5
De Legende Van Don Carlos
Sam stapte het museum binnen. Het was een donkere, stoffige ruimte. Hij kon zich niet voorstellen dat de dame veel bezoekers over de vloer kreeg. Langs de wanden stonden houten boekenkasten vol oude boeken. Overal stonden heel oude meubels. Op kleine tafeltjes lagen allerhande sieraden. Zilveren oorbellen, kettinkjes en armbanden lagen zomaar voor het grijpen. Er lagen ook meer alledaagse dingen. Tenminste, dingen die ooit alledaags waren geweest, want modern waren ze niet: oude kleren, zakdoeken, eetgerei, borden, iets wat op een pantoffel leek, een snuifdoos en vooral heel veel beeldjes. Allemaal dingen die dus te maken hadden met die Don Carlos. Het museum werd verlicht door tal van kaarsjes die een zoete geur verspreidden. Met de brandveiligheid werd hier alvast geen rekening gehouden.
Toen Sam binnen was, draaide de dame de deur op slot en hing een bordje aan het raam.
‘Zo,’ zei ze, ‘dan worden we niet gestoord.’
Ze wees naar een grote tafel die achter in de ruimte stond.
‘Ga maar zitten, dan zoek ik ondertussen iets op.’
Sam liep naar de tafel, verwijderde een stapel papier van een van de stoelen en ging zitten. De dame ging intussen naar een van de boekenkasten.
‘De legende van Don Carlos…’ mompelde ze, terwijl ze haar hand over de boeken liet glijden. Daarbij nam ze genoeg stof mee om een stofzuiger te vullen.
‘Ya está!’
Ze nam een dik boek uit het rek en blies het stof eraf. Daarna ging ze tegenover Sam zitten. Het boek legde ze voor zich op tafel. Sam probeerde de titel te lezen:
Fábulas y Leyendas
Het stond er in een zwierig schrift op. Een boek vol fabels en legendes dus. Hij was benieuwd naar haar verhaal.
De dame bekeek de inhoudsopgave van het boek en bladerde dan door naar de juiste pagina. Na een korte blik op de eerste pagina begon ze te vertellen. Blijkbaar kende ze de legende zo goed als uit het hoofd. Af en toe keek ze in het boek om zeker te zijn dat ze niets vergat.
‘De legende van Don Carlos speelt zich af in het begin van de zestiende eeuw. Heer Carlos was een rijk en machtig man. Hij bezat onnoemelijk veel gronden in de buurt van Barcelona. Maar hij was geen wreedaard. Hij zorgde goed voor de mensen die op zijn gronden woonden en was daardoor erg geliefd bij het volk.
Don Carlos was getrouwd met Anna Catía de Agrippina. Van haar moesten de mensen veel minder weten. Zij verachtte het volk en voelde zich verheven boven het gepeupel. Ze vond het niet meer dan normaal dat zij rijk was en de rest arm. Zo had God het gewild. Toch bleef Don Carlos bij haar, want volgens de legende was Anna Catía mooier dan de Romeinse godin Venus.
Het koppel had één zoon: Federico. Toen Don Carlos op veel te jonge leeftijd stierf, moest Federico de kroon overnemen. Over de omstandigheden van de dood van Don Carlos doen veel geruchten de ronde, maar niemand weet wat er precies is gebeurd. Sommigen zeggen dat het een dom ongeluk was, dat hij van zijn paard was gevallen tijdens de jacht. Anderen zeggen dat hij gedood werd toen hij dieven betrapte die zijn kroon wilden stelen. Maar een van de meest gehoorde stellingen is dat Anna Catía er voor iets tussen zat. Zij zou het beu zijn geweest dat haar man zoveel geld aan zijn volk gaf en ze zou hem daarom hebben vergiftigd.’
De dame keek Sam indringend aan. ‘Maar je hoeft niet zomaar alles te geloven wat de mensen zeggen natuurlijk!’
Sam schudde zijn hoofd en wachtte tot de vrouw verder ging met haar verhaal.
‘Federico werd al op zevenjarige leeftijd heerser over het land van zijn vader. Veel te jong natuurlijk en daardoor was het vooral zijn moeder die de beslissingen nam. Eindelijk had Anna Catía de macht over het volk. Ze voerde meteen enkele harde wetten in, die door haar zoon braafjes werden ondertekend. Wat wil je, als hij niet deed wat zijn moeder zei, moest hij zonder eten naar bed.
Het volk leed onder de tirannie van Anna Catía, maar was niet in staat om in opstand te komen. Anna Catía betaalde haar kleine leger veel geld om elke revolte meteen de kop in te drukken.
Pas na tien jaar kwam er verandering in deze situatie. De jonge Federico werd stilaan oud genoeg om zijn eigen beslissingen te nemen. Hij verzachtte de wensen van zijn moeder en voerde een iets gematigder beleid. Maar de weelde en voorspoed die er waren geweest ten tijde van Don Carlos zouden nooit meer terugkomen.’
Sam had vanaf het begin van het verhaal geboeid zitten luisteren naar de woorden van de vreemde dame. Maar er was een vraag die al de hele tijd op zijn lippen brandde.
‘En wat is dan het verhaal achter die diamant van Don Carlos?’ vroeg hij.
De dame had zijn vraag verwacht.
‘Daar ging ik net over vertellen. Maar ik kan je nieuwsgierigheid best begrijpen, het is een vreemde historie.’
Sam voelde nog eens aan het doosje in zijn zak, terwijl de dame weer begon te vertellen.
‘Don Carlos had een kroon. Geen gouden, maar een zilveren. Die kroon op zich was niet zo belangrijk, elke heerser had wel een kroon vroeger. Nee, ín de kroon was een grote diamant verwerkt: de diamant van Don Carlos. Dezelfde diamant die je op het bord hebt gezien.
Waar hij die vandaan had, weet niemand. Het vreemde aan Don Carlos is dat er niets te vinden is over zijn voorgeschiedenis. Je zou denken dat hij afstamde van een groot geslacht van machtige koningen, maar dat was niet zo. Het lijkt wel alsof hij uit het niets als machtig en onmetelijk rijk heerser was opgestaan.
Veel mensen gingen op zoek naar het goud van Don Carlos, maar niemand heeft het ooit gevonden. En toch had hij altijd goud genoeg. De inbrekers die men kon betrappen, werden altijd zwaar gestraft. Na enkele jaren waagde niemand het nog om bij hem binnen te dringen.
Maar toen Federico aan de macht kwam, begonnen de inbraken opnieuw. Men hoopte dat Federico minder zorgzaam met zijn goud zou omspringen. Maar die liet zich goed omringen en ook hij kon de inbrekers weren. Behalve een…’
De dame zweeg even. Ze leek in een soort van trance te zijn. Alsof ze in gedachten aanwezig was op het kasteel van Don Carlos en de gebeurtenissen vanaf de eerste rij beleefde.
‘Er was een inbreker die altijd terugkwam en die ze nooit hebben kunnen grijpen. Het vreemde was dat hij niet op zoek ging naar het goud van Federico. Nee, hij ging keer op keer resoluut op zoek naar de diamant van Don Carlos.
Men wist zelfs zijn naam, want hij liet regelmatig briefjes achter. El Yonaz noemde hij zichzelf. Op de briefjes schreef hij altijd hetzelfde: en honor de mi padre. Ter ere van mijn vader. Niemand wist wat ermee bedoeld werd, maar volgens getuigenissen werd Federico er helemaal gek van. De diamant heeft El Yonaz echter nooit kunnen stelen.
Federico stierf uiteindelijk in armoede. Op onverklaarbare wijze raakte zijn rijkdom uitgeput. Door nu en dan een van zijn stukken grond te verkopen, kon hij het nog geruime tijd volhouden. Op zijn sterfbed had hij alleen nog de diamant van zijn vader. Die weigerde hij te verkopen.’
‘En wat is er sindsdien met de diamant gebeurd?’ vroeg Sam na enkele seconden stilte.
‘Federico had twee zonen. De diamant heeft hij aan de oudste gegeven met de opdracht hem goed te bewaken en hem nooit uit handen te geven. Maar ook El Yonaz had blijkbaar zijn opvolgers. Zij gaven de jacht op de diamant niet op.’
‘Maar waarom moesten zij zo nodig die diamant hebben?’ vroeg Sam. ‘El Yonaz kon toch ook veel andere waardevolle dingen stelen?’
‘Dat is inderdaad een vreemde zaak. De diamant moet voor El Yonaz een bepaalde waarde hebben gehad. Maar ook voor Federico, die liever tot armoede gedwongen werd dan hem te verkopen. Er is met die diamant iets speciaals aan de hand, maar wat, dat weet niemand.’
‘En wie bezit de diamant nu?’ vroeg Sam zo onschuldig mogelijk. Hij wist wie de diamant nu in handen had, maar hij wilde weten wie er de rechtmatige eigenaar van was. Dan kon hij hem ook terugbrengen. Hoewel hij meer zin had om zelf naar het geheim van de edelsteen te zoeken. ‘De opvolgers van Federico hebben een bedrijf opgericht dat moet instaan voor de bewaking van de diamant. Ze noemen zich heel toepasselijk La Piedra Preciosa, de edelsteen. Het is een verzekeringsmaatschappij. Naar het schijnt zouden ze betrokken zijn bij allerlei frauduleuze zaken, maar omdat ze veel connecties hebben met hoge pieten, gaan ze telkens weer vrijuit.
Hun bedrijf werkt zeer efficiënt, want ze hebben de diamant nooit uit handen gegeven. Hij ligt veilig opgeborgen in een van hun vele locaties in het land.’
Dan is er nu toch voor de eerste keer iemand in geslaagd de diamant te stelen, dacht Sam, maar hij hield dat wijselijk voor zich. De dame hoefde niet te weten dat de jongen voor haar de kostbare diamant in zijn zak had zitten.
‘De strenge beveiliging van de diamant was nodig, want ook de opvolgers van El Yonaz hadden een bende gevormd. Zij hebben eeuwenlang geprobeerd de diamant te veroveren. Maar men vermoedt dat die groepering nu niet meer bestaat, want het is al meer dan honderd jaar geleden dat men er nog iets van heeft gehoord. De leden van La Justa Venganza, zo noemden ze zich, waren te herkennen aan hun ring. Daarop stond de afbeelding van een adelaar. Zodra mensen zo’n ring zagen, maakten ze zich zo snel mogelijk uit de voeten. De bende van El Yonaz werd na al die jaren nog steeds gevreesd.’
De dame klapte het boek dicht.
‘Zo, chico, is je nieuwsgierigheid nu bevredigd?’
Sam knikte. De vrouw boog zich naar hem toe.
‘Goed, dan raad ik je aan om er verder niet meer aan te denken. De mensen van La Piedra Preciosa houden niet van pottenkijkers. Al wie zich te veel met hen bemoeide, heeft het niet kunnen navertellen.’
‘Maar ik wilde alleen de legende horen, meer niet’, zei Sam.
De dame van de winkel glimlachte mysterieus. ‘Ik weet niet wie je bent, chico, maar ik voel dat je nieuwsgierigheid verder gaat dan die van een ander. Probeer moeilijkheden te vermijden, dat is de enige raad die ik je kan meegeven.’
Sam wist dat hij zich bij deze dame niet van de domme moest houden. Op de een of andere manier had hij het gevoel dat zij perfect wist wie hij was.
‘Bedankt voor het verhaal’, zei hij en stond op. Hij moest nu even zijn gedachten op een rijtje kunnen zetten.
De vrouw ging hem voor naar de deur en opende ze.
‘Tot ziens, chico. Het ga je goed, maar kijk uit wie je vertrouwt.’
Sam knikte en stapte naar buiten. Hij was zo in gedachten verzonken dat hij niet merkte dat een donkerblauwe Peugeot hem stapvoets volgde.