3
Barcelona
De dame naast Sam keek met grote ogen uit het raampje.
‘Het is toch wonderlijk dat wij hier zomaar tussen de wolken kunnen vliegen!’ zei ze tegen niemand in het bijzonder. ‘De techniek staat echt voor niets.’
Sam antwoordde niet en keek de andere kant op. Hij had geen zin in een gesprek over de wonderen der techniek. Na een jaar op De School wist hij als geen ander wat de mogelijkheden van de techniek waren. Elke dag werd er wel iets nieuws uitgevonden. Je kon je op De School tegenwoordig zelfs douchen zonder nat te worden.
Het was nog maar de tweede keer in zijn leven dat Sam in een vliegtuig zat. Het deed hem niet veel. Het was voor hem ongeveer hetzelfde als autorijden, alleen iets hoger en iets sneller. Alleen het opstijgen kon hem nog wel bekoren. Dat was zo’n beetje als een attractie in een pretpark. Je kreeg er ook kriebels van in je buik.
De eerste keer dat Sam had gevlogen, was toen hij met zijn ouders op reis was geweest naar Brugge. Zijn moeder, die tot op dat moment ook nog nooit had gevlogen, was helemaal geflipt. Zodra ze het gebrul van de motor had gehoord, was ze in paniek naar de nooduitgang gerend en had luid ‘laat me eruit, we gaan neerstorten!’ staan roepen. Tot Sams spijt had het personeel haar er niet uit gelaten.
‘Meneer Smith?’
Sam keek op. Een stewardess stond naast hem met een blinkend doosje in haar handen.
‘Euh, ja dat ben ik’, antwoordde Sam.
‘Ik moest u dit geven zodra we in de lucht waren’, zei ze. Ze gaf het doosje aan Sam.
‘Dankuwel’, mompelde Sam verbaasd, maar de stewardess was alweer verdwenen.
Hij bestudeerde het zilverkleurige doosje en ontdekte een knop met ‘open’ erop. Door een eenvoudige druk ging het deksel omhoog zoals dat van een diskman. Aan de binnenkant van het deksel zat een klein scherm. Het onderste deel bevatte twee oortjes van een koptelefoon en een knop waarop ‘start’ stond gedrukt.
Wat het precies was, wist hij niet, maar de werking van het doosje leek hem vrij eenvoudig. Hij stak de oortjes in zijn oren en drukte op de startknop. Het schermpje floepte aan en het hoofd van Summer verscheen in beeld. Summer begon te praten.
Dag meneer Smith. Voor u aankomt op de luchthaven van Barcelona, wil ik u nog even enkele instructies geven. Straks zult u worden opgewacht door iemand van de geheime dienst van Spanje. Die zal u naar hun hoofdkwartier brengen. Daar wordt u opgevangen door meneer Blanco. Hij zal u gedurende uw stage begeleiden. Luister goed naar hem, meneer Smith, Blanco is een man met veel ervaring en staat hoog aangeschreven in de wereld van de geheime diensten. Hij zal de komende weken uw leven voor u leiden. Hij zal zeggen wat uw planning is: wanneer u moet eten, wanneer u moet slapen en zelfs wanneer u naar het toilet moet gaan. Omdat we op alles voorbereid moeten zijn, bestaat er ook een mogelijkheid om in contact te treden met De School. Let wel, meneer Smith, dit is alleen voor uiterste noodgevallen! Dus niet om toiletpapier te vragen wanneer u op een pijnlijk moment zonder zit of om erover te klagen dat het eten of uw kamer u niet bevalt! Bij uw vertrek hebt u een koffer meegekregen. Daarin zit een laptop. Wanneer u die laptop voor de eerste keer opstart, zal er een code verschijnen. Die moet u zeer goed onthouden! U hebt ze nodig om de computer te gebruiken. Als u uw code vergeet, dan hebt u pech, dan zult u de computer niet meer aan de praat krijgen. Ik ga ervan uit dat u de computer niet nodig zult hebben, maar ik raad u ten zeerste aan om de code te memoriseren zodra u in Spanje bent. Wat ook nog het vermelden waard is, is het feit dat u nog een klein extra hebt meegekregen. In een van uw zakken vindt u een nieuwe uitvinding van January: een kleine walkman met enkele nieuwigheden. Ik raad u aan om de handleiding erbij goed te lezen! Dat was alles, meneer Smith. Ik wens u veel plezier en ik zie u over enkele weken terug op De School. O ja, zoals u misschien al had verwacht, vernietigt deze opname zich binnen de vijf seconden na deze boodschap.
Het scherm werd weer zwart. Toen Sam op de startknop duwde, gebeurde er niets. De opname was echt weg.
Sam voelde in zijn zakken en ontdekte de walkman. Die zag eruit zoals een doorsnee walkman, maar Sam wist wel beter. Alles wat in De School gemaakt werd, was allesbehalve doorsnee. Hij keek naar de koffer die aan zijn voeten lag. Hij had zich al afgevraagd wat daar in kon zitten. Een laptop voor noodgevallen dus. Die zou hij toch niet nodig hebben.
Barcelona ligt in het noordoosten van Spanje. Het is de tweede belangrijkste stad van Spanje in omvang en bevolking. Het is de hoofdstad van Catalonië – een autonome gemeenschap binnen Spanje. De officiële taal, zoals in heel Catalonië, is het Catalaans samen met het Castiliaans. De luchthaven van Barcelona ligt in de gemeente El Prat de Llobregat, op 12 kilometer ten zuidwesten van de stad. Daar zette het vliegtuig van Sam de wielen aan de grond.
Sam nam zijn koffer van de band en begaf zich naar de uitgang van de luchthaven. Summer had hem niet gezegd hoe hij zijn chauffeur zou herkennen. De mensen van zijn vlucht werden opgewacht door blije ouders, snikkende geliefden of breed lachende kennissen. Sam door niemand.
Toen het grootste deel van de massa verdwenen was, zat hij nog steeds eenzaam op een van de plastic stoelen. Zijn ogen spiedden de aankomsthal af. Ineens zag hij een man met een wit kartonnen bordje in zijn hand. Het was een grote, gespierde man, duidelijk van zuidelijke origine. De haargroei op zijn gezicht deed Sam denken aan zijn vroegere tuin wanneer zijn vader die weer eens wekenlang niet gemaaid had.
Sam kneep zijn ogen tot spleetjes en tuurde naar het opschrift: S. Smieth stond er in grote, maar onduidelijke letters op gekriebeld. Zou dat voor hem zijn? De steeds leger wordende hal in aanmerking genomen, was er niet veel twijfel mogelijk. Hij stapte naar de man toe.
‘Ik ben Sam Smith’, zei Sam. ‘Komt u mij halen?’
‘Señor Smith?’ antwoordde de man. ‘Sí, volgt u mij.’
Hij draaide zich om en liep naar de uitgang. Sam greep zijn koffer, die op handige wieltjes reed, en repte zich om de man bij te benen. Hij volgde hem naar een pikzwarte auto met geblindeerde ramen. De man opende het portier en gebaarde Sam te gaan zitten op de achterbank. Sam gehoorzaamde de zwijgzame man zonder tegenpruttelen.
Tijdens de tocht door Barcelona kwam Sam ogen te kort om alles te kunnen zien. Gefascineerd probeerde hij alles in zich op te nemen. De straten, de mensen en de gebouwen flitsten in een hoog tempo aan hem voorbij. De chauffeur aarzelde niet om zijn gaspedaal ver in te drukken. Met luid getoeter maakte hij de andere weggebruikers duidelijk dat hij eraan kwam en dat hij zijn voorrang zou nemen. Maar hij was niet de enige die deze rijstijl hanteerde waardoor er een orkest van getoeter ontstond. Het was echter een orkest zonder dirigent zodat de claxonkakofonie voor een aanslag op de trommelvliezen zorgde.
Het viel Sam op dat talrijke reclameborden het straatbeeld versierden. Wat ze allemaal precies betekenden, wist hij niet. Aan namen als ‘La Piedra Preciosa’, ‘El País’, ‘Mahou’ en ‘Once’ kon hij geen touw vastknopen. Andere kon hij, soms met behulp van de foto, wel raden. ‘Iberia’ bood comfortabele vliegreizen aan, ‘Amena’ gaf korting bij aankoop van een nieuwe gsm en om te weten dat ‘Telefónica’ iets met telefoons te maken had, hoefde je niet per se een universiteitsdiploma te hebben.
Na een korte en bruuske rit – de chauffeur zou niet misstaan hebben als formule 1-rijder – werd Sam afgezet voor iets wat op een groot kantoorgebouw leek.
‘Hasta luego, señor Smith’, riep de chauffeur nog. Hij trok flink op en was na enkele seconden weer uit het zicht verdwenen.
Sam keek naar het gebouw. Het had wat weg van de buitenkant van De School: het viel niet echt op, je liep er zo voorbij. Maar toch was dit gebouw anders. Het was iets chiquer, iets zwieriger. Er waren vele ramen en ook de afwerking straalde meer uit, hier en daar was er zelfs een stenen beeldje aangebracht.
‘Goedenavond, meneer Smith’, hoorde Sam een mannenstem zeggen. Het leek wel of heel Barcelona op de hoogte was van zijn komst. Hij keek naar de man die hem had aangesproken. Hij had een wit kostuum aan waar het zonlicht op weerkaatste. Hij had wat weg van de chauffeur van daarnet, maar zijn gezicht was veel verzorgder. Kort zwart haar en een fijn stoppelbaardje omringden twee donkerbruine ogen en een scherpe neus.
‘Goedenavond. Bent u meneer Blanco?’
De man knikte. ‘Sí, dat hebt u goed geraden. Ik zal u begeleiden tijdens uw verblijf. Komt u binnen, dan kunnen we iets rustiger praten.’
Zonder een antwoord af te wachten, stapte Blanco door de open glazen deur het gebouw binnen. Ook Sam stapte de hal in en keek rond. Zijn aandacht werd meteen getrokken door een reusachtige marmeren fontein die in het midden van de ruimte stond. Kleine stenen engeltjes werden de hele dag door verplicht om water op te hoesten. Het leek meer op de hel dan op de hemel voor hen.
Links was er een grote balie waar een man en een vrouw in nette bordeauxkleurige pakken druk bezig waren. Sam vermoedde dat het de receptie was. Rechts waren twee liften. De linkse kwam juist op de begane grond aan en een man die net als Blanco in een wit kostuum was gekleed, stapte uit. Het enige verschil was dat deze man een rood hemd onder zijn pak droeg en Blanco een wit. Hij groette Blanco met een korte knik, liet zijn ogen even over Sam glijden en liep dan verder.
‘Dat was meneer Rojo’, zei Blanco. ‘Hij is onze computerexpert. Hij kan in elk netwerk komen, maar het ook zo beveiligen dat er niemand meer in kan. Hij gebruikt een computer zoals wij een vork en een mes: erover nadenken is niet nodig.’
Blanco stapte naar de lift en drukte op een knopje. De deuren gingen weer open.
‘Ik zal u even een rondleiding geven op onze dienst, meneer Smith, dan weet u meteen hoe het er hier in Spanje aan toegaat.’
De lift steeg tot op de vierde verdieping. Blanco en Sam stapten uit en wandelden een lange gang in. Sam zag dat er regelmatig schermen aan de muren hingen waarmee men de benedenverdieping in het oog kon houden. De mensen van de geheime dienst waren blijkbaar niet zo tuk op onverwacht bezoek. Tijdens hun tocht gaf Blanco informatie over de Spaanse geheime dienst.
‘In tegenstelling tot jullie school werken wij niet met klassen. Bij ons krijgt elke agent af en toe een beschermeling onder zijn hoede. Die leidt hij dan gedurende een periode van drie maanden op. Daarna loopt de leerling nog stage bij een paar andere agenten. Net zolang tot wij vinden dat hij er klaar voor is.’
‘En wat gebeurt er wanneer een leerling klaar is met zijn opleiding?’ vroeg Sam.
‘Dan zijn er verschillende mogelijkheden’, vervolgde Blanco. ‘De leerling kan nog een tijdje naar het buitenland gestuurd worden of hij kan hier op de dienst beginnen en aan kleine zaken werken. En in sommige gevallen, als hij heel goed is, kan hij tijdelijk partner worden van een van de ervaren agenten en meteen aan het veldwerk beginnen.’
Sam dacht even aan zijn eigen toekomst. Hij had er echt geen flauw benul van wat er van hem zou worden na klas D. Maar dat waren zorgen voor later.
Blanco loodste hem een kantoor in. Achter een mooi houten bureau zat een vrouw met lang zwart haar. Het leek wel een fotomodel. Ze keek even op naar Sam en Blanco, maar richtte daarna haar blik weer op enkele foto’s die ze aan het bestuderen was.
‘Dit is mevrouw Azul’, stelde Blanco haar voor. ‘Zij is onze deskundige op het gebied van kernwapens en andere bommen. Wie tegenwoordig probeert om kernwapens te stelen, zal bijna altijd door haar gezien worden. Zij oefent ook de opmerkingsgave bij onze leerlingen.’
Sam keek het kantoor rond. Het was veel luxueuzer dan de kantoren die hij in De School had gezien. De muren hadden een zachte paarse kleur en speelden hier en daar gastheer voor een schilderij. Er waren tal van planten en de kasten bevatten naast wetenschappelijke boeken ook allerlei thrillers, romans en zelfs jeugdboeken. De huiselijke sfeer was op deze dienst alvast veel groter dan die op De School.
Mevrouw Azul stond plots op en pakte haar jas die aan een kapstok naast haar bureau hing. Sam zag aan haar linkerwijsvinger een opvallende, blinkende ring zitten. Degene die haar die gegeven had, moest heel rijk zijn. Azul liep haastig langs Sam en Blanco. Ze knikte kort als afscheid.
Na het kantoor van Azul leidde Blanco Sam verder langs de andere leden van de Spaanse dienst. Sam maakte kennis met meneer Verde, die instond voor alles wat met hypnose en de menselijke geest te maken had. Mevrouw Naranja wist alles af van de nieuwste technologische snufjes, mevrouw Amarillo was op de hoogte van alle chemische en biologische ontwikkelingen en meneer Violeta kon als geen ander spoorzoeken.
De andere agenten waren niet aanwezig, dus was de rondleiding snel gedaan. Blanco besloot dat het tijd was om Sam naar zijn hotel te brengen. Daar kon hij wat uitrusten en zich opfrissen. In de vooravond zouden ze samen gaan eten en dan zou Blanco Sam uitleggen wat er van hem verwacht werd tijdens zijn verblijf. Ze zouden ook de planning doorlopen, zodat Sam wist wat er de komende weken zou gebeuren.
Blanco begeleidde Sam naar de hal. Hij stak zijn hand uit ter afscheid.
‘Rust maar goed uit, meneer Smith’, zei hij. ‘Het worden nog drukke dagen.’