11
Dinsdag 24 mei
Er waren inmiddels vier dagen verstreken na de raadselachtige vondst in het Gannonmeer en tot nu toe was nog absoluut niet duidelijk hoe hun ontdekkingen geïnterpreteerd moesten worden. Hazel had een hekel aan het gevoel dat iemand anders de controle had en dat diegene de informatie in zijn eigen tempo bekendmaakte. De zaak was net een donkere golf die zich in de verte vormde en op hen afkwam, zonder dat ze precies wisten wanneer hij aan hun voeten zou breken. Ze moest niet vergeten dat er geen bewijs was dat de man in het internetfilmpje echt werd aangevallen, of dat de beelden die ze hadden gezien iets anders waren dan een slechte korte film die door iemand in elkaar was gezet om hun aandacht te trekken. Maar het verband tussen de etalagepop en het internetadres; de zwarte foto’s en de vieze, beschaduwde muur in het filmpje; Eldwin die onbereikbaar was in Toronto en Bellocque en Paritas die het hele lange weekend onvindbaar waren geweest... Het kostte haar moeite om te geloven dat er niks aan de hand was. Maar het was ook een soort wet bij politiewerk dat de onschuldigste dingen vaak een boosaardige kern hadden en dat complexe pakketten in elkaar grijpende aanwijzingen even vaak in het niets leken op te lossen. Wat je leerde was aandacht schenken aan alles, niets te veronderstellen en je nooit te laten verrassen. Haar waakzaamheid zou niet afnemen, maar het voelde als een onmachtige alertheid, alsof ze haar wapen op mist richtte.
Het was dinsdagmiddag en op het bureau was het rustig. Behalve het aanhoudende mysterie van de gevangen man viel er niets bijzonders te melden. Het enige waren een paar verkeersboetes. De stadsmensen waren teruggekeerd naar hun stad en de plaatselijke bevolking ruimde op. De zomer, met al zijn gevaar en vermaak, zou binnenkort beginnen. Tijd om alles in de verf te zetten en de voorraden aan te vullen.
Agent Bail hield een oogje op de internetfilm. Die draaide in een venster op haar monitor, als een onbelangrijke telefonische vergadering. ‘Niks,’ zei ze toen Hazel ernaar vroeg. ‘Gewoon telkens opnieuw dezelfde twee minuten ontaarding.’
Hazel bedankte haar en ging naar haar kantoor. Daar opende ze de laptop en zag bevestigd wat Bail had gezegd: het filmpje was niet veranderd. Dat betekende dat er bijna vierentwintig uur steeds maar weer dezelfde beelden waren uitgezonden. Ze zou zich moeten bezighouden met de stapel dagelijkse rapporten van bijna drie weken die op haar bureau lag te wachten tot zij ze had doorgenomen. De meeste ervan had ze al gezien, want Wingate had ze beetje bij beetje meegenomen naar huis, maar kennelijk had hij niet voldoende zelfvertrouwen om ze op te bergen met alleen zijn initialen erop. Er was nog altijd niets interessanters dan een gestolen iPod in week één en in week twee was er een klacht van een meneer Stoneham over een kras op zijn auto. De rapporten van deze week, die ze nog niet had gezien, waren drie in getal: een geval van huiselijk geweld, een gestolen fiets en een ruzie in een café die erop was uitgedraaid dat iemand met een theekopje had gegooid. Dat zou wel eens de typische misdaad van Port Dundas kunnen zijn, dacht ze. Een ruzie die eindigt met iemand die zich verbrandt aan darjeeling.
Wingate klopte. ‘Binnen,’ zei Hazel.
‘Heb je het druk?’
Ze kneep haar mond samen. ‘Dat meen je toch niet?’
‘Hoe was je bezoek aan Bellocque?’
‘Prima. Nee, beter dan prima. Jammer dat hij niet single is.’
Met een scheve grijns keek Wingate haar aan. ‘Ik heb begrepen dat er op het scherm niks is veranderd.’
‘Nee. Met elk uur dat verstrijkt, krijg ik meer het gevoel dat ik het slachtoffer ben van een grap. Hoe zit het met Eldwin?’
‘Nog niks.’
‘Jezus.’
‘Claire Eldwin heeft beloofd dat ze belt zodra hij boven water komt.’
‘Ze klonk bepaald niet alsof ze hem zal verwelkomen met een zelfgebakken taart. Je kreeg eerder het idee dat ze het liefst heeft dat hij zo lang mogelijk wegblijft.’
‘Begin je te geloven dat hij op een stoel in zijn eigen kelder zit vastgebonden?’
‘We kunnen het niet uitsluiten,’ zei Hazel. ‘Hij lijkt geen man die gemist zal worden door anderen.’
‘Nou, de pop werd vrijdag opgevist,’ zei Wingate. ‘Dat betekent dat de persoon die het filmpje op het net heeft gezet, het op dat moment klaar moest hebben, en dat is de dag dat Eldwin naar Toronto ging.’
‘Hmm,’ zei Hazel. ‘Wat is de losse draad in deze zaak, Wingate? Hoe zit het met Jellinek? Weten we waar hij is?’
‘Daar is wel achter te komen.’ Hij opende zijn opschrijfboekje, sloeg een paar bladzijden om, pakte de telefoon op het bureau en belde. ‘Spreek ik met Carl Jellinek?’ Hij luisterde even en legde zijn hand toen op het mondstuk. ‘Moet ik hem vragen of hij op dit moment wordt vastgehouden in een kelder en/of wordt bedreigd met een mes?’
‘Vraag hem of Pat Barlow er is.’
Dat deed Wingate en vervolgens gaf hij Hazel de telefoon toen ze gebaarde dat zij hem wilde hebben. ‘Mevrouw Barlow?’
‘Ja.’
‘Hoe wist u waar die etalagepop lag?’
Met samengeknepen ogen keek Wingate haar aan. ‘Wat?’ vroeg Barlow.
‘U moet precies hebben geweten waar hij lag als u uw klanten er rechtstreeks heen hebt gebracht.’
‘Godsamme. Dat meent u toch niet?’
‘Nou?’
‘Het is erg genoeg dat het meer dit jaar vol jonge vis zit, adjudant. Denkt u echt dat ik slechte visomstandigheden compenseer met flauwe geintjes?’
‘Dus u hebt dat ding toevallig gevonden?’
Er volgde een stilte. ‘Ik had géén idee wat daar beneden lag,’ zei Barlow langzaam. ‘Ik lieg echt niet.’
‘Dat zou u ook zeggen als u dat wel deed.’
‘Als u me ergens voor wilt arresteren, ga dan uw gang,’ zei Barlow boos. ‘Maar als u alleen zit te stangen, spreek volgende keer dan een bericht in. ’ Ze smeet de hoorn op de haak en Hazel trok haar hoofd met een ruk naar achteren. Wingate leek niet erg van haar onder de indruk.
‘Het viel te proberen,’ zei ze.
‘Echt waar?’
‘Hoor eens, er moet nu echt iets gebeuren! Iemand wappert met zijn hand voor ons gezicht: hé! Kijk hier, kijk hier! Maar wat moeten we doen?’
‘Wat kunnen we doen?’ vroeg hij. ‘We kunnen moeilijk elke kelder in het district controleren.’
‘Dat zou beter zijn dan hier op onze luie kont te zitten.’
‘Ik ben net zo gefrustreerd als jij,’ zei hij.
Ze hief het dossier op dat ze had zitten lezen. ‘Ik krijg het idee dat ik een grotere kans maak om de zaak van de darjeelinggooier op te lossen dan dat ik iets zal begrijpen van de vondst in het Gannonmeer. Misschien is er een volgende zet, maar ik zou niet weten welke. Het enige wat ik nog kan bedenken is Eldwin. Blijf zijn vrouw op de huid zitten en probeer te ontdekken waar haar man uithangt.’
‘Doe ik,’ zei Wingate.
Ze sloot de mappen die voor haar lagen en duwde ze over haar bureau. ‘Hier ben ik klaar mee.’
Wingate wilde net weggaan met de mappen toen er op de deur werd geklopt en Cartwright hem een stukje openduwde. ‘Druk?’
‘Ik stond op het punt om weg te gaan,’ zei Wingate, en hij glipte langs haar heen in de deuropening. Cartwright kwam binnen met een beker koffie en een enorme chocolademuffin die ze allebei op Hazels bureau zette.
‘Een vroeg verjaardagscadeau,’ zei ze.
Wingate verscheen weer in de deuropening. ‘Ben je jarig?’
‘Donderdag,’ zei Hazel. ‘Ik word weer negenendertig.’ Niet-begrijpend keek hij haar aan. De afgelopen tien jaar had niemand haar Jack Benny-grap begrepen. Het was jammer hoe alles veranderde.
Ze was zich bewust van de schaduwen van haar personeel die langs het raam met melkglas in de deur gleden, maar bijna een uur lang werd ze door niemand gestoord. Murw bekeek ze de eindeloze aanval op het onbekende slachtoffer die zich op haar laptop ontvouwde. Het was net een lied dat ze niet uit haar hoofd kon krijgen, een lied zonder tekst, al werd ze zich naarmate ze de beelden vaker zag steeds meer bewust van de vreselijke muziek die erin zat. De percocet die ze had geslikt voor ze van huis ging had zijn hoogtepunt beleefd en raakte uitgewerkt. Daardoor leek het filmpje rauwer en deed het meer pijn om ernaar te kijken. Ze dacht aan de andere pil, die gewikkeld in aluminiumfolie in haar broekzak zat en die ze niet zou aanraken tenzij ze hem echt nodig had. Ze had de ochtendpil geslikt als voorzorgsmaatregel, al moest ze als ze eerlijk was bekennen dat ze hem had genomen omdat ze dat wilde. Over het algemeen voelde ze op verschillende momenten verschillende pijnen de kop op steken, maar gaandeweg raakte ze ervan overtuigd dat ze de dag zonder zou kunnen doorstaan. Ze kon het potje pillen, en de pil in haar zak, bewaren als belofte aan verlichting als ze dat nodig had. Als ze het echt nodig had, hield ze zichzelf voor.
Ze haalde een stukje papier uit een la en schreef puntsgewijs een aantal dingen op waar ze het de volgende ochtend met Willan over moest hebben. Eerst zou ze zich proberen te richten op wat ze eigenlijk deden in Port Dundas, voor hij met zijn percentages en ‘per hoofd van de bevolking’ kon beginnen. Ze wilde dat hij zou horen wat ze hier voor hun kiezen kregen, vooral nu, en hoe belangrijk het politiekorps voor de gemeenschap was. Willan zou het woord ‘rayon’ gebruiken en praten over doelmatigheid. Hij zou haar vertellen dat Port Dundas de rol van districtshoofdkwartier op zich zou nemen en dat zij de leiding zou krijgen over méér mensen dan ze nu had; het zou een uitdaging worden en hij wist zeker dat ze die aan zou kunnen. En als zij tegen hem zei dat er banen verloren zouden gaan, dat de dienstverlening minder zou worden en dat ze misschien niet langer misdrijven konden oplossen zoals die waar ze op dat moment aan werkten, zou hij zijn schouders ophalen en haar vertellen dat de herverdeling van arbeid zou betekenen dat een aantal mensen met lucratief vervroegd pensioen kon gaan en dat er geen gedwongen ontslagen zouden vallen. Ze hoefden er alleen voor te zorgen dat ze na de herindeling hun werk goed bleven doen... Precies zoals ze dat nu deden! Ze had de man nog nooit ontmoet, behalve dan via de brief die was rondgestuurd aan haar agenten en ze wist niets over hem, maar ze had nu al een hekel aan hem.
Ze liet Melanie een late lunch brengen die bestond uit een clubsandwich en een cola light en ze bleef aan haar bureau zitten om de feiten en getallen op te schrijven zoals die golden voor Port Dundas. Terwijl ze schreef, draaide ze haar laptopscherm discreet weg zodat ze er niet door werd afgeleid. Maar vanuit haar ooghoek zag ze dat de beweging telkens werd herhaald.
De zaak van hun korps stond haar heel helder voor ogen, maar ze wist dat hij alleen zou horen dat ze hun eigen hachje wilden redden. Wat wist het hoofdkwartier van de regiopolitie Ontario over Westmuir? Wanneer kwamen die sukkels ooit achter hun bureau vandaan om te kijken waar het politiekorps hier echt mee te maken had? Alles ten noorden van het hoofdkwartier was een speldenknop op een van hun kaarten, een lijn op een grafiek. Ze hoopte dat ze zich niet zou verlagen tot schreeuwen.
Ongeveer een half uur later klopte Melanie weer aan en Hazel keek niet op van haar aantekeningen. Ze zei alleen dat ze was uitgegeten en bedankte haar, maar Melanie bleef in de deuropening staan. ‘Wat is er?’
‘Verrassing!’ zei ze.
Hazel legde haar pen neer. Cartwright hield een grote doos in felgekleurd papier op. Het leek alsof de helft van het korps in de gang achter haar stond. ‘Jeetje,’ zei Hazel. ‘Dat hadden jullie echt niet hoeven doen.’
Cartwright duwde de deur helemaal open en liep naar binnen om de doos op haar bureau te zetten. Windemere, Bail, Wingate en Forbes volgden haar met een brede grijns op hun gezicht. Het was een pakje dat in een warenhuis was ingepakt, met scherpe hoeken, linten en een rozet. ‘Dit kan maar beter niet weer een mobiele telefoon zijn,’ zei ze, en iedereen lachte. Ze draaide het om. ‘Hebben jullie allemaal vijf dollar in een hoed gegooid, maar hadden jullie niet meer genoeg over voor een kaart?’
Cartwright wendde zich tot de agenten en wierp ze een vermoeide blik toe. ‘Zijn jullie opgevoed door wolven of zo?’
‘Hé, je hoeft mij niet aan te kijken,’ zei Forbes.
‘Laat maar,’ zei Hazel, en ze trok het papier kapot. In het pakje zat een kinderspeeltje, een spelletje dat Muizenval heette. Iedereen lachte en klapte en zei dat het een heel slim cadeau was. Hazel kende het spel nog uit Martha’s kindertijd: je won door een slim, maar onpraktisch apparaat te maken dat een net op een muis liet vallen. Met een grijns keek ze de agenten aan. ‘Heel toepasselijk,’ zei ze. ‘Wiens idee was dit?’
Ze keken van de een naar de ander, maar niemand eiste de eer op.
‘Wat? Heb ik een geheime aanbidder?’
‘Nou, ik ben alleen achter het fleurige papier aan gelopen,’ bekende Windemere. ‘Ik heb, eh... geen bijdrage geleverd.’ Ze keek naar haar collega’s. ‘Nog niet!’
Hazel legde haar handen op de doos. ‘Dus... dit is van jullie allemaal?’ Niemand zei iets. Ze pakte het cadeautje op. ‘Wat is er aan de hand?’ vroeg ze, maar opeens liet ze de doos op tafel vallen en stond geschrokken op.
‘Wat is er?’ vroeg Wingate. Hij stapte verder de kamer in.
‘Het ruikt niet goed,’ zei ze. ‘Er zit iets in wat geen... geen...’
‘Oké,’ zei hij. ‘Iedereen moet de kamer uit en...’ Hij maakte zijn zin niet af want de doos bewoog. Binnenin klonk een geluid, een soort mechanisch gejank, en toen krabbelde er iets driftig aan de zijkant van de doos waardoor die met korte rukbewegingen naar het einde van de tafel bewoog, waar hij omkieperde en met een klap op de grond viel.
‘Jezus,’ zei Hazel. Instinctief stapte ze achteruit, maar terwijl ze dat deed, vloog er iets uit de bovenkant van de half geopende doos. Een rode, gillende vage schim als een kindervoetzoeker. Ze dook op de grond en sloeg naar de lucht boven zich. Er heerste een grote wanorde in de kamer en er klonken vreemde half afgemaakte uitroepen. Iedereen haastte zich naar de deur tot Forbes riep: ‘Wacht even, wacht even.’
‘Kut!’ gilde Hazel, die weer overeind stond. Ze staarde naar hetzelfde als waar Forbes naar staarde. ‘Wat is dat, verdomme?’
Het was een muis. Hij zat in een hoek en zijn oogjes schoten heen en weer tussen de twee kanten van de kamer. Ze vermoedde dat het een gewone witte muis was, maar hij was rood. In elk geval leek hij rood geverfd, al zag ze een donkerder streep van iets wat bloed moest zijn uit zijn mond druipen.
‘Waarom is dat beest rood?’ vroeg Hazel. ‘Wat is hier in godsnaam aan de hand?’ Forbes en Wingate stapten de kamer verder in en liepen heel voorzichtig naar de kant van haar bureau waar het spel op de grond was gevallen. Met de punt van zijn schoen deed Wingate de kleppen van de deksel van elkaar en hij deinsde terug.
‘Jezus nog aan toe,’ zei hij.