Hoofdstuk 12
Hij had geen oog dichtgedaan. Kit staarde naar het raam, de eerste tekenen van daglicht piepten door de dunne gordijnen. De zon kwam vroeg op in deze tijd van het jaar. Als jongens waren Euan en hij vaak al vroeg op pad, vastbesloten om zo veel mogelijk te genieten van de lange zomerdagen.
Maddison lag als een tevreden kitten zacht en warm tegen hem aan. Hij verschoof voorzichtig, om haar niet wakker te maken. Ze mompelde en draaide zich om, waarbij het laken van haar schouder afgleed. Hij zou haar wakker kunnen kussen…
Kit glipte uit bed en pakte zijn kleren. Als hij haar wakker maakte, zou hij de liefde met haar willen bedrijven en dat zou fantastisch zijn, maar dan kon hij niet meer nadenken over wat ze gisteren had gezegd. Hij moest de situatie eindelijk onder ogen zien – en dat ging niet lukken met een naakte Maddison onder handbereik.
Het klonk allemaal volkomen logisch. Hij dacht dat hij zichzelf strafte door weg te blijven, maar hij liep alleen maar weg voor zijn problemen. Hij moest thuiskomen, in ieder geval een deel van zijn tijd. Er rustte een taak op hem, nu hij Master van Kilcanon was. Businessplannen aan zijn vader voorleggen was niet genoeg, hij moest zorgen voor kapitaal, voor mankracht, voor kennis. Hij moest de nagedachtenis van zijn broer vieren door er deel van uit te maken.
Maddison ging weer verliggen en het laken gleed wat verder van haar af. Kit stond te staren, zijn mond voelde droog aan. Grappig dat hij haar pas een paar weken kende, en dat ze hem in het begin helemaal niet was opgevallen. Ze zag er zo anders uit als ze sliep: zachter, liever, kwetsbaarder.
Maar ze was ook kwetsbaar, realiseerde hij zich. Haar efficiënte uiterlijk was niets meer dan een zorgvuldig opgebouwde rol; in haar hart was Maddison Carter een klein meisje op zoek naar geluk. Wat wilde ze ook alweer? Prom queens en zomers aan zee en picknicks en Thanksgiving? Hij moest er niet aan denken.
Kit trok een gezicht. Waar was hij mee bezig? Ze werkte voor hem en hij was geen prins op het witte paard. Hij kon haar een paar leuke weken bieden, maar geen schommelbank op de veranda, geen vier kinderen, geen picknicks. Hij moest zijn eigen leven weer op de rails krijgen; hij wist nog niet eens waar hij over drie maanden zou wonen, laat staan over drie jaar, of dertig jaar. Hij kon haar niet eens drie maanden beloven, hij zou niet weten hoe.
En Maddison had behoefte aan zekerheid, zoals andere mensen behoefte hadden aan lucht.
Misschien zocht ze bij hem geen zekerheid. Misschien was ze gelukkig met de huidige situatie, maar hij kon het risico niet nemen. Hij wilde haar geen pijn doen. Of zichzelf, fluisterde een stemmetje; hij moest niet te veel wennen aan haar aanwezigheid. Ze ging binnenkort weer weg, op zoek naar de toekomst die ze verdiende. Dit, wat het ook was, was veel te snel gegroeid, veel te heftig. Hij balde zijn handen tot vuisten. Hij moest vandaag veel moeilijke beslissingen nemen, maar deze was simpel. Hij moest afstand nemen van Maddison Carter – dat was het beste wat hij voor haar kon doen.
Maddison werd met een schok wakker. Even wist ze niet waar ze was, waarom ze zich zo heerlijk voelde: beurs, voldaan, tevreden. De zon scheen door de flinterdunne gordijnen. Ze liet zich in de zachte kussens zakken en dacht aan de afgelopen nacht. Zo was seks nooit eerder geweest. Nooit zo intens, zo overweldigend. Ze was nog nooit zo volledig in iemand opgegaan.
Ze ging overeind zitten, met bonzend hart.
Wat had ze gedaan? Om je zo over te geven aan iemand anders, zonder garanties dat de woorden en aanrakingen, de intimiteit, ergens toe zouden leiden. Ze had al haar eigen regels overtreden. Maddison balde haar handen tot vuisten toen ze terugkeerde tot de harde realiteit.
Oké, de afgelopen nacht was het om een combinatie van emoties en seks gegaan, meer niet. Daarom was het zo intens geweest. Zo overweldigend. Zo ontzettend lekker… Ze voelde nog de adrenalinekick van haar eigen biecht. Het was niet gemakkelijk geweest om zich bloot te geven, om iemand toe te laten. Om haar eigen gebreken onder ogen te zien. Seks was een soort pleister, om de pijn weg te nemen. Maar toen had Kit haar overklast met zijn eigen geheimen, hij had met zijn eigen demonen geworsteld.
Geen wonder dat hun vrijpartij zo heftig was geweest, ze zochten allebei vergetelheid en vergeving in elkaars aanrakingen. Maar meer was het niet. Dat mocht niet.
Maddison strekte een arm en voelde de andere kant van het bed. Die was koud; Kit moest al een tijdje weg zijn. Ze pakte haar telefoon van het nachtkastje. Het was nog vroeg, nog niet eens zeven uur. Ze keek om zich heen; geen briefje, geen enkel teken van hem.
Het voelde koud in haar borst en de pijn die ze voelde was nu niet meer zoet. Ze voelde zich nu ineens weer kwetsbaar.
Wat als hij er spijt van had? Niet alleen van de seks, maar van zijn emotionele eerlijkheid? Wat als hij het beschouwde als een grote vergissing? Ze zou hem nooit alle touwtjes in handen geven; ze zou zich nooit kwetsbaar opstellen. Ze moest haar verdedigingswal weer oprichten.
Maddison douchte zich snel en kleedde zich mechanisch aan, haar pantser laagje voor laagje opbouwend. Een pantser werkte preventief en beschermend. Het hielp om weer een dag te overleven. En het feit dat ze dacht dat ze het nodig had, zei genoeg: ze had Kit te dichtbij laten komen, te diep, te snel, te intens. En ze vertrouwde er niet op dat hij haar geen pijn zou doen.
Ze vertrouwde zichzelf niet dat ze dat niet zou toelaten.
Ze ging in de stoel bij het raam zitten en staarde naar het schitterende uitzicht, in tinten blauw, groen en zilver. Het was een plaatje en ze kreeg er nooit genoeg van, de lucht en de zee die constant in beweging waren. In de verte stortte een jan-van-gent zich roekeloos in de golven. Zo roekeloos was zij ook geweest. Ze had zich in de intimiteit gestort, zonder aan de dag van morgen te denken. Zou ze, net als de jan-van-gent, weer boven komen zonder resultaat?
Ze moest beter weten. Hoe vaak had haar moeder niet gezegd dat ze nú de ware had gevonden? De man die hen zou redden. Die hen een thuis zou geven, een gezin. Tanya Carter ging er elke keer helemaal voor, ze gaf zich over als een offerlam, om zich later af te vragen waarom ze steeds opnieuw gedesillusioneerd met een gebroken hart achterbleef. Maddison had al vroeg geleerd dat je je hart moest afsluiten, dat je niemand binnenliet in je ziel en dat je altijd als overwinnaar uit de strijd moest komen.
Maar wat had ze daarmee bereikt? Ze had Bart niet toegelaten in haar hart en hij had haar verlaten – waarna ze zich in een slecht doordachte flirt had gestort. Ze had geweten dat Kit gevaarlijk was, maar had overmoedig gedacht dat ze onoverwinnelijk was, dat ze hem wel aan kon. En wat was er gebeurd? Ze had Kit veel te dichtbij laten komen.
De pijn in haar borst groeide. Ze was het alleenzijn zo moe, dat was alles. Ze was klaar voor het nog lang en gelukkig. Geen omwegen meer.
Maar was ze er echt klaar voor? Maddison zuchtte, keek over zee zonder iets te zien. Deze laatste paar weken hadden haar uit balans gebracht, hadden al haar plannen in de war geschopt. Wilde ze echt proberen Bart terug te winnen? Ze probeerde het voor zich te zien, maar het beeld werd niet helder. Nee, ze wilde meer dan een liefdeloos verstandshuwelijk. Wilde ze zich helemaal op haar carrière storten? Daarin had ze wel succes, maar wat als ze de ware nooit ontmoette? Straks was ze vijftig, alleen en kinderloos.
Ze wilde het allemaal. Ze zag het gezicht van Kit voor zich, een geamuseerde glimlach om zijn mond, een lach in zijn blauwe ogen. Maddisons mond vertrok. Had ze dan niets geleerd? Hij was hier niet eens. Haar hart begon pijnlijk te bonzen, haar herinnerend aan het feit dat ze weer alleen was.
Misschien moest ze achteromkijken, voordat ze vooruitkeek. Misschien moest ze onder ogen zien wie ze was, wie ze was geweest. Misschien dat ze dan de antwoorden vond waarnaar ze op zoek was.
Ze keek weer hoe laat het was. Halfacht. Ze kon wel een kop koffie gebruiken, om de pijn in haar hoofd en borst te verjagen. Hoe zat het eigenlijk met de ontbijtetiquette in een kasteel? Ze verwachtte geen dienstmaagd met een dienblad. Ze moest maar op zoek gaan naar de keuken. Als ze eerst maar een plan had, dan voelde ze zich vast beter.
Resoluut stond Maddison op, maar voordat ze een stap had gezet, zwaaide de deur open. Daar stond Kit, helemaal gekleed, donkere kringen om zijn ogen, ongeschoren. Hij zag eruit alsof hij helemaal niet geslapen had. Maddisons hart ging sneller kloppen, een combinatie van adrenaline en angst. Zijn mond stond strak.
‘Ik heb koffie voor je.’ Ze pakte de grote mok dankbaar van hem aan en hield hem tussen haar handen, moed puttend uit de warme gloed.
‘Bedankt, ik wilde net op zoek gaan naar de keuken, maar ik had geen bolletje garen om de weg terug te kunnen vinden.’ Ze hield de toon bewust luchtig en zag hoe iets van de spanning van hem afviel. ‘Het is een prachtige dag. Dat is eigenlijk jammer, want ik zou graag wat meer van de omgeving zien. Ik heb er nog niet meer dan een glimp van opgevangen, maar ik moet echt terug naar Londen.’
Hij had vast door dat het een leugen was. Hij wist dat ze bijna niemand kende in Londen, dat ze haar tijd doorbracht met werk, helpen met de speurtochten, of alleen op de bank met een afhaalmaaltijd. Maar hij zei er niets van. Dat had ze ook niet verwacht, maar ze was toch teleurgesteld. ‘Ik dacht erover om hier nog een paar dagen te blijven.’
Ík, niet wij. Niet onverwacht. ‘Goed idee.’
‘Ik ben vanochtend met mijn vader gaan vissen. We hebben nog veel te bespreken. Over de toekomst van het landgoed. Mijn rol daarin.’
‘Kit,’ zei ze voorzichtig. ‘Je bent mij geen uitleg verschuldigd.’
Hij ging door, alsof ze niets gezegd had. ‘Maar ik vind het vervelend dat je alleen terug moet reizen. Ik heb een taxi geregeld die je naar Glasgow brengt, en een businessclass ticket naar Londen. Om je te bedanken dat je met me meegegaan bent.’
‘Dat had je niet hoeven doen.’
‘Wel.’ Zijn mond trok scheef. ‘Je hebt alweer je weekend opgegeven. Dat was erg aardig.’
‘Nou, bedankt dan.’ Ze nam een slok van de gloeiend hete koffie, de pijn leidde haar af van hun zogenaamd beleefde gesprek. ‘Ik meende wat ik zei gisteren, ik ben Camilla niet. We hebben elkaar niets beloofd en ik ben niet iemand die bij elke kus meteen bruidsklokken hoort.’
‘Behalve als je het gepland hebt.’ Ze zag iets van warmte in zijn ogen, en ze wilde dat vasthouden, het oprakelen, maar ze verschool zich achter haar waardigheid.
‘Je kent me, ik heb altijd een plan.’ En dat, realiseerde ze zich, was wat ze zo moeilijk los kon laten. Hij kende haar. Misschien nog beter dan zijzelf. Beter dan wie ook. En dat was niet genoeg voor hem. Zij was niet genoeg.
Ze had hem geholpen om wat van zijn schuld weg te nemen, om zijn last te verlichten, om hem te laten zien dat hij het waard was. Misschien had ze de weg gebaand voor iemand met meer zelfvertrouwen, iemand die geen problemen had met afwijzing, iemand die wist wat ze waard was. En natuurlijk deed dat pijn, maar dat was ook goed, toch? Ze gaf om hem; hij was haar vriend en hij verdiende het geluk.
En hij had voor haar hetzelfde gedaan. De afgelopen weken wás ze gelukkig geweest. Hij had haar het gereedschap aangereikt om zichzelf te bevrijden; nu moest ze het nog gebruiken. Ze was nog werk in uitvoering, nog niet af. De toekomst was van haar, als ze de moed had om die te omarmen.
‘Hoe laat komt de taxi?’
‘Zo. Het is een paar uur naar Glasgow, met de trein duurt het veel langer. Ik dacht dat je misschien nog iets van je weekend wilde redden.’
‘Dan kan ik beter gaan inpakken.’ Ze keek naar de Halston-jurk, die verloren op een hangertje aan de kast hing. Gisteravond leek die nog gewaagd en betoverend. Vandaag zag hij er wat sleets uit, net als zij. ‘Je hoeft me geen gezelschap te houden, Kit. Ik moet nog wat dingen doen en ik moet je moeder nog bedanken voor ik ga. Heus, ik red me wel.’
Hij knikte, gaf haar een kusje op haar hoofd en verliet de kamer. Pas toen Maddison Kilcanon achter zich zag verdwijnen, realiseerde ze zich dat hij geen afscheid had genomen.
Kit zat in zijn kantoor en staarde zonder iets te zien naar de Londense skyline. Een uitzicht dat succes betekende, status. Net als zijn dure stoel, zijn antieke bureau en zijn penthouse-kantoor.
Het was een schrale troost. Helemaal geen troost, eigenlijk. Niet hier, in zijn chique kantoor. Niet ’s nachts in zijn huis, dat veel te groot was voor één persoon, die er bovendien niet vaak was. Het was hem nooit eerder opgevallen hoe saai zijn huis was, eerder een luxehotel dan een thuis. Had hij ook maar iets van de inrichting of het meubilair zelf uitgezocht? Nee, het zag er nog net zo uit als de dure interieurarchitect had bedacht. Het was een modelwoning: uiterlijk vertoon, zonder hart.
Net als zijn leven, eigenlijk.
Zijn mond werd een streep. Hij wist als geen ander hoe moeilijk Maddison het had gehad, dat ze op zoek was naar een eigen plek, naar zekerheid. En wat had hij gedaan? Hij had haar het gevoel gegeven dat ze ongewenst was, zodat ze haar baan had opgezegd. Ze was dol op haar baan geweest, maar ze had ontslag genomen om hem te ontlopen. Ironisch genoeg had hij zelf ook ontslag genomen; hij zou over een paar maanden vertrekken. Ze had moeten blijven; hij had haar naar een andere afdeling kunnen overplaatsen, als ze hem echt wilde mijden.
Die ochtend in Schotland was hij opgelucht over het kennelijke gebrek aan emotie. Hij had alarmbellen moeten horen. Hij had beter moeten kijken, maar hij zag alleen maar wat hij wilde zien. Wat makkelijker was om te zien.
Hij hield zich voor dat het goed was, dat ze allebei wat ruimte nodig hadden. Maar toen hij terugkwam in Londen was ze weg. Een familiecrisis kennelijk. Interessant, want hij wist maar al te goed dat ze geen familie had, althans geen contact met haar familie.
Hij kon dus alleen maar concluderen dat ze verdwenen was om hem niet te hoeven zien. Hij zou er blij om moeten zijn. Dat maakte een lastige situatie een stuk eenvoudiger. Geen tranen of telefoontjes; daar stond ze boven. Hij kon haar niet zomaar in het niets laten verdwijnen; hij wilde weten of alles goed met haar was, of ze ergens terechtkon. Dat was hij haar verschuldigd. Anders was hij geen haar beter dan die sukkel met zijn schommelbank.
Bart had niet beseft wat Maddison waard was, maar dat gold niet voor Kit. Hij wist precies wat ze was, wíé ze was; hij wist dat ze briljant was. Hij had haar weggeduwd, bang om zich te branden. In Schotland had hij voortdurend gewenst dat ze bij hem was, hij had het compromis dat hij met zijn vader had gesloten met haar willen bespreken. Hij wilde weten wat ze vond van zijn plan – dat inhield dat hij de helft van het jaar in Schotland was en verder freelance ging werken. Met zijn ondernemingsgeest kon hij Kilcanon financieel weer gezond maken.
Hij maakte zichzelf wijs dat hij haar een plezier had gedaan, dat ze een beter iemand verdiende, maar hij realiseerde zich dat hij zichzelf had voorgelogen. Hij was nog wel zo trots op zijn meedogenloze eerlijkheid. Hij had haar weggeduwd omdat hij bang was, omdat ze hem liet voelen. Ze liet hem hoop voelen. En hoe had hij haar beloond? Hij moest weten of het goed met haar was. Hij moest zeggen dat het hem speet. Hij moest haar laten weten hoe briljant ze was.
Een telefoontje naar New York maakte duidelijk dat Maddison daar niet was en dat Hope niets van haar had gehoord. Kit piekerde zich suf. Ze had nooit verteld waar ze vandaan kwam. Hij wist alleen dat het een kuststadje in New England was.
Kit ging weer achter zijn bureau zitten en zocht het personeelsdossier van Maddison op. Hij keek naar het gele mapje. Als haar leidinggevende had hij het volste recht om erin te kijken; niet alleen dat, hij moest ook beoordelingen erin verwerken. Maar hij wist maar al te goed dat hij er niet in keek als haar leidinggevende.
Hij keek niet eens als een bezorgde vriend.
Hij miste haar. Hij wist bijna zeker dat hij haar nodig had. Hij was zelfs bang dat hij wanhopig en onomkeerbaar van haar hield.
Liefde. Was dat wat dit was? Die leegte? Het verlangen om zich in zijn eigen zwaard te storten?
Hij klikte op het mapje.
En daar was het. Haar sollicitatiebrief, ingevulde formulieren, opgeslagen en vergeten. Tot nu. Hij opende haar cv en begon te lezen. Ze was summa cum laude afgestudeerd aan Martha George, een kleine kunstacademie in de staat New York. Tijdens haar studie had ze als stagiaire gewerkt bij verschillende pr-bedrijven, na haar studie was ze bij het bedrijf van een vriendin gaan werken. Twee jaar later had ze gesolliciteerd bij DL Media.
Hij las verder. Geslaagd als beste van haar klas aan de Bayside High op Cape Cod. Bayside High… Hebbes.
Maar hij moest meer hebben. Hij kon niet zomaar komen opdraven met een foto van haar om haar te vinden. Hij sloot het document en opende haar personeelsinformatie. Naam, adres, sofinummer… Daar. Naaste familie. Niets ingevuld. Ze had haar moeder volledig uit haar leven gebannen.
Hoe zou dat zijn? Zijn eigen ouders hadden het nog steeds moeilijk met de dood van Euan, met de afstand die hij had gecreëerd, maar ze waren er, altijd. Hoe moest dat zijn als je niemand had om op te steunen?
Kit opende willekeurig nog een paar documenten: beoordelingen, de overstap van pr naar de redactie, referenties. Alles was in orde, maar het leverde niets op. Hij klikte op het laatste document, een aanbeveling voor de academie. Het was een overzicht van haar tijd daar, de lessen die ze had gevolgd, de cijfers die ze had gehaald – en de aanbeveling voor haar beurs.
Hij las die door, sommige woorden sprongen eruit.
Ondanks moeilijke achtergrond…
Drie banen…
Vasthoudend, hardwerkend…
Ambitieus…
Zelfbeschikking…
Verdient een kans…
Geen ondersteuning van ouders, emotioneel of financieel…
Nu hij haar verleden zo op papier zag staan, kwam het harder aan dan haar biecht. Geen wonder dat ze iedereen op afstand hield. Geen wonder dat ze altijd de touwtjes in handen wilde houden.
Ze had nooit op iemand kunnen rekenen.
Nou, jammer dan. Hij zou er voor haar zijn, of ze dat nu wilde of niet. En als hij wist dat ze in orde was, zou hij gaan. Als ze dat wilde. Alleen als ze dat echt wilde.
Hij had gedacht dat hij het verdiende om de hele wereld op afstand te houden, dat hij Euan een leven lang spijt en eenzaamheid verschuldigd was. Zou het niet beter zijn om de nalatenschap van zijn broer te eren door te leven? Te voelen? Positief en negatief?
Kit liep weer naar zijn bureau, las de aanbeveling nog een keer en schreef het adres op.
Hij zou erachter komen hoe Maddison Carter in elkaar stak, en als hij het wist, ging hij haar helpen. Hij zou voor het eerst van zijn leven iets voor een ander doen, wat het hem ook zou kosten.