31
Drie dagen na het schietincident bezochten Rob van Buren en Heleen Resmann het ziekenhuis. De verpleegster had het ziekenhuisbed in een aparte kamer gezet, zodat de rechercheurs hem ongestoord konden verhoren. Jos Verschoor zat rechtop in de kussens en legde zijn hand beschermend op het verband. Van Buren liet zijn pen tussen zijn vingers dansen en keek de man onderzoekend aan.
‘Hoe voelt u zich, meneer Verschoor?’
‘Het had beter gekund’, bekende hij met een grijns. ‘Ik realiseer me dat ik verdomd veel geluk heb gehad. Als ze beter had kunnen schieten…’ Het was voor de rechercheur duidelijk dat de man zich de slachtofferrol had aangemeten. ‘Hebt u vandaag medicijnen geslikt? Iets waardoor u niet helder kunt denken of waarvan u onstabiel wordt?’
‘Ik heb vanmorgen twee pijnstillers gekregen. De wond in mijn schouder blijft maar zeuren.’
‘U bent twee keer geraakt. Het eerste schot was in de muur, het tweede in uw borst en het derde in uw schouder.’
‘Maar ze richtte op mijn hoofd. Ik dook nog net op tijd weg.’
‘Uw vrouw heeft tot drie keer toe geschoten?’
‘Ja, dat klopt.’
‘En uw zoon heeft alleen gedreigd maar de trekker niet overgehaald?’
Jos knikte en snoof hoorbaar.
‘Dat komt behoorlijk aan, dat kan ik u wel vertellen.’
‘Wat komt aan?’
‘Dat je zoon je wil vermoorden. Het is een beste knul maar zo labiel als wat. Ze heeft hem tegen mij opgezet, hem vergiftigd met haar leugens.’
‘Is dat zo? Vertelt u eens…’
‘Mijn vrouw heeft een relatie met iemand van haar werk gehad. Ons huwelijk kwam onder druk te staan. Ik heb gesmeekt om te blijven. Desnoods om de kinderen, maar ze leek bezeten van die man. Ze ging rare dingen doen.’
‘Wat voor rare dingen?’ Van Buren speelde nog steeds met zijn pen en had nog geen woord in zijn schrijfblok genoteerd. ‘Midden in de nacht ging ze van huis. Ze bleef soms nachten weg. Ze belde soms plotseling op en begon te dreigen en te schelden, dan weer te huilen.’
‘U hebt maar één telefoon?’
‘Ja, een Nokia.’
‘En leent u die weleens uit?’
‘Nee, een telefoon is privé’, antwoordde Verschoor geïrriteerd omdat de rechercheur hem telkens onderbrak.
‘Ja, dat vind ik ook. Maar gaat u verder met uw verhaal. Ze deed rare dingen…’
‘Ja, ik ben gestopt met werken zodat er iemand was die de kinderen kon opvangen. Ze heeft zelfs een keer de gaskraan opengedraaid en is toen naar haar werk gegaan. Het was zogezegd per ongeluk, maar ik geloof daar weinig van. Ze wilde van ons af. Ze wilde met haar vriend een nieuw leven gaan opbouwen. Wij waren een blok aan haar been.’
‘Ene Hertog van haar werk. Ik heb hem nooit ontmoet. Ze heeft het me in een dronken bui verteld. En toen ging het ergens fout.’ Van Buren fronste zijn wenkbrauwen.
‘Op een gegeven moment heeft Hertog haar gedumpt.
Haar hele leven stortte in. Ze is een wraakzuchtige vrouw. Vergeten en vergeven komt in haar woordenboek niet voor. Ze heeft de kinderen bespeeld en hun leugens verteld. Dat ik haar zou slaan.’ Hij schudde meewarig zijn hoofd. ‘Ik wist te veel en moest het veld ruimen. Een scheiding wilde ze niet. Ze wilde niet delen. Het huis, de winkel, de auto’s. Alles wat we hadden opgebouwd. Ik weet niet hoe de jongen het heeft gedaan maar hij kwam met het wapen thuis. Hij stond plotseling voor mijn neus en dreigde mij te doden.’
Jos draaide zijn hoofd en laste een pauze in. Hij kuchte en veegde met zijn hand langs zijn ogen.
‘Waar was uw vrouw?’ ging Van Buren onverstoorbaar verder met het verhoor. Hij liet zich niet door de actie van de wijs brengen.
‘Die was met Chantal vertrokken. We hadden woorden gehad. Ik had haar betrapt op… Het is te gek voor woorden.’ Hij schudde emotioneel zijn hoofd. ‘Ik kan het nog steeds niet geloven.’
‘Wat is te gek voor woorden? Vertelt u maar rustig.’
‘Ik was haar auto aan het schoonmaken. Het was een puinhoop. Ze is niet zo netjes op haar spullen. Ik vond drie wielbouten en handschoenen in de kofferbak. Haar collega heeft een verschrikkelijk ongeluk gehad. Misschien dat u daarover gehoord hebt? Maar goed, ik moest daar direct aan denken. De auto van de vriendin was gesaboteerd. Er ontbraken drie bouten in het wiel en toevallig vond ik in de kofferbak drie…’ Hij snifte en sloeg zijn hand voor zijn mond. ‘Ik ben naar binnen gegaan en heb haar geconfronteerd met de spullen. Ze heeft het direct bekend.’ Hij staarde naar zijn handen.
‘Ga door’, moedigde de rechercheur hem aan.
‘Karien was erachter gekomen dat ze door Hertog was gedumpt voor een nieuw liefje en dat bleek een collega te zijn. Ene Pauline. Ze is ’s nachts naar het huis van haar rivale gereden en heeft daar de bouten uit het wiel gedraaid. In de hoop dat deze arme vrouw…’ Er viel een stilte. ‘Daarna is ze bij Hertog langsgegaan. Ik heb niet gevraagd wat ze bij hem heeft uitgevreten maar het kan nooit veel goeds zijn. Ik wist toen dat ik na haar bekentenis voor mijn leven moest vrezen.’ Hij likte aan zijn lippen en keek de rechercheur niet aan. ‘Ze werd hysterisch en sloeg op mij in. Ik heb haar vastgepakt en geprobeerd haar te kalmeren, maar ze was ten einde raad. Natuurlijk heb ik teruggeslagen. Ik moest wel. Ze was totaal de weg kwijt. Met een paraplu sloeg ze me knock-out. Toen ik bijkwam, was iedereen weg. Ik heb een glas whisky tegen de schrik genomen en toen stond Albert plotseling met het pistool voor mijn neus. Ze had de jongen opgestookt in de hoop dat hij de klus zou klaren. Hij moest mij vermoorden, maar hij kon het niet. Op een zwak moment heb ik hem overmeesterd.’ De rechercheur knikte.
‘Toen ik hem in een houdgreep hield en hem probeerde te kalmeren, was zij daar ineens. Ik dacht eerst dat ze op de jongen wilde schieten. Ik heb haar gesmeekt om het niet te doen. Toen schoot ze op mij.’ Hij sloeg zijn handen voor zijn gezicht en begon wild te snikken. ‘Ik moest dood. Dood!’ ‘Het is een prachtig verhaal’, reageerde Van Buren koeltjes. ‘Mijn complimenten, maar toch… Jammer, maar er zitten toch wat tegenstrijdigheden in. Je kunt natuurlijk niet aan alles denken.’
Het hoofd van Jos kwam met een ruk omhoog.
‘Wat bedoelt u daarmee? De tranen waren verdwenen. Jos Verschoor perste zijn lippen op elkaar.
‘We hebben uw vrouw en kinderen gehoord en hun verhaal is net iets anders.’
‘Ik heb u toch uitgelegd dat mijn vrouw met een lastercampagne is begonnen’, antwoordde Jos verbolgen. ‘Dat rotwijf heeft mijn kinderen vergiftigd met haar leugens. Ze probeert mij de zwartepiet toe te spelen.’
‘Hun verhaal klinkt wat aannemelijker’, bekende de rechercheur. ‘De drie wielbouten die in de kofferbak van de Volvo zijn aangetroffen, zijn inderdaad van de Suzuki Swift van Pauline Bell. Uw vrouw was de auto aan het schoonmaken en vond het bewijsmateriaal. Zij heeft u geconfronteerd. U zat achter uw computer te werken. Onze technisch rechercheur heeft kunnen vaststellen dat rond dat tijdstip de computer inderdaad werd gebruikt. Op de spijkerbroek die uw vrouw in de kofferbak heeft gevonden hebben we sporen van wagensmeer gevonden. Wagensmeer die ook op de Suzuki Swift is aangetroffen. Onder de gympen zat aarde die overeenkomt met de aarde uit de tuin van Hertog de Vries.’
‘Wie zegt dat ik die rotzooi heb gedragen? Misschien heeft mijn vrouw de spullen aangehad.’
‘Uw vrouw heeft maat 38. U hebt maat 48. De kleding is trouwens onderzocht en er zijn geen DNA-sporen van uw vrouw aangetroffen. Niet aan de buitenkant en niet aan de binnenkant. We hebben een handschriftonderzoek gedaan en de aantekeningen die we op de post-it hebben aangetroffen, zijn van u. Wat moest u met het adres van de slachtoffers? Een bloemetje sturen?’
Nerveus beet Jos op de binnenkant van zijn wang en zocht naarstig naar een antwoord op de vraag. Hij kon niets vinden. Het zweet stond op zijn voorhoofd en hij begon zwaar te ademen.
‘Ik voel me niet zo goed’, probeerde hij onder het verhoor uit te komen. ‘Ik denk dat ik mezelf te veel vermoeid heb. Het wordt wat moeilijk om helder te denken. Ik heb het gevoel dat ik wartaal uitsla.’
Van Buren begon te lachen.
‘U had toneelschool moeten gaan doen. Ik denk dat u hoge ogen had gegooid. Maar ik ben zo’n beetje klaar met u. Er is genoeg bewijs waarmee we kunnen aantonen dat u de agressor bent en dat u aan de auto van Pauline Bell en die van Hertog de Vries hebt geknoeid.’
‘Dat is snel bekokstoofd’, viel Verschoor uit. ‘Mijn vrouw knippert met haar ogen en meneer de rechercheur is ervan overtuigd dat ik het heb gedaan.’
‘Nee!’ zei de rechercheur en hij legde een mobiel op tafel. ‘Het waren niet de ogen van uw vrouw. Het was de lens van de camera in uw telefoon. De telefoon die u nooit uitleent.
We hebben uw telefoon onderzocht en deze foto kwam naar boven. Een foto van de auto van Hertog de Vries. Ik heb hem voor u afgedrukt.’ Van Buren gooide een foto van de beschadigde auto in zijn schoot. ‘Rechts staat de datum en de tijd wanneer de foto is genomen.’ Verschoor sloot zijn ogen en wist dat hij verslagen was. ‘De ansichtkaart die Pauline onlangs heeft ontvangen is onderzocht op DNA en vingerafdrukken. U weet de uitslag denk ik wel?’ Van Buren gaf hem de ruimte om zijn fouten te overdenken. Hij wist dat dit een cruciaal moment was. De man stond op het punt te bekennen. Eén verkeerd woord en hij sloeg dicht en dan was er geen land met hem te bezeilen.
‘Het ziet er niet zo mooi voor me uit’, zei hij uiteindelijk en met een moeilijke grijns keek hij de rechercheur aan. Die schudde zijn hoofd. ‘Wat is de aanklacht?’
‘Poging tot moord.’ Dit keer blonken er echte tranen in Jos’ ogen.
‘Ze had een slechte invloed op mijn vrouw’, bekende hij uiteindelijk. ‘Ze waren de scheiding aan het voorbereiden.
Ik vond dat ik moest ingrijpen, maar het liep uit de hand.’ Zijn stem kreeg een harde klank. ‘Tenminste… in het geval van Bell. Ik had gedacht dat de bout bij de eerste bocht zou afbreken. Niet op de snelweg. Dat is nooit mijn bedoeling geweest.’ Met een zucht haalde hij zijn schouders op. ‘Het is niet anders.’
‘Denk je er zo makkelijk over?’
‘Ja, wat moet ik er verder mee? Het is gebeurd. Ik kan er niets meer aan veranderen.’ Er was geen emotie op zijn gezicht te lezen.
‘Wat was de bedoeling van die kaart?’
‘Ik hoopte dat men op het verkeerde been werd gezet. Een rookgordijn... Het leek te lukken.’
‘En Hertog?’
‘Die zat achter mijn vrouw aan. De twee hadden samen wat. Ik voelde het. Ze hebben geluk gehad.’
‘Wie heeft er geluk gehad?’
‘Karien en de jongen. Ik had ze willen vermoorden.’ Hij lachte. ‘Maar het omgekeerde was bijna gebeurd. Ik kan er nog niet over uit. Dat mijn vrouw het lef heeft gehad…’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Maar goed… Het is haar niet gelukt. Ze had beter eerst schietlessen kunnen nemen.’ Van Buren keek hem strak aan. Nu had híj even tijd nodig om de bekentenis te verwerken.
Pauline Bell reed haar rolstoel in de schaduw van de boom en wachtte totdat Karien in het gras had plaatsgenomen.
‘Hoe ging je therapie?’
Pauline knikte tevreden.
‘Ik heb vandaag drie passen gelopen. Wel met steun van de therapeut natuurlijk, maar toch. Volgens hem is mijn situatie niet hopeloos.’ Karien glimlachte en keek van haar weg. ‘Vandaag was toch de uitspraak. Wat heeft Jos gekregen?’ ‘Eenentwintig jaar voor poging tot moord’, antwoordde Karien. ‘Hij was woedend toen hij hoorde dat ik ben vrijgesproken op grond van noodweerexces. Gelukkig zat ik achter het glas, anders was hij me aangevlogen.’
Pauline legde haar hand op Kariens schouder.
‘Je bent in ieder geval van hem af.’
Karien zuchtte en liet haar blik over het grasveld dwalen.
De eerste jaren was ze veilig.