16

La Piedra Preciosa

‘We moeten de dossiers van La Piedra Preciosa in handen krijgen’, zei Sam. ‘Alleen zo kunnen we aantonen dat ze corrupt zijn.’

‘En misschien ontdekken we dan ook wie die Cristiano is’, voegde Daphné eraan toe. ‘Dan kunnen we op zoek gaan naar de diamant.’

Sam, Daphné en Demis zaten nog steeds in dezelfde broodjeszaak. De eigenares probeerde hen naar buiten te krijgen door hen vieze blikken toe te werpen. Ze hadden immers al een tijd niets meer besteld, ze zaten alleen maar te babbelen. Dat kon de op geld beluste vrouw niet hebben. De drie negeerden haar echter en gingen door met plannen maken. Demis keek bezorgd.

‘Ik denk dat jullie er iets te licht over denken. De dossiers van La Piedra Preciosa worden streng bewaakt. Daar komen we nooit bij!’

Sam was verbaasd over de terughoudendheid van Demis.

‘Wil je dan eeuwig in je hut blijven wonen? Dit is een kans om je te wreken op die valse Ditor Bollo! We hebben niets te verliezen!’

‘Ik anders wel’, mompelde Daphné. ‘Ik word niet verdacht van diamantendiefstal en ik word ook niet zwartgemaakt door mijn ex-werkgever.’

Sam wist dat ze gelijk had. In tegenstelling tot hen had Daphné heel veel te verliezen. Daphné lachte echter toen ze de bezorgde gezichten van de mannen zag.

‘Maak jullie maar geen zorgen, hoor. Ik help jullie tot het bittere einde! We zullen die Bollo eens aanpakken!’

Demis werd aangestoken door de strijdlustigheid van Daphné.

‘Goed, jij wint, Sam. We zullen proberen de geheime dossiers van La Piedra Preciosa te bemachtigen. Met een beetje geluk zijn het nog steeds dezelfde bewakers die er ’s nachts de wacht houden. Ik heb in mijn eerste jaar heel wat overuren gemaakt, dus ik ken hun gewoonten wel.’

Demis begon iets stiller te praten. Sam en Daphné spitsten hun oren.

‘Stipt om twaalf uur komen de drie bewakers bij elkaar aan de balie die op de begane grond gelegen is. Gedurende twintig minuten houden ze dan een luidruchtige koffieklets. Ik vermoed dat ze hun koffie aanlengen met wat sterke drank, maar zeker ben ik daar niet van. We hebben dus twintig minuten om via het raam op de eerste verdieping naar binnen te komen en de juiste dossiers te vinden.’

Het plan klonk goed, maar veel tijd zouden ze niet hebben. Twintig minuten was niet lang. Toch moesten ze deze kans met beide handen grijpen. Sam keek naar de klok die achter de toonbank hing. Tien over tien. Over minder dan twee uur zou de koffieklets van de bewakers beginnen. Hij hoopte dat ze heel wat gesprekstof hadden.

Een man liep met snelle pas door de straten van Barcelona. Hij was geheel in het grijs gekleed. Zowel zijn jas, zijn pak als zijn schoenen waren grijs, zodat hij nauwelijks opviel in de donkere stad. Hij stopte voor een gebouw dat op een groot kantoorgebouw leek. Hij duwde tegen de glazen deur, maar die bewoog geen millimeter. Ongeduldig klopte hij enkele keren op het glas. Door de deur zag hij een gezicht opdoemen. Twee ogen bestudeerden hem van top tot teen. Kort daarna hoorde hij sleutels rinkelen en werd de deur geopend.

‘Meneer Summer! Dat is lang geleden!’ begroette een oude man in bordeauxkleurig pak hem.

‘Dat is het inderdaad, meneer Portero’, antwoordde Summer. ‘Maar ik vrees dat ik nu geen tijd heb om wat bij te praten. Ik kom voor meneer Blanco.’

‘Natuurlijk, meneer Summer. Een geheim agent heeft immers nooit rust! Een klein ogenblik, ik roep hem voor u.’

Portero haastte zich naar de balie en drukte een paar knoppen in. Ondertussen liet Summer zijn blik door de hal dwalen. Hij herinnerde zich hoe hij als kleine jongen met ontzag naar de grote fontein had gekeken. Het was zijn eerste stage geweest. Dezelfde engeltjes als toen stonden daar nog steeds water te spuwen. Nu even niet, ’s nachts genoten ze van een welverdiende rust.

‘U mag de lift nemen naar de vierde verdieping. Ik neem aan dat u de weg nog kent?’

Summer knikte. ‘Bedankt, meneer Portero. Als deze zaak is afgehandeld, kom ik nog wel eens langs.’

Portero glimlachte. ‘Daar houd ik u aan, meneer Summer. Ik heb altijd gedacht dat u het ver zou schoppen. Jongens zoals u heb ik hier nog niet veel zien langskomen. Maar haast u zich nu maar, meneer Blanco verwacht u.’

Summer groette Portero en steeg met de lift naar de vierde verdieping. Toen de deuren opengingen, zag hij een bekend gezicht voor zich staan. Hij stak zijn hand uit.

‘Goedenavond, Blanco. Vervelende situatie, niet?’

Om halftwaalf hadden Sam, Daphné en Demis al postgevat voor het gebouw van La Piedra Preciosa. Ze bestudeerden de omgeving. Toen Demis had gezegd dat ze via het raam op de eerste verdieping konden binnendringen, had dat eenvoudig geleken. Nu ze voor het gebouw stonden, bleek dat niet zo te zijn. Het raam waar ze door moesten, bevond zich wel vijf meter boven de grond!

‘Hoe komen we daar ooit?’ vroeg Daphné.

‘Tja,’ zei Sam, ‘springen is alvast uitgesloten... Als we nu konden vliegen misschien...’

Demis zei niets. Hij bleef naar het gebouw turen om een oplossing te zoeken. Hij had er al snel een gevonden.

‘Zien jullie wat ik zie?’ vroeg hij.

Sam en Daphné staarden in de verte.

‘Wat? Een ladder?’ vroeg Daphné.

‘Een lift naar het raam misschien?’ voegde Sam er met een monkellachje aan toe.

‘Het is niet het moment voor grapjes’, zei Demis vermanend.

Daphné kon het echter niet laten. ‘Is het misschien een reuzentrampoline? Dan springen we gewoon in een keer door het raam!’

Demis negeerde de opmerking. ‘Kijk eens naar dat verkeersbord. Die ronde plaat bevindt zich precies onder het raam.’

‘Een verkeersbord kunnen we wel opklimmen...’ zei Sam.

‘Zeer juist’, zei Demis. ‘Ik weet alleen niet hoe we het raam moeten open krijgen.’

Sam tastte in zijn zak naar zijn walkman. Die had hij gelukkig onderweg naar Marseille uitvoerig uitgetest.

‘Daar zorg ik wel voor’, zei hij.

‘Goed, dan kunnen we nu alleen nog maar wachten’, zei Demis.

Met gespannen zenuwen wachtten de drie tot het twaalf uur was. Sam begon even te twijfelen, was dit wel een goed plan? Hij verdreef de negatieve gedachte. Het deed er even niet toe of dit een goed plan was of niet. Het was hun enige plan, dus veel keuze hadden ze niet.

Een minuut voor twaalf stonden ze klaar aan het verkeersbord. Demis vouwde zijn handen in elkaar om Sam een zetje te geven.

‘Wacht even’, zei Sam. ‘Weten we zeker dat die bewakers weg zullen zijn?’

Demis schudde zijn hoofd. ‘Nee, dat weten we niet zeker.’

Sam zuchtte diep en zette zijn rechtervoet op de handen van Demis. ‘Ik wou gewoon even controleren.’

Klokslag twaalf uur hing Sam aan het verkeersbord. Hij haalde zijn walkman uit zijn zak en drukte een paar knopjes in. Aan de onderkant kwam er een vlijmscherp mes tevoorschijn en de draad met de oordopjes kwam er een centimeter of vijf uit. Toen hij de oordopjes van het toestel tegen het raam duwde, bleven die tot zijn tevredenheid kleven. Ze dienden niet alleen als luidsprekers, maar ook als zuignapjes.

De rest was kinderspel. Sam sneed met het mes een cirkel uit het glas, stak zijn arm erdoor en opende het raam vanbinnen uit. Hij keek naar binnen. Geen beweging te bespeuren. Sam klauterde door het open raam en gebaarde naar de anderen om naar boven te komen.

Even later stonden ze met zijn drieën in het gebouw van La Piedra Preciosa. Ze lieten hun ogen even wennen aan de duisternis. Het was een grote, open werkruimte. Tussen de bureaus stonden alleen maar kleine schotten, ruimte voor privacy was hier niet.

‘Kom’, zei Demis. ‘Hierheen.’

Hij leidde hen naar de andere kant van de verdieping, waar in de hoek toch een afgescheiden kantoor te bespeuren viel.

‘Is dit het kantoor van de directeur?’ vroeg Daphné.

‘Nee, van de onderdirecteur, Ditor Bollo’, fluisterde Demis. ‘De directeur zit een verdieping hoger. Maar die komt bijna nooit naar zijn kantoor. Hij laat Bollo de zaken regelen.’

‘En die maakt daar met plezier misbruik van’, voegde Sam eraan toe.

In de hoek van het kantoor stonden kasten met verschillende schuiven. Demis trok er enkele open.

‘En nu zoeken maar, probeer iets bezwarends te vinden of iets wat naar de diamant leidt.’

Sam pakte enkele mappen. De eerste twee zaten vol informatie over gevallen waar de verzekeringsmaatschappij zich de laatste maanden over had gebogen. Niet interessant voor hem. Bij de derde map had hij prijs.

‘Kijk hier! Allemaal dossiers van bekende personen. Ditor Bollo heeft bezwarend materiaal verzameld om tegen hen te gebruiken. Foto’s, rekeningspecificaties, witwasoperaties, boetes en noem maar op. Daarom komt La Piedra Preciosa nooit in de problemen, Bollo chanteert gewoon iedereen die tegen hem is!’

Ook Daphné had intussen iets gevonden.

‘En als hij hen niet kan chanteren, koopt hij hen gewoon om. Verschillende politici hebben de voorbije jaren aardig wat geld gekregen van La Piedra Preciosa. Officieel zijn het terugbetalingen van de verzekering, maar dat maak je mij niet wijs.’

Daphné bladerde verder.

‘En om het plaatje compleet te maken: ook Delgado staat bij de gelukkigen die regelmatig door de verzekering worden beloond. Als we deze dossiers naar de politie brengen, kan Bollo het wel schudden.’

Demis keek bedenkelijk. ‘Daar zou ik niet zo zeker van zijn, Daphné. Bollo is duidelijk niet bang voor de politie. Anders zou hij deze dossiers hier niet bewaren. Als we ze naar de politie brengen, hoe weten we dan zeker dat die niet omgekocht zijn?’

‘Zeer juist, meneer Lagos!’

Sam, Daphné en Demis keken verschrikt op. De stem die net had gesproken, was van geen van hen! Toen het licht plotseling aanging, draaiden ze zich aarzelend om. Ditor Bollo en zijn twee lijfwachten stonden hen grijnzend aan te kijken. Sam herkende de lijfwachten, het waren de twee die zijn kamer overhoop hadden gehaald en die hem hadden staan opwachten in het gebouw van de geheime dienst toen hij daar voor Blanco vluchtte. Hij had toen gedacht dat ze bij Blanco hoorden, want hij had niet geweten dat de mannen hem tot daar hadden achtervolgd. Sam had er nog maar eens spijt van dat hij Blanco niet had vertrouwd. Maar daar was het nu echt veel te laat voor.

Bollo deed een stap naar voren.

‘Ik merk dat u ons beleid nog steeds niet weet te appreciëren, meneer Lagos. Ik heb een juiste keuze gemaakt door u zonder pardon te ontslaan. Hoe gaat het voor de rest? Al ander werk gevonden?’

De spottende blik van Bollo maakte duidelijk dat hij het antwoord al wist. Demis liet echter niet met zich sollen.

‘Denk je dat ik er spijt van heb dat ik hier niet meer werk? Ik heb tenminste nog een zuiver geweten’, zei hij. ‘Dat kan ik niet van iedereen in deze kamer zeggen.’

Bollo rolde met zijn ogen. ‘Ach, gewetens... Wat heb je daaraan? Een zuiver geweten wordt ten zeerste overschat dezer dagen. Wie heeft er nog een zuiver geweten? Jij? Laat me niet lachen! Goed, je bent op je achterste poten gaan staan toen je ontdekte dat die oude vrouw onschuldig was. Proficiat hoor! Maar wat met al die andere zaken waaraan je hebt meegewerkt?’

Bollo boorde zijn gifgroene ogen diep in die van Demis.

‘Denk je dat je daarbij geen mensen verdriet hebt gedaan? Denk je dat die allemaal zuiver waren? Jij hebt geen zuiver geweten, Lagos, jij bent gewoon naïef! Leer er maar mee leven, niemand heeft een zuiver geweten!’

Demis vuurde tonnen haat af naar Bollo, maar hij zweeg.

‘Wel,’ ging Bollo verder, ‘als we dan toch geen van beiden een zuiver geweten hebben, dan leef ik liever in een poepchique villa met zwembad dan in een hut in het bos.’

De twee lijfwachten grinnikten. Sam mengde zich in het gesprek.

‘Het bedrog kan niet blijven duren, Bollo. Vroeg of laat ontdekken ze waar je mee bezig bent en dan hang je!’

Bollo keek minachtend naar Sam.

‘Wel wel, wat een brutaal kereltje! Delgado had me al zoiets gezegd. Wel, liever laat dan vroeg, hé. Maar je hebt gelijk hoor, er komt altijd wel iemand achter. Dat is echter zo geregeld. Zoals ik al zei, niemand heeft een zuiver geweten. Alles is te koop. En als er eens iets niet te koop is, wel...’

Hij klopte op de schouders van zijn lijfwachten.

‘... Dan regelen deze heren dat wel!’

Hun gebulder vulde de kamer. Sam keek vertwijfeld naar Demis en Daphné. Ze hadden gegokt en verloren. Hoe had Bollo kunnen weten dat ze hier waren? Alsof hij gedachten kon lezen, gaf die zelf het antwoord op Sams vraag.

‘Dachten jullie nu echt dat jullie hier konden inbreken? Dat ik zou vergeten dat Lagos hier gewerkt had?’

Sam keek op. Hoe wist Bollo dat Demis hen hielp? Bollo leek wel een kristallen bol te hebben!

‘De arme man die jullie hebben opgelicht in het park, heeft jullie beschrijving gegeven’, vervolgde Bollo. ‘Ik wist meteen om wie het ging. Een paar extra camera’s plaatsen was voldoende. De bewakers kregen de opdracht om zoals altijd om twaalf uur hun pauze te nemen. Toen jullie inbraken, zagen zij dat op hun scherm en hop, jullie zijn erbij. Dat ik in de buurt was, is wel toeval moet ik zeggen. Ik heb eigenlijk wel belangrijkere dingen aan mijn hoofd dan hier met jullie te staan kletsen.’

Hij boog zich een beetje voorover. Sam merkte dat hij een hangertje droeg waaraan een klein diamantje hing. ‘Ik zal jullie een geheim verklappen. De diamant is weer van mij.’

Bollo glunderde als een klein kind dat de speelgoedauto van een nog kleiner kind had afgepakt.

‘Maar niet verder vertellen hoor!’

Bollo keek zijn beide lijfwachten even aan en barstte dan samen met hen weer in lachen uit.

‘Verdorie, waar haal ik het toch vandaan! Alsof jullie nog iets verder zouden kúnnen vertellen.’

Sam dacht na. Bollo had de diamant weer in zijn bezit? Wat was er dan met die Cristiano gebeurd? Werkte die voor Bollo of...? Sam slikte. Hij besloot het op de man af te vragen.

‘Ik dacht dat Cristiano er met de diamant vandoor was gegaan. Heeft hij hem aan u gegeven?’

‘Ah, daar is ons brutaaltje weer. Wel laat ik het zo stellen: Cristiano heeft de diamant inderdaad aan mij gegeven, hij was alleen zo brutaal om er iets voor in ruil te vragen.’

Bollo keek Sam aan.

‘Dus let op wanneer je vragen aan mij stelt’, siste hij.

De blik van Bollo bezorgde Sam rillingen die op elk plekje van zijn lichaam voelbaar waren. Duizenden mieren leken over zijn huid te kruipen.

‘Laat de kinderen met rust, Bollo’, kwam Demis tussenbeide. ‘Neem het maar tegen mij op, als je durft!’

Sam was die stoere taal niet gewend van Demis. Hij vermoedde dat het meer bluf was dan iets anders. Bollo dacht er net zo over.

‘Het tegen jou opnemen? Pff, ik hoef maar te blazen en jij ligt omver. Je vergeet hoe het de vorige keer is afgelopen. Toen probeerde je het mij ook moeilijk te maken, hè! Wel dat is niet echt gelukt, lijkt me zo.’

Hij zette een stap terug en fluisterde iets in het oor van een van zijn lijfwachten. Die keek naar de indringers en knikte. Bollo richtte zich weer tot Sam, Daphné en Demis.

‘Het spijt me dat ik niet kan blijven, maar er wacht iemand op mij. Of liever, er wacht íéts op mij. Binnenkort heb ik het geheim van de diamant ontsluierd en word ik weer net zo machtig als mijn voorvaderen!’

Sam keek op. Bollo was een afstammeling van Federico? Hij had niet verwacht dat de nakomelingen van de heerser ook nu nog La Piedra Preciosa bestuurden.

‘Jullie zijn ver gekomen, maar hier eindigt jullie avontuur’, zei Bollo. ‘Tot ziens, of zal ik zeggen: vaarwel?’

Luid lachend verliet de onderdirecteur het kantoor. Zijn twee lijfwachten keken grijnzend naar elkaar.

‘Átalo y bájalo! Vamos a dar una vuelta!’ sprak de meest behaarde van de twee tegen de andere.

Sam wist niet wat dat betekende, maar hij hoopte vurig dat het iets was als: ‘Laat hen maar gaan, ze hebben ons niets misdaan.’

Ook al kende hij geen Spaans, hij wist dat hij ernaast zat.

Raúl leunde tegen een lantaarnpaal. De lamp was al een tijd stuk, zodat hij bijna volledig in het duister stond. Hij werd geplaagd door twee tegenstrijdige stemmen in zijn hoofd.

‘Ga daar toch niet naar binnen! Dat kan je je baan kosten!’

‘Als je daar niet binnen gaat, zul je de waarheid nooit weten!’

‘Wat heb je aan de waarheid als je in de gevangenis zit?’

‘Och, zo’n vaart zal het wel niet lopen. Niemand zal ooit geweten hebben dat je er bent geweest.’

‘Denk eens na. Ben je al vergeten wat Delgado heeft gezegd?’

‘Poâk pok pok pok!’

Dat deed de deur dicht! Raúl ging zich niet laten intimideren door een type als Delgado. Hij zou deze zaak tot op het bot uitpluizen. Hij keek naar het gebouw aan de overkant. Hoe kon hij het best binnenkomen? Een speurtocht langs de gevel leverde hem een aangename verrassing op. Op de eerste verdieping stond er een raam open. En via dat verkeersbord zou hij makkelijk naar binnen kunnen klimmen.

‘Wat zijn ze met ons van plan?’

De stem van Daphné was doordrongen van angst. Sam wist het niet. De ene lijfwacht had net hun handen op hun rug gebonden. De andere gebaarde met zijn hoofd dat ze hem moesten volgen. Het touw sneed in zijn polsen, maar Sam gaf geen krimp. Hij probeerde zijn hoofd koel te houden. Ze moesten een uitweg vinden voor het te laat was, maar hoe?

‘Ik weet het niet, Daphné. Maar we gaan in ieder geval geen ijsje eten. Probeer kalm te blijven. We moeten een oplossing bedenken.’

Sam keek wanhopig naar Demis. Die staarde moedeloos in de verte.

‘Sorry dat ik jullie niet kon helpen, kinderen. Ik heb weer gefaald...’

Hij keek naar de grond en schudde zijn hoofd.

‘Niet opgeven nu, Demis!’ zei Sam. ‘Het is nog niet verloren. We...’

‘Psss! Silencio!’

Een van de lijfwachten stond recht voor Sam en hield zijn vinger voor zijn mond. Sam knikte onderdanig. De andere lijfwacht stapte de deur uit en gebaarde nogmaals dat ze hem moesten volgen. Daphné kwam als eerste in beweging, Demis en Sam volgden haar.

Maar nog voor ze de deur uit konden stappen, kwam de lijfwacht de kamer weer binnen. Zijn ogen waren ver opengesperd en hij hield zijn handen in de lucht.

Zijn eigen pistool dat op millimeters van zijn hoofd werd gehouden, gaf een verklaring voor zijn gedrag.

‘Hallo jongens, jullie kunnen hier best een beetje hulp gebruiken, niet?’ glimlachte Raúl.