6

Blanco

Gedachten tolden als een zwerm bijen door het hoofd van Sam. Hij reconstrueerde de legende van Don Carlos in zijn hoofd. Er bleven zoveel vragen onbeantwoord. Het was duidelijk dat de bende van El Yonaz er eindelijk in was geslaagd om de diamant te stelen. Maar waarom had de dief die bij hem voor de deur gelegd? En hoe wist de dief wie hij was?

Hij moest zo snel mogelijk naar Blanco toe. Die wist waarschijnlijk wel meer over de organisaties La Piedra Preciosa en La Justa Venganza. Hij probeerde zich de aanwijzingen te herinneren van het meisje dat hem de weg had gewezen. Het lukte hem met de beste wil van de wereld niet. Don Carlos en zijn diamant namen alle plaats in zijn werkgeheugen in.

Hij besloot een taxichauffeur aan te klampen. Sam stak de straat over en zag niet hoe achter hem een man in een strak zwart pak uit een donkerblauwe auto stapte. Toen de man zag dat Sam op de taxi toesnelde, vloekte hij en ging hij weer in de wagen zitten.

Sam stak zijn hoofd door het raampje aan de passagierskant.

‘Pardon, meneer, mag ik iets vragen?’

De taxichauffeur draaide verveeld zijn hoofd naar Sam. Weer zo’n toerist die alleen de weg kwam vragen, maar geen taxi nodig had. Zag hij er soms uit als een infobalie? Toch bleef hij vriendelijk, je wist nooit of je een klant voor je had.

‘Tuurlijk, vraag maar raak, jongen’, antwoordde hij.

‘Ik ben een beetje verdwaald. Ik zoek de weg naar het centrum.’

‘Ai, het centrum? Dat is een heel eind van hier’, zei de chauffeur. ‘Die afstand kun je niet te voet doen, vrees ik. Stap in en ik breng je wel.’

Vreemd, had het meisje niet gezegd dat het niet zo ver was? Ofwel had Sam haar helemaal niet begrepen ofwel probeerde die taxichauffeur hem geld af te troggelen. Maar wat moest hij doen? Alleen zou hij er niet komen.

Hij voelde in zijn broekzak en merkte dat het geld dat hij van De School had meegekregen voor noodgevallen, er nog was. Net toen hij wilde instappen, hoorde hij zijn naam roepen.

‘Meneer Smith!’

Sam keek op, maar zag niemand in de straat.

‘Meneer Smith! Wacht even! Hier!’

Sam tuurde over het dak van de taxi heen en zag het hoofd van Blanco uit het raam van een kleine witte sportauto steken.

Oef! Blanco was hem komen zoeken. Sam sloeg het portier van de taxi weer dicht en rende naar de auto van zijn stagebegeleider. Nog voor Sam was gaan zitten en goed en wel het portier had dichtgeklapt, had Blanco zijn voet al op het gaspedaal gedrukt en stoven ze in een razende vaart weg. Zo snel dat ze niet merkten dat de donkerblauwe Peugeot zich klaarmaakte om de achtervolging in te zetten.

‘Meneer Blanco, ik…’

Blanco onderbrak hem. ‘Even wachten, meneer Smith. Zo meteen mag u alles vertellen. Rust eerst maar wat uit. Manuel, de baas van het hotel, had me opgebeld om te zeggen dat u verdwenen was. Ik ben meteen op zoek gegaan en u mag zichzelf gelukkig prijzen dat ik u zo snel gevonden heb.’

Blanco stuurde zijn auto behendig door het drukke verkeer van Barcelona. Enkele stoplichten, twee scheldende voetgangers en een fietser die zijn middelvinger naar hen opstak later, reed Blanco een ondergrondse parking binnen. Via een lift en een gang kwamen ze terecht in het kantoor van Blanco. Die ging achter zijn bureau zitten en gebaarde dat Sam tegenover hem plaats moest nemen.

Terwijl Sam ging zitten, greep Blanco de hoorn van zijn telefoon en drukte op het cijfer nul.

‘Hola, Negro. Soy Blanco. Sí, he encontrado el chico. Sí… Sí… Sí… Vale… Hasta luego.’

Hij haakte weer in en richtte zich tot Sam.

‘Zo, meneer Smith, dan is het nu aan u om te vertellen wat er aan de hand is. Ik heb net uw hotelkamer gezien. Ze zag er niet erg netjes uit. Maar ik kan mij voorstellen dat u dat niet zelf hebt gedaan?’

Sam vertelde wat er gebeurd was sinds hij bij zijn hotel was afgezet. De baas van het hotel die hem niet had begrepen, het gestommel op de gang, de diamant voor zijn deur, de vlucht via de brandladder en de dame van het museum kwamen terug tot leven. Toen hij over de legende van Don Carlos begon, viel Blanco hem in de rede.

‘Die legende ken ik, meneer Smith. Hebt u de mannen in uw kamer gezien? Zou u hen kunnen beschrijven?’

Sam haalde zijn schouders op. ‘Ze waren gekleed in een zwart pak, maar voor het overige leken ze op alle andere Spanjaarden die ik tot nu toe heb gezien.’

‘Hmm, een zwart pak zegt u?’

Blanco schreef iets op een blad papier.

‘En ze hadden revolvers.’

‘Re-vol-vers’, sprak Blanco traag, terwijl hij het noteerde.

Iets in Sam zei hem dat Blanco deze informatie niet nodig had, dat hij wist om wie het ging, maar dat hij dat niet meteen aan Sam wilde vertellen. Sam schudde echter de vlaag van wantrouwen van zich af. Als hij Blanco niet kon vertrouwen, wie dan wel?

‘Dus als ik het goed heb, bent u nu in het bezit van de diamant van Don Carlos?’ vroeg Blanco terwijl hij wat achteroverleunde in zijn stoel.

‘Dat klopt’, zei Sam.

Er viel even een stilte.

‘En… zou ik die dan ook even mogen zien?’ vroeg Blanco, verbaasd dat Sam hem niet uit eigen beweging tevoorschijn had gehaald. Sam tastte in zijn zak, haalde het doosje eruit en legde het op tafel. Omdat Blanco zich niet verroerde, deed hij zelf het deksel omhoog. De rode schittering van de diamant verlichtte de kamer.

Blanco keek met grote ogen naar de diamant. Hij bleef even sprakeloos bij het aanschouwen van de schoonheid. Maar al snel beheerste hij zich weer – zoals het een goed geheim agent betaamt. ‘Heb je de diamant aan de vrouw in het museum laten zien?’

‘Nee, ze heeft er niets over gevraagd. Ze dacht dat ik gewoon in de diamant geïnteresseerd was.’

‘Goed zo, hoe minder mensen hiervan op de hoogte zijn, hoe beter. Dit blijft tussen ons, meneer Smith. Begrepen?’

Blanco boog zich naar Sam toe en strekte zijn vingers hebberig naar het doosje. Het weinige zonlicht dat door het raam kwam, werd opgevangen door een dikke ring die om zijn ringvinger zat. De weerkaatsing zocht zijn weg naar Sams ogen zodat hij even moest knipperen. Plots schoten de woorden van de dame van het museum door zijn hoofd.

De leden van La Justa Venganza, zo noemden ze zich, waren te herkennen aan hun ring.

Terwijl hij zijn gezichtsspieren onder controle probeerde te houden, bekeek Sam de ring van Blanco iets nauwkeuriger. Hij voelde hoe kleine zweetdruppeltjes op zijn voorhoofd begonnen te parelen. Een adelaar met gespreide vleugels staarde hem aan.

Daarop stond de afbeelding van een adelaar.

Plots werd hij zich bewust van heel zijn lichaam. Hij hoorde zijn hart zo luid bonzen, dat het leek of er iemand met een grote hamer op de deur klopte. Als hij slikte, leek het of hij een heel meer door zijn keel moest krijgen. Hij probeerde met zijn handen zijn trillende benen onder controle te houden.

Zodra mensen zo’n ring zagen, maakten ze zich zo snel mogelijk uit de voeten.

Dat was wat hij nu moest doen. En de diamant mocht hij niet achterlaten. Zo gemakkelijk zou de bende van El Yonaz hem niet krijgen!

Blanco merkte dat er iets mis was met Sam.

‘Voelt u zich wel goed, meneer Smith?’ vroeg hij.

Sam kuchte en probeerde zich te beheersen. ‘Euh, nee meneer. De spanningen van de voorbije gebeurtenissen zijn me een beetje te veel geweest. Ik denk dat ik even naar het toilet ga.’

‘Dat kan ik me voorstellen’, antwoordde Blanco. ‘U had zich uw komst naar Barcelona wellicht heel anders voorgesteld! Als u dit kantoor verlaat, gaat u naar rechts, dan loopt u tot het einde van de gang. Daar vindt u de deur van het toilet vanzelf.’

Sam stond recht van zijn stoel. ‘Dank u, meneer Blanco. Om mij te komen zoeken en zo.’

‘Geen probleem, meneer Smith, dat is de taak van uw stagebegeleider. Niet dat elke leerling zoiets meemaakt, maar toch. Ik ben hier om u te beschermen. Dus als er nog iets is, dan vraagt u het maar.’

Sam boog zich over de tafel en nam het doosje met de diamant uit de handen van Blanco. Hij draaide het enkele keren in zijn handen en klapte dan het deksel dicht.

‘Ik kan alleen maar van u vragen of u deze diamant goed wilt bewaken. Ik zou niet willen dat hij in verkeerde handen valt.’

Sam legde het doosje weer op de tafel.

‘Dat spreekt vanzelf, meneer Smith’, antwoordde Blanco. ‘Er zal niemand in de buurt van de diamant kunnen komen. Maar gaat u eerst maar even naar het toilet, want u ziet er een beetje bleek uit.’

‘Oké, meneer Blanco.’

Sam draaide zich om en stapte het kantoor uit. Toen hij de deur dichtsloeg, keek hij rond of hij ergens een uitweg uit het gebouw zag. Veel tijd had hij niet, Blanco zou de verdwijning van de diamant snel opmerken.