Twintig
* * *
De nacht viel over de Iraakse woestijn.
De lucht was koud en donker en de volle maan ging schuil achter onweerswolken. Nergens in de verre omtrek was licht te zien. De bittere wind huilde in de ravijnen en de drooggevallen rivierbeddingen en Daoud Juma begon zich af te vragen hoelang het nog zou duren voor ze op de plaats van bestemming aan zouden komen.
Ze waren nog steeds op weg naar de stad Al Qa’im en het stadje Abu Kamal op de Syrische grens, maar ze waren er nog lang niet. Een jonge Fedajinstrijder bestuurde de auto terwijl Daoud op de achterbank probeerde te slapen. Voor hen reed een Range Rover met commando’s en uitrusting en achter hen reed het busje met voorraden.
Hij keek op zijn horloge. In Bagdad was het bijna middernacht en in Washington bijna vier uur ’s middags. Hij probeerde zich voor te stellen wat zijn mannen over vierentwintig uur zouden doen. Zouden ze dan al in Canada zijn? Zouden ze al ongezien over de Amerikaanse grens zijn gekomen? Zouden de auto’s en de wapens al klaar zijn?
Als alles volgens plan verliep, zouden de mannen bij elkaar komen in een oude hut in de Adirondackbergen, niet ver van Lake Placid. Ze waren allemaal al geïnformeerd en hadden allemaal geleerd met geavanceerde gps-apparatuur te werken. De hut was niet moeilijk te vinden. Hij hoopte alleen dat ze echt voorbereid waren op de sneeuw en het ijs en de bittere kou.
Geen van deze leden van Al-Nakbah was ooit in een ander land geweest dan hun geboorteland – Iran, Saoedi-Arabië of Palestina –behalve dan de anderhalf jaar dat ze in Irak hadden gewoond en dag en nacht hadden getraind in Salman Pak, net buiten Bagdad. Ze kwamen allemaal uit kleine dorpjes of woestijnstadjes. Afgezien van het feit dat ze nooit eerder in Amerika waren geweest en dat ze geen ervaring hadden met extreme kou, waren deze mannen volledig voorbereid op hun missie en Daoud moest hen maar vertrouwen.
Ze waren uitgekozen door leiders die Daoud zelf had aangesteld en opgeleid. Ze waren lichamelijk in topconditie en opgeleid tot sluipschutter of zelfmoordcommando. En ze waren allemaal bereid hun leven op het spel te zetten in de strijd tegen de grote satan. Deze mannen kenden geen angst en ze zouden al snel de kans hebben om hun moed te bewijzen.
Als ze eenmaal veilig over de Canadese grens waren en als ze zeker wisten dat ze niet gevolgd werden, zouden ze in de hut bij elkaar komen, hun korte golfradio’s op elkaar afstemmen en de laatste inlichtingen krijgen over de acties van het ministerie van Binnenlandse Veiligheid. Als Daoud Juma het teken gaf, zouden ze zich opsplitsen in vier teams van drie personen.
De eerste twee teams zouden naar Manhattan gaan en het derde team naar Boston. Daoud zou het vierde team persoonlijk naar Chicago begeleiden. Er kon natuurlijk veel fout gaan, dat wist Daoud heel goed, maar hij was er zeker van dat hij op alles was voorbereid.
Er waren hulptroepen onderweg, mannen die hij nog nooit had gezien en die hij ook niet wilde leren kennen. Sommigen reisden via Seattle, anderen via Tijuana en weer anderen via Miami. Sommigen reisden in groepen en anderen reisden alleen. Ze gingen naar Las Vegas, Phoenix, Chicago en Des Moines. Er gingen ook teams naar Montgomery in Alabama, Jacksonville in Florida en Palm Beach.
Het plan was flexibel en dat was een sterk punt. Elk individu was verantwoordelijk voor zijn eigen doelwit: een winkelcentrum, restaurant, bioscoop of supermarkt. Ze hoefden hem en hun medestrijders niet te vertellen waar ze naartoe gingen, tenzij ze wilden samenwerken voor een groter effect. Ze hoefden niet eens te beslissen wat hun doel precies was tot ze de aan hen toegewezen stad nauwkeurig hadden verkend.
Het zou niet moeilijk zijn om een plek te vinden waar veel mensen bijeen waren. De beveiliging was een lachertje. Er waren duizenden kilometers grens waar nauwelijks tot geen controle was, en in Amerika waren de plekken waar veel mensen samenkwamen – behalve overheidsgebouwen en belangrijke sportevenementen – slecht beveiligd. Waarom zouden ze die plekken ook beveiligen?
Voor elf september 2001 werden de commerciële vliegvelden in Amerika ook slecht bewaakt omdat Amerika nog nooit te maken had gehad met islamitische zelfmoordterroristen. Ze hadden er geen idee van hoeveel schade Osama bin Laden en Al-Qaeda Amerika zouden kunnen berokkenen.
Voor vierentwintig november 2010 – nog maar een maand geleden – was er vrijwel geen beveiliging in de particuliere luchtvaart. Mensen die in een privévliegtuig stapten, hoefden niet door de metaaldetector, hun paspoorten werden niet gecontroleerd en hun bagage werd niet onderzocht door honden van de explosievenopsporingsdienst. Waarom niet? Omdat Amerika nooit serieus had nagedacht over de mogelijheid dat een zakelijk privévliegtuig gekaapt zou kunnen worden door zelfmoordterroristen. Toen Saddam Hussein bevel gaf voor operatie Laatste Jihad en Fedajinstrijders, getraind door Daoud Juma, in een Gulfstream iv de presidentiële autocolonne aanvielen, was de wereld voorgoed veranderd.
En nu zou de wereld opnieuw veranderen.
Amerika was niet voorbereid op de golf zelfmoordaanslagen en aanvallen door scherpschutters die Daouds mannen voorbereidden. De Amerikanen geloofden niet dat zoiets mogelijk was omdat ze het nog nooit eerder hadden zien gebeuren. Maar ze zouden er snel achter komen dat ze ongelijk hadden. Daoud zou de grote satan een les leren die hij niet snel zou vergeten. Zijn mannen hadden toestemming van stad te veranderen als dat om veiligheidsoverwegingen nodig was. Hij was de enige die precies wist hoeveel Fedajinstrijders er bij de operatie betrokken waren, maar ook hij wist niet hoeveel van hen het daadwerkelijk was gelukt Amerika binnen te komen zonder opgemerkt en gearresteerd te worden. Het enige wat alle strijders moesten doen, was op dezelfde dag – dezelfde nacht, om precies te zijn – aanvallen.
Oudejaarsavond.
Over vier dagen.
* * *
Yuri Gogolov was niet tevreden met wat hij nu zag.
Hij was helemaal niet tevreden.
Goed, de vuurgevechten in de Westelijke Jordaanoever en Gaza gingen beter dan verwacht. Alle televisiezenders – behalve de staatstelevisie van Cuba en Noord-Korea – zonden de beelden live uit en het was wel duidelijk dat Washington de aanval niet had zien aankomen. Bovendien was er net nog wat interessante informatie binnengekomen van een informant van Al-Nakbah in Gaza. Die bron had hun nog niet eerder iets opgeleverd, maar dit verslag was wel heel erg interessant.
Het was nog maar de vraag of het wel waar was. Konden ze echt de schuilplaats hebben gevonden van Bennett en zijn team? Het was onwaarschijnlijk, maar Jibril had hem ervan overtuigd dat ze die kans niet mochten laten schieten. Niet nu er zoveel op het spel stond. Misschien hadden ze geluk.
Maar de toespraak van de president was een verrassing geweest. Dat zou Gogolov nooit toegeven, maar het was waar en een groot schaakspeler moest de situatie accepteren zoals die was en niet wensen dat het anders was. De waarheid was dat de grootmeester was verrast. Israël viel niet aan. De idf vocht niet tegen de Palestijnse troepen. De Palestijnen werden niet door de Joden uitgemoord.
In plaats daarvan kreeg de toespraak van de Amerikaanse president de goedkeuring van alle Europese steden, inclusief Parijs en Moskou. Die zwakke, slappe Mubarak – de valse farao van Egypte – vertelde zelfs op Radio Monte Carlo en de bbc dat hij daarvoor verantwoordelijk was. Gogolov vond het walgelijk dat Mubarak de hele wereld vertelde dat hij president MacPherson had gevraagd Israël tegen te houden. En Mubarak kwam er nog mee weg ook.
Dat was op zichzelf al erg genoeg, maar er waren nog meer problemen. Er begon iets te rommelen in de Arabische wereld.
Er stond een artikel in Jerusalem Post, waarin Amin Makboul, een hoge functionaris van de Fatah in de Westelijke Jordaanoever, zei: ‘De Arabische regimes zijn niet geloofwaardig. Als ze door andere landen gerespecteerd willen worden, moeten ze hun mensen vrijheid en democratie geven.’ Zijn collega Taisir Nasrallah had gezegd: ‘De hele Arabische wereld moet geherstructureerd worden. Dat wordt bewezen door de gebeurtenissen in Bagdad.’ Muawiyah al-Masri, een Palestijnse wetgever, voegde daaraan toe: ‘De democratie in de Arabische wereld moet gevormd worden naar de wensen en behoeften van het Arabische volk en niet onder druk van Amerika.’
Er werd verder nog niet openlijk over deze opvattingen gesproken, maar het leek overal zachtjes te borrelen.
‘Het was niet Saddam Hussein die uitgeschakeld werd, maar de leugens die hem vergezelden, hem prezen en verheerlijkten,’ stond in een redactioneel artikel van Alsharq Alawsat, een krant in Saoedi-Arabië waarvan het hoofdkwartier zich in Londen bevond. ‘De Arabieren zijn in twee groepen verdeeld in de strijd tegen Amerika. De ene groep noemt het een strijd om te blijven bestaan, een oorlog voor hun eer en een strijd tegen de Amerikaanse samenzwering. De andere groep weet – in stilte omdat ze allemaal verbannen zijn of in Irak onderdrukt worden – dat het een bevrijding was, een oorlog om hen te bevrijden van een corrupt, moordlustig regime dat moest verdwijnen. Dit is een historische gebeurtenis voor het regime. Alle eerdere oorlogen werden gevochten tegen Israël of tegen regimes, maar dit is de eerste in zijn soort. Dit is een oorlog tegen het kwaad in de Arabische wereld.’
Nu maakte Gogolov zich niet veel zorgen om het kwaad in de Arabische wereld. Hij was niet Arabisch. Hij was honderd procent Rus – een ultranationalist, om precies te zijn, en sommige mensen noemden hem een fascist. Hij was trots op zichzelf en zijn opvattingen. Gogolov had nooit van Saddam Husseins regime gehouden. Hij en Mohammed Jibril waren tenslotte degenen die Saddam de kernwapens hadden verkocht die zij hadden gestolen van het Russische leger. Hij en Jibril hadden Saddam ertoe overgehaald operatie Laatste Jihad uit te voeren tegen Israël en de navo. Hij en Jibril hadden Amerika en Israël op het laatste moment via Stuart Iverson en andere bronnen laten weten wat hij van plan was, waardoor zij Irak in de as hadden gelegd.
Maar het verspreiden van het democratische kapitalisme was geen deel van Gogolovs missie geweest. Zeker niet. Gogolov wilde de glorie van het moederland Rusland herstellen en haar bevrijden van de kapitalistische zwijnen die toestonden dat er maffiabazen en prostituees in de straten van Moskou en St. Petersburg liepen. Hij wilde dat Rusland niet alleen door de rest van de wereld werd gevreesd, maar dat het land door de rest van de wereld werd aanbeden.
In zijn strijd om van Rusland de enige wereldmacht te maken, moest Gogolov ervoor zorgen dat president Grigoriy Vadim, het kind dat nu de scepter zwaaide, uit de weg geruimd werd. Hij hielp de Russische economie naar de knoppen. Door hem was het leger achteruit gegaan omdat hij daar niet genoeg geld voor over had en de soldaten niet vaak genoeg op expansiemissie stuurde. Hij liet de kernwapens systematisch ontmantelen. Bovendien ging hij te vriendschappelijk om met het Westen – vooral met Washington – en met de Joden.
Rusland was geen grootmacht meer. Het was niet meer de wereldmacht die het ooit was geweest. Het land stond op het punt uiteen te vallen door de constante etnische strijd. De opstanden in Tsjetsjenië gaven duidelijk aan hoe zwak het Nieuwe Rusland was geworden onder Vadims lamme handen. Het tij moest worden gekeerd voordat Rusland een mikpunt van spot zou worden, een land van zwervers en bedelaars.
Gogolov wist dat het in ere herstellen van het Grote Russische Rijk tijd nodig had. Tijd, leiderschap en geluk. President Vadim moest vermoord worden en dat was niet gemakkelijk. Daarvoor moest er een putsch, een staatsgreep, op touw worden gezet tegen Vadims regering en de misdadigers van de Duma. Als Vadim er niet meer was, zou alles veranderen.
Rusland had veel geld nodig in harde valuta. Daarvoor moesten ze de olie-industrie in de Perzische Golf overnemen. Die industrie moest samengevoegd worden met de Russische olie-industrie. Bovendien moest Rusland de havens in het zuiden in handen krijgen, en de scheepvaartroute waarlangs de olie naar alle hoeken van de wereld werd vervoerd. Daarvoor moest Rusland samenwerken met de islamitische republiek Iran.
Het was een enorme onderneming, maar het doel was alle offers waard. Gogolov en Jibril wilden een Russisch-Perzische alliantie oprichten die vrijwel immuun was voor aanvallen van Amerika, de navo of Irak.
Ze hadden geen haast. Ze wisten heel goed dat er stukken op het schaakbord stonden die nog verzet moesten worden voordat de koning schaakmat gezet kon worden. Maar ze wisten ook dat ze niet alleen tegen Vadim speelden. Ze speelden ook tegen James ‘Mac’ MacPherson. En nu ook tegen Jonathan Meyers Bennett. Ze vochten tegen twee idealisten, mannen die de Arabische wereld vervuilden met ideeën over vrijheid voor mensen, goederen en kapitaal.
Ze moesten tegengehouden worden, dat was duidelijk.
Gogolov pakte de telefoon en belde Mohammed Jibrils privénummer. Het was nog vroeg in de ochtend, te vroeg voor beide mannen, maar dit was belangrijk. Ze moesten een tegenzet doen. Ze moesten zich weer offensief opstellen. Ze moesten Israël dwingen aan te vallen, alle geruchten over vrijheid en democratie de kop indrukken en het vuur van de jihad weer op doen laaien.
* * *
Bennett hoorde het niet.
De zwarte telefoon op Zieglers bureau ging twaalf keer over, maar Bennett lag nog steeds op de bank te slapen. Toen hij voor de dertiende keer overging, strompelde Erin McCoy slaperig van de stoel waarin ze had liggen slapen, naar het bureau. Ze nam op. Het was Jake Ziegler vanuit de controlekamer.
Ja, hij wist heel goed dat het nog maar kwart over twee was, maar in Washington was het kwart over zeven. De president had de Nationale Veiligheidsraad opnieuw bij elkaar geroepen en hij wilde dat Bennett en McCoy zich erbij voegden.
* * *
De hele Veiligheidsraad wist waar de president aan dacht.
Ze wisten dat hij overwoog troepen te sturen. Niet alleen om Bennett en zijn team en eventuele overlevende dss-agenten op te halen, maar ook om een eind te maken aan de Palestijnse burgeroorlog en de orde te herstellen. Er werden haastig militaire plannen opgesteld met lijsten van mogelijke doelwitten, de nodige inlichtingen en diplomatieke scenario’s. Maar de president wist dat er alleen nog maar algemene plannen werden gemaakt en ze nog niet naar de details konden kijken. In deze vergadering zou dus alleen nog gesproken worden over strategieën.
Welk doel wilden ze bereiken als de Amerikaanse legers het land zouden binnenvallen? Wat konden ze bereiken? Moest Amerika een van de groepen die nu in gevechten verwikkeld was, steunen? Kon een van die groepen samenwerken met Amerika?
Hiervoor wendde de president zich tot McCoy. Hij kende haar al haar hele leven en hij had vertrouwen in haar mening. Hij had haar de afgelopen eenendertig jaar niet alleen zien opgroeien, maar haar ook zien opbloeien tot een van de beste agenten van de cia, net als haar vader was geweest.
Toen Erin geslaagd was aan het taleninstituut van het Amerikaanse leger, was MacPherson uit Monterrey in Californië komen vliegen om het samen met haar te kunnen vieren. Toen ze klaar was met de undercover opleiding van de cia in Casablanca, waren ze allebei naar Parijs gevlogen om het in haar favoriete Marokkaanse restaurant te vieren. Toen ze was uitgekozen voor ‘operatie Bennett,’ had hij haar persoonlijk urenlang ondervraagd tot hij zeker wist dat ze er klaar voor was. Nu was ze volwassen geworden en hij wilde haar mening graag horen.
‘Erin, er zijn niet veel mensen die beter begrijpen wat ik wil bereiken dan jij, en er zijn ook niet veel mensen die meer weten over de situatie ter plekke,’ begon MacPherson. ‘Dus vertel me eens van wie jij verwacht dat hij de positie van Arafat uiteindelijk zal overnemen. Is er iemand die wij moeten steunen? Ik ga ervan uit dat we geen van Arafats politieke vriendjes moeten vertrouwen, of het nu Saeb Erekat of Hanan Ashrawi is, of een van de leiders van de Fatah. Maar ik weet niet veel over de leiders die op dit moment met elkaar in strijd liggen: Dahlan, Rajoub en die andere kerel.’
‘Barghouti?’
‘Precies. Wie zijn die mannen en is een van hen in staat om vrede te stichten als dit alles voorbij is?’