25

Maandag 30 mei

Toles zag haar toen ze naar buiten ging. ‘Bent u klaar?’ vroeg hij.

‘Nog niet helemaal,’ zei ze. ‘Ik heb even een pauze nodig. De dossiers zijn...’

‘Moeilijk om te lezen,’ zei hij. ‘Dat begrijp ik volkomen. In uw regio ziet u vast niet veel van dat soort dingen.’

‘Nee, niet veel,’ zei ze. ‘Hoor eens, is hier in de buurt een Tim’s?’

‘Die deur door en dan rechtsaf, linksaf of rechtdoor. Voor de volgende straat komt u er eentje tegen.’

‘Dank je,’ zei ze. Ze had haar hand al op de deur toen ze zich weer tot hem wendde. ‘Zeg Toles?’

‘Ja?’

‘Heb jij ooit in de Corridor gewerkt?’

‘O ja. Dat moet iedereen die bij de Negentiende of de Eenentwintigste werkt.’

‘Dus jij hebt op een zeker moment een agent Goodman gekend?’

‘Ik kende hem vaag, meer van reputatie. Ik werkte bij de Negentiende toen hij in de Corridor bij Mercer en Peter Street werkte. Waarom vraagt u naar hem?’

‘O, zijn naam stond op een paar arrestatieverslagen.’

‘Zijn naam moet op een heleboel arrestatieverslagen staan. Als je dealde of kocht, liep je altijd het risico hem tegen het lijf te lopen.’

‘Ja.’ Ze hield haar stem effen. ‘Ik heb begrepen dat hij zo zijn lievelingetjes had.’

‘In een dergelijke wijk kom je vaak dezelfde mensen tegen. Een hoop zielige, nijpende gevallen die je het liefst naar hun moeder zou sturen, maar die telkens terugkomen. Je leert een oogje op de echt hopeloze gevallen te houden.’

‘Dus het is niet vreemd om er een paar min of meer te adopteren?’

‘Je hebt mazzel als je hart er niet naar meer dan twee uitgaat. Goodman had het min of meer tot kunst verheven. Ik zie daar nog steeds lui die een ketting van hem dragen.’ Ze waakte ervoor om geen reactie te vertonen. ‘Ja,’ zei Toles met een kort lachje. ‘Hij gaf ze een aandenken, dacht dat het een boodschap aan de zware jongens zou zijn om ze met rust te laten als hij ze op de een of andere manier merkte.’

‘En werkte dat?’

‘Nou, bij de Negentiende waren we natuurlijk geen zware jongens, maar we wisten dat we hem moesten bellen als we een van zijn verdwaalde schaapjes oppakten. Maar je ontdekt dat de meesten toch afglijden, wat je ook doet. Ja, toch?’

‘Ja,’ zei Hazel.

Ze liep de deur uit en liep direct naar de Tim’s op de hoek. Ze probeerde haar tempo traag en regelmatig te houden, voor het geval iemand haar nakeek, maar vanbinnen barstte ze bijna uit elkaar. Ze kocht een koffie met twee melk en twee suiker en liep naar de hoek van Richmond en John en wenkte een taxi. ‘Washington Avenue 32,’ zei ze.

Onderweg veranderde ze van gedachten en ze liet zich afzetten in Huron Street om vandaar verder te lopen. De bijna lege koffiebeker in haar hand ving de wind. Het was lunchtijd en de straat was stil. De grote kastanjebomen vormden een koel, donker bladerdak om onderdoor te lopen. Ze bleef aan de kant met de oneven nummers en liep naar een plek tegenover nummer 32. Het huis stond op zijn stukje grond en leek precies op de naastgelegen woningen: mooie en onopvallende Victoriaanse huizen, typische huizen voor de binnenstad van Toronto, ooit groots, maar nu vervallen, opgedeeld in ‘eenheden’ en bewoond door een steeds wisselend gezelschap mensen van allerlei slag. Maar was nummer 32 anders? Was daar een moord gepleegd? Zou dit huis een waarheid onthullen als de juiste persoon de juiste vraag stelde? En was zij de juiste persoon?

Ze stak de straat over en liep het pad op naar de trap voor de deur van 32.

Niets wees erop dat iemand wist dat zij er was. Het raam van Caro bleef dicht en binnen was geen geluid te horen. Ze controleerde de namenlijst naast de deur en zag dat er inderdaad een J. Cameron woonde, aan de rechterkant op de begane grond. Net als Hutchins op zaterdagochtend had gedaan drukte ze haar gezicht tegen het raam. Voor de ramen hingen vergeelde jaloezieën met spleten niet groter dan twee millimeter ertussen. Ze duwde haar rechteroog tegen het glas en probeerde in de ruimte erachter te kijken, maar ze zag alleen een opening in de muur tegenover haar, een toegang tot de kamer daarachter. Dat kon betekenen dat de woonkamer van het appartement leeg was of dat ze simpelweg niet kon zien wat zich in die kamer bevond. Op dat moment leek het belangrijk om te bepalen of de ruimte achter de jaloezieën wel of niet bewoond was. Of Cameron er woonde, als een soort aanhoudend aandenken aan haar dochter of dat het een soort toneel was. Het eerste gaf haar een veiliger gevoel, maar ze wist zeker dat dit het laatste was. Deze plek was bedoeld als een soort theater en zij was uitgenodigd om de voorstelling te bekijken.

Ze ging terug naar de voordeur en duwde er zachtjes tegenaan, een beetje opgelucht dat hij dichtzat. Vervolgens liep ze weer naar het pad om nogmaals het hele huis in ogenschouw te nemen. Er stond niemand voor een raam en er was binnen geen enkele beweging te zien. Sterker nog, het huis leek zo stil als een dood hart. Ze wist niet precies wat ze had verwacht, maar toen ze de straat overstak en in de tegenovergestelde richting naar Spadina Avenue wandelde, voelde ze zich teleurgesteld.

Ze was dan ook niet verrast toen ze de radiotelefoon in haar zak voelde vibreren. Ze pakte hem en hield hem zonder iets te zeggen tegen haar oor.

‘Ik had niet gedacht dat je het zo gemakkelijk zou opgeven.’

‘Wil je dat ik ga inbreken, Joanne?’

‘Ah,’ zei ze. ‘Wat fijn om je die naam te horen zeggen.’

Ze was stil blijven staan voor ze bij Spadina was. Rode en zwarte tramwagons gleden voorbij op hun rails. ‘Je kunt me zien,’ zei ze. ‘Waar ben je?’

‘Iémand kan je zien,’ zei ze. Hazel draaide zich om en keek achter zich, maar de straat was leeg.

‘Heb je in elk huis in Washington Street een kamer gehuurd?’

‘Als je niet wilde dat we elkaar zouden vinden, waarom ben je dan teruggekomen?’

‘Ik ben teruggekomen omdat ik vragen heb.’ Cameron zei niks. ‘We hebben haar gevonden,’ zei Hazel. ‘Je dochter. Ze is op 4 augustus 2002 in het Ontariomeer verdronken. Ze was op dat moment niet in staat om een boot te besturen.’

‘Zeg, hoe lang gaan we ons aan de officiële versie houden?’

‘Marihuana, alcohol en ativan. Dat had ze in haar lichaam. Dat is wat ik weet.’ Ze besloot om zich voorlopig niet in de kaart te laten kijken. ‘Er zat water in haar longen, dus we weten dat ze nog leefde toen ze in het meer viel. Het zal lastig worden om een rechercheur ervan te overtuigen dat het iets anders is dan een zelfmoord.’

‘Tussen twee lege bloempotten achter het huis ligt een sleutel.’

Cameron verbrak de verbinding. Hazel stond met haar gezicht naar de kant waar ze vandaan was gekomen. Ze haalde diep adem en liep terug naar het huis. Ze had het gevoel dat alle ramen van de huizen aan weerszijden van de straat ogen hadden gekregen en dat al haar bewegingen werden geobserveerd. De huid op haar ruggengraat tintelde. Ze liet haar hand naar haar riem gaan en maakte de sluiting van haar holster los.

Weer liep ze van de stoep naar nummer 32 en ze volgde het pad naar het juiste hek en maakte de klink open. Haar hart klopte snel toen ze de tuin in stapte. Ze bleef dicht bij de muur en liep langzaam op de potten toe. In de tweede lag een sleutelhanger met twee sleutels eraan, zoals Joanne Cameron haar had verteld.

Het feit dat ze een sleutel nodig had om binnen te komen, betekende dat ze alleen zou zijn in het appartement. Maar hoe moest ze weten waar ze naar op zoek was? Dat zou Cameron haar vertellen. Dat wist ze nu. Cameron stuurde haar volledig. Ze besefte dat ze zich daarbij had neergelegd, hoe groot het gevaar voor haar ook zou zijn of hoeveel regels ze erbij moest overtreden. Haar honger naar de rest van het verhaal was groter dan haar gevoel voor zelfbehoud.

Ze ging via het pad naar de voorkant van het huis en liep de trap op. Door de sleutel in de voordeur te steken (ze had ze allebei moeten proberen) lieerde ze zich aan Cameron, werd ze een medeplichtige.

In haar hand hield ze haar telefoon, wachtend op een teken dat Cameron bij haar was. Ze greep het stille apparaat stevig beet. Het voelde heet aan.

De deur zwaaide geluidloos open en ze zag de donkere gang. De deur van het appartement op de begane grond was rechts van haar. Ze stond in de gang en luisterde naar het huis. Behalve het geluid dat haar binnenkomst had gemaakt en haar gewicht op de vloerplanken, was het er volkomen stil. De tweede sleutel opende de voordeur van het appartement.

Dat was leeg. Door het raam buiten had ze een lege ruimte gezien. Binnen bestond die uit een stel ruime, open kamers met lichte houten vloeren die waren geboend tot een warme gloed. Het appartement was een leeg heiligdom. In de muur tegenover haar zat een dichtgemetselde open haard. Ze liep de kamer voorzichtig in, met haar hand op haar heupholster. Haar ademhaling ging met korte, oppervlakkige stootjes. Achter deze woonkamer, door de opening die ze had gezien, was de eetkamer, wellicht de grote eetkamer van het huis zoals het vroeger was geweest, in de tijd dat hier een familie had gewoond, misschien met bedienden. De mooiste kamer van het huis. Een raam in de achtermuur keek uit op de helft van de tuin waar ze nog niet was geweest. Met kleine stapjes liep ze de kamer verder in. En toen was ze daar ook alleen. Haar oplettendheid nam toe naarmate de ruimte waar ze doorheen liep kleiner werd.

Naast de eetkamer was de keuken met daarachter een kleine gang die naar een badkamer en een slaapkamer leidde. Haar voetstappen volgden haar door de woning. Vanuit de deuropening naar de gang bij de keuken kon ze de vier kamers van het appartement zien. Het leek een goede plek om als schuilplaats te benutten, en ze bleef er stilstaan om nogmaals te luisteren.

Ze meende een beweging te zien door de openstaande slaapkamerdeur en drukte haar rug tegen de muur aan het einde van de gang, naast de keuken, waarna ze behendig naar de andere muur bewoog en zich daarlangs omlaag liet zakken. Daardoor kon ze de slaapkamer in kijken. Die was leeg. Ze voelde zich op een koddige manier dankbaar dat de kast twee deuren had die allebei naar buiten toe opengingen. De kast was ook leeg.

Er ging een schok door haar handpalm en ze liet de telefoon vallen. Die lag op de vloer te zoemen als een dolgedraaid insect. Ze griste hem op en beende terug naar haar uitkijkpost met de telefoon tegen haar oor.

‘Adjudant.’

‘Ik ben er,’ zei ze.

‘Bedankt.’

Ze stond doodstil te luisteren naar de stem achter de stem, maar als Cameron ergens in de buurt was, was het niet binnen gehoorsafstand. ‘Er is hier niks,’ zei Hazel. ‘Moet ik de vloerplanken soms omhoog trekken?’

‘Dat kun je doen, maar ik kan het ook voor je doen. Kijk eens rond in die ruimte waar je staat. Ik kan hem vullen met tafels en stoelen en schilderijen aan de muur. Ik kan mijn dochter er plaatsen op de avond van 4 augustus 2002, samen met Colin Eldwin.’

‘Wat kom ik te weten door in een lege kamer te staan, Joanne?’

‘Hij lijkt misschien leeg, maar onder die vloeren zit een hart.’

Onwillekeurig keek Hazel naar haar schoenen en ze dacht aan de doos die begraven had gelegen in de tuin van Nick Wise. Haar nek werd koud. ‘Ik luister,’ zei ze zacht. Ze liet zich omlaag glijden langs de deurpost tot ze half in de gang, half in de eetkamer zat. Die beweging trok in haar onderrug, maar de pijn was te verdragen. Vanaf deze plek kon ze iedereen van elke kant zien aankomen.

‘Hij had een advertentie gezet in een van de universiteitskranten,’ begon Cameron. ‘Op die manier gooide hij zijn netten uit. “Docent creatief schrijven” stond er. Hij hield audities in een studentenkroeg in Bloor Street, bekeek ze van top tot teen om te zien of ze ook talent hadden en als ze hem bevielen, zei hij dat hij ze kon helpen beter te worden. Dat hij ze kon helpen om hun werk gepubliceerd te krijgen. Op dat moment ging het goed met Brenda, ze had zich ingeschreven als “volwassen” student voor het avondprogramma van de Universiteit van Toronto. Ze schreef gedichten. Wist je dat?’

‘Dat soort bijzonderheden staat meestal niet in een politieverslag.’

‘Alleen de lichamen, niet wie daarin hebben gezeten. Ze was nog geen goede schrijfster, maar ze probeerde te groeien. Zo was mijn dochter, altijd op zoek naar een nieuwe kans in het leven. Ze heeft er heel wat gehad. Bijna evenveel levens als een kat, zei ik altijd tegen haar. Ze had problemen gehad met drugs en met de politie, ze begon altijd iets met de verkeerde man en ze nam stomme baantjes aan in ongure buurten, maar ze krabbelde altijd weer overeind en klopte het stof van zich af. Ze zorgde ervoor dat ik trots op haar kon zijn.’

Huiverend dacht Hazel aan Martha en inwendig voelde ze zich ietsje meer met Cameron verwant, een medeobserveerder in een wereld waar mensen als zij leden voor anderen.

‘Maar goed,’ ging Cameron verder. ‘Ze reageerde op zijn advertentie en heeft een biertje met hem gedronken. Brenda was een knap meisje. En hoe goed ze het straatleven ook kende, ze was wereldvreemd. Dat kan je helpen in het leven als je daardoor openstaat voor de juiste dingen. Ze ontmoetten elkaar een aantal keer en hij las een paar van haar gedichten. Toen stelde hij voor om elkaar hier te treffen. In zijn appartement.’ Cameron dempte haar stem en vervolgde: ‘Misschien heeft hij haar de eerste keer koffie geserveerd, daar in de woonkamer. Toen vroeg hij of ze bij hem wilde komen eten. Hoe noemen jullie dat? De modus operandi? Zo ging dat. Alsof er een lopende band was van de voordeur naar de slaapkamer en het een paar weken duurde voordat je er was. Waar bent u nu?’

Het duurde even voor Hazel begreep dat Cameron het tegen haar had. ‘Ik ben in de gang, naast de keuken.’

‘Ga naar de woonkamer.’

Haar hart maakte een sprong en ze duwde zich omhoog tegen de deurpost. ‘Waarom?’

‘Ik wil dat je die ziet zoals die was. Ik wil dat je daar bij haar bent.’

Behoedzaam liep ze de woonkamer in, maar die was nog altijd leeg. Met grote passen ging ze naar de deur van het appartement en draaide hem op slot. Daarna leunde ze er met haar voorhoofd tegenaan.

‘Er stond een bank met de rug naar het raam,’ zei Cameron. ‘Met daarvoor een ronde, lage salontafel. In de hoek, naast de doorgang naar de eetkamer stond een gemakkelijke stoel met een lamp ernaast.’

‘Hoe weet je dat?’

‘Dat heeft ze me verteld.’

Ze keerde zich om en keek naar de kamer. ‘Er is hier niks, Joanne.’

‘Dat is allemaal hier gebeurd, in dit huis. Jij ziet het nog niet, maar dat komt wel als je het jezelf toestaat.’ Hazel vroeg zich af of Cameron zinnen herhaalde die Dana Goodman ooit tegen haar had gezegd, toen hij haar verdriet had aangewend voor zijn eigen doeleinden. ‘Zet me op de luidspreker.’ Aan de zijkant van het apparaat zat een knop en Hazel drukte erop, waarna ze zich bukte en de telefoon rechtop in het midden van de vloer zette. De stem van Joanne Cameron verspreidde zich naar alle kanten. ‘Het enige wat Brenda wilde was iemand die haar wat liefde gaf. Zodra ze me over hem vertelde, wist ik wat voor man Colin Eldwin was. Een roofdier. Ik heb haar gewaarschuwd. Maar het hart is een raadsel, vind je niet?’

‘Dat wil niet zeggen dat hij haar heeft vermoord, Joanne.’

‘Nee, natuurlijk niet.’ Hazel hoorde een auto voorbijrijden en even dwaalde haar aandacht af, maar ze concentreerde zich. ‘Brenda werd verliefd,’ zei de stem op de grond. ‘En dat was een ongemak voor hem, snap je, maar hij liet zich er niet door kisten. Hij misbruikte het, elke keer dat hij haar wilde. Hij schoot Cupido’s pijlen op haar af, vol beloften. Maar hij kreeg genoeg van haar. Hij had het telkens te druk om haar te ontmoeten, maar hij bleef tegen haar zeggen dat hij van haar hield. Ze kon niet tussen de regels door lezen.’

‘Heeft zij je dat allemaal verteld?’ vroeg Hazel.

‘Ze verzweeg nooit iets voor me,’ zei Joanne Cameron. ‘Of ze nou verliefd was of wanhopig. Bezorgd of blij. Ik stond altijd voor haar klaar.’

‘Het moet moeilijk zijn om het gevoel te hebben dat het niet genoeg was,’ zei Hazel.

‘Mensen als Brenda... Ze zijn in zo veel verschillende opzichten mooi. Ze geloven in anderen, maar ze kunnen voor de gek worden gehouden. Hun liefde gaat de wereld in en vindt zijn eigen soort, zelfs als het niet meer is dan een schaduw of een farce. Voor dat soort dingen zijn ze blind. Ik heb alle dingen tegen haar gezegd die je tegen iemand zegt die verslaafd is aan een slechte drug. Dat die je zal teleurstellen. Dat de wereld er anders uitziet als je lichaam is ontgift. Maar ze had een karakter dat makkelijk verslaafd raakte. Ze ging onaangekondigd bij hem langs en toen zag ze hoeveel studentes hij had. Ze kwam tot de ontdekking dat hij veel Brenda’s had. Dat zij niet bijzonder was.’

‘Ze moet zich verslagen hebben gevoeld.’

Cameron negeerde haar. ‘Uiteindelijk werd het zo erg dat hij het met haar uitmaakte. Blijkbaar heeft zelfs Colin Eldwin een bepaalde norm.’

Hazel had de radiotelefoon opgepakt en was de eetkamer in gelopen. Ze stelde zich kaarsen voor op een tafel die voor twee personen was gedekt. ‘Ga eens naar de avond in kwestie,’ zei ze. ‘Hoe weet je dat ze hier was?’

‘Hij heeft het in juli uitgemaakt, maar ze kon niet bij hem wegblijven. Ze had andere problemen en die tastten haar beoordelingsvermogen aan.’

‘Drugs?’

‘Sinds de herfst ervoor was ze clean geweest, maar ze ging weer aan de crack en het ging helemaal mis met haar. Ze kwam een paar keer bij mij en vertelde dat ze weer bij elkaar zouden komen, dat ze een plan had. Ze moest hem alleen laten zien hoe hij terug kon komen, zei ze. De avond van 2 augustus was ze bij mij voor ze naar hem ging.’

‘En?’

‘Ze zei dat ze zwanger was.’

Ongevraagd schoot Hazel het meisje met de doorgestoken foetus te binnen. Maar ze wist dat Brenda Cameron niet zwanger was geweest.

‘Volgens haar was dat het teken waar ze op had gewacht. Ze zou naar hem toe gaan om hem het goede nieuws te vertellen.’

‘Ze was niet zwanger, Joanne. Ik heb vanochtend immers het verslag gelezen.’

‘Ik weet dat ze niet zwanger was.’

‘Jouw familieleden zijn tot alles bereid om te krijgen wat ze willen, nietwaar?’

‘Ze staat voor de deur,’ zei ze zacht. ‘Het is rond tien uur ’s avonds op 2 augustus 2002. Ze klopt aan en roept zijn naam.’

Hazels hart bonkte als een gek. Ze hoorde niks, maar toen ze zich omdraaide om de woonkamer weer in te kijken, zag ze hen in gedachten voor zich. Brenda Cameron die het appartement binnen loopt, Eldwin die er met over elkaar geslagen armen staat. Ze vraagt of hij alleen is. Hij zegt dat ze hiermee moet ophouden, dat het voorbij is, dat hij niks meer met haar te maken wil hebben. Ze legt een hand op zijn arm, laat hem naar zijn pols glijden en drukt zijn handpalm op haar buik.

‘Dat kunnen we niet weten,’ zei Hazel. ‘Er waren geen getuigen bij alles wat ze tegen elkaar hebben gezegd. Bij wat hier is gebeurd, als er al iets is gebeurd. Dat jij haar hebt gezien en dat ze tegen jou zei dat ze naar zijn huis zou gaan, wil niet zeggen dat ze dat ook echt heeft gedaan. Voor hetzelfde geld is ze rechtstreeks naar de veerboot gegaan.’

‘Maar dat heeft ze niet gedaan. Ze is hiernaartoe gegaan.’

‘Best. En daarna heeft ze zichzelf omgebracht. Wat hier die avond is gebeurd heeft haar ertoe gedreven.’

‘Hij heeft haar bedwelmd. Hij heeft ervoor gezorgd dat ze bewusteloos was en haar vervolgens over de vloer gesleept. Hij heeft haar buiten naar zijn auto gebracht...’

‘Nee, Joanne,’ zei Hazel. ‘Ik weet dat je wilt dat het waar is, maar dit is allemaal een verzinsel van je verdriet. Dean Bellocque en jij hebben een man ontvoerd en valselijk beschuldigd omdat jullie willen dat hij schuldig is aan de moord op je dochter. Heb je er wel eens bij stilgestaan wat het betekent als je het mis hebt? Heb je erbij stilgestaan wat je hebt gedaan?’

‘Ik weet wat ik heb gedaan.’

‘Ik wil weten waar Colin Eld... ’ Midden in de zin hield ze op. Opeens besefte ze dat het laatste wat ze had gehoord niet uit het apparaat in haar hand was gekomen. Ze keek ernaar en zag dat de verbinding was verbroken.

Achter haar zei Cameron: ‘Er was een getuige.’