27

TGO Grash bestond uit negen rechercheurs, een coördinator en een rechercheassistent. Het team had zich in de grote vergaderzaal op het bureau in Tiel verzameld en hoorde het relaas van collega Daan Niekerk aan. De ansichtkaart lag als bewijs in een plastic hoes op tafel.

‘De vriendin van mevrouw Bell was in het ziekenhuis aanwezig. Ze werken beiden bij de FGH Bank’, sloot Niekerk zijn verhaal af. Heleen Resmann veerde op.

‘De FGH Bank? Daar ben ik pas nog geweest voor een onderzoek: diefstal van een auto. Die vriendin… Is haar naam Verschoor?’ Daan controleerde zijn aantekeningen en knikte.

‘Karien Verschoor.’

‘Dat kan geen toeval zijn’, meende Heleen. ‘De auto van meneer Verschoor werd gestolen en uitgebrand teruggevonden in Tiel. Omdat de modus operandi afweek van de overige diefstallen hebben we wat extra onderzoek gedaan naar de familie. Er is een dossier aangelegd en Rob van Buren coördineert de boel. We dachten in eerste instantie dat de inbraak in scène was gezet om de verzekering op te lichten. Maar nu liggen de zaken weer even anders.

We hebben twee vriendinnen, werkzaam op een bank, en van beide dames is de auto het doelwit.’

‘Dat is inderdaad interessant’, mijmerde Andijk. ‘Misschien is de aanslag op mevrouw Bell als waarschuwing bedoeld en ongewild uit de hand gelopen. Een afgewezen minnaar? Dan zou Verschoor niet het mikpunt zijn, tenzij de vrouw iets voor ons verbergt. Een jaloerse collega is een mogelijkheid. Iemand die tegen de beide vrouwen een wrok heeft. Of de echtgenoten van de dames zijn het doelwit. Maar waarom dan deze kaart? En een paar dagen terug een bos bloemen?’ Hij richtte zich tot Heleen. ‘Haal het dossier-Verschoor bij Van Buren op en zorg dat de ansichtkaart door het NFI op DNA en op vingerafdrukken wordt gecontroleerd. Daan, spit het privéleven van meneer en mevrouw Bell uit. Ik wil weten wie hun vrienden en vijanden zijn. Ga bij de bloemenwinkel langs en vraag de betalingsbewijzen op. Misschien heeft onze romeo met een bankpas betaald. Ondervraag de verkoopsters. Ina, Jan en Jeroen gaan naar de bank om het personeel te ondervragen. Vanmiddag om zes uur sluiten we af met een briefing.’

‘Zes uur?’ Ina Jansen fronste haar wenkbrauwen. ‘Ik werk vandaag tot vier uur want mijn kinderen…’

‘Jouw kinderen zijn mijn probleem niet’, viel Andijk geïrriteerd uit. ‘Dat los je zelf maar op. Zes uur is de volgende briefing en dat geldt voor iedereen. Iedereen is aanwezig.

Je bent een rechercheur, gedraag je daar ook naar. Aan de slag. We verliezen kostbare minuten.’ Hij graaide zijn schrijfwerk bijeen en stond op. Het gezicht van Ina Jansen was ondertussen rood aangelopen en ze rechtte haar rug. Ze wilde hem van repliek dienen maar Heleen hield haar tegen. ‘Bespaar je de moeite’, adviseerde ze haar collega. ‘Er zijn mensen die buiten hun werk geen normaal leven hebben.’

‘Ik anders wel…’ sputterde Ina maar Andijk leek het niet te horen en beende de vergaderruimte uit.

Het nieuws dat er drie rechercheurs in de directiekamer zaten om het ongeluk van Pauline Bell te onderzoeken ging als een lopend vuurtje door het bankgebouw. De rechercheurs waren met hun verhoor begonnen bij de medewerkers die nauw met Pauline samenwerkten. Ze hadden drie mannen en twee vrouwen gehoord en tot zover had het niets opgeleverd. Na twee uur had rechercheur Paardenkoper een rookpauze ingelast en hij stond in de bedrijfstuin toen Hertog hem aansprak.

‘Bent u een van de rechercheurs die belast is met het onderzoek van Pauline Bell?’ Jeroen drukte zijn sigaret uit. ‘Dat klopt. Ik ben Jeroen Paardenkoper.’ Hij zag dat de man hem wantrouwend opnam. Een reactie die door zijn jeugdige uitstraling wel vaker voorkwam. ‘Rechercheur Paardenkoper’, liet hij er daarom voor de zekerheid op volgen. Het woordje ‘rechercheur’ deed wonderen. Hertog begon met zijn verhaal.

‘De geruchten gaan dat er een aanslag op mevrouw Bell is gepleegd.’ Jeroen knikte.

‘Die mogelijkheid bestaat.’

‘Ik weet niet of u met iedereen een gesprek aangaat, maar ik zou het op prijs stellen als ik even onder vier ogen met u kon praten.’ Paardenkoper hield zijn gezicht in een strakke plooi terwijl zijn hartslag verdubbelde. Zou dit de man zijn met wie het slachtoffer een affaire had? Werd de druk op zijn schouders hem te veel? Het zou te mooi voor woorden zijn als uitgerekend hij, als jongste en meest onervaren rechercheur van de groep, voor een doorbraak zorgde.

‘Natuurlijk. Weet u een ruimte waar we ongestoord kunnen zitten?’

‘Bij mij op het bureau. Ik werk alleen op een kamer.’

‘Prima. Gaat u maar voor.’ Paardenkoper liep bijna huppelend achter de man zijn kantoor binnen. Hertog bood de jonge rechercheur een stoel aan en nam zelf achter het bureau plaats. Hij trok zijn bureaulade open en haalde een stapel foto’s tevoorschijn.

‘Ik heb met Karien Verschoor gesproken’, legde Hertog uit. ‘En ik ben bang dat ik het volgende slachtoffer ben.’

Hij schoof de foto’s richting de rechercheur. ‘Zo heb ik eergisteren mijn auto aangetroffen. Ik dacht eerst dat een van mijn exen hier achter zat.’

‘Exen?’ Hertog haalde zijn schouders op. ‘Ik ben vrijgezel en een volwassen man. Zoals u ziet hebben ze de auto behoorlijk te grazen genomen.’

‘Ja, dat zie ik. Maar waarom denkt u dat u het volgende slachtoffer bent?’

Hertog de Vries harkte met zijn vingers door zijn haar.

‘Dat lijkt mij toch wel duidelijk. Enkele weken geleden hebben wij mensen moeten ontslaan. Ook de bank heeft last van de recessie. We konden niet anders. Ik denk dat een oud-werknemer het op ons voorzien heeft. Op ons, het management.’

‘Dat is een mogelijkheid. Ik wil een lijst met namen en adressen van de mensen die zijn ontslagen. Kunt u daarvoor zorgen?’ Hertog knikte en trok de telefoon naar zich toe.

‘Dat kan personeelszaken met een druk op de knop regelen. Voordat u vertrekt, ligt het voor u klaar.’

‘Weet u of er nog meer auto’s van medewerkers zijn gemolesteerd?’

‘De auto van Frits Duyven van de afdeling ICT heeft verleden maand in een winkelcentrum schade opgelopen. Ik weet niet of het iets met deze zaak te maken heeft, maar misschien is het toch de moeite waard om het te melden.’

‘Mag ik deze foto’s voor het onderzoek meenemen?’

‘Natuurlijk. Ik heb ze opgeslagen op mijn pc. Ik maak voor de verzekeringsmaatschappij wel nieuwe afdrukken.’

‘Ik moet u een andere vraag stellen. Hebt u een relatie met mevrouw Bell of hebt u die gehad?’ De ogen van Hertog de Vries werden groot.

‘Nee, ik voel me niet aangetrokken tot getrouwde vrouwen. Ik zit niet op problemen te wachten.’

‘En Karien Verschoor? Hebt u met haar een relatie of een gehad?’

‘Karien Verschoor is een getrouwde vrouw en zoals ik net al aangaf: ik rommel niet met getrouwde vrouwen.’

‘Maar wel met vrouwen van het werk?’ Hertog was even stil. ‘Ja, ik ben wel met een paar collega’s uit geweest.’

‘Mag ik daar de namen van?’ De man schoof ongemakkelijk op zijn stoel en twijfelde. Uiteindelijk pakte hij een stuk papier en pende vijf namen neer.

Rob van Buren wreef met zijn handen door zijn gezicht en gaapte. Gisteravond had hij tot elf uur ’s avonds doorgewerkt en hij realiseerde zich dat het gekkenwerk was. Hij kon onmogelijk met twee man zo’n complexe zaak draaien. Hij stond op het punt om bij Linthorn zijn beklag te doen toen Heleen binnenkwam.

‘Je raadt het nooit…’ Ze seinde met haar hoofd dat hij weer moest gaan zitten.

‘Je Heinkel is gestolen?’ antwoordde Van Buren met een grijns. ‘Dat kan alleen door een blinde gedaan zijn.’

‘Nee, serieus. Het slachtoffer van ons TGO is bevriend met Karien Verschoor. Ze werken samen bij de bank.’ Ze zag hem fronsen. ‘En het wordt nog spannender. De auto van een van de managers is onlangs behoorlijk toegetakeld. ’s Nachts, voor zijn deur. Er zijn onlangs drieënvijftig medewerkers ontslagen. Men denkt dat de dader een oud-werknemer is en wraak neemt op het bedrijf. Wat denk jij?’

Van Buren leunde achterover en liet de informatie op zich inwerken. Als hij het handig speelde, kon hij de zaak van Verschoor doorspelen naar het TGO. Het uitwerken van de tap kostte zijn team veel te veel werk. Maar anderzijds intrigeerde de zaak hem.

‘Wat is er?’

‘Andijk kan beter een handschriftvergelijking laten doen. De tekst op de kaart met de tekst op de auto.’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Maar het is mijn onderzoek niet’, zei hij ontwijkend.

‘De Grootmeester coördineert de boel. Daar wil ik niet tussen komen.’ Van Buren was duidelijk geen fan van Andijk. Sterker nog, hij had een bloedhekel aan de man. Andijk had cum laude de politieacademie doorlopen en de korpsleiding was vol lof over zijn werkmethoden en inzet. Van Buren was een man van de praktijk. Hij had geen academie gedaan. Hij had met tegenzin de nodige bijscholing gevolgd maar was van mening dat je met gezond verstand en de nodige ervaring verder kwam dan met een of andere hoge graad. Meerdere malen had hij onder leiding van Andijk een onderzoek gedraaid en de man had zijn visie altijd honend van tafel geveegd. Andijk geloofde niet in intuïtie en was er ook niet mee behept. Wat ergens logisch was, want intuïtie was niet iets wat je uit boeken haalde. En Van Burens intuïtie vertelde hem dat de zoon van Verschoor de sleutelfiguur in het onderzoek was. Maar hij hield zijn mening voor zich. Die werd niet gewaardeerd, en daarnaast was het ook wel eens leuk om te zien dat Andijk op zijn bek ging.

‘Ik kom het dossier van Verschoor halen’, zei Heleen.

‘Prima. Het staat in de kast. Albert Verschoor staat trouwens onder de tap. Ik heb geen tijd om de lijn uit te luisteren, dus als jouw team zich geroepen voelt: wees mijn gast.’

‘Ik geef het door.’

‘Heleen…’ Ze draaide zich om. ‘Houd me wel op de hoogte van de vorderingen. Het is toch ook een beetje mijn zaak.’

Het zat Van Buren niet lekker. Andijk zette zijn rechercheurs in op het verhoren van personeel en oud-werknemers.

Hoeveel werknemers zou de bank hebben? Waarschijnlijk twee- tot driehonderd. Deze actie was pure verspilling van tijd. Volgens Van Buren was het een dood spoor. De redenering klopte niet. Als de wraakactie op het management was gericht, dan had men Pauline Bell niet uitgekozen.

De vrouw had geen functie in het management. Ze deed administratief werk. Er zat iets tussen de twee vrouwen niet goed. Er was maar één manier om daarachter te komen. Hij stond op en liep naar de tapkamer, waar hij de lijn van Albert opendrukte. De teller van de opgeslagen gesprekken liep op. Vierenzestig in- en uitgaande gesprekken. De jongen had gisteravond twaalf keer gebeld naar hetzelfde nummer. Van Buren vloekte. Er was een trucje om achter de naam van de gebelde te komen, maar wat… Hij haalde zijn gsm uit zijn zak en drukte het nummer van Sera in.

‘Waar zit je? Kun je even naar de tapkamer komen? Het is dringend.’

Binnen vijf minuten klikte de beveiligde deur open.

‘Waar is de brand?’ Sera keek verbaasd naar het computer-scherm waarop de taplijn van Albert Verschoor openstond. ‘Sinds wanneer zit jij achter de tap?’

‘Sinds ik geen personeel heb. Hoe kan ik zien wie er belt?’ ‘Dat is niet zo moeilijk. Let op.’ Haar handen vlogen rap over het toetsenboord en de gegevens werden zichtbaar.

‘E. Pearle. Dit is haar adres.’ Sera wees naar het vak aan de rechterkant van het beeldscherm.

‘Evelien Pearle. Dat is zijn vriendin.’

‘Waarom ga je nu toch de gesprekken uitluisteren? We zouden ze laten rusten.’

‘Er zijn nieuwe ontwikkelingen in het TGO en die hebben raakvlakken met onze vriend Verschoor.’ Sera liet zich in een stoel zakken.

‘Jij bent altijd degene die roept dat we moeten focussen. Het TGO heeft niets met de diefstal van auto’s van doen.’

‘Dat weten we niet’, antwoordde hij eigenwijs. ‘Verschoor zit nog altijd in mijn onderzoek en zolang Linthorn de zaak niet bij mij weghaalt, ben ik verantwoordelijk voor de verdere afwikkeling. Ik durf te wedden dat uit de gesprekken van de jongen het antwoord komt. Als hij iets zegt over de crash is dat mooi meegenomen. Dan lossen we twee zaken tegelijk op.’

‘En dat heeft niets te maken met rivaliteit tussen jou en Andijk.’

‘Ik heb grote waardering voor mijn collega Andijk. Het is een man met een visie.’

‘Liegen is niet je sterkste kant. Hoeveel gesprekken zijn het?’

‘Zesenzestig. Er zijn er net weer twee binnengekomen.’

‘Als we voortmaken, hebben we de helft voor de lunch klaar.’

Ze drukte een computer aan en keek haar collega van opzij aan.

‘Wat dacht je? Dat ik je alleen liet ploeteren?’

‘Ik hoopte dat je dat zou zeggen.’

De eerste negen uitgaande gesprekken volgden elkaar om de vier minuten op maar werden niet door Evelien beantwoord. Daarna ging Albert over op sms’jes. Zeven in totaal. Hij smeekte haar om naar hem te luisteren en hij beweerde dat hij het kon uitleggen.

Bij sms’je nummer acht kwam er een reactie van Evelien.

23.15 uur. Vrouw belt in naar Albert (aantekening verbalisant: stem Albert herkend) Vrouw noemt haar naam: Evelien.

E: Wat ben jij voor een stumperd? Je hebt gewoon glashard tegen mij gelogen. Over je zus en over je ouders. Ik heb je een tweede kans gegeven en een paar dagen later is het weer raak.

A: Over dat ongeluk van mijn zus heb ik gelogen, maar de scheiding van mijn ouders is waar.

E: O! Een leugen minder? Dat scheelt. Maar dat maakt de situatie niet minder erg. Ik begrijp niet waarom je moet liegen.

A: Er is iets wat je niet weet over mijn vader. Hij slaat mijn moeder en hij had haar bedreigd met een honkbalknuppel. Chantal belde in paniek op en toen… Ik moest naar huis.’

E: Houd toch op! Ik heb je vader ontmoet en hij was een superaardige man. Ik vind het gewoon ziekelijk dat je zulke dingen verzint.

A: Het is anders de waarheid.

E: Ja, en dat geloof ik? Je hebt jezelf behoorlijk ongeloofwaardig gemaakt. Hoe weet ik dat je dit keer niet liegt?

A: Denk je dat ik het leuk vind om rond te vertellen dat mijn vader losse handjes heeft? En dat van die scheiding is waar. Chantal mag niet weten dat mijn moeder wil gaan scheiden. Mijn moeder moet dingen regelen en als mijn vader erachter komt, loopt ze gevaar.

E: Het is te belachelijk voor woorden.

A: Jij vindt het belachelijk omdat jouw vader anders is. Die van mij duwt mijn moeder van de trap. Slaat en schopt haar overal waar hij haar kan raken en als hij het niet met zijn handen af kan, dan pakt hij de stofzuigerstang. De volgende dag worden de striemen en de blauwe plekken door mijn moeder weer doodleuk gecamoufleerd met make-up. Want niemand mag het weten.

Voor de buitenwereld zijn wij een heel normaal gezin.

E: Ik weet het niet, Ap. Het klinkt zo… zo abnormaal. Ik kan toch moeilijk je moeder bellen om te vragen of jouw verhaal wel klopt.

A: Je kunt me ook vertrouwen op mijn woord.

E: Dat heb ik eerder gedaan en toen kwamen er allerlei wilde verhalen naar boven. Over die Rick met zijn criminele praktijken. De auto van je vader die uit de garage wordt gestolen. Jij maakt in een week meer mee dan ik in mijn hele leven.

A: Rick is een crimineel en hij heeft geprobeerd die rotzooi in mijn maag te splitsen.

E: Dat laat jij gebeuren!

A: Wat zeik je nu. Ik heb het toch teruggebracht?

E: Jij bent met je gezeik begonnen. Ik heb daar geen zin in. Dag Ap.

23.46 uur. De verbinding wordt verbroken.

Rechercheur Van Buren glimlachte tevreden.

‘Dit soort gesprekken maakt mij blij. Hij heeft net bekend dat hij iets van Rick in ontvangst heeft genomen en weer heeft teruggebracht. Onze vriend klinkt al aardig wanhopig.

Waarschijnlijk komen er nog meer bekentenissen over de lijn. Heb jij iets bruikbaars gehoord?’

Sera tilde haar hoofdtelefoon iets omhoog.

‘Hij belt constant naar haar nummer maar zij negeert hem.

Ik ben zijn sms’jes aan het verwerken. Ze zijn allemaal zo’n beetje hetzelfde. Hij wil praten, heeft spijt en zegt dat hij van haar houdt. Dit begint al aardig op stalking te lijken. Hij gaat tot 03.15 uur door met bellen en sms’en.’

‘Het is jammer dat ze niet opneemt. Als ze dat wel deed, kwam er tenminste bruikbare informatie binnen’, zei Van Buren. ‘Maar goed. We kunnen Evelien vragen of ze zich voor verhoor wil melden op het bureau. Waarschijnlijk kan zij ons vertellen wat Albert naar Rick heeft terug gebracht. Ik ben toch heel benieuwd.’