Vijf

* * *

MacPherson had hoofdpijn.

Hij legde de telefoon neer en deed zijn ogen dicht. Over een paar minuten zou Jackie Sanchez van de Amerikaanse geheime dienst op zijn deur kloppen. Ze zou hem meenemen naar een andere ruimte in het vliegtuig, waar hij via een satelliet verbonden zou worden met de Nationale Veiligheidsraad. Maar er waren te veel vragen. Konden ze een reddingsoperatie op touw zetten? Moesten ze Israël om hulp vragen? Kon dit het werk zijn van één man alleen? Waarom was er dan zoveel geweld? Zouden de aanslagen beperkt blijven tot het Palestijnse grondgebied? Of zouden er ook aanslagen in Israël gepleegd worden? Zouden er over de hele wereld aanslagen gepleegd worden?

* * *

De autocolonne was klaar om te vertrekken.

Het wachten was nu nog op de vicepresident. Agent Steve Sinclair, hoofd van de beveiliging van de vicepresident, was nerveus. Zijn opdracht was duidelijk: Checkmate moest snel en heelhuids naar het commandocentrum gebracht worden. De meeste kopstukken waren al onderweg naar het Witte Huis. De vergadering van de Nationale Veiligheidsraad zou binnen tien minuten moeten beginnen en de vicepresident kon niet te laat komen aangezien hij de voorzitter was.

* * *

MacPherson kon zijn oren niet geloven.

Hij en minister Tucker Paine van Buitenlandse Zaken waren bepaald geen vrienden geworden, maar ze kenden elkaar al tien jaar en daar hadden ze allebei baat bij gehad.

MacPherson kon zich niet meer precies herinneren hoe en wanneer ze elkaar voor het eerst ontmoet hadden, maar hij was er bijna zeker van dat het in Denver moest zijn geweest. Hijzelf was opgegroeid in Lakewood in Colorado. Hij was afgestudeerd aan Harvard, waarna hij bij de marine was gegaan. Daar had hij een opleiding genoten aan topgun en vervolgens was hij naar Vietnam vertrokken. Toen hij terugkwam in de Verenigde Staten, verhuisde hij naar Manhattan, waar hij een kapitaal had verdiend aan Fidelity. Daarna was hij naar Denver verhuisd. Daar had hij naam gemaakt als directeur van Global Strategix en het Joshua Fund; twee van de belangrijkste instituten van de financiële wereld.

Paine was een miljardair uit een rijke familie die de helft van Colorado in bezit leek te hebben. Hij wilde in aanmerking komen voor de open plaats in de senaat. Paine was niet de meest intelligente man die MacPherson ooit ontmoet had en in zijn ogen was hij te gematigd. Op het gebied van belastingen had hij goede ideeën, op het gebied van onderwijs en defensie waren zijn ideeën niet zo geweldig en op het gebied van nationale beveiliging was hij een regelrechte ramp. Maar als Hollywood een film zou maken over een humeurige, aristocratische senator die van goede Franse wijn en pijproken hield, zou Tucker Paine de hoofdrol spelen.

De republikeinse meerderheid in de senaat hing op dat moment aan een zijden draadje en de keuze was snel gemaakt. MacPherson was een vurig aanhanger van de republikeinen en hij had zelf ook politieke ambities. Hij wilde gouverneur worden en zijn politiek adviseur Bob Corsetti – die nu stafchef was van het Witte Huis – had hem gezegd dat hij de conservatieve en gematigde groepen aan zijn kant moest zien te krijgen als hij de verkiezingen wilde winnen.

MacPherson was voor gelijke belastingen en tegen abortus en met zijn verleden als marinepiloot kon hij rekenen op veel steun van de conservatieven in Colorado Springs, Fort Collins en de stedelijke gebieden in de bergen en de prairie rondom Kansas. Maar in Denver, waar MacPherson woonde, zou het moeilijker worden. De republikeinen die daar woonden, waren over het algemeen rijker en meer gematigd en hoewel zijn succes op Wall Street hem had geholpen toegang te krijgen tot de hogere kringen van de bevolking, had Corsetti gezegd dat het hem geen kwaad zou doen als hij Tucker Paine zou steunen. En daar had hij gelijk in gehad.

MacPherson had Corsetti’s advies opgevolgd. Hij hielp Paine meer dan tweeënhalf miljoen dollar aan fondsen binnen te halen omdat hij te gierig was om zijn eigen geld hieraan te besteden. Helaas haalde Paine het niet tot in de senaat, hoewel hij wel Amerikaanse ambassadeur van de vn zou worden, maar het leverde MacPherson veel goodwill op. Een paar jaar later werd hij door de republikeinen naar voren geschoven als kandidaat voor het gouverneurschap en ondertussen kreeg hij ook de benoeming waar Paine zolang van gedroomd had. Op deze manier had hij een sterke basis gecreëerd voor twee succesvolle termijnen als gouverneur en de opvolging van Bush als president in 2008.

MacPherson zou niet als eerste voor Paine hebben gekozen als minister van Buitenlandse Zaken. En ook niet als tweede. Gelukkig had de pers nooit lucht gekregen van de manier waarop hij die positie had gekregen. Paine had niet dezelfde militaire ervaring en internationale reputatie als Colin Powell, maar nadat hij een paar jaar bij de vn had gewerkt, was hij wel een veilige keuze en MacPherson wist dat hij zich alleen met zijn eigen departement zou bemoeien. Hij zou met de vicepresident en Marsha Kirkpatrick vanuit het Witte Huis de touwtjes in handen houden.

Paine had zich altijd aan deze regeling geërgerd, maar hij wilde de baan graag hebben. Hij wilde deel zijn van de overheid, dus begon hij te onderhandelen om meer macht te kunnen krijgen. Maar MacPherson had nooit toegegeven. De president wilde een republikein op het ministerie van Buitenlandse Zaken om politiek correct te zijn. Hij vertrouwde de bureaucraten van het departement niet en hij zou ze zeker niet alle vrijheid geven om te beslissen over de relatie die de vs had met de rest van deze snel veranderende wereld.

Ondanks de slechte band die de twee mannen hadden, hadden Paine en zijn vrouw Claudia de kerstdagen doorgebracht op Camp David met het gezin van MacPherson. De president had sigaren gerookt en de minister een pijp. Ze hadden gesproken over Bennetts vredesplan en over de ruzie die ze hadden gehad over de oorlog met Irak.

En nu was hij dood.

* * *

Agent Sinclair stond op de stoep van de residentie.

Er stonden agenten om de limousine heen. Vicepresident Bill Oaks was nog steeds aan de telefoon met David Doron, de minister-president van Israël. De autocolonne zou wel wachten, en de vergadering ook. Doron had net zijn leger bevel gegeven Gaza en de Westelijke Jordaanoever binnen te vallen. Het zou een paar uur duren voor de mensen en het materieel ter plekke zouden zijn, maar Israël had aangeboden de Amerikanen te redden en de orde te herstellen. Ze wilden nu alleen nog goedkeuring van Washington. Zouden ze die krijgen?

Oaks werkte al heel lang in Washington. Hij was opgeklommen binnen de inlichtingendienst van de marine, had daarna wat geld verdiend en was toen de politiek in gegaan. Hij was gouverneur van Virginia geweest en had daarna vier termijnen in de senaat gezeten, waarvan het grootste deel van de tijd in het comité voor de strijdkrachten. Hij wist hoe het spel gespeeld werd. Hij wist wat Doron wilde. Hij wist alleen niet of Amerika ‘ja’ zou zeggen.

* * *

MacPherson zette zijn leesbril af en wreef in zijn ogen.

De telefoon ging. Het was Kirkpatrick weer.

‘Meneer de president, we krijgen signalen binnen dat Syrië legers aan het verzamelen is. In Damascus wordt het luchtalarm geluid. Een van onze Keyhole-satellieten heeft activiteit gesignaleerd in hun voorste luchtmachtbases. Er komt steeds meer militair radioverkeer. Het zal niet lang meer duren voor we de eerste afschriften van de gesprekken krijgen.’

‘Wat doet Israël?’

‘Zij zijn ook aan het mobiliseren, meneer. De vicepresident heeft net met de minister-president gesproken. Hun troepen aan de noordelijke grens met Syrië en Libanon zijn klaar om te vechten. Ze bereiden zich ook voor op een enorme invasie in de Westelijke Jordaanoever en Gaza. Ze hebben aangeboden onze mensen te redden. Ze hebben hun beste antiterrorisme-eenheden ingezet. Binnen het uur zullen de Sayerat Matkal en de Ya’Ma’M gereed staan. Doron wil u zo snel mogelijk spreken.’

‘Denkt hij dat Syrië hier achter zit?’

‘Hij weet niet wat hij moet denken, meneer. Dat weet niemand meer. Zelfs de Shin Bet heeft dit niet aan zien komen.’

‘En jullie?’

‘Ik weet het niet, meneer. Bashar Assad heeft het niet zo op met Arafat, maar volgens mij heeft hij geen enkele reden om hem te vermoorden. Assad is geen religieuze man. Khalid al-Rashid was dat wel. Ik kan me niet voorstellen dat Syrië hem zou overhalen Arafat, Mazen, Paine en zichzelf op te blazen voor de eer van de Ba’ath partij. Dat slaat nergens op.’

‘God moge me helpen, Marsha,’ zei de president. ‘Als Assad hier achter zit…’

‘Ik begrijp wat u bedoelt, meneer de president. Ik ben het met u eens, maar het is nog te vroeg om conclusies te trekken. Het is waarschijnlijker dat er een religieuze aanleiding is voor deze aanslag dan dat Syrië erachter zit.’

‘Maar wie was het dan? Iran? Saoedi-Arabië?’

‘Het is nog te vroeg, meneer.’

MacPherson probeerde helder na te blijven denken. ‘Goed, ik wil dat je het volgende doet: neem contact op met centcom. Laat alle lucht- en grondtroepen naar de grens tussen Syrië en Irak gaan. Let op of er mensen uit Irak naar Damascus proberen te vluchten en zet Assad onder druk. Stuur dan de Amerikaanse ambassadeur naar Assad met de volgende boodschap: “De president adviseert u uw troepen terug te trekken. De Verenigde Staten zullen niet toestaan dat Syrië zich bemoeit met de crisis in Palestina. Elke poging om gebruik te maken van de situatie of om Israël uit te dagen zal worden gezien als een teken van vijandschap aan Amerika. Laat er geen misverstand over bestaan. De Verenigde Staten zullen hun belangen beschermen alsmede de belangen van vrede en veiligheid ter plekke.” Begrijp je dat, Marsha?’

‘Ja, meneer.’

‘Verbind me dan nu door met de vicepresident.’

‘En wat doen we met Doron, meneer?’

‘Wat denk jij ervan?’

‘Op dit moment zou ik hem zeggen hun troepen klaar te maken voor een grondoorlog in de Westelijke Jordaanoever en Gaza, maar ik zou u aanraden Israël te adviseren geen verdere stappen te ondernemen tot we meer informatie hebben en u terug bent op het Witte Huis.’

‘Goed, laat de vicepresident Doron terugbellen en hem dat vertellen. Laat hem ook zeggen dat ik hem zal bellen zodra ik in Washington ben. Zeg tegen de vicepresident dat hij mij daarna opbelt.’

‘Begrepen, meneer de president. Trouwens, niet dat u nog niet genoeg aan uw hoofd heeft, meneer, maar ik heb begrepen dat er het afgelopen uur twee grote aardbevingen zijn geweest. De eerste was in het zuiden van Turkije, ongeveer drie kwartier geleden. Hij had een kracht van 6.9 op de schaal van Richter. Er schijnen meer dan duizend doden te zijn gevallen en bijna drieduizend gewonden.’

‘O, nee.’

‘Ik heb de afgelopen minuten twee keer met ambassadeur Rebeiz gesproken. Hij heeft net de Turkse minister van Buitenlandse Zaken gebeld om ons medeleven te betuigen en onze hulp aan te bieden. Het lijkt erop dat onze militaire bases, inclusief die in Incirlik, geen schade hebben ondervonden. Ik krijg over een paar minuten meer informatie van het ministerie van Defensie.’

‘Mooi. Bel Rebeiz op en zeg hem dat hij president Serez en minister-president Gul moet opbellen om hen namens mij te condoleren. Laat hen weten dat ik hun en hun mensen alle mogelijke hulp aanbied: reddingsoperaties, medische faciliteiten, technische ondersteuning en wat er dan ook nog meer nodig is.’

‘Ja, meneer.’

‘En zorg ervoor dat het Rode Kruis en andere hulporganisaties doen wat ze kunnen.’

‘Dat zullen we doen, meneer.’

‘Waar was de tweede aardbeving?’

‘Die vond nog geen twintig minuten geleden plaats in noordwest India, vlakbij Kasjmir. Deze had een kracht van 8.1 op de schaal van Richter. Er zijn veel slachtoffers, maar we hebben nog geen exacte cijfers gekregen.’

Kirkpatrick hoorde de president naar adem snakken.

‘We hebben contact opgenomen met onze ambassade,’ vervolgde ze. ‘Ik heb nog niet met ambassadeur Koshy gesproken, maar ik neem aan dat voor hen hetzelfde geldt als voor Turkije.’

‘Zeker. Geef het onmiddellijk door aan het ministerie van Buitenlandse Zaken en neem contact op met Pakistan. We willen niet dat Musharaf en de isl geprovoceerd worden door de hulptroepen in de buurt van Kasjmir.’

‘Begrepen, meneer. Is er verder nog iets wat ik voor u kan doen?’

‘Zeg me alsjeblieft dat Bennett en McCoy nog leven.’

‘Dat kan ik niet, meneer. Nog niet.’

* * *

De president kon alleen nog maar aan hen denken.

McCoy was als een dochter voor hem. MacPherson en zijn vrouw Julie kenden haar al haar hele leven. Hij had haar vader, Sean McCoy, in Vietnam ontmoet, waar ze goede vrienden waren geworden. MacPherson had vanaf de vliegdekschepen in de Japanse Zee F-4 Phantom gevechtsvliegtuigen gevlogen en McCoy was een seal teamleider en een van de meest onderscheiden commando’s uit de marine. Uiteindelijk had hij zich in de cia opgewerkt tot assistent directeur.

MacPherson was getuige geweest op Sean McCoys bruiloft met Janet, assistent van de directeur van de marine. Hij was met een bos bloemen naar het ziekenhuis gegaan toen de kleine Erin was geboren. Hij had ook de grafrede gehouden op Seans begrafenis. Datzelfde had hij gedaan toen Janet in ’91 overleed aan baarmoederkanker. Nu zat hij aan zijn bureau met zijn handen samen en zijn ogen dichtgeknepen en hij bad dat hij niet hetzelfde zou hoeven doen voor hun enige dochter Erin.

En Bennett? Bennett was de zoon die MacPherson nooit had gehad. Het was jammer dat Bennett te oud was om met een van de dochters van de president te trouwen. Hij was bijna twee keer zo oud als de tweeling. Maar hij was altijd een deel van de familie geweest.

Bennett was enig kind en zijn ouders waren altijd op reis geweest. Hij had zelden feestdagen met hen doorgebracht en het leek wel alsof hij helemaal geen familie had. MacPherson had hem onder zijn vleugels genomen; hij had hem uitgenodigd voor verjaardagen, barbecues, Kerstmis en politieke bijeenkomsten. De meiden waren dol op hem en Julie mocht hem ook graag. En waarom niet? Bennett leek altijd tijd voor hen te hebben – of te maken. Hij gaf hun cadeautjes en hielp de meiden met hun huiswerk. Hij plaagde hen met hun verliefdheden en was altijd te porren voor een spelletje basketbal of volleybal. Zijn favoriete spel was natuurlijk Monopoly. Het was een gewoonte geworden om dat spel elke laatste vrijdag van de maand te spelen onder het genot van pizza en popcorn. Tot de MacPhersons in het Witte Huis gingen wonen en hun hele leven veranderde.

Toen Bennett was afgestudeerd aan Harvard, had hij zijn eerste echte baan gehad als persoonlijk assistent van MacPherson. In die positie ontwikkelde hij goede bronnen en instincten. In zijn adresboekje stonden de rijkste mensen ter wereld, en hun secretaresses, assistenten, chauffeurs en caddies. Hij had een netwerk van bedrijfsspionnen en was net zo’n bedreven leider als die van de kgb. En hij leverde MacPherson een fortuin op.

Bennett had er bij de anti-technische MacPherson op aangedrongen een heleboel aandelen te kopen van America Online, die toen zeven dollar kostten. aol had toen net meer dan 15 miljoen leden en had Compuserve en icq, de pioniers van de ‘instant messaging’, overgenomen. Bennetts bronnen vertelden hem dat dit nog maar het begin was.

MacPherson had eerst geweigerd de aandelen te kopen omdat hij bang was dat oal maar een tijdelijke rage was. Directeur Steve Case was een nieuweling. ‘You’ve got mail.’ Wat was dat nu voor slogan? Maar Bennett had hem bijna gesmeekt het bedrijf serieus te nemen. Toen de koers boven de tien dollar uitkwam, besloot MacPherson toch aandelen te kopen. Het Joshua Fund kocht 50 miljoen aandelen tegen een gemiddelde prijs van 11,47 dollar.

Toen was Bennett zich toch wel zorgen gaan maken. Luisteren naar bronnen, vertrouwen op je gevoel en advies geven was een ding, maar het was iets heel anders als je baas op jouw advies een half miljard dollar investeerde. Wat als hij het verkeerd had ingeschat? Wat als de koers plotseling pijlsnel zou dalen… en hij zijn baan zou verliezen? Die gedachte was de aanleiding voor een ware obsessie: Bennett wilde alles te weten komen over aol, Steve Case en iedereen die op welke manier dan ook met het bedrijf te maken had.

In de lente van 2000 was de aandelenkoers gestegen tot 72 dollar, waarmee het Joshua Fund een winst had gemaakt van drie miljard. MacPherson wilde verkopen, maar Bennett zei dat dit nog maar het begin was. Toen stortte de technische markt in. Binnen een paar maanden daalde de prijs van de aandelen van aol naar 47 dollar. MacPherson was woedend. Hij wilde nu echt alles verkopen, maar Bennett hield hem tegen. De aandelen waren nog steeds 36 dollar meer waard dan toen ze ze kochten. Bovendien kocht aol nog steeds goede bedrijven op tegen lage prijzen. Ze hadden niet lang daarvoor MapQuest gekocht. Ze hadden nieuwe kantoren geopend in Mexico en Argentinië. icq had al meer dan 85 miljoen leden.

Bennett had weer een verborgen schat gevonden. Zijn bronnen vertelde hem dat Steve Case van plan was mediagigant Time Warner over te nemen. Het was nog niet officieel bekend gemaakt, maar als dat zou gebeuren, zou de aandelenkoers omhoog schieten. MacPherson was daar toen nog niet zo zeker van, maar op de hele markt werden de aandelenkoersen veel te hoog gehouden. De fbi probeerde daar een eind aan te maken en het Joshua Fund kon geen enorme verliezen gebruiken. Dat was waar, vond Bennett, maar waarom zouden ze het gerucht over aol en Time Warner niet uit laten lekken om te zien wat er zou gebeuren? Als de koers dan begon te dalen, konden ze alles meteen verkopen. Als hij steeg, konden ze ze nog even aanhouden en dan verkopen, waarmee ze genoeg geld zouden verdienen om met het hele bedrijf op vakantie te gaan naar de Bahama’s.

MacPherson had toch moeten lachen. Die vent had lef. Dus hielden ze de aandelen nog even aan, maar de koers mocht niet onder de 40 dollar komen. Het nieuws lekte uit en tegen de kerst van 2000 stond de koers op 74 dollar. Toen het weer daalde tot 72, begon Bennetts team ze te verkopen. Toen alles verkocht was, had het Joshua Fund 50 miljoen aandelen verkocht tegen een gemiddelde prijs van 70 dollar. Dat betekende dat ze een winst hadden geboekt van bijna drie miljard dollar. ‘Een leuk bedragje,’ had MacPherson gezegd nadat hij Bennett had bedankt voor zijn vastberadenheid.

MacPherson gaf Bennett promotie. Hij benoemde hem tot hoofd investeringsstrateeg en gaf hem de leiding over meer dan honderd mensen. Bovendien vroeg hij Jon Bennett hem te helpen bij een heel ander project: MacPherson wilde de politiek in. Bennett was dan misschien geen republikein zoals MacPherson, maar wat maakte dat uit? Bennett was een democraat en aanhanger van Jack Kennedy. Daar kon MacPherson mee leven. De twee konden prima met elkaar samenwerken.

Bennett verzamelde stemmen voor MacPherson onder de democraten; eerst voor de gouverneursverkiezingen en toen voor het presidentschap. Bennett had hem altijd terzijde gestaan, van de fractievergaderingen tot de inauguratie. Hij deed het met veel enthousiasme, hoewel hij er niet voor betaald werd en er niets voor terug verwachtte. Hij had nooit gevraagd om een plaats in de regering. Hij had nooit een interessante titel gevraagd. Bennett gaf niet om politiek. Hij wilde alleen maar veel geld verdienen en waarom niet? Dat was tenslotte waar zijn talenten lagen.

De president wist zeker dat Bennett binnen vijf jaar in de Forbes 400 lijst zou hebben gestaan. Maar de zaken waren plotseling heel anders gelopen dan verwacht. Het ene na het andere drama voltrok zich en Bennetts lot werd herzien. MacPherson vroeg hem alles op te geven om voor de president te komen werken en een manier te vinden om een nu onmogelijk lijkende overeenkomst te bewerkstelligen tussen de Israëli’s en de Palestijnen. En hij had nog ‘ja’ gezegd ook. Bennett had zijn dromen en een enorme rijkdom opgegeven voor zijn voormalig baas en leraar. En nu wist MacPherson niet zeker of hij daar goed aan had gedaan. Had hij Bennett echt de kans van zijn leven gegeven? Was het de kans om in de geschiedenisboekjes te komen of had hij zijn doodsvonnis getekend?