17
Ten Huize Raúl
Demis, Daphné en Sam zaten aan de eettafel in het appartement van Raúl. Ze vielen gretig aan op wat Raúl nog aan eten in zijn kasten had gevonden. Een diepvriespizza, wat oud brood en een blok kaas. Raúl had niet verwacht die nacht nog gasten over de vloer te krijgen.
Met de hulp van de politieagent waren ze makkelijk uit het gebouw van La Piedra Preciosa gekomen. Omdat ze de lijfwacht als gijzelaar hadden genomen, hadden de andere bewakers niet durven ingrijpen. Daarna had Raúl de man laten gaan. Omdat hij zelf had ingebroken, kon hij niets tegen hem bewijzen. Een politieagent moet normaal gesproken eerst een huiszoekingsbevel aanvragen voor hij ergens binnengaat. Gelukkig voor Sam en de anderen had Raúl dat deze keer niet gedaan.
Raúl had hen meegenomen naar zijn appartement en hen op de hoogte gebracht van de laatste ontwikkelingen in de zaak. Veel nieuws had hij niet kunnen vertellen. Dat Cristiano zijn ontmoeting met Ditor Bollo niet meer zou kunnen navertellen, had Sam al vermoed. En het nieuws dat het onderzoek naar La Piedra Preciosa altijd gesaboteerd was geweest, deed hem niet meteen opspringen van verbazing.
Na de uitleg was Raúl naar het politiekantoor vertrokken. Hij ging er een dossier klaarmaken om voor te leggen aan de onderzoeksrechter. Hij wilde zo snel mogelijk een officiële huiszoeking doen bij La Piedra Preciosa. Voordat Bollo de bewijslast kon vernietigen.
‘Waar denken jullie dat Bollo en de diamant nu zijn?’ vroeg Daphné.
‘Geen idee,’ antwoordde Demis, ‘maar Bollo’s arrogantie en zelfverzekerdheid kennende, heeft hij de diamant gewoon mee naar huis genomen. Hij denkt dat niemand hem iets kan doen.’
Sam knikte instemmend. ‘Je zou wel eens gelijk kunnen hebben. De vraag is hoe we daar binnen moeten komen.’
Daphné tikte met haar wijsvinger tegen haar hoofd. ‘Wat? Wil jij nu ook al inbreken bij Bollo zelf? Ben je misschien al vergeten hoe het daarnet is afgelopen? Als Raúl ons niet was komen helpen, hadden we nu kunnen kaarten met Cristiano!’
Sam liet haar even uitrazen. Ergens had ze wel gelijk. Ze waren inderdaad met veel geluk ontsnapt daarnet. Maar mocht hij zich daardoor laten afschrikken? Was hij een geheim agent in wording of niet? Een echte geheim agent gaf er toch ook niet de brui aan als hij een keer bedreigd werd!
‘Je vergeet dat ik nog steeds wordt gezocht voor diamantdiefstal, Daphné. En misschien schuift Delgado ook nog de moord op Cristiano in mijn schoenen. Hij zou er alles voor over hebben om mij de gevangenis in te krijgen.’
‘Maar we hebben nu toch de hulp van Raúl’, zei Daphné. ‘Hij zal er wel voor zorgen dat alles opgelost wordt.’
Demis bemoeide zich er nu ook mee.
‘Zo vanzelfsprekend is dat niet, Daphné. Je hebt Raúl zelf gehoord. Het onderzoek naar La Piedra Preciosa wordt altijd tegengewerkt. Als Raúl niet uitkijkt, verdwijnt hij net als zijn voorgangers.’
Daphné was niet overtuigd.
‘Maar op wie moeten we dan wel rekenen?’
‘Op onszelf, Daphné, alleen op onszelf ’, antwoordde Sam.
Demis rekte zich uit en geeuwde luidruchtig. ‘Groot gelijk, Sam. We kunnen alleen op onszelf rekenen. Maar ik ga niet in mijn eentje slapen! Ik stel voor dat Sam en ik in de slaapkamer van Raúl slapen en dat Daphné hier op de bank gaat liggen.’
‘Waarom moet ik op de bank slapen?’ protesteerde Daphné.
Demis lachte. ‘Van mij mag je ook bij ons in bed komen liggen, hoor. Ik dacht dat je als enig meisje misschien liever wat privacy had.’
‘Privacy? Midden in de woonkamer liggen waar iedereen doorheen moet, noem ik geen privacy!’
Sam leunde achterover. Hij mengde zich niet in de discussie. Hij wist nu al wie er aan het langste eind zou trekken. Demis had meer kans om de lotto te winnen dan dit geschil.
‘Maar dat is toch het makkelijkst!’ verweerde Demis zich. ‘Er is maar één groot bed en er zijn twee mannen, dus...’
‘Wel, als jij vindt dat je in de woonkamer genoeg privacy hebt, dan stel ik voor dat jij en Sam op de bank slapen en dat ik mij ontferm over het bed!’
‘Maar het is toch...’ sputterde Demis.
‘Geregeld? Inderdaad, dat wou ik ook net zeggen. Wilde je er nog iets aan toevoegen? Nee? Mooi zo, dan ga ik nu maar eens slapen. Slaap wel!’
Zonder Demis nog een kans te geven om te protesteren, stond Daphné op en begaf ze zich naar de slaapkamer.
Demis krabde in zijn haar en keek naar Sam.
‘Is zij altijd zo toegeeflijk?
Sam lachte. ‘Alleen wanneer je haar niet zelf laat kiezen.’
Hij stond op en liep door de kamer. Hij voelde zich moe worden. De voorbije dagen was hij niet bepaald aan een ideale nachtrust toegekomen. Hij had in de gevangenis, in een hut en op de trein geslapen. Hij was heel graag nu in het bed van Raúl gaan liggen, maar hij zou er door Daphné meteen weer uitgeschopt worden.
Sam keek door het raam. Barcelona was een rustige stad ’s avonds. Er liepen bijna geen mensen op straat. Of toch: in de verte zag hij enkele mannen komen aanwandelen. Ze hadden alledrie een zwart pak aan, die moesten vast nog naar een bruiloft. Wacht eens...
‘Welke bank wil jij, Sam?’ vroeg Demis. ‘Voor mij maakt het niet veel uit. Ik ben het toch gewend om op een veldbed te slapen. Neem jij die met de grote kussens maar. Sam?’
Sam antwoordde niet meer. Met grote ogen keek hij uit het raam. Dit keer hadden ze hen wel heel snel gevonden.
Raúl bladerde het gekopieerde dossier van Sam voor de honderdste keer door. Bij de e-mailconversatie tussen Sam en Summer hield hij halt. Er viel hem iets op, maar hij kon niet precies zeggen wat. Het lettertype van de e-mails was anders dan gebruikelijk. Niet anders dan de rest van het dossier, want dat had hetzelfde lettertype.
Raúl dacht na. Dat was het! Precies het feit dat de e-mails níét in een ander lettertype waren geschreven, was eigenaardig. Als Delgado de e-mails had onderschept, zou hij toch niet de moeite doen om ze naar zijn lettertype over te zetten? Het was mogelijk, maar niet waarschijnlijk. Een reden die meer voor de hand lag, was dat Delgado de e-mails zelf had getypt! Er was maar één manier om dat te weten te komen: hij moest dit uitzoeken op de computer van Delgado.
Raúl sloop naar het kantoor van Delgado en zette de computer aan. Vreemd, die vroeg geen paswoord. Delgado moest ervan uitgaan dat niemand het in zijn hoofd zou halen om zijn computer te kraken. Fout, dacht Raúl met een glimlach.
Via de zoekfunctie zocht hij naar de naam ‘Summer’. Hebbes! De bestanden die hij zocht, rolden over het scherm. De e-mails waren in Word geschreven, wat voor Raúl een bewijs was dat ze niet van Sam kwamen. Een e-mail van één zin schrijf je toch niet eerst in het klad in Word? Hij keek naar de datum en het uur dat ze gemaakt waren. Net voor de ondervraging van Sam, hij had Delgado te pakken!
Maar Raúls geluk was van korte duur. Voetstappen op de trap deden hem verbleken. Hij keek om zich heen. Er was maar één deur in het kantoor en daar kon hij niet meer doorheen zonder gezien te worden. Hij zat als een rat in de val. Hij had de kaas opgegeten en de val was dichtgeklapt.
Delgado en Fino hoefden hem er alleen nog uit te halen. En Raúl wist wat Delgado zou doen met een rat die in zijn papieren kwam snuffelen.
De deur ging langzaam open. Raúl zocht naar de revolver aan zijn zij. De holster was leeg. Waar was zijn wapen gebleven? Raúl dook weg onder een tafel. Hij zag de benen van twee personen de kamer binnenstappen. De ene droeg een grijs pak, de andere een spierwit.
‘Meneer González?’
Het was een stem die Raúl niet kende. Had Delgado iemand anders dan Fino meegenomen?
‘Meneer González?’ herhaalde de stem. ‘U hoeft zich niet te verbergen. We weten dat u hier zit. Ik had eigenlijk ook niets anders verwacht dan dat u in Delgado’s kantoor aan het rondsnuffelen zou zijn!’
Hoezo, ze hadden hem hier verwacht? Bollo moest Delgado op de hoogte hebben gebracht van zijn interventie in La Piedra Preciosa. En die had geraden dat hij hiernaartoe zou komen.
Raúl bleef op zijn knieën zitten, maar het verstoppertje spelen was snel voorbij. De twee personen stapten langzaam rond de tafel tot ze voor de bange politieagent stonden. Voorzichtig richtte Raúl zijn hoofd op. Tot zijn verbazing stonden er geen Delgado en Fino. Ook geen lijfwachten van Bollo of Bollo zelf. De man met het witte pak reikte hem de hand. ‘U hoeft niet bang te zijn, meneer González. Wij zijn hier niet om u kwaad te doen. Dit is meneer Summer en ik ben meneer Blanco. Ik geloof dat u al een tijdje naar mij op zoek bent?’