogen62.html
Verdon-Sluit-je-ogen63.html
Verdon-Sluit-je-ogen64.html
Verdon-Sluit-je-ogen65.html
Verdon-Sluit-je-ogen66.html
Verdon-Sluit-je-ogen67.html
Verdon-Sluit-je-ogen68.html
Verdon-Sluit-je-ogen69.html
Verdon-Sluit-je-ogen70.html
Verdon-Sluit-je-ogen71.html
Verdon-Sluit-je-ogen72.html
Verdon-Sluit-je-ogen73.html
Verdon-Sluit-je-ogen74.html
Verdon-Sluit-je-ogen75.html
Verdon-Sluit-je-ogen76.html
Verdon-Sluit-je-ogen77.html
Verdon-Sluit-je-ogen78.html
Verdon-Sluit-je-ogen79.html
Verdon-Sluit-je-ogen80.html
Verdon-Sluit-je-ogen81.html
Verdon-Sluit-je-ogen82.html
Verdon-Sluit-je-ogen83.html
Verdon-Sluit-je-ogen84.html
Verdon-Sluit-je-ogen85.html
Verdon-Sluit-je-ogen86.html
Verdon-Sluit-je-ogen87.html
Verdon-Sluit-je-ogen88.html
Verdon-Sluit-je-ogen89.html
Verdon-Sluit-je-ogen90.html
Verdon-Sluit-je-ogen91.html