2
Goochelen
Twee zwarte jeansbroeken, een vijftal grijze en zwarte T-shirts, twee truien – een grijze en een zwarte – twee paar zwarte schoenen, zeven grijze onderbroeken en één blauwe met allemaal kleine Garfields erop, acht paar zwarte kousen, een grijs regenjasje en een toiletzak gevuld met tandenborstel, tandpasta, zeep en een washandje. Sam bekeek de koffer op zijn bed. Daar moest hij de komende weken wel mee doorkomen. Hij zou af en toe iets moeten laten wassen, maar Summer had gezegd dat dat geen probleem zou zijn.
De aanblik van de koffer met de zwarte en grijze kleren had iets treurigs. Alles was zo donker. Maar dat was nu eenmaal de outfit van een geheim agent. Hij mocht niet opvallen, hij moest er zo neutraal mogelijk bij lopen. Alleen de blauwe onderbroek met Garfield erop gaf kleur aan de verzameling. Sam had ze gedragen toen hij op De School aankwam en had ze goed bewaard. Zo had hij toch nog iets van zijn oude leven.
Sam had zijn grijze pak aangetrokken. De eerste indruk die hij zou maken bij zijn stagebegeleider was heel belangrijk. Om de relaties tussen De School en het buitenland optimaal te houden, moesten de leerlingen tijdens hun stages hun beste beentje voorzetten. Hun gastheren voor het hoofd stoten, was absoluut uit den boze. Er deden op De School geruchten de ronde dat de Koude Oorlog tussen Rusland en de Verenigde Staten was ontstaan doordat een jongen van de CIA-jongerenschool een grap had uitgehaald met zijn Russische begeleider. Bijna een halve eeuw lang laaiden de spanningen tussen de twee landen hoog op, maar niemand die nog wist dat de oorzaak een spin tussen een boterham was geweest.
Voor hij vertrok, had Sam nog les van mevrouw March. Normaal gezien werd er in de les geen kostuum gedragen, maar vandaag was een uitzondering omdat de meeste leerlingen meteen na de les vertrokken. Hij was benieuwd naar zijn bestemming. Die zouden ze pas later vernemen. De leerkrachten wilden niet dat hun leerlingen zich konden voorbereiden op hun trip. Na een jaar was Sam er al wel aan gewend; De School zat vol verrassingen.
‘Klop, klop, mag ik binnenkomen?’ onderbrak een stem zijn gedachten. Sam keek op.
‘Normaal vraag je éérst of je mag binnenkomen en kom je dán pas door de deur en niet omgekeerd, Daphné’, lachte Sam. ‘Maar ik zal het voor één keer door de vingers zien. Hoewel, beleefdheid is een belangrijke eigenschap van een geheim agent, dat weet je toch?’
‘Jaja, en domme grapjes maken ook zeker!’ antwoordde Daphné en gooide zich op Sams bed. Ze was niet in haar gewone doen, dat merkte Sam meteen. Na een jaar kenden ze elkaar door en door. Ze was duidelijk over iets aan het piekeren.
‘Oké, vertel het mij maar. Wat is er mis?’
‘Niets, waarom zou er iets zijn?’ zei Daphné, maar ze keek hem niet aan.
‘Niet doen alsof, Daphné.’
Ze zuchtte. ‘Het is al goed. Ik ben gewoon wat zenuwachtig voor die trip naar het buitenland. Het is tenslotte de eerste keer dat we het zo lang in ons eentje zullen moeten redden.’ Ze hief haar hoofd op. ‘Maar misschien overdrijf ik wel en zal het allemaal wel meevallen.’
‘Dat moet ík normaal zeggen’, zei Sam. ‘Nu stel je jezelf al gerust! Straks heb je mij helemaal niet meer nodig.’
‘Wie weet’, lachte Daphné. ‘Ik hoop dat ik je nog herken wanneer we terugkomen! Je blijft mij verbazen, Sam Smith. Ik ben hier nog geen minuut binnen, je hebt nauwelijks iets gezegd en toch voel ik me meteen een stuk beter! Hoe doe je dat toch?’
‘Pure magie, Daphné. Maar ik kan je mijn geheim niet verklappen, want dan zal ik je moeten doden. De erecode van ons, magiërs, is heilig!’
Daphné lachte weer. De witte rij tanden was nu helemaal zichtbaar. ‘Wat ben je toch een gekke jongen, Sam. Maar jouw nonsens over magie doet me eraan denken dat ik je eigenlijk kwam halen om naar de les te gaan. Mevrouw March houdt niet van laatkomers.’
‘Welke leerkracht wel op deze school?’ zei Sam.
Sam en Daphné stapten de kamer uit en zochten hun weg door de gangen van De School. De eerste weken dat Sam hier verbleef, was hij keer op keer verdwaald. Maar nu waren ze in een mum van tijd bij het juiste klaslokaal. Hun klasgenoten zaten al in hun bank, mevrouw March zelf was er nog niet. Sam en Daphné gingen snel op de twee vrije plaatsen zitten. Hun achterste had nog maar net het hout van de stoel gevoeld toen March binnenkwam.
‘Goedemorgen, klas B. Ik zie dat jullie allemaal klaar zijn om naar het buitenland te vertrekken. Mooi zo, dan heb ik nog ruim de tijd om jullie iets bij te leren. Ook op een dag als vandaag moet er gewerkt worden!’
In het eerste jaar had March aan deze klas – toen klas A – wiskunde onderwezen. Dit jaar gaf ze het vak Goochelen. Het was niet de bedoeling dat de leerlingen na hun opleiding op een podium gingen staan om konijnen uit hun hoed te toveren of vrouwen doormidden te zagen, maar met dit vak leerden ze wel allerlei handigheidjes. Ze kwamen te weten hoe ze de aandacht van hun tegenstander zó konden afleiden dat die niet meer op de handeling lette. Net als een goochelaar konden ze dan bijvoorbeeld met vingervlugge bewegingen dingen laten verdwijnen of tevoorschijn halen.
‘Vorige keer waren we net begonnen met enkele kaarttrucs’, zei March. ‘Hebben jullie die wat geoefend?’
Klas B knikte bevestigend.
‘Goed, dan zullen we eens kijken of dat ook echt zo is. Meneer James, kunt u eens even de truc voordoen waarbij de getrokken kaart uiteindelijk in de borstzak van de gefopte zit?’
Richard James kreunde hoorbaar. Op de een of andere manier werd hij er altijd uitgepikt om praktische proeven voor te doen. En er zou nog eerder een kudde olifanten De School binnenstormen dan dat Richard meteen zo’n proef kon laten slagen. Richard pakte het spel kaarten dat voor hem lag, schudde ze en spreidde ze uit voor zijn buurmeisje: Ann Jones. Die pikte er een kaart uit en liet ze aan de rest van de klas zien. Het was een hartentien. Ann stopte de kaart weer tussen de andere en Richard nam het stapeltje kaarten in beide handen. Dit was het moment dat hij ongemerkt de kaart in zijn mouw moest laten glijden. Het feit dat twintig ogen hem nauwlettend in de gaten hielden, maakte het er niet makkelijker op.
Richard begon de kaarten opnieuw te schudden. De hartentien zat duidelijk vooraan en bleef daar de hele tijd zitten. Richard zag geen kans om de kaart te laten verdwijnen en begon steeds sneller en sneller te schudden. Sam betwijfelde of het goed zou aflopen. Het tempo van het schudden nam snel toe, tot Richard de controle over de kaarten verloor en het hele pak uit zijn handen glipte. De kaarten maakten een boog door de lucht en vielen net voor de voeten van March op de grond neer. Eén kaart was echter op de tafel blijven liggen: de hartentien. Richard keek verbaasd naar zijn bank. De klas applaudisseerde enthousiast.
‘Bravo, meneer James,’ zei March, ‘u hebt zonet uw hoogstpersoonlijke kaarttruc uitgevonden. En hij werkt wonderwel, moet ik zeggen, maar ik vraag me af of u er ooit nog in zal slagen om deze stunt te herhalen.’
Richard bloosde, maar tegelijk glunderde hij ook een beetje. Tenslotte kon niemand verklaren hoe hij dit gedaan had. Hijzelf ook niet, maar dat was bijzaak.
De rest van de les werd er dieper ingegaan op het wegmoffelen van de kaarten. Je kon ze bijvoorbeeld in je mouw steken, maar ook in je eigen borstzakje of zelfs in je mond. Dan moest je daarna niet te veel spreken, want dan zou je snel door de mand vallen. Je kon de kaart ook ongemerkt langs je nek in je trui laten glijden of in je onderbroek stoppen. Ook je kousen waren een goede verstopplaats. Onder tafel kon men je immers moeilijk in de gaten houden. Op het einde van de les keek mevrouw March op haar horloge.
‘In de tijd die ons rest, zal ik jullie nog een leuke truc laten zien’, zei ze.
Ze legde drie kaarten naast elkaar op haar bureau. Twee zwarte en een rode dame, de harten.
‘U zult hem waarschijnlijk al op straat gezien hebben waar sluwe oplichters de mensen geld proberen af te troggelen. Het is de bedoeling dat u de rode dame kunt aanwijzen. De speler mag de kaarten eerst even zien, dan worden ze omgedraaid en door elkaar gelegd.’
March draaide haar kaarten om en begon de kaarten bij wijze van voorbeeld door elkaar te schuiven. Razendsnel gingen de kaarten over en onder elkaar. Sam probeerde de rode kaart te volgen. Hij gaf het al snel op. Plots hield March haar handen weer stil. De drie kaarten lagen weer netjes naast elkaar.
‘Nu,’ vervolgde March haar uitleg, ‘voor jullie beginnen te raden waar de rode kaart kan zijn, moet ik jullie even waarschuwen. Ook al is de oplichter nog zo snel, zijn klant heeft altijd één kans op drie om juist te gokken. En dat kan een groot risico zijn als het over veel geld gaat. Toch nemen de meeste goochelaars en kaarttovenaars hun ‘beroep’ ernstig en geven ze de klant een eerlijke kans. Ze gaan ervan uit dat die er meestal naast zit.’
March wees naar de kaarten.
‘Wie denkt dat de rode dame de meest linkse kaart is?’
Sam en drie klasgenoten staken hun hand op. Om heel eerlijk te zijn had Sam echt geen idee. De rode dame kon overal liggen. March draaide de kaart om: de schoppen dame lachte de klas treurig toe.
‘Fout’, zei March. ‘Jammer dat ik hier geen geld mee verdien! Volgens wie is het de middelste?’
Alleen de vinger van Ann Jones ging de lucht in. March hield de kaart in de lucht en deze keer was het de klaveren dame die haar bloem de klas toezwaaide.
‘Sorry, mevrouw Jones, ook u zit er naast.’
March nam de laatste kaart en hield ze met de beeltenis naar zich gericht omhoog.
‘Wie dacht er dat dit de rode dame was?’
De overige vijf leerlingen van Klas B, met Daphné glunderend op kop, lieten met plezier hun vinger zien. Zij hadden hun slimme lerares van de eerste keer doorgehad!
‘Goed, de vingers mogen weer naar beneden. Nu, voor u zichzelf gaat beschouwen als meesters in het doorzien van kaarttrucs, nog even dit: de échte oplichters nemen geen enkel risico en dat doen ze simpelweg als volgt.’
Langzaam draaide March de laatste kaart om. De vijf die zonet nog een glimlach zo breed als een watermeloen hadden gehad, keken nu beteuterd. De kaart toonde weer een schoppendame.
‘Echte oplichters zorgen ervoor dat er geen rode dame meer is. Na het spel draaien ze alleen de kaart om die hun tegenspeler aanwijst. En dat zal altijd een zwarte dame zijn. Dat er geen rode dame meer in het spel zit, weet de tegenspeler niet. Zo heeft die minder kans om te winnen dan een baksteen de honderd meter schoolslag.’
James Richards stak zijn hand op. Sam keek hem even aan en moest inwendig glimlachen om al de keren dat hij Richard James en James Richards had omgewisseld. Die twee hadden niet alleen gelijksoortige namen, ook hun uiterlijk was haast hetzelfde. Met een identieke tweeling zou Sam minder moeite gehad hebben.
‘Wat kan ik voor u doen, meneer Richards?’ vroeg March.
‘Hoe laten die oplichters, en ook u zonet, die rode dame dan verdwijnen?’ vroeg James.
Mevrouw March keek weer op haar horloge.
‘Hmm, president-directeur-generaal Autumn is er nog niet, dus kan ik daar nog wel wat uitleg over geven.’
De klas luisterde aandachtig naar de tips van mevrouw March. In het dorp van Sam had ooit eens zo’n kaarttovenaar opgetreden. Maar keer op keer hadden de toeschouwers doorgehad waar de rode kaart lag. En wanneer hij ten slotte vals probeerde te spelen, werd hij opnieuw doorzien en bekogeld met programmaboekjes, broodjes kaas en ham en zelfs een mobieltje. De goochelaar had snel de aftocht geblazen, maar niet voordat hij een broodje kaas en de telefoon had opgeraapt. Het was niet eens een slechte fooi voor zijn prestatie geweest.
March deed ondertussen nog een truc voor op haar bureau.
‘En hupsakee, al het geld is voor u! Maar mag ik u eraan herinneren dat dit een school is voor geheim agenten en geen opleiding tot circusclown! Deze technieken dienen alleen om uw inzicht te verscherpen en uw vingervlugheid bij te schaven.’
Knal! Een luide bons op de deur verstoorde haar uitleg. Zonder een antwoord af te wachten kwam meneer Autumn de klas binnengestommeld. Autumn was de absolute grote baas van De School. Na jaren veldwerk had hij ervoor gekozen om De School te gaan leiden. De kans dat je achter je bureau een verdwaalde kogel tegenkwam, was een stuk kleiner dan tijdens een undercoveroperatie.
‘Goedemiddag klas B. Jullie zijn allemaal netjes gekleed, zie ik. Mooi zo, dat bespaart mij een geweldige donderpreek. Jammer ook eigenlijk, want ik had hem goed voorbereid!’
Autumn haalde een briefje uit zijn broekzak, bekeek het kort en kon het niet laten om zachtjes te beginnen lachen.
‘En er zaten ook leuke vondsten in, al zeg ik het zelf’, grinnikte hij. ‘Zoals hier: meneer of mevrouw zo en zo, als u niet maakt dat u binnen de drie minuten in kostuum voor mij verschijnt, dan zorg ik ervoor dat u lopend naar het vliegveld mag gaan, slechts gekleed in uw onderbroek en een geruit vlinderdasje!’
Hij pinkte een traantje weg.
‘Of deze: mevrouw of meneer, ik zou u een sloddervos willen noemen, maar dat zou niet eerlijk zijn tegenover de vossen, want hun hol is waarschijnlijk veel schoner dan uw koffer! Mm, die zal ik maar schrappen want ik heb uw koffers niet gezien.’
Autumn nam een pen en streepte enkele zinnen door. Toen hij weer opkeek, stond zijn gezicht ernstig.
‘Ik wens u allen veel plezier en veel leergenot tijdens uw stage. Denk eraan dat u de hele school vertegenwoordigt. Ik verwacht van u dan ook gedrevenheid, enthousiasme, leergierigheid en beleefdheid. Kortom, alles wat een geheim agent in spe hoort te zijn.’
Autumn stond bekend om zijn lange speechen. Sam hoopte dat hij het deze keer kort hield, want anders zouden de leerlingen van klas B hun vliegtuig, boot of trein missen. Autumn ging verder.
‘Ik verwacht dat u van de gelegenheid gebruikmaakt om uw ogen goed de kost te geven. Dit is een ideale gelegenheid om kennis op te doen. Ik ben er zeker van dat u allen een stuk volwassener zult terugkomen.’
Hij haalde weer een blad uit zijn zak.
‘Hierop staan uw vertrekuren en uw bestemmingen. Er is nog even de tijd om een hapje te eten, maar zorg ervoor dat u stipt op tijd beneden in de hal staat. U weet dat stiptheid een belangrijke eigenschap van een geheim agent is. Tot over enkele weken!’
Autumn knikte kort naar de tien leerlingen, legde het blad op de tafel van mevrouw March en liep het lokaal uit. De leerlingen dromden samen rond het blad. Brussel! Parijs! Dortmund! Kopenhagen! De klas werd gevuld met de namen van Europese steden. Sam ging naar Barcelona, Daphné naar Marseille. Allebei naar het zonnige zuiden, dat trof! Het zou er niet snikheet zijn, maar het was beter dan pakweg het koude Oslo. Sam vertrok over een uur, Daphné moest nog anderhalf uur wachten.
Sam en Daphné liepen de klas uit, wandelden door de gang en stopten bij een scherm dat in de muur zat.
‘Wat wil jij eten?’ vroeg Daphné.
Sam keek naar het menu op het scherm. ‘Ik weet niet of ik veel van dat Spaanse eten zal lusten. Ik denk dat ik nog maar eens een duikboot neem, dan heb ik zeker nog een lekkere maaltijd achter de kiezen voor ik vertrek.’
‘Jij bent zo voorspelbaar, Sam!’ zei Daphné. ‘Jij eet alleen maar duikboten! In jouw paradijs eten ze geen rijstpap met gouden lepels, maar dikke, vette hamburgers met grote vorken!’
Sam lachte en probeerde het zich voor te stellen. Hij zag zichzelf op een wolk zitten met in zijn handen een hamburger zo groot als een boekentas. Hmm, het water kwam hem al in de mond. Intussen had Daphné enkele knopjes ingedrukt en ging er naast het scherm een luik open. Daphné haalde er de hamburger met pepersaus uit voor Sam en een kom spaghetti voor zichzelf.
‘En jij noemt mij voorspelbaar!’ zei Sam gespeeld verontwaardigd. ‘Ik had er al mijn geld op durven te verwedden dat jij een maffia zou nemen. Als ik geld had gehad natuurlijk.’
Daphné glimlachte, maar reageerde niet. Haar hoofd zat alweer bij de komende stage. Ze slenterden terug naar hun kamer en aten onderweg hun maaltijd op. Op De School had al het eten een andere naam. Behalve een maffia en een duikboot kon men bijvoorbeeld een kogelvrij vest (worst met spek), een gewonde (biefstuk), pijltjes (frieten), een halvemaan (watermeloen) en nog vele andere maaltijden en tussendoortjes bestellen. Het was even wennen aan de namen, maar het eten was altijd heel lekker.
Op Sams kamer aten ze de rest van hun maaltijd op – tenminste dat wat onderweg nog niet van hun bord was gevallen – en babbelden ze nog wat over hun stages. Na een tijdje stond Sam op en pakte zijn koffer.
‘Ik ga naar de hal, ik wil zeker niet te laat komen’, zei hij.
Daphné stond op en omhelsde hem. ‘Succes, Sam. Laat ze maar eens zien wie Sam Smith is!’
‘Komt in orde. Ze zullen geweten hebben dat ik er was’, lachte Sam. Hij wist op dat moment nog niet hoe waar die woorden zouden zijn.