Hoofdstuk 5
Het was een lange dag geweest. Toen Maddison genoteerd had wie de maker was van de klok bij het Royal Observatory in Greenwich Park, was ze bekaf. Ze liet zich met een overdreven zucht op een bankje vallen. ‘Ik heb inmiddels half Londen gezien.’
‘Da’s mooi meegenomen.’ Kit had weer zijn kenmerkende glimlach op zijn gezicht, alsof het gesprek in Holland Park nooit had plaatsgevonden. Misschien was dat ook maar beter, dacht Maddison. Zij had over Bart verteld, hij over zijn gestorven broer. Ze stonden quitte. Voor volgend weekend zou ze een lijstje maken van veilige gespreksonderwerpen.
‘Maar ik heb nog wel wat tegoed, een uitje naar keuze was het toch?’ Ze vroeg zich af of ze niet met vuur speelde, door nog meer tijd door te brengen met Kit Buchanan. Maar een uitje was anders, als ze maar iets koos waar ze niet hoefden te praten. En ze kon het weer gebruiken voor haar socialmediasites. Ze had deze week veel foto’s: de Japanse tuin in Holland Park, nog een prachtige tuin in Chelsea, en een wat teleurstellend bezoekje aan Vauxhall.
‘Natuurlijk, zeg het maar. Etentje bij Nobu, wat drinken bij The Garrick, wat Shakespeare in het Globe Theatre?’ Kit leunde tegen een brugleuning en genoot van het uitzicht. ‘Of een concert? Jij mag kiezen.’
‘Echt? Wat ik maar wil?’
‘Dat was de afspraak, hoezo?’ Hij draaide zich om met een ondeugende glans in zijn ogen, die haar waarschuwde dat ze zijn volgende voorstel niet op prijs zou stellen. Ze vouwde haar armen over elkaar en keek hem quasi boos aan. Dat had geen enkel effect. ‘Heb je zin in iets gewaagds? Ik kan wel wat hebben, hoor. Ik heb er geen enkel probleem mee als je wilt gaan paaldansen.’
Maddison kon het niet laten om het spelletje mee te spelen, om te zien hoever hij zou gaan. ‘Paaldansen is alweer helemaal uit. Na een jaar had ik alle kunstjes wel geleerd. Wel een goede fitnessoefening, trouwens, ondersteboven aan zo’n paal hangen.’
‘Dat zou ik wel willen zien,’ zei hij zacht, en Maddison moest even een rilling onderdrukken toen ze zag hoe donker zijn ogen werden. Misschien wilde ze niet weten hoever hij zou gaan. Misschien moesten ze gewoon hier blijven zitten.
‘Ik heb het te lang niet meer gedaan.’
‘Jammer.’
Oké, tijd voor een ander onderwerp. ‘Opera. Ik wil graag naar de opera in Covent Garden.’
De glans verdween spoorloos uit zijn ogen. ‘Opera?’
‘Ik mocht toch kiezen?’ zei Maddison liefjes, genietend van zijn geschokte blik.
‘Ja, en ik hou me aan mijn woord. Maar weet je het zeker? Enorme dames in nachtjaponnen die een kwartier lang stervend ineenzijgen op jodelmuziek? Want er is ook vast ergens een complete Lord of the Rings-trilogie. Jij en ik en twaalf uur lang orcs?’
‘Je hebt een achterhaald beeld van opera. Dat kwartier sterven, dat klopt wel,’ gaf ze toe. ‘Maar tegenwoordig maken ze veel werk van de kostuums en de aankleding. Maar als je echt niet wilt, ga ik wel alleen.’
‘Nee, ik heb het beloofd. Nog een voorkeur?’
Ze was even in de verleiding om Wagner te kiezen, maar deed het niet. ‘Kies jij maar, wat er nu speelt. Ik wil het gewoon een keer meemaken.’
Hij schudde zijn hoofd. ‘Opera,’ mopperde hij. ‘Goed, gegalm en sterfscènes dus, maar je moet nog iets doen voordat je het verdiend hebt. Ik wil onder de Theems door lopen, om te zien of ik dat in de tocht opneem. En we zijn er nu dichtbij, dus kun je mooi even meegaan. Dan mag jij zeggen of het iets voor de toeristen is.’
‘Onder de Theems door lopen?’ Maddison staarde hem aan. ‘Ik heb mijn duikspullen niet bij me.’
‘Gelukkig is er een trap, en een betegelde tunnel. Duikspullen zijn niet nodig. Ik denk wel dat het veilig is. Het is natuurlijk wel honderdtwintig jaar oud, dus misschien een scheurtje hier of daar…’
‘Waarom zou je door een tunnel gaan lopen als er ook bruggen zijn?’
‘Het is een stukje geschiedenis. De tunnels zijn aangelegd voor de havenwerkers, zodat ze makkelijker op hun werk konden komen. Ik maakte maar een grapje, Maddison. Het is absoluut veilig. Na de Tweede Wereldoorlog is alles weer gerepareerd. Het lijkt me een mooie aanvulling voor de geschiedenisspeurtocht, maar ik wil weten hoelang je erover doet en uitkijken naar dingen die ik als aanwijzing kan gebruiken. Maar als je echt niet durft…’
‘Nee, ik ga mee.’ Ze wilde niet het zwakke vrouwtje uithangen. ‘Maar we hebben al genoeg gelopen vandaag en nu komt daar nog een hele rivier bij. Ik moet even kijken wat je dat gaat kosten. In ieder geval drankjes in de pauze.’
Ze was echt niet claustrofobisch, helemaal niet. Ze woonde tenslotte in een minuscule studio. En ze hield niet van vliegen, met z’n allen op elkaar in zo’n koekblik in de lucht. Maar het idee dat ze niet weg kon… Het deed te veel denken aan haar kleine kamertje in de woonwagen, waar ze niet uit mocht, zelfs niet om naar de wc te gaan. Die hulpeloosheid, daar kon ze niet tegen.
‘Ook nog drankjes? Nou ja, dan is de opera misschien wat beter te doen.’ Hij stak een hand uit. ‘Kom, Miss Carter, aan de slag.’
Waarom was ze meegegaan als ze zo overduidelijk niet die tunnel in wilde? Kit had een paar keer gezegd dat ze ook bij de ingang op hem kon wachten, maar ze had hem afgewimpeld. ‘Nee, het gaat wel, eerlijk.’
Haar bleke gezicht en grote ogen weerspraken dat.
De ingang naar de tunnel was bij de Cutty Sark, een oude victoriaanse klipper die daar lag aangemeerd. Kit maakte een notitie dat hij het schip wilde opnemen bij de geschiedenisquiz. Met het Royal Observatory zo dichtbij was het de moeite waard om zover naar het oosten te gaan. Maar hij bleef niet staan en leidde Maddison langs toeristen die in de rij stonden voor een rondleiding. Als ze iets gingen doen wat ze duidelijk eng vond, moesten ze niet langer wachten.
Ze liepen langs de glazen liften bij de ingang van de tunnel en namen de wenteltrap naar beneden.
‘Oké, let ook op aanwijzingen,’ zei hij opgewekt, alsof een stille, bleke Maddison normaal gezelschap was. ‘Informatieborden, een inscriptie of zoiets. Ik had het aantal traptreden willen tellen, maar ik was halverwege de tel kwijt.’
‘Ik ook.’
‘Wat vind je ervan?’
Maddison draaide even rond om de tunnel goed te bekijken.
Kit moest toegeven dat het niet echt spectaculair was. De bodem was een grindpad, de gebogen wanden waren bekleed met witte tegels. Aan het plafond hing een rij lampen. Als hij een thriller zou willen schrijven, was dit de perfecte locatie. Maar dan wel zonder de camera’s en de andere voetgangers. Hij stapte opzij om een gezin langs te laten. De enthousiaste kreten van de kinderen weergalmden in de tunnel.
‘Het lijkt wel wat op de metro. Als ik het niet wist, zou ik niet denken dat we onder de rivier staan.’
‘Het is jammer dat ze er destijds geen glazen wanden in gezet hebben, dan konden we nu in de duistere diepten van de Theems staren. Er liggen vast wel winkelwagentjes in, of een verdwaald lijk.’
‘Lekker. Inderdaad jammer.’
‘Klaar? Ik waarschuw je alvast dat we er niet uit gaan aan de overkant; daar is niet veel te zien en ik wil nog even bij de Cutty Sark kijken.’
‘Dus we lopen heen en weer? Dat kost je een ijsje én een drankje bij de opera.’ Haar stem klonk nu weer normaler. Kennelijk vond Maddison het nu niet meer eng. Ze had gelijk, het leek veel op het gangensysteem van de metro. Een lange verbindingstunnel, zo breed als de rivier.
En de Theems was breder dan hij zich gerealiseerd had. ‘Iets gezien?’ Ze hadden misschien vijfhonderd meter gelopen en hij had nog niets gezien dat als aanwijzing kon dienen tijdens een speurtocht.
‘Helemaal niks. Misschien is er iets aan de overkant wat we kunnen gebruiken.’ Ze klonk nu volkomen normaal, misschien wat moe.
Het licht flakkerde even en ze schrok duidelijk. Ze was er dus toch niet helemaal gerust op. Misschien moesten ze toch aan het andere eind naar buiten gaan. Kit wilde haar niet nogmaals door de tunnel laten lopen als ze het zo eng vond.
‘Misschien. En anders…’ Maar voordat hij zijn zin kon afmaken, flakkerden de lampen nog een keer, en nog eens, waarna ze er helemaal mee ophielden. Kit knipperde een paar keer met zijn ogen, maar het was zo donker dat hij letterlijk geen hand voor ogen kon zien. Hij wist ook niet meer waar hij was.
‘Wel verdikkeme,’ vloekte hij zachtjes. ‘Maddison, waar ben je? Gaat het?’ Ze reageerde niet, maar hij hoorde haar paniekerige ademhaling.
‘Maddison.’ Hij tastte voorzichtig om zich heen, maar voelde niets dan lucht. Verdomme.
‘Maddison, niks aan de hand. Ik pak mijn telefoon, daar zit een lampje op. Oké? Wacht even, meissie.’ Het koosnaampje ontglipte hem voordat hij er erg in had. Het was een woord uit zijn verleden, van thuis. ‘Rustig ademen.’ Hij bleef zachtjes tegen haar praten, terwijl hij zijn telefoon zocht. Het kostte een paar pogingen om het ding aan te zetten, maar toen had hij de zaklampfunctie gevonden. Een lichtstraal verlichtte de muur vlak voor hem. Hij bewoog de straal opzij en zag eindelijk Maddison staan.
Ze was bevroren, haar ogen wijd open, in shock. Haar gezicht was lijkbleek. Kit pakte haar hand beet, die ijskoud aanvoelde. Zonder erover na te denken trok hij zijn jack uit, sloeg het om haar heen en trok haar tegen zich aan, zodat hij haar rug en handen warm kon wrijven. Ze stond te bibberen, maar haar ademhaling werd nu wat rustiger. Ze sprak nog steeds geen woord.
Het was hooguit een minuut geweest, maar het voelde aan als een eeuwigheid. De enige geluiden waren haar paniekerige ademhaling en zijn geruststellende woorden. Ze schrokken allebei toen het licht plotseling weer aanfloepte. Maddison staarde naar de lampen en begon zachtjes te huilen.
‘Rustig maar.’ Kit bleef over haar rug wrijven, maar nu het licht weer aan was, reageerde ze op zijn troostende gebaar, al bleef ze nog snikken. Het viel hem op hoe perfect zijn hand in de ronding van haar rug paste. Hoe geurig haar haar was, een bloemige geur die hem aan de lente deed denken. Hoe perfect ze bij hem paste, haar hoofd onder zijn kin en haar borsten – lieve help, haar borsten – verleidelijk tegen zijn borst gedrukt.
Nee, niet verleidelijk. Ze was in shock. Wat voor een monster vond dat verleidelijk?
Ze had een soepele taille en prachtige lange benen. Die zou hij wel om zich heen willen voelen…
Kit slikte, hij hield zijn handen stil en duwde de verboden gedachten weg. Ze was verliefd op iemand anders, weet je nog? Ze wilde met die ander op een schommelbank op de veranda zitten. Dat was vast een typisch Amerikaans beeld, maar het klonk nogal serieus. En dan nog…
Ze was pienter en vrolijk en belachelijk aantrekkelijk, nog afgezien van de perfecte borsten en de lange benen en dat haar. Meisjes als Maddison verdienden het om op een voetstuk gezet te worden. Zelfs als ze ongebonden was, was ze niets voor hem. Hij verdiende haar niet, hij verdiende een oppervlakkige, vervelende vrouw. Hij verdiende het om alleen te blijven.
Na een paar minuten, waarin Kit de tegels telde om niet te hoeven denken aan hoe dicht ze op elkaar stonden, was Maddisons ademhaling weer rustig. Af en toe kwam er nog een snik, maar haar tranen droogden eindelijk op. ‘Het spijt me.’
Ze deed een stap naar achteren en hij voelde zich meteen koud en leeg. Hij wilde haar het liefst weer tegen zich aan trekken, om met zijn handen haar hele lichaam te verkennen, maar dat had niets met troost te maken, en alles met lust. Kit staarde naar haar lippen, en zou die met kussen willen bedekken.
Hij deed ook een stap naar achteren. ‘Niet nodig. Kom, dan gaan we naar buiten.’
‘Ik… Ik… kan niet tegen het donker.’
‘Je hoeft het niet uit te leggen.’ Hij moest de woorden naar buiten persen. ‘Kun je wel lopen? Ik denk dat we allebei toe zijn aan een stevige borrel.’
Maddison hield het glas cognac dat Kit per se had willen kopen tussen haar handen. ‘Het…’
‘…spijt je,’ vulde hij aan. ‘Ik weet het. Maar je hoeft je absoluut niet te verontschuldigen.’
‘Een vrouw van zesentwintig die zo bang is in het donker dat ze helemaal instort?’ Ze begroef haar hoofd in haar handen. ‘Dat is echt sneu. Wist je dat ik ’s nachts een bedlampje aan heb, als een klein kind?’
Ze sliep al met een bedlampje sinds haar achtste, toen ze ’s nachts een keer wakker was geworden van gesnuffel rond de woonwagen. Er kwamen coyotes voor op Cape Cod, maar ze had meteen aan beren gedacht of nog erger. Maddison had met bonzend hart met haar ogen geknipperd tegen de totale duisternis, en ze had een angst gevoeld die haar volkomen onbekend was.
‘Mammie.’ Haar stem was niet meer dan een hees gefluister geweest. ‘Mammie?’
Ergens had ze wel beseft dat het geen zin had om te roepen, dat haar moeder weg was gegaan zodra ze sliep, dat ze vaak wegging als Maddison sliep. Ze had beseft dat ze alleen was, in een oude woonwagen midden in het bos. Dat iemand of iets zou kunnen inbreken en dat er niemand was om haar te redden.
Maddison keek op naar Kit, met haar handen om het cognacglas, en haalde diep adem om haar paniek onder controle te krijgen. ‘Weet je wat ik zo fijn vind aan wonen in New York? Het is er nooit donker. Er komt altijd licht door mijn raam binnen.’
Kit legde in een troostend gebaar zijn hand over die van haar. Ze wilde haar vingers door die van hem vlechten en hem stevig vasthouden, zodat hij haar los kon trekken uit de duisternis van haar verleden.
Maar dat moest ze zelf doen. Ze wilde zich veilig voelen, ze wilde een eigen gezin als compensatie voor haar eenzame jeugd. Ze wilde genoeg geld, zodat de wanden altijd dik genoeg waren en de lichten altijd aan, zodat ze nooit meer een nacht alleen zou hoeven zijn.
‘Iedereen heeft wel een zwakke plek,’ zei hij, zijn vingers nog steeds troostend op haar hand. ‘Niemand hoeft altijd sterk te zijn, Maddison.’
Ze schudde haar hoofd. Hij snapte het gewoon niet. ‘Ik wel. Zwakte maakt je kwetsbaar. Sterkte, veiligheid, daar gaat het om, Kit.’
Hij keek naar haar alsof hij in haar hart wilde kijken, maar ze schermde het zorgvuldig af. ‘Wat is er gebeurd?’
Ze nam een flinke slok cognac en moest hoesten toen het goedje haar keel prikkelde. ‘Er is niets gebeurd. Het leven lijkt gewoon op die speurtocht van jou, er zijn winnaars en verliezers. En je zou intussen moeten weten dat ik altijd wil winnen.’