31

Woensdag 1 juni

Het gezicht van Claire Eldwin was rood en wit gevlekt en ze had haar handen strak om een glas water geslagen. Op de tafel tussen hen in stond de kooi met de muis.

‘Wat doet die muis hier?’ vroeg Hazel aan Wingate.

‘Ik dacht gewoon... Ze huilde. Ik dacht dat een dier haar zou kalmeren.’

Ze ging aan de zijkant van de tafel zitten. Mason snoof de lucht op. ‘En heeft het geholpen?’

‘Nee,’ zei Claire Eldwin. ‘Is het waar dat de kerel die mijn man heeft ontvoerd dit arme beest in een doos naar u toe heeft gestuurd?’

Hazel aarzelde even. Ze wist niet of Eldwin al wist over de hand van haar man. ‘Ja,’ zei ze. ‘Dat klopt. Het was niet erg... aangenaam. Maar nu is alles goed met hem.’

‘Met wie?’

‘Met de muis. Mason.’

Claire Eldwin stak haar hand uit naar de kooi en stak een vinger tussen de tralies door. Mason drukte zich in de hoek aan de andere kant. ‘Dit is mijn man,’ zei ze. ‘Ergens in een kooi.’ Ze keek naar Hazel en begon opnieuw te huilen. ‘Ik neem alles terug wat ik ooit over hem heb gezegd. Ik wil alleen dat hij weer thuiskomt. Waarom hebben jullie hem nog niet gevonden?’

‘We zijn er dichtbij, mevrouw Eldwin. Echt waar. We hebben... we weten wie de ontvoerder is.’

‘Weet u wie hij is of hebt u hem? Welk van de twee?’ Ze trilde alsof iemand haar een elektrische schok had gegeven.

‘We hebben hem niet. We hebben ze geen van beiden om precies te zijn. De moeder van Brenda Cameron is er ook bij betrokken. Ze geloven dat Colin Brenda heeft omgebracht. Haar heeft vermoord.’

‘Colin zou nooit iemand kwaad doen. Niet op die manier.’

‘Het spijt me, mevrouw Eldwin, maar daar ben ik niet meer zo zeker van. In ons beroep zien we keer op keer dat mensen degenen die hun na staan niet erg goed kennen.’

‘Ik ken Colin.’

‘Ik vind het vreselijk dat hij zich in deze situatie bevindt, maar ik weet nog steeds niet wat ik er precies van moet denken. Is er iets wat u ons niet heeft verteld? Over uw leven samen in Toronto of over de avond dat Brenda Cameron is gestorven? U hebt tegen de politie gezegd dat Colin bij u thuis was, maar is u ook iets bijzonders opgevallen? Gedroeg hij zich anders dan normaal?’

De gelaatstrekken van Claire Eldwin verhardden zich. ‘Die lui ontvoeren Colin en vervolgens probeert u mijn man te vinden door onze gedragingen te onderzoeken?’

‘Het was onmogelijk om het op een andere manier te doen.’

‘Colin heeft niks gedaan. Daar komt u nog wel achter. Hij is niet echt een goede man, maar hij is zeker geen moordenaar. In het diepst van zijn wezen is hij een lafaard en hij zoekt altijd de gemakkelijkste oplossing. Een meisje ombrengen zou hij nooit hebben gekund.’

‘Kende u Brenda Cameron?’

‘Nee.’

‘We weten niet zeker of ze wel alleen in die boot zat.’

‘Colin was de hele avond en nacht bij mij thuis. Toevallig heeft de politie hem wel ondervraagd, hoor. Ze zijn bij ons thuis geweest om hem te ondervragen. Dat hoort u allemaal te weten.’

‘Dat weet ik ook,’ zei Hazel.

‘Wat doet u dan om hem weer thuis te krijgen?’

‘Alles wat we kunnen. ’

Claire Eldwin keek onderzoekend naar Wingates gezicht, in de hoop daar geruststelling te vinden, maar het was tevergeefs. Zachtjes zei ze: ‘Wat is alles?’

Ze had besloten om Claire Eldwin de bijzonderheden voorlopig te besparen. Ze leek toch al elk moment te kunnen flauwvallen. ‘Alles,’ herhaalde Hazel.

Ze gingen haar voor door de achtergang die langs de recherchekamer voerde en Wingate liep met haar mee naar buiten. Hazel nam hem even apart en vroeg of hij haar wilde volgen om er zeker van te zijn dat ze veilig thuiskwam. Hij liep naar zijn patrouillewagen en volgde Eldwin het parkeerterrein af. Hazel zag ze door de regen heen Porter Street uit rijden, naar de snelweg. Claire Eldwin zat over haar stuur gebogen met een lege blik in haar ogen. De vrouw had al te veel gezien, dacht Hazel, en nu kwam dit er nog bij, een onzekerheid die erger was dan alles wat ze voordien met haar echtgenoot had beleefd. Ze zag de twee auto’s wegrijden naar het huis in Mulhouse Springs.

Ze liep terug naar haar kantoor en ging aan haar bureau zitten. Ze controleerde de website nog een keer, maar de camera stond uit en op de site was alleen een zwart vierkant te zien, een passend gedenkteken voor de hele zaak. Het was een zaak die draaide om vertrouwen, kwade trouw en gebroken harten. Zwijgend vroeg ze zich af hoe vaak er in de afgelopen dagen beelden van kapotte liefde door haar hoofd waren geschoten: haar eigen hopeloze liefde voor Andrew, het stukgelopen huwelijk van Colin en Claire Eldwin, Wingates vermoorde partner, het onvoorstelbare verdriet dat Joanne Cameron ertoe had gedreven om haar laatste hoop te vestigen op een agent die voor eigen rechter was gaan spelen en die waarschijnlijk nergens van hield, behalve van zijn eigen overtuigingen. Ze besefte dat ze zichzelf had toegestaan om de relatie tussen Bellocque en Paritas als een soort zilveren randje te zien voor Joanne Cameron, dat ze te midden van haar hartzeer iemand had om van te houden. Maar ze had het nog niet gedacht of ze wist dat dit ook een leugen was; de verhouding tussen die twee was strikt zakelijk. Cameron had de hele tijd gelijk gehad toen ze volhield dat hij niet haar vriend was.

Om de een of andere reden maakte die gedachte plaats voor het beeld van Wingate die Claire Eldwin naar huis volgde, allebei langzaam rijdend, als een rouwstoet zonder lichaam. Ze fixeerde zich op het beeld van de twee auto’s en voor haar geestesoog zag ze twee andere auto’s... Ze grabbelde naar haar opschrijfboekje en las haar aantekeningen van de verhoren met Barlow en Paritas door. Barlow had gezegd dat haar klanten ieder in hun eigen auto waren gekomen en Paritas - Cameron - had dat bevestigd toen ze boos had ontkend dat Bellocque en zij samenwoonden. Ze had veel meer aandacht moeten besteden aan die ontkenning: ze woonden niet samen en ze waren nooit minnaars geweest. Pas nu begreep ze dat dit van betekenis was. Haastig riep ze Wingate op via de walkietalkie. ‘Kom terug,’ zei ze.

‘Ik ben nog niet in Mulhouse Springs.’

‘Ik weet waar Colin Eldwin wordt vastgehouden.’