Hoofdstuk 3

 

 

 

Hoewel Clissold Park het niet haalde bij haar geliefde Central Park, had het kleine Londense park wel een zekere charme. Er was geen sprookjeskasteel, je kon er geen bootjes huren, maar het was er altijd gezellig druk en je kon er lekker joggen.

Maddison ging iets sneller lopen en haalde een man met een kinderwagen in. Even later zag ze een tai-chi-groepje. Stadsparken leken toch op elkaar, ongeacht hun grootte.

Het grootste verschil was dat honden hier los mochten lopen; in Central Park mocht dat alleen in bepaalde gedeelten. Maddison keek nerveus naar een enorme bruine hond die op haar af kwam stormen. Ze voelde het zweet in haar handpalmen en dat had niets te maken met het rennen. Rook het dier dat ze bang was? Ze aarzelde tussen haar pas versnellen of stil blijven staan, toen het beest een sprong nam… om zijn bal te vangen. Het kwijl droop van de enorme kaken. Maddisons hart ging tekeer en ze hijgde van schrik. Ze haatte honden, omdat ze onvoorspelbaar waren. Dat wist ze uit eigen ervaring, een litteken op haar dij was het bewijs. Gelukkig had haar moeder die vriend gedumpt nadat zijn hond Maddison gebeten had, maar ze was er nooit achter gekomen of dat de echte reden was.

Maddison versnelde weer iets. De pijn in haar spieren was een welkome afleiding voor haar gedachten. Over een uur stond Kit Buchanan op de stoep. Ze zouden de hele dag samen doorbrengen. Waarom had ze in vredesnaam ja gezegd?

Aan de andere kant, ze had ook niets beters te doen. En ze had het de vorige avond best naar haar zin gehad. Voor het eerst in lange tijd had ze zich kunnen ontspannen, zichzelf kunnen zijn. Ze hoefde alleen maar zakelijk indruk te maken op Kit, wat hij privé van haar dacht was niet belangrijk.

Maddison liep het park uit en rende verder over de stoep, een weg zoekend tussen de tafels en stoelen van alle terrasjes en koffietentjes in de winkelstraat, tot ze bij de zijstraat kwam waar ze nu woonde. Toen ze de voordeur opendeed, was er een zwaar gevoel in haar borst dat niets te maken had met het hardlopen.

Hoe graag ze het ook zou ontkennen, door haar verblijf in het huis van Hope voelde ze zich eenzamer dan ooit. Niet het alleen wonen op zich, dat was ze wel gewend. Behalve de periodes in haar studentenkamer woonde Maddison al sinds haar zestiende op zichzelf. Nee, het kwam waarschijnlijk omdat het zo’n gezellig huis was. Een echt gezinshuis met familiefoto’s op het dressoir, met een gebutste keukentafel, met krassen op het zeil in de gang, waar generaties schoenen waren uitgeschopt.

Zelf zou ze nooit het paarse behang hebben uitgekozen, of de bijpassende gordijnen en sprei in haar slaapkamer. Ze zou de benedenverdieping opnieuw hebben ingericht met veel wit en hout, maar ze begreep wel waarom Hope het huis had bewaard zoals het was toen haar ouders waren overleden. Er lag liefde in al die verschoten hoekjes.

Om haar ouders zo jong te verliezen was vast zwaar geweest, maar Hope was opgegroeid in een huis vol licht en geluk.

In Maddisons kinderslaapkamer was nauwelijks daglicht binnengekomen, en ook niet veel geluk. De stapelbedden en dunne wanden, het geluid van de tv als ze geluk had, of anders stilte, als ze alleen was. Het was maar tijdelijk, had haar moeder gezegd, tot er betere tijden kwamen.

Maar die kwamen nooit. Sindsdien geloofde Maddison niet meer in geluk. Ze moest het zelf doen, zelf voor elkaar krijgen.

Zoals wel vaker bleef Maddison staan kijken naar de foto’s op het kastje in de hal. Twee slanke meisjes met donker haar en donkere ogen. Hope keek altijd wat bezorgd, terwijl Faith veel levenslustiger leek. Tussen de regels door lezend in de welkomstmap had Maddison de indruk gekregen dat Hope de volwassene was in dit huis, haar jongere zus werd door haar verwend. Maar Faith was negentien! Op die leeftijd woonde Maddison al drie jaar op zichzelf en moest ze werken om haar studie te betalen. Een jaartje reizen had zij zich niet kunnen veroorloven.

Maddison pakte haar favoriete foto, genomen toen Hopes ouders nog leefden; de hele familie in zomerse kleding op een strand bij zonsondergang. Faith moest ongeveer zes zijn geweest, met een ondeugende glimlach, en hand in hand met haar moeder. Hope, een in het zwart geklede tiener, stond voor haar vader, zijn armen om haar heen.

Op een dag wilde Maddison zo’n foto. Zijzelf met haar lieve, trouwe man en hun gelukkige kinderen. Een eigen gezin. Dat was toch niet te veel gevraagd? Ze had gedacht dat het goed zat met Bart, maar hier zat ze dan. Verder weg dan ooit.

Hou op, hield ze zichzelf voor. Kit kwam zo en ze moest zich nog douchen en omkleden. Wat had ze aan zelfmedelijden? Een goeie planning, tijdschema’s, dat werkte. Dingen gebeurden niet omdat je het graag wilde. Je moest je eigen toekomst bepalen.

Maddison had niet veel tijd nodig om zich klaar te maken en om een paar foto’s van de vorige avond te posten op haar socialmedia-accounts, onder het kopje ‘Verjaardag in Londen’. Het leek alsof ze een gast was op het feest, in plaats van aan het werk, en dat er een hele groep mee naar de pub was gegaan, maar het ging in sociale media toch alleen maar om de beeldvorming.

Er kwamen wat berichtjes binnen op haar smartphone en ze las er snel doorheen. Het was grappig om te zien hoe het leven in New York zonder haar gewoon doorging: dezelfde feestjes, relaties die aan- en uitgingen. Ze kauwde op haar lip toen ze berichtjes las over een vrijdagavond vol cocktails, exclusieve clubs en vipbars. Het was in ieder geval beter voor haar bankrekening om hier in Londen te zijn.

Het geluid van de deurbel bracht haar terug in de realiteit. Ze verdrong haar gedachten en liep de trap af. Nog voordat ze beneden was, ging de bel opnieuw. Toen ze de voordeur opendeed, stond Kit tegen de deurpost geleund, gekleed in een vale spijkerbroek en een rood T-shirt. ‘Goeiemorgen. Een beetje bijgekomen van je overwinning?’

Maddison voelde haar wangen gloeien. Misschien was het wat overdreven geweest om zo hard te juichen toen ze met Kit de pubquiz gewonnen had, maar ze was tenslotte jarig geweest. En ze hadden behoorlijk overtuigend gewonnen. ‘Nou, ik wil een ingelijst certificaat voor aan de muur, zodat ik dat over veertig jaar aan mijn kleinkinderen kan laten zien.’

Ze pakte haar tas en stapte naar buiten, de deur achter zich dicht trekkend.

Kit wachtte tot ze conform de expliciete instructies van Hope alle drie de sloten op slot had gedraaid. ‘Mooi. Zoals ik gisteren al zei, willen we het niet te ingewikkeld maken. Het idee is dat mensen op een leuke en unieke manier iets van Londen zien. Onze doelgroep bestaat vooral uit toeristen, die vaak uit het buitenland komen. We moeten het voor iedereen toegankelijk maken, of het nu een meisje uit New York is, een gezin uit China of een stel uit Frankrijk.’

‘Meer speurtocht dan schatzoeken?’

‘Een combinatie van die twee. Alles is te bereiken per bus of metro. We geven aanwijzingen vanaf de dichtstbijzijnde halte. Op de app en de onlineversie krijg je de volgende aanwijzing pas als je een antwoord hebt ingevoerd, maar dat werkt niet op papier. Hoeveel kortingsbonnen je krijgt, hangt af van het aantal goede antwoorden.’

‘En waarom zouden mensen niet online gaan om dingen op te zoeken?’

‘Dat kan natuurlijk. Maar hopelijk vinden ze het leuker om zelf dingen te zoeken. En de kortingen die ze kunnen verdienen, zijn het niet waard om vals te spelen.’

‘Je zou er ook iets extra’s aan kunnen verbinden, bijvoorbeeld dat elke vijfhonderdste goed ingevulde vragenlijst een extra prijs krijgt. Dat maakt het wat spannender.’

‘Niet aan gedacht, maar dat is een geweldig idee. Dat gaan we doen. Briljant, Maddison.’

‘Hoort bij mijn werk.’ Maar het gaf haar opnieuw een trots gevoel. ‘En, wat is het plan? Waar gaan we beginnen? Literatuur? Geschiedenis?’

Kit hield een kaart omhoog en grijnsde. ‘Geen van beide. Wat vind je ervan om de wilde kant van Londen te ontdekken?’

 

‘Toen je het had over wild…’ Maddison bleef even op het pad staan staren. ‘…dacht ik dat je de dierentuin bedoelde!’

‘Nee.’ Kit schudde zijn hoofd, en er schenen pretlichtjes in zijn ogen. Hij leek meer ontspannen, meer jongensachtig hier buiten. Het was bijna ontspannend, maar na de woorden van gisteravond was ze op haar hoede. Hij had iets duisters vanbinnen en ze moest zich niet laten verblinden door het glanslaagje.

Niet dat ze zich aangetrokken voelde tot Kit. Zeker niet. Een knap gezicht en een heldere geest waren voor sommige meisjes misschien genoeg, maar zij wilde meer. Zij liet zich niet afleiden door blauwe ogen en een strakke spijkerbroek. Eerst denken, dan voelen, was haar motto.

En nu moest ze ook denken. Maddison keek eens om zich heen. Ze was gewend aan stadsparken – Central Park was haar toevluchtsoord – maar ze kon niet geloven hoeveel groene vakjes er op de kaart stonden die Kit losjes vasthield. Londen had ongelofelijk veel natuurgebieden, parken, heidevelden, bossen en begraafplaatsen. Ja, begraafplaatsen. Vlak voor haar, bijvoorbeeld. Slingerende paadjes, afbrokkelende grafmonumenten en bomen waarvan de takken over het pad hingen. Maddison legde een hand op het gietijzeren hek en trok vragend een wenkbrauw op. ‘Meen je dat nou? Laat je mensen naar begraafplaatsen gaan? Voor hun plezier?’

‘Dit is een van de beroemdste plekken van Londen,’ zei Kit, terwijl hij haar voorging door het hek. Maddison aarzelde even en liep toen achter hem aan. Alsof je een andere wereld betrad. Ze moest toegeven dat het wel vredig was, op een lugubere, droefgeestige manier. Vogels zongen in de bomen en de zon deed zijn best om tussen de takken door te piepen en wat licht te schijnen over de grijze grafstenen, enorme grafmonumenten en halfvergane beelden. ‘Er is ook een geweldige victoriaanse begraafplaats vlak bij Stoke Newington, maar daar is geen metrohalte in de buurt, daarom heb ik die niet opgenomen.’

‘Dat kan altijd nog, een gravenroute in Londen.’

‘Kan.’ Ze wist niet of hij haar sarcasme negeerde of dat hij haar serieus nam. ‘Er zijn zeven victoriaanse begraafplaatsen, allemaal fantastisch en heel verschillend. Maar ik vind ze het mooist als ze niet meer in gebruik zijn, als de natuur ze overwoekert. Tot stof zult gij wederkeren en zo.’

‘Laat me raden.’ Ze bleef staan en zette haar handen op haar heupen. ‘Als tiener ging je in het zwart gekleed en je had een foto van Jim Morrison aan de muur? En je schreef duistere gedichten en werd vegetariër voor een halfjaar.’

‘Zeker. Iedereen wil toch creatief zijn? Je vergeet nog gitaarspelen en weigeren te glimlachen. Zagen jouw tienerjaren er ook zo uit?’

Dat was zeker niet het geval geweest. Dat had ze zich niet kunnen veroorloven. Mensen wilden graag dat hun serveersters, babysitters en schoonmaaksters er fris en vrolijk uitzagen. Helemaal als ze Maddisons achtergrond hadden. Ze moest brandschoon zijn, in elke betekenis van het woord. Het archetypische Amerikaanse meisje, bereidwillig en hulpvaardig, hoe veeleisend de klant ook is, hoe vernederend de baan, hoe beroerd het salaris.

‘Niks voor mij,’ zei ze luchtig. ‘Ik hou van kleur, licht en optimisme.’

Kit grinnikte en zocht zich een weg via het pad. Aan beide kanten waren grafmonumenten, grafstenen en afbrokkelende beelden, sommige versierd met verlepte bloemen. Ze vormden een vreemde erehaag. ‘Laat me raden: jij was vast cheerleader?’

Maddison gooide haar haren naar achteren. ‘Misschien.’

‘Met pappies creditcard naar het winkelcentrum, een leuk autootje en homecoming queen?’

‘Heb je me bespioneerd?’ kaatste ze terug. In feite had ze zelf gespaard voor een oude, roestige fiets. Die zag er niet uit, maar ze was er blij mee geweest.

Hij kwam naast haar lopen, volkomen op zijn gemak. Haar geruite rok, nette wollen vestje en elegante schoenen waren veel te opvallend voor deze gedempte, grijs met groene wereld en toch leek Kit hier prima op z’n plek, ondanks zijn jeans. Hij hoorde hier thuis. ‘En waar heb je de middelbare school doorlopen?’

‘Je hebt er vast nog nooit van gehoord. Een typisch klein stadje in New England.’ Maddison gaf nooit te veel details prijs, daarmee viel je veel te snel door de mand. Ze wilde niet dat iemand de waarheid kende. Ze gaf de voorkeur aan de fantasie. Het leven zoals ze dat had willen leiden. Daarom hield ze haar verhaal altijd bewust vaag. ‘En jij? Heb jij altijd in Londen gewoond?’

Hij leek verbaasd door haar vraag. ‘Nee, ik kom uit Kilcanon. Dat ligt aan zee, ten zuiden van Glasgow, op een schiereiland tussen het vasteland en de eilanden. In Schotland,’ verduidelijkte hij.

‘Je bent Schots?’ Dat had ze dan toch moeten weten?

‘Wist je dat niet?’

‘Maar je klinkt niet Schots, je klinkt Brits!’

Daar moest hij om lachen.

‘Mis je het?’ Ze had een vaag idee van Schotland, over stoere mannen in kilts en het romantische boerenland. Het klonk wel goed, misschien moest ze er eens gaan kijken.

‘Elke dag,’ zei hij, zo zacht dat ze het maar net kon verstaan. ‘Maar ik woon nu hier.’

‘Ik geniet ervan om in New York te wonen, maar daar zou ik niet mijn kinderen willen opvoeden.’

‘Kinderen?’ Hij trok zijn wenkbrauwen op. ‘Hoeveel wil je er?’

‘Vier,’ zei ze meteen. ‘Twee meisjes en twee jongens.’

‘Uiteraard,’ zei hij glimlachend. ‘Hebben ze al namen?’

‘Anne, Gilbert, Diana en Matthew, op dit moment. Hangt ervan af wat ik net gelezen heb.’ Eigenlijk waren het altijd deze namen, naar de boeken van Lucy Maud Montgomery.

‘Dan hoop ik maar dat je niet net een sciencefictionboek aan het lezen bent als je zwanger bent, anders krijgen je kinderen misschien wel heel aparte namen. Waarom zoveel?’

‘Pardon?’

‘Vier kinderen. Dat zijn er wel veel. Dan moet je een grote auto hebben, een groot huis, een enorme wasmachine.’

‘Ik ben zelf enig kind,’ zei ze. Voor de verandering sprak ze de waarheid. Ze had zichzelf gezworen dat het anders zou zijn als ze zelf kinderen had. Ze zouden gewenst zijn, geliefd, geprezen, gesteund en ze zouden elkaar hebben. Geen eenzame nachten onder een dunne sprei, wensend dat er iemand was die haar begreep. ‘Dat was best eenzaam. Ik wil dat mijn kinderen een perfecte kindertijd hebben.’

De kindertijd die ze zelf had moeten hebben. Die haar ontnomen was toen haar moeder weigerde te zeggen wie haar vader was. Ze had alleen gezegd dat hij een zomergast was. Een van die rijkelui die zomers het stadje binnentrokken, met hun boten en dure zonnebrillen en extravagante fooien. Maddison had een van hen kunnen zijn, maar ze was de dochter van een alcoholische moeder uit het woonwagenkamp. Ze had haar afkomst pas achter zich kunnen laten toen ze Cape Cod voorgoed verlaten had.

Kit keek haar aan toen ze sprak, alsof hij dwars door haar heen kon kijken. Maar dat kon hij niet, dat kon niemand. Daar had ze wel voor gezorgd. Toch bonsde haar hart onder zijn onderzoekende blik, zo hard dat het bijna over de begraafplaats galmde. Ze zocht naar een ander onderwerp.

‘En jij? Heb jij nog broers en zussen behalve Bridget?’

Kit liep naar een met mos bedekt standbeeld van een hond.

Maddison rilde even, blij dat hij niet meer naar haar keek. Ze trok haar vest om zich heen.

‘We waren met z’n drieën.’

Waren?

Haar onuitgesproken vraag hing in de lucht. ‘Mijn zus is een stuk jonger, ze studeert nog, maar mijn broer is overleden. Drie jaar geleden.’

‘Dat spijt me,’ zei ze zachtjes. ‘Je mist hem vast ontzettend.’

Hij draaide zich naar haar toe. ‘Elke dag. Oké, waar gaan we naartoe?’

Maddison slikte even. Ander onderwerp dus. Hij wilde het hierover niet met haar hebben. Dat hoefde ook niet, ze kenden elkaar amper. Toch was er gisteravond een band geweest, en nu ook, nu ze tussen de grafstenen door dwaalden. Misschien had ze het zich verbeeld. Ze wist maar al te goed hoe krachtig verbeelding kon zijn. En hoe belangrijk.

Ze hield het vel papier op en las de eerste aanwijzing nog een keer. ‘“Neem de Northern Line naar Archway. Loop Highgate Hill op en door Waterlow Park naar de laatste rustplaats van de stad. Kom samen bij het graf waar je niets te verliezen hebt, behalve je ketenen.” Die laatste zin…?’ Ze stopte even en keek Kit aan. ‘Kom samen bij het graf? Wat betekent dat? Moeten we ons opsplitsen?’

‘Dit is dus het punt waarop je in de werkelijke speurtocht in het gidsje de informatie over Highgate Cemetery kunt lezen, zodat de aanwijzing hopelijk duidelijk wordt. Hier.’ Hij gaf haar zijn smartphone. ‘Lees maar.’

Ze nam de telefoon aan en keek op het scherm. ‘“Bekende mensen die hier zijn begraven, zijn onder andere Douglas Adams, George Eliot en Christina Rosetti, maar de meeste mensen gaan rechtstreeks naar het graf van Karl Marx…” O, natuurlijk!’ Ze las de rest van de tekst. ‘Lizzie Siddal ligt hier ook begraven? Haar graf wil ik wel graag zien. Ik heb op school ooit een werkstuk over de Pre-Rafaelieten gedaan.’

‘Ga je gang. Het is tenslotte de bedoeling dat je op een leuke manier Londen ontdekt, niet dat je alleen maar de hele stad doorholt.’

‘Klopt, maar ik doe een test, ik doe de speurtocht niet echt. Ik kan een andere keer terugkomen. Of misschien ga ik de begraafplaats van Stoke Newington wel ontdekken. Je hebt me op een idee gebracht, gothic toerisme.’

‘Dat was de bedoeling. Kijk, daar loopt een gids. Waarom vraag je hem de weg niet?’

‘Alleen als je een foto van me maakt als we het gevonden hebben.’ Maddison bestudeerde de foto van het graf. ‘Ik heb in Londen al veel hipsterbaarden gezien, maar Karl Marx verslaat ze allemaal. Dat wil ik vastleggen voor het nageslacht.’ Het was niet bepaald wat ze in gedachten had gehad voor haar socialmediasites, maar wat gaf het? Laat Bart maar zien dat ze diepgang had.

En, belangrijker nog, dat ze zich uitstekend vermaakte hier.

Maar, bedacht ze toen ze op de gids afliep, het was niet alleen maar show. Ze had er waarschijnlijk niet voor gekozen om haar weekend zo door te brengen, maar ze had het écht naar haar zin. En wat nog vreemder was: ze had de hele morgen nog geen seconde aan Bart gedacht, tot daarnet.

Ze had verwacht dat de liefde sterker zou worden door de afstand, maar het leek meer op uit het oog, uit het hart. Nou, mooi. Maddison Carter bleef niet treuren om een vent, hoe perfect hij ook was. Hoe meer ze dat duidelijk maakte, hoe waarschijnlijker het werd dat hij meteen voor de deur zou staan als ze terug was in New York, smekend om een tweede kans.

Dat was althans het plan, toch? Maar als ze er zoveel moeite voor moest doen om Bart ervan te overtuigen dat zij de perfecte match voor hem was, was hij misschien niet de perfecte match voor haar.

En als dat het geval was, had ze geen idee hoe het verder moest.