19

Rue Lestape nummer 15 was een elegant herenhuisje in de buurt van Saint Germain.

'Hij is niet thuis, hoor,' zei Pichot. 'Dat heb ik al gecontroleerd voordat ik jou belde.'

'Hij kan best terugkomen.' Galen probeerde de voordeur en liep toen haastig door het steegje naar de achterkant van het huis. 'Of misschien is er binnen iets waaruit ik kan opmaken waar hij uithangt.' Hij bukte zich en bestudeerde het slot op de deur. Prima vakwerk. Het kostte hem een paar minuten om het open te krijgen. 'Sesam open u.'

'En als er nou een alarmsysteem is?' vroeg Pichot. 'Misschien kunnen we beter niet...'

'Deschamps zal heus niet willen dat de politie bij hem aan de deur komt.' Hij stapte naar binnen. 'Kom op, Pichot.'

'Misschien kan ik beter in de auto wachten.'

'Dat lijkt me niet.' Galen keek om en deed lachend zijn zaklantaarn aan. 'Ik vertrouw je heus wel, maar ik heb liever dat je me gezelschap houdt terwijl ik in het hol van Deschamps rondwandel. Je bent een beetje al te beducht voor onze afwezige vriend.'

'Je hoeft je geen zorgen te maken. Ik ben nog veel banger voor jou.' Pichots blik dwaalde door de kleine hal. 'Mooi. Ik vraag me af wat dat wandtapijt heeft gekost.'

'Ben je hier nog nooit geweest?'

'Deschamps is geen type dat snel vriendjes maakt. Ik pikte hem altijd voor de deur op.'

Het was een prachtig gemeubileerd vertrek. Op de eiken vloer lag een Perzische loper die naar een grote kamer een paar meter verderop voerde.

'Waar ben je naar op zoek?' vroeg Pichot.

'Een studeerkamer, een bibliotheek...' Hij keek omhoog langs de wenteltrap. 'Of de slaapkamer misschien.'

'Wat is dat?'

Pichot stond naar een deur aan de andere kant van het vertrek te kijken. Geen gewone deur. Elke centimeter ervan was bedekt met schitterend houtsnijwerk in een bloempatroon. Galen liep ernaar toe. 'Dat lijkt me de poort tot iets belangrijks. Laten we maar eens kijken wat erachter zit.'

De deur zat op slot.

'Hou die zaklantaarn eens vast.' Hij ging op zijn hurken zitten en ging aan de slag. Met enige moeite slaagde hij erin het slot open te krijgen. Hij pakte Pichot de zaklantaarn weer af. 'Goed, dan zullen we nu eens zien wat...' Hij verstijfde. 'Godallemachtig.'

'Wat is er?' Pichot duwde hem opzij en stapte de kamer in. Op de tegenoverliggende muur begon een rood licht te knipperen.

'Nee!' Galen greep Pichot vast, duwde hem dwars door een raam dat prompt aan diggelen ging en dook achter hem aan. Het huis ontplofte in één grote vuurzee.

Deschamps verstijfde toen het alarm van het waarschuwingsapparaat dat hij altijd bij zich had, afging. Hij pakte het apparaat uit zijn zak, maar terwijl hij ernaar keek, ging het rode lichtje alweer uit. Hij sloot zijn ogen toen een intens gevoel van verdriet in hem opwelde. 'Nee,' fluisterde hij. Het was weg.

'Verdomme nog aan toe.' Travis greep de telefoon nog steviger vast. 'Ik breek je nek, Galen.'

'Waarom zou je die moeite nemen als ik dat net bijna in m'n eentje voor elkaar heb gekregen?' Hij was even stil. 'Ik had helemaal niet op zoiets gerekend. Ik had verwacht dat er misschien een springlading in een bureau of een kluis was aangebracht, maar niet onder het hele verdomde huis. De ontsteking werd pas in werking gesteld toen Pichot de kamer in liep. Ik snap er geen bal van.'

'Heb je nog een glimp opgevangen van wat er in die kamer stond?'

'Het leek verdorie wel een museum. Een soort schatkamer vol schilderijen en beeldhouwwerken... Daarom slaat het ook nergens op. Een van die schilderijen moet een Monet zijn geweest. Ik durf te zweren dat het dat schilderij van de waterlelie was, waarvan werd aangenomen dat het tijdens die brand op het landgoed Rondeau verloren is gegaan. Als dat een voorbeeld is van de kwaliteit van de kunstvoorwerpen in die kamer, waarom zou Deschamps ze dan opblazen?'

'Dat zal ik hem vragen... als we hem vinden. En als jij niet weer op je eigen houtje op jacht gaat,' voegde hij er grimmig aan toe.

'Dat moet je me echt beloven, Galen.'

Het bleef stil aan de andere kant van de lijn.

'Galen.'

'Goed, eerlijk is eerlijk. Ik heb de kans gehad. Nu mag jij het proberen.'

'Bedankt,' zei Travis sarcastisch. 'Dat stel ik bijzonder op prijs.'

'En terecht,' zei Galen. 'Ik had er ongelooflijk de pest in toen ik op dat trottoir voor het huis van Deschamps opkrabbelde.'

'Kom je nu weer hiernaar toe?'

'Binnenkort. Ik moet eerst nog een bezoekje afleggen bij de Dumairs in St. Ives. Ik bel je nog wel.'

Travis verbrak de verbinding en liep de veranda op. Verdomme, hij had kunnen weten dat Galen iets krankzinnigs zou doen als hij de kans kreeg. Niemand kon hem de wet voorschrijven. Geef het nou maar toe, hij was gewoon jaloers op Galen die de vrijheid had om achter Deschamps aan te gaan in plaats van hier aan handen en voeten gebonden te zitten. Nou ja, Galen had in ieder geval de aanval geopend.

Nu moesten ze afwachten hoe Deschamps daarop zou reageren. Twee avonden later had Cassie een nachtmerrie.

Bij de eerste snerpende gil schoot Melissa overeind in bed.

'Cassie...' Ze zwaaide haar benen uit bed. 'Nee, lieverd, niet doen...'

'Wat is er aan de hand?' Travis stond in de deuropening. 'Ik dacht dat je had gezegd dat ze geen nachtmerries meer zou krijgen.'

'Ik heb gezegd dat ik dat hoopte.' Ze deed het licht aan. Cassie begon weer te schreeuwen.

'Blijf daar niet staan. Ga naast haar zitten en praat tegen haar.'

'De gewone dingen?'

Ze knikte en kroop naast Cassie onder de dekens. 'Maar als ik zeg dat het genoeg is, moet je meteen ophouden.'

'Wat ben je van plan?'

'Ik ga haar afbluffen.'

'Afbluffen?'

'Ik heb tegen haar gezegd dat ze geen nachtmerries meer zou krijgen.' Ze sloot haar ogen. 'Nu laat ze zien dat ik geen gelijk had.'

'Ze pakt het wel heel drastisch aan.'

'Ze wil niets meer met me te maken hebben. Ze denkt dat ik weg zal gaan als ze bewijst dat ik me heb vergist.' Ze kroop dichter tegen Cassie aan. 'Praat tegen haar, Travis.'

Ze sloot zich voor hem af, tot ze zich nog maar nauwelijks bewust was van zijn mompelende stem. Cassie weerde haar af. Dit keer werd ze niet met geweld Cassies wereld binnengezogen, zoals dat meestal het geval was als ze een nachtmerrie had. Het duurde een paar minuten voordat ze in staat was door te dringen tot Cassies geest. 

Doodsangst.

Een kolkende horde griezels achter haar.

Monsters.

'Er zijn geen monsters,' zei Melissa.

'Leugenaar.' Cassie holde weg, dieper de tunnel in. 'Ze zijn hier. Ik moet weg zien te komen.'

'Als ze echt hier zijn, komt dat omdat jij ze hierheen gehaald hebt. Dan kun je ze ook weer wegsturen.'

'Ik zei toch dat ze zouden komen.'

'Omdat je een excuus zoekt om hier te blijven...'

'Ik moet verder de tunnel in...'

'Nee.' Melissa ging voor Cassie staan en versperde haar de weg.

'Je slaat niet op de vlucht.'

'Laat me erdoor.' Melissa voelde hoe de sterke wil van het kind op haar inbeukte. 'Ga weg.'

'Er zijn geen monsters achter je. Draai je maar om, dan kun je het zelf zien.'

'Doe ik niet. Doe ik toch niet.'

'Draai je om.'

'Ze zijn hier. Ik moet wegrennen.'

'Draai je om.' Ze pakte haar bij de schouders en dwong haar zich om te draaien.

'Ik kijk toch niet.'

'Je kijkt wel.'

'Je kunt me niet dwingen.'

'Wel waar en dat weet je best. Ik ben nu sterker dan jij, Cassie. Doe je ogen open.'

Het kind stribbelde nog even tegen en deed toen langzaam haar ogen open.

'Wat zie je, Cassie?'

'Monsters.'

'Wat zie je?'

'Monsters.'

'Wat zie je?'

'Dat heb ik al gezegd,' zei ze uitdagend.

'Waarom doen ze je dan niets?'

'Michael houdt ze tegen.'

'Ga weg, Travis!'

'Nee!' Cassie worstelde en probeerde zich los te rukken. 'Kom weer terug, Michael!'

Maar de stem van Travis zweeg.

'Hij is weg, Cassie. En jij bent nog steeds hier.'

'De monsters komen eraan. Ze hebben me zo te pakken.'

Jezus, wat had ze een sterke wil. 'Ze zijn hier niet. Je ziet ze niet.'

'Jij hoeft me niet te vertellen wat ik zie.'

'Vertel jij het mij dan maar. Wat zie je?'

'Maskers en tanden en ogen...'

'Maar ze hebben je niets gedaan. Omdat ze niet echt zijn. Ik blijf je gewoon vasthouden zodat je ze onder ogen moet zien. Ik blijf bij je en zal je beschermen als ze te dichtbij komen.'

'Nee, dat doe je vast niet.' Ze snikte. 'Je haat me.'

'Ik hou van je.'

'Laat me dan los.'

'Als je me vertelt wat je ziet.'

'Mon...' Haar stem brak. 'Ik moet... ik kan niet terug. Ik moet dieper de tunnel in.'

'Wat zie je?'

Ze draaide zich met een ruk om naar Melissa. 'Niets,' gilde ze.

'Niets. Helemaal niets!'

'Geen monsters?'

'Geen monsters. Ben je nou tevreden?'

'O ja.' De tranen rolden over haar wangen toen ze Cassie in haar armen trok. 'Zo tevreden als ik maar kan zijn, lieverd.'

'Laat me los.' Maar terwijl ze dat zei, sloeg ze haar armen stijf om Melissa heen. 'Ik haat je.'

'Straks.' Ze wiegde haar heen en weer. 'Straks laat ik je los, Cassie. ..'

Meer dan een uur later deed ze eindelijk haar ogen open.

'Hallo.' Travis zat in de stoel naast het bed. 'Hoe voel je je?'

'Best,' fluisterde ze. Ze drukte een kus op Cassies voorhoofd voordat ze uit bed glipte. 'Het duurde even voordat ik haar in slaap had.'

'Wat is er in 's hemelsnaam gebeurd? Ze ging als een wilde tekeer toen ik ophield met praten. Het joeg me de doodsschrik op het lijf.'

'Ik was zelf ook behoorlijk bang.'

'Maar het werkte wel?'

Ze knikte. 'Een doorbraak. Ze heeft toegegeven dat er geen monsters in de tunnel zaten.'

'Dus geen nachtmerries meer?'

'God, ik hoop het van harte. Ze heeft zo'n sterke verbeelding dat ze alles kan oproepen wat ze wil. Maar in ieder geval beseft ze nu dat ze zichzelf voor de gek hield. Het allermooiste zou zijn als ze nu ook begint te twijfelen aan de reden waarom ze volgens haar in die tunnel zit.'

'En wat is die reden?'

'De Winddanser wil dat ze daar blijft omdat ze daar veilig is.'

'Kun je haar aan het verstand brengen dat dat niet waar is?'

'Ik zal haar daar stukje bij beetje van moeten overtuigen.' Ze deed de lamp op het nachtkastje uit. 'Maar ik hoop wel dat het niet al te lang zal duren. Ik ga eerst een kopje cafeïnevrije koffie zetten en dan weer proberen te slapen. Wil jij ook een kop?'

'Waarom niet?' Hij liep achter haar aan naar de keuken en keek haar aan terwijl ze bezig was met de koffie. 'Jullie hadden me vanavond eigenlijk helemaal niet nodig, hè? Daarom heb je me weggestuurd. Om Cassie te bewijzen dat ze zonder me kon.'

'En zo was het ook.' Ze ging aan de tafel zitten. 'Daar zou je blij om moeten zijn. Nu ben je van haar verlost.'

'Dat vind ik niet eerlijk. Ik heb het nooit vervelend gevonden dat ik Cassie moest helpen.'

'Maar je hebt het wel gebruikt om je zin door te drijven.'

'Die zit.' Hij tilde zijn kopje op. 'Dat is de aard van het beestje. Ik ben ook geen heilige, Melissa. Dat heb ik ook nooit beweerd.'

Nee, hij was altijd heel openhartig tegen hen geweest over zijn karakter en zijn beweegredenen. Zijn denkproces mocht dan een soort ingewikkeld doolhof zijn, ze hadden altijd geweten waar ze met hem aan toe waren. 'Ik vermoed dat je er alle reden voor had. Je zei dat je ongerust was over je vriend Jan. Volkomen terecht, dat is wel gebleken.'

'Dat wist ik zelf ook niet.'

'Vertel me eens iets over hem.'

'Waarom?'

Ze wendde haar blik af. 'Dat weet ik niet. Ik geloof niet dat jij je gemakkelijk aan mensen hecht. Ik denk dat ik gewoon nieuwsgierig ben naar de man die jij als je vriend beschouwde.'

'Hij was een goede man. Hij zei altijd dat hij een egoïst was, maar als ik hem nodig had, stond hij voor me klaar. Jan hoorde gewoon bij de familie. Hij heeft samen met mijn vader zaken gedaan. Jarenlang.'

'Wat voor soort zaken?'

Hij glimlachte. 'Af en toe een kunstdiefstal, maar vooral smokkelpraktijken. Mijn vader was een avonturier in hart en nieren. Hij dacht dat hij een echte vuurvreter was. Opwinding was het enige waarvoor hij leefde. Jan was altijd de praktische, rustgevende factor in mijn leven. Destijds kon ik het helemaal niet waarderen dat hij probeerde mijn vader ervan te weerhouden mij mee te nemen op hun tochten. Hij zei altijd dat het veel te gevaarlijk was en daar hebben we vaak ontzettende heibel over gehad.'

'Nam je vader je echt mee?'

'Ja hoor, hij vond dat ik er een heleboel van kon opsteken.'

'En was dat ook zo?'

'Reken maar. Ik heb heel veel geleerd. Natuurlijk was het meeste onwettig.'

'Zat je niet op school?'

'Ik volgde schriftelijke lessen. Daar stond Jan op. Daarna, toen mijn vader was overleden, heeft Jan me meegenomen naar Amsterdam en me naar een officiële school gestuurd.'

'Hoe oud was je toen je vader stierf?'

'Dertien.'

'Met het soort leven dat jij achter de rug had, moet je voor de andere leerlingen een hele schok zijn geweest.'

'Dat viel wel mee. Ik was destijds vrij ingetogen. Mijn vader stierf een nare dood en daarbij raakte ik zelf ook in de lappenmand.'

'Wat is er met hem gebeurd?'

'Hij liep het hoofd van een drugskartel in Algiers voor de voeten. Ze hebben onze boot opgeblazen.'

Haar ogen werden groot van schrik. 'En was jij toen aan boord?'

Hij knikte. 'Jan ook. Mijn vader was beneden en werd door de ontploffing gedood. Jan en ik waren aan dek en werden overboord geblazen. Ik kwam met mijn hoofd op een paar wrakstukken terecht en Jan heeft me aan wal moeten slepen. Ik heb wekenlang in het ziekenhuis gelegen. Hij heeft me geen moment alleen gelaten. Toen ik weer opgeknapt was, nam hij me mee naar Amsterdam.'

'En wat is er aan de moord op je vader gedaan?'

'Door de politie bedoel je? Bij het soort zaken dat wij deden, ging je niet naar de politie, als je tenminste niet in de gevangenis wilde belanden. Dat soort dingen knapte je zelf op.'

'Niet als je pas dertien bent.'

Hij glimlachte. 'Ik bleef geen dertien.'

Ze voelde een koude rilling over haar rug lopen toen ze naar zijn gezicht keek. 'Wat heb je gedaan?'

'Gewoon, wat alle jochies doen. Ik zat op school, ik voetbalde en ik las boeken.' Hij stond op en liep met zijn kopje naar het aanrecht. 'En ik wachtte af.'

'En toen?'

'Je wilt de bijzonderheden niet horen.' Hij spoelde het kopje om en zette het op de plank. 'Ik heb die klus opgeknapt.'

Hij had gelijk, ze wilde de bijzonderheden niet horen. Het was ongetwijfeld met veel geweld en wreedheid gepaard gegaan.

'Schrik je daarvan?' Hij stond haar aandachtig aan te kijken. 'Dat zou niet het geval moeten zijn. Je wist dat ik niet, zoals jij, in een gespreid bedje terecht ben gekomen. Het verschil tussen ons is levensgroot.'

'Omdat jij hem per se wilde wreken?' Ze schudde haar hoofd.

'We verschillen helemaal niet van elkaar.'

'Gevoelsmatig misschien niet, maar ik verzeker je dat we de uitvoering heel anders zullen aanpakken. Als ik iemand die veel voor me heeft betekend moet wreken, zal het echt geen vlugge, nette dood worden.' Hij zweeg even. 'Dus je hoeft niet te denken dat ik me door jou aan de kant laat zetten.'

Ze bleef hem zonder iets te zeggen aankijken.

'Verdomme, laat het aan mij over.' Hij balde zijn vuisten. 'Denk je soms dat het gemakkelijk is om een man te vermoorden?'

'Ik geloof niet dat het me zwaar zal vallen om Deschamps te doden. Alsof ik een kakkerlak vertrap.' Ze stond op. 'Of hem een klap op z'n kop geef met een poot van mijn gespreide bedje. Welterusten, Travis.'

'Melissa, je moet niet...' Hij moest even diep ademhalen. 'Ik mag dan verlost zijn van Cassie, maar ze kan niet zonder jou. Je hebt het Jessica beloofd.'

'Dat hoef je me niet onder de neus te wrijven. Maar het gaat al beter met haar. Heb je nog iets van Galen gehoord?'

'Nee.'

'Zou je me dat wel vertellen?' Toen hij geen antwoord gaf, kneep ze haar lippen op elkaar. 'Dat dacht ik al. Je wilt mij erbuiten houden. Ons deelgenootschap was toch al heel broos. Het is goed dat ik weet waar ik aan toe ben.'

'Deschamps zal je vermoorden. Luister naar me. Je wilt achter die vent aan gaan alsof je een of andere commando bent. Ik weet hoe je bent. Ik heb nog nooit iemand ontmoet die zo van het leven houdt als jij. Wat zal het voor een gevoel zijn als je iemand van dat leven hebt beroofd?'

'Een fijn gevoel. Hij heeft mijn zuster vermoord. En ik ben tot alles bereid.'

'Laat hem aan mij over, Melissa.'

Plotseling laaide de woede in haar op. 'Je kunt barsten.' Ze liep met grote passen naar de slaapkamer en smeet de deur achter zich dicht. Shit, dat had ze niet moeten doen. Ze had Cassie wakker kunnen maken.

Nee, het meisje sliep nog steeds.

Haar boosheid ebde weg toen ze op het bed ging zitten en op Cassie neerkeek. 'Je moet beter worden, lieverd,' fluisterde ze. 'Je bent er al zo dichtbij. Je moet terugkomen. Dat ben je aan Jessica verschuldigd.'

Cassie bewoog.

Melissa verstarde. Dat had ze haar nooit zien doen als Jessica tegen haar praatte. Jessica had gezegd dat ze kon voelen dat ze reageerde, maar nu had ze zich echt bewogen.

'Cassie?'

Het kind draaide haar hoofd om.

Afwijzing. Maar dat was ook een manier van reageren.

'Goed.' Ze moest iets wegslikken. 'Stapje voor stapje. Kennelijk zijn we vanavond meer opgeschoten dan ik dacht. Nu blijf ik gewoon hier zitten om tegen je te praten. En dan wil jij wel naar me luisteren, hè? We gaan het hebben over de Winddanser, over jou en mij en over de manier waarop we voorgoed van die monsters af kunnen komen...'

'Hallo, Travis. Je begint nu echt bijzonder irritant te worden.'

Hij verstijfde. 'Met wie spreek ik?'

'Herken je mijn stem niet?'

Hij hield even zijn adem in. 'Deschamps?'

'Weet je wel hoeveel schitterende dingen je hebt vernield?' De stem van Deschamps klonk schor van verdriet.

'Ik weet niet waar je het over hebt.'

'Wou je zeggen dat het puur toeval is dat iemand in mijn kamer is binnengedrongen waardoor alles is vernield, terwijl ik heel goed weet dat jij naar mij op zoek bent? Daar geloof ik niets van. Jij was het, hè?'

'Ik heb jouw huis niet opgeblazen. Je hebt zelf een springlading aangebracht.'

'Die zou nooit ontploft zijn als jij niet had geprobeerd die kamer binnen te komen.'

'Jij bent degene die alles vernietigd heeft. Waarom?'

'Het zou toch niet meer van mij zijn geweest. De wetenschap dat alles van jou was, of van degene aan wie je het verkocht had, zou voor mij alles bedorven hebben.'

'Goeie genade, ben je een stiekeme verzamelaar?'

'Wat een toepasselijke benaming. Je snapt er niets van. Maar je bent er niet in geslaagd om mij van al mijn schatten te beroven. Dacht je soms dat ik alles op één plek bewaarde? Maar je zult moeten betalen voor die Monet. Je moet me er iets voor teruggeven. Waar is de Winddanser, Travis?'

'In het museum.'

'Val dood. Je hebt het beeld meegenomen.'

'Hoe weet je dat?'

'Waar is dat standbeeld?'

'Als ik het heb meegenomen, vertel ik je dat toch niet. Dat weet je best. Dus waarom heb je me gebeld?'

'Dat heb ik je al verteld.'

'Waarom?'

'Misschien omdat ik vond dat het hoog tijd werd dat we elkaar leren kennen. Ik ben al heel lang naar je op zoek.'

'Je hebt me gevonden. Maar in plaats van mij heb je Jan doodgeschoten.'

'Daar had ik een reden voor. Ik geloof dat je die wel kent.'

'De Winddanser.'

'Uit je gesprekken met Van Beek bleek duidelijk dat je van plan was het beeld te stelen. Ik hoefde niets anders te doen dan wachten en jou in de gaten houden.'

'Maar ondertussen had je zelf het museum ook al verkend.'

'Dat werd noodzakelijk toen jij me belette dat kleine meisje te ontvoeren. Ik had gemakkelijk de Winddanser als losgeld voor haar kunnen eisen.'

'Dus het ging je alleen om het standbeeld?'

'Natuurlijk. Vanaf het begin. Toen ik nog maar een jongetje was, wist ik al dat ik de Winddanser in mijn bezit wilde hebben. Ik heb mijn leven lang gewacht tot ik de kans zou krijgen. En jij hebt me nu al twee keer de voet dwars gezet.'

Hij moest hem aan de praat houden. Hij moest erachter komen wat de smeerlap bewoog. 'Wat zou je ermee moeten beginnen?

Je zou het nooit kunnen verkopen en Andreas zou hemel en aarde bewegen om je te vinden.'

'Jij weet net zo goed als ik dat er nog steeds plekken op de wereld zijn waar een man voorgoed onder kan duiken. De laatste tijd heb ik mijn blik op het Verre Oosten gevestigd. Europa begint me een beetje te heet onder de voeten te worden.' Hij zweeg even. 'En een man die de Winddanser zou verkopen, is een man zonder ziel.'

'Geloof je echt dat jij een ziel hebt, Deschamps?'

'Omdat ik geen sentimentele dwaas ben? Wat is een ziel? Mijn hele wezen zingt bij de aanblik van een prachtig schilderij of een schitterend standbeeld. Ik barstte in tranen uit toen ik voor het eerst een foto van de Winddanser zag. Wie durft te beweren dat ik niet even gevoelig ben als jij?'

'Ik ben geen koelbloedige moordenaar.'

'Dat is een zwak argument. Je bent een intelligente vent, maar je zou een nog waardiger tegenstander zijn als je niet zo aan je gevoelens toegaf. Dat werd me duidelijk toen ik Van Beek doodde.'

Hij onderdrukte een opwelling van woede. 'Je had geen enkele reden om Jan te doden.'

'Natuurlijk wel. Dat raakte jou diep. Ik heb altijd een reden. Ik laat me nooit in met zinloze slachtpartijen.'

'Ook niet toen je je stiefvader vermoordde?'

'Aha, je hebt niet stilgezeten. En wat ben je te weten gekomen over mijn geachte oude heer?'

'Dat je hem niet mocht en dat hebt aangetoond door hem in stukken te hakken. Wat heeft hij je eigenlijk misdaan?'

'Hij heeft me naar de gevangenis gestuurd vanwege de liefde die hij me zelf had bijgebracht. Ik woonde bijna in zijn kunstgalerie. Dan was het toch logisch dat ik een paar dingen voor mezelf wilde uitzoeken? Ik heb veel tijd gehad om na te denken toen ik in de gevangenis zat. Het was alsof ik in een cocon zat te wachten tot ik er als een vlinder uit zou komen.'

'Niet echt. Als een cobra lijkt me toepasselijker. Waarom vertel je me dit?'

'Ik wil dat je me begrijpt. Ik wil dat je weet wat je te wachten staat.' Het was even stil. 'Je had in dat museum moeten sterven. Ik was van plan om jullie allemaal te vermoorden en dan het standbeeld in te pikken. Het zou me ook gelukt zijn, als die vrouw zich er niet mee had bemoeid.'

'Je hebt Jessica Riley vermoord, de enige vrouw die bij deze zaak betrokken was.'

'Het was niet Jessica Riley die Andreas die avond heeft gebeld en ervoor zorgde dat hij de politie naar het museum stuurde.' Hij zweeg even. 'Maar ik vind het heel interessant dat je liegt om te voorkomen dat ik iets over Melissa Riley te weten kom. Ik was van plan om haar binnenkort op te zoeken, maar ik geloof dat ik haar nu boven aan mijn lijstje moet zetten.'

'Zodat je aandacht afgeleid wordt van mijn persoontje?'

'Jullie komen allemaal aan de beurt. Heb je Cassie Andreas al vermoord?'

'Wat?'

'Je hebt de Winddanser. Er is geen enkele reden om haar in leven te laten. Ze moet je behoorlijk tot last zijn.' Hij barstte in lachen uit. 'Mijn god, je hebt het echt nog niet gedaan. Dat zwakke trekje van je zal nog een keer je dood worden. Mijn geduld is bijna op. Denk er maar eens over na. Droom er maar van. Dat doe ik ook.' Hij verbrak de verbinding.

Travis vloekte binnensmonds toen hij de telefoon uit zette.

'Moeilijkheden?' Galen stond op de drempel.

'Het werd tijd dat je terugkwam.'

'Deschamps?'

Travis knikte. 'Je hebt een tere plek geraakt toen je het lef had om je op zijn terrein te wagen. Hij schijnt de behoefte te voelen om met me te praten.'

'Heeft hij nog iets bijzonders gezegd?'

'Alleen dreigementen.' Tegen hem, tegen Melissa. 'Verdomme, ik wou dat we dat gesprek hadden kunnen traceren.'

'We konden toch niet weten dat hij je zou opbellen?'

'Misschien belt hij nog een keer.'

'Zodra ik probeer een ploeg technici bij elkaar te krijgen, weet iedereen waar we zitten.'

Dat wist Travis ook wel. Het was alleen verdomd frustrerend dat hij er zijn voordeel niet mee kon doen. 'Hij heeft contacten. Hij had mijn nummer en hij wist dat het standbeeld niet meer in het museum was. En hij wist bovendien dat Melissa degene was die alarm had geblazen. Kun je erachter komen wie hij gebruikt?'

'Ik zal het proberen.' Zijn blik dwaalde naar Melissa, die op het strand zat. 'Ga je het haar ook vertellen?'

Travis aarzelde en schudde vervolgens zijn hoofd. 'Er valt niets te vertellen.' Niets anders dan vuiligheid, bloed en een moordlustige gek die het op haar gemunt had. Ze had al genoeg te verwerken, daar hoefde geen nieuwe schok bij te komen. 'Misschien als we iets concreets te weten komen.'

Galen draaide zich om en liep weer naar binnen. 'En misschien ook niet. Ik zie dat de behoefte om haar te beschermen zijn lelijke, verweerde kop heeft opgestoken. Als ze erachter komt, kun je er donder op zeggen dat ze die met een dodelijke karateklap naar de andere wereld helpt.'