10

Het Wellantcollege was gehuisvest in een L-vormig gebouw, opgetrokken uit rode baksteen, in het centrum van de stad. De school was uit haar voegen gebarsten en er waren plannen om een extra vleugel aan te bouwen. De plannen waren maanden geleden bij de gemeente ingediend maar dat had nog geen respons opgeleverd. Als noodvoorziening stonden er houten barakken op het schoolplein waar de derde en vierde klassen hun lessen volgden. Albert zat achter in het wiskundelokaal en vocht tegen de slaap. Het was zijn laatste lesuur voor vandaag. Zijn oogleden voelden zwaar en vielen steeds opnieuw dicht. In het begin schrok hij nog wakker en veerde hij op. Tot vier keer toe. Bij de vijfde keer bleef zijn kin op zijn borst hangen. De stem van Paulusma, docent wiskunde, stierf langzaam weg. Albert had nog overwogen om thuis te blijven, zodat hij weg kon kruipen onder het warme dekbed om de vermoeidheid van dagen weg te slapen. Hij had maar een paar uurtjes extra slaap nodig om scherp te blijven. Zijn vader kon elk moment terugkomen en God mocht weten wat hij dan van plan was. Hij had zijn moeder beloofd om naar school te gaan en het was geen goed moment om tegendraads te zijn. Ze had de afgelopen dagen al genoeg geïncasseerd. Het was van belang dat hij en Chantal zijn moeder ervan wisten te overtuigen dat ze geen vader nodig hadden. Het was altijd hommeles als die ouwe in de buurt was. Altijd vitten en schelden. Elk moment kon er een woede-uitbarsting komen. Om niks! De beelden van de laatste ruzies kwamen weer omhoog. Het melkpak dat Chantal naar haar hoofd kreeg geslingerd omdat ze vergeten was het in de koelkast terug te zetten. De sporttas die via het slaapkamerraam van twee hoog naar buiten werd gekeild. Zijn moeder die snikkend op de wc een pijnlijke ervaring verwerkte. De keer dat zijn vader hem aan zijn arm het bed uit sleurde omdat hij zich had verslapen voor de voetbaltraining. Met gebalde vuisten was hij uitdagend voor zijn vader gaan staan en had hem uitgemaakt voor klootzak. Stom natuurlijk. Zijn antwoord was een vuistslag die Albert niet had zien aankomen. Hij was een paar minuten buiten westen geweest en kwam bij onder de keukentafel. Zelfs zijn vader was er behoorlijk van geschrokken en had hem daarna nooit meer aangeraakt. Het was of hij de klap weer kon horen. Alberts hoofd kwam met een ruk omhoog.

‘Zijn we bij de les?’ Paulusma had het wiskundeboek van een hoogte op Alberts tafel laten vallen. De dreun had Albert uit zijn roes gehaald. ‘Heb je soms de hele nacht achter je computer gehangen? Spelletjes gespeeld? Vieze plaatjes zitten kijken?’ De docent keek meewarig op de jongen neer. Albert schoof ongemakkelijk op zijn stoel en hield wijselijk zijn mond. Hij liet zich niet uit de tent lokken. Maar blijkbaar was Paulusma op oorlogspad want hij hakte verder op hem in. Het was overduidelijk dat hij geen hoge dunk van zijn leerling had en dat stak hij niet onder stoelen of banken. ‘Je zou op z’n minst je boek open kunnen slaan en doen alsof het je interesseert. Moeilijk natuurlijk. Er staan geen plaatjes in het boek zoals bij Donald Duck maar toch…’ Het was alsof hij zijn vader hoorde praten. Dezelfde zelfingenomen toon waarvan het sarcasme afdroop.

‘Loop toch door, lulhannes’, mompelde Albert.

‘Zei je wat?’

De jongen schudde met tegenzin zijn hoofd en bladerde gefocust door zijn boek.

‘Bladzijde honderdenzeven’, wist Paulusma. Hij bleef naast de tafel staan en keek hoe Albert de bladzijdes omsloeg.

‘Vierenzeventig, vijfenzeventig, zesenzeventig…’ Geïrriteerd keek Albert omhoog en de man stopte met tellen. ‘Ik help maar een handje mee voordat de hele klas in slaapt valt. Het duurt een eeuwigheid met jou.’ Er werd gelachen.

‘Haha’, reageerde Albert met een verdraaid stemmetje. ‘U bent zo grappig. Ik kom niet meer bij.’ Boos sloeg hij een bladzijde om. ‘Eikel.’ Het klonk harder dan hij het bedoeld had. Het was even doodstil. Een dertigtal sensatiebeluste ogen staarden Paulusma afwachtend aan. Het gezicht van Paulusma betrok. Hij snoof hoorbaar door zijn neus en zijn ogen schoten vuur. Zijn vinger wees dreigend naar de deur.

‘Eruit! Je mag je gaan melden met je grote bek.’

‘U bent anders begonnen’, beet Albert terug.

‘Twee uur nablijven. Dag Albert…’

Albert schoot op uit zijn stoel, graaide zijn tas van de grond en propte zijn boeken erin. Hij hoorde Linzy en Kim achter hem giebelen. Vanuit zijn nek kroop een rode kleur omhoog.

‘Stomme wijven.’ En om zijn opmerking kracht bij te zetten stak hij zijn middelvinger in de lucht.

‘Gaat het nog gebeuren?’ bulderde Paulusma. Hij beende naar de deur en gooide hem wijd open. ‘Eruit, Verschoor!’ Het kleinste lokaal aan de zuidkant van het schoolgebouw was ingericht als straflokaal. De ruimte was gevuld met een allegaartje van afgedankte tafels en stoelen. Zeven stoelen en banken, want meer ging er niet in. Ze waren met zijn drieën. Mevrouw Frieling hield toezicht en had zich over een stapel toetsen gebogen. Albert en Sjoerd, een jongen uit de tweede klas, hadden een schrijfopdracht van haar gekregen. Albert hing onderuitgezakt in zijn stoel en speelde met zijn pen. Hij schroefde de pen open en grijnsde toen het veertje wegschoot. Verveeld staarde hij naar de twee zinnen die hij tot nu toe aan het papier had toevertrouwd. Wat deed hij nog op die suffe school? Hij had zijn best gedaan en dit keer lag het toch echt niet aan hem. Ze moesten hem niet. School was gewoon zonde van zijn tijd. Gelukkig was het morgen weekend, dan was hij van al het gezeur af. Hij miste Evelien. Twee uur nablijven? Nou, echt niet. Misschien kon hij voor het avondeten nog even bij haar langsgaan. Ze moest werken maar dan nog… Dan zag hij haar tenminste. Een halfuurtje was toch niet te veel gevraagd? Hij checkte zijn horloge en viste toen zijn mobiel uit zijn broekzak. Terwijl hij het apparaat onder het bureaublad verborgen hield drukte hij het sms-bestand open. Zijn duim schoof over het toetsenbord. Ben stout geweest. Zit in het strafhok. Mooi klote. Wil straks toch een halfuurtje komen. Wil je even zien. Gaat dat lukken? Mis je. Kus Ap.

Het berichtje gaf hem weer wat moed. Hij drukte het geluid uit, activeerde de trilfunctie en duwde de mobiel onder zijn dijbeen. Nog geen vijf minuten later voelde hij de telefoon bewegen en hij keek snel naar Frieling of ze iets had gemerkt. De vrouw bladerde door haar papierwerk en nam geen notitie van de jongens. Hij trok zijn mobiel tevoorschijn en las haar antwoord: En ik maar denken dat jij zo’n lieverd bent. Kom maar een kusje halen. Zie je. XX Eef.

Er gleed een glimlach over zijn gezicht. Nog tien minuten en dan was het lesuur voorbij. Hij had zijn woord gehouden en had netjes de dag uitgezeten.

‘Albert, wat ben je aan het doen?’ Frieling had haar bril opgezet en keek hem onderzoekend aan. Snel schoof Albert zijn mobiel terug onder zijn been.

‘Mijn pen is gevallen en ik zoek naar de onderdelen.’ De vrouw zuchtte hoorbaar.

‘Je kunt een pen van mij lenen.’ Ze stak uitnodigend de pen in zijn richting. Als hij opstond, was de kans groot dat ze zijn mobiel op de stoel zag liggen. Dan was hij hem zeker kwijt. Er was een protocol op school. Het gebruik van een mobiel tijdens de les was streng verboden. Naast een aantal strafuren werd de telefoon in beslag genomen en mocht je hem na zeven schooldagen pas weer ophalen.

‘Hier! Neem die van mij maar’, zei Sjoerd hulpvaardig. Met een boog gooide hij een pen in Alberts richting en hij trok veelbetekenend zijn wenkbrauwen op.

Albert plukte de pen uit de lucht en knikte dankbaar naar de jongen. De bel galmde door het gebouw. Eindelijk. Albert slaakte een zucht van verlichting. Frieling pakte haar tas van de grond en stond op.

‘Jullie hebben nog voldoende werk. Ik moet ervandoor. Als het goed is, komt meneer Zuilinga mij vervangen.’ Ze stapelde haar papieren in de tas en keek toen vluchtig op haar horloge. ‘Daar kan ik niet op wachten want ik heb over vijf minuten een afspraak. Sjoerd, jij moet nog een uur nablijven en…’ Ze checkte het formulier waarop de strafmaat van de jongens stond aangegeven. ‘Albert, jouw twee uur gaan nu in. Als meneer Zuilinga vraagt naar het inschrijfformulier, het ligt hier op tafel.’ Ze was nog niet de gang uit of Albert stond al naast zijn stoel. Hij graaide het formulier van tafel en propte het in zijn broekzak.

‘Ik weet niet wat jij van plan bent maar ik ga niet op Zuilinga zitten wachten. Zonder een formulier weet hij toch niet wie er hier zijn straf moet uitzitten.’ Sjoerd schoot op uit zijn stoel.

‘Dan moeten we snel zijn, anders komen we Zuilinga in de gang tegen.’ Hij knikte bij wijze van groet en verdween. Albert drukte het licht uit en trok de deur achter zich in het slot. Fluitend verliet hij het schoolgebouw.

Albert keek naar de huizenblokken die voorbij het raam zoefden. De bus maakte een omweg en Albert telde de haltes. Twaalf stuks in totaal. Dat leverde een vertraging van bijna dertig minuten op. Met een scooter kun je binnendoor en waarschijnlijk was hij dan tien minuten eerder bij Evelien aangekomen. Misschien kon hij ergens een leuk tweedehandsje op de kop tikken. Hij had geld gespaard dat eigenlijk bedoeld was voor zijn eventuele wereldreis die hij als vlucht had bedacht. Maar nu hij Evelien had gevonden, was een wereldreis van de baan. Zonder haar ging hij nergens heen.

Hij drukte het nummer van Bertus in en wachtte op zijn stem.

‘Leef jij nog?’ was de reactie van zijn vriend. ‘Ik dacht dat je moeder je onderhand wel verzopen had.’ Hij schaterde het uit en Albert lachte met hem mee.

‘Scheelde weinig maar ik heb haar weer onder controle. Hoe is het?’

‘Vrijdag mag het gips eraf en dan sturen ze me door naar de fysiotherapeut. Maar ik kom voorlopig nog niet naar school.

Ik rek het nog een paar weken. Het bevalt me prima thuis.

Wanneer kom je weer een biertje halen?’

‘Ik heb het druk.’

‘Toch niet met school, hoop ik?’

‘Een meisje…’

‘Dat is beter. Zit ze bij ons op school?’

‘Nee! Die meiden moeten mij toch niet? Ik heb Evelien in een friettent ontmoet. Alleen woont ze een pokkeneind van mij vandaan. Daarvoor bel ik je. Weet jij een goedkoop adresje waar ik een scooter kan kopen?’

‘Ik heb die van mij bij Rick gekocht. Je kunt je voorkeur opgeven. Hij laat ze op bestelling stelen. Je moet alleen effe het framenummer wegvijlen.’

‘Wat als je dan wordt aangehouden door de politie? Is dat niet link?’

‘Welnee. Je zegt gewoon dat je de scooter op een tweedehandssite hebt gekocht bij ene Harry. Hij heeft hem netjes bij jou thuis bezorgd en jij hebt betaald. Naam en adres weet je niet…’

‘Oké, dat klinkt goed. Ik bel Rick wel even.’

‘Doe hem de groeten. Ik spreek je later.’

De halte kwam in zicht en de bus minderde vaart. Albert liep naar de uitgang terwijl hij het gsm-nummer van Rick activeerde. Er werd niet opgenomen en hij zocht zijn thuisnummer in zijn adressenbestand op. Albert stapte uit en drukte toen het nummer in. Een vrouwenstem gaf antwoord: ‘Ja?’

‘Sofie, met Ap Verschoor. Is Rick thuis?’

‘Nee. Heb je het nieuws nog niet gehoord?’ Ze klonk kwaad en verontwaardigd.

Albert hield zijn pas in.

‘Wat voor nieuws?’

‘Rick is opgepakt. Twee dagen geleden heeft de politie een inval gedaan. Ze hebben het hele huis overhoopgehaald. Volgens een van die klootzakken komt Rick voorlopig niet thuis.’

‘Waarvoor is hij opgepakt?’

‘Ze hadden het over een gewapende overval in Zevenhuizen. Ronnie, Jaap en Kasper waren er ook bij betrokken. Ik weet zeker dat Rick er niets mee te maken heeft, maar hoe bewijs je dat? Ik ben mooi de pineut. Ik kan elk moment bevallen. Lekkere timing van die gasten.’

‘Dat zal wel expres zo gedaan zijn. Hebben ze iets gevonden?’

‘Ik wil er niet te veel over kwijt. De kans is groot dat de telefoon door de politie wordt afgeluisterd. Ik hoop dat hij snel thuiskomt. Ik zal in ieder geval tegen Rick zeggen dat je gebeld hebt.’

‘Dat is goed. Sterkte!’ Dat laatste had ze niet gehoord, want ze had abrupt de verbinding verbroken. Verslagen staarde Albert naar de telefoon in zijn hand. Het eerste wat door zijn hoofd schoot waren de dozen op zolder. Was dat waar de politie naar zocht? Rick was een sjacheraar, een heler, maar toch geen zware crimineel die overvallen pleegde? Rick was toch niet zo stom om zich met zoiets bezig te houden? Vlak voor de geboorte van zijn eerste kind. Het leek erg onwaarschijnlijk maar voor geld doen mensen rare dingen. En kinderen kosten veel geld. Hoe vaak had hij zijn ouders daar niet over horen klagen? Wel meer dan honderd keer. Misschien had Rick geld nodig voor de babykamer. Een overval is dan verleidelijk. Het levert snel en veel geld op. Rick had nog nooit een dag eerlijk gewerkt. Wat als Rick wel meer van de overval wist en Ronnie hem had verlinkt? Allerlei scenario’s schoten door zijn hoofd. Wat als de buit bij hem op de zolder lag verstopt en Rick op zijn beurt doorsloeg? Stel dat de politie bij hem thuis een inval deed? Het zweet brak Albert uit. Dan was hij medeplichtig. Nee, sprak hij zichzelf vermanend toe. Hij moest zich niet gek maken met dit soort doemscenario’s. Dat was nergens voor nodig. Waarom zou de politie bij hem een huiszoeking doen? Hij kende Rick van het café en verder hadden ze geen contact. Hoewel… Hij had daarstraks met Sofie gebeld. Als de politie inderdaad haar telefoon afluisterde, dan hadden ze zijn gsm-nummer. Waarschijnlijk zelfs zijn adres. En stel dat Rick onder druk werd gezet en hij het met de politie op een akkoordje gooide? Rick wilde natuurlijk zo snel mogelijk naar huis nu Sofie elk moment kon bevallen. Een paar namen op een briefje en hij liep weer vrij rond. Dat zag je in films ook gebeuren. Ze konden gemakkelijk de schuld in Alberts schoenen schuiven. Hoe moest hij bewijzen dat hij niets met de overval te maken had? Hij had tegen betaling twee dozen aangenomen, zonder te controleren wat erin zat.

Hij stopte voor De Frituurmand en keek weifelend door de etalageruit naar binnen. Evelien liep met een bezem door de zaak en had hem nog niet opgemerkt. Kon hij niet beter naar huis gaan en de dozen inspecteren? Nerveus trok hij met zijn mond. Hoe zou Evelien reageren als hij door de politie werd afgevoerd als een of andere crimineel? Wilde ze dan nog met hem omgaan? Mocht ze van haar vader dan nog met hem omgaan? Het idee dat hij Evelien kon verliezen maakte hem misselijk van ellende. Er werd tegen het raam geklopt en hij glimlachte zuur toen Evelien hem wenkte. Verdoofd kwamen zijn benen in beweging. Te laat. Hij kon niet meer weglopen.

Hij moest zijn plan uitstellen en kon alleen maar hopen dat de politie ondertussen niet bij zijn moeder voor de deur stond.

Evelien trok hem naar binnen en kuste hem op zijn mond.

‘Stond je te dagdromen of kon je het adres niet meer vinden?’

Ze sloeg haar armen rond zijn nek. ‘Wil je koffie of iets te eten?’

‘Koffie is genoeg. Ik kan niet lang blijven maar ik wilde je toch nog even zien.’ Hij lachte wat moeilijk. ‘Het was een klotedag, maar jouw kus maakt alles weer goed.’

Haar wenkbrauwen schoten spottend omhoog.

‘Is één kusje al genoeg? Jij bent in ieder geval niet veeleisend.’

Ze merkte dat zijn hoofd niet naar grapjes stond en liet hem los.

‘Wat voor rottigheid heb je uitgehaald?’ Ze verdween achter de toonbank, waar ze het koffieapparaat aandrukte.

Er was niemand in de zaak. Zou het niet beter zijn als hij haar in vertrouwen nam? Omdat ze nog geen antwoord had gekregen, keek ze hem onderzoekend aan. ‘Is het zo schokkend?’ Hij ging het erop wagen.

‘Eigenlijk wel’, bekende hij. Evelien seinde met haar hoofd naar het tafeltje in de hoek bij het raam en liep met de kop koffie achter hem aan. Met een zucht liet hij zich tegenover haar op een stoel zakken. ‘Ik heb iets ontzettend stoms gedaan. Niet op school, maar iets anders… Ik heb voor een vriend wat spullen in bewaring genomen, maar vandaag hoorde ik dat hij gearresteerd is.’ Ze gaapte hem ongelovig aan terwijl hij zijn verhaal over de twee dozen deed.

‘Wat zit er in die dozen?’ wilde ze weten. Hij haalde zijn schouders op.

‘Ik heb niet gekeken maar hij zei dat het sigaretten en andere handel waren.’

‘Waarom lever je die rotzooi niet bij de politie in?’

‘Daar begin ik niet aan. Ik ben geen verrader’, antwoordde hij resoluut.

‘Je hebt toch het adres? Breng ze naar zijn vrouw. Je hebt dan niemand verraden maar je bent wel van die troep af. De politie heeft daar toch al huiszoeking gedaan. Ze komen echt geen twee keer op hetzelfde adres.’

‘Dat is een goed plan.’ Opgelucht drukte hij een kus op haar hand.

‘Maar als vriend zou ik hem afschrijven.’

‘Dat heb ik al gedaan.’

Ze stond op en nestelde zich op zijn schoot. Plagend liet ze haar lippen langs zijn hals glijden en beet toen zachtjes in zijn oor.

‘Heb ik je al verteld dat ik van je hou?’