19
Woensdagochtend. Zoals alle dagen begon ook deze met een ochtendbriefing. Rob van Buren had het overzicht aan de muur bekeken. Gisteravond had opnieuw een diefstal plaatsgevonden. Een Volvo 850 was van de oprit ontvreemd. De eigenaar had geluiden gehoord en was naar buiten gerend. De dieven hadden de motor al gestart en hadden geprobeerd om tijdens de vlucht de eigenaar aan te rijden. Gelukkig kon de man nog net op tijd wegduiken, wat hem echter wel twee gekneusde ribben opleverde. Er zaten twee mannen in de Volvo en een donkerkleurige auto stond op de uitkijk voor het pand. Van Buren plakte een rode sticker op de wegenkaart en bekeek de afstand tussen de overige diefstallen. Het was opvallend dat de diefstallen in een straal van een kilometer lagen. Die besloeg de villawijk Heldenkwartier en de Regentessenwijk.
Heleen Resmann kwam binnen, schoof haar helm op het bureau en zette haar tas op de grond.
‘Wat kijk je donker.’ Ze liet haar jas van haar schouders glijden.
‘Aangifte nummer elf is binnen’, zuchtte Rob. ‘Een Volvo. De heren criminelen hebben een beste smaak. Die koffiemolen van jou zullen ze niet meenemen. Hoewel… als je geld zou toegeven, misschien dan nog wel.’
Heleen liet zich niet op de kast jagen en schudde slechts lachend haar hoofd.
‘Heb je al koffie op?’
‘Ja, maar ik lust nog wel een cappuccino.’
‘Dan mag je hem zelf gaan halen, meneer de rechercheur.’ En weg was ze.
‘Heleen, doe niet zo flauw. Ik meende het niet, dat van die…’ Hij kon niet op het merk van haar scooter komen. ‘Die rijdende tweewieler.’ Maar het mocht niet baten. Heleen kwam terug met een kop thee en nam achter haar bureau plaats. Haar Turkse collega kwam de kamer binnen.
‘Goedemorgen. Ik hoor jou tot achter in de gang brullen’, zei ze hoofdschuddend.
‘Die daar is weer bezig’, beweerde Van Buren en hij seinde met zijn hoofd richting Heleen. Sera Kuguksloe trok een ongelovig gezicht.
‘En jij doet nooit iets.’ Ze legde haar spullen op het bureau tegenover Heleen en drukte de computer open.
‘Ga je koffie halen?’ Van Buren keek Sera hoopvol aan.
‘Neem voor mij een cappuccino mee.’
‘Mankeer je wat aan je benen?’ reageerde Kuguksloe fel.
‘Luister vrouwtje, ik ben al op leeftijd.’
‘Dan moet je met pensioen, en ik ben je vrouwtje niet. Haal zelf maar.’
‘Sera! Ook u?’ riep de rechercheur de vrouw dramatisch na. Heleen grijnsde.
‘Jij kunt ook zo goed met vrouwen overweg.’
‘Cees!’ Uitbundig begroette Van Buren het laatste lid van het Bolideteam. ‘Fijn dat je er bent. Ik heb het bureau tegenover mij speciaal voor jou vrijgehouden. Haal nog even een kop koffie en dan kunnen we met de briefing beginnen.’
‘Nou, een lekker bakkie gaat er wel in.’ Cees knalde zijn linnen tas op tafel en draaide zich om. ‘Neem voor mij meteen een cappuccino mee.’
‘Ja, dat is goed’, riep Cees vanuit de gang.
Van Buren straalde.
‘Kijk, zo zijn mannen nu onder elkaar. Teamspelers.’
Toen het Bolideteam eenmaal achter zijn bureau zat, las Van Buren de bijzonderheden van de laatste diefstal op.
‘Modus operandi: de Volvo stond op eigen terrein, aan de zijkant van de woning. Vanaf de openbare weg was de auto nauwelijks te zien. Rond drie uur in de nacht heeft men toegeslagen. Drie mannen, van wie een op de uitkijk in een donkerkleurige auto. Het model is te vergelijken met een Volkswagen Polo. Bandensporen van de volgauto zijn veiliggesteld. Het pand was voorzien van een bewakingscamera en daarop is te zien dat twee mannen het terrein opkomen. Ze inspecteren de serredeuren, ontdekken het alarm en gaan terug naar de auto. Een van de mannen haalt een voorwerp uit zijn mouw en morrelt een tijdje aan het zijportier.
Vervolgens maakt hij de deur open en het autoalarm treedt in werking. Dat schrikt de heren niet af. Ze hebben ervaring, want binnen een paar seconden hebben ze de motor gestart. We zien de eigenaar in beeld komen. De autobestuurder geeft gas en rijdt op de man in. Een duidelijker bewijs van poging tot doodslag is er niet. De auto racet het terrein af en op de beelden zien we de donkerkleurige auto voorbij het hek rijden. Overeenkomsten met de andere diefstallen…’
Cees nam het woord.
‘Van de tien overige zaken werden er zes auto’s gestolen rond drie uur ’s nachts. Vier auto’s werden uit de garage gestolen, een achter het huis, twee naast het huis en drie voor het huis. Bij de diefstal van een van de Land Rovers heeft zich een getuige gemeld en die heeft twee mannen in donkere kleding op het terrein van zijn buurman gezien. Bij vijf woningen is men binnen geweest en zijn de papieren en sleutels ontvreemd. Bij één inbraak is zelfs een laptop en een aktetas meegenomen. Inbraaksporen…’ Cees checkte zijn aantekeningen. ‘Via het keukenraam is men de woningen binnengedrongen. De zijdeuren van de garages zijn met veel geweld opengebroken. Waarschijnlijk met een grote schroevendraaier. De slotplaten waren behoorlijk verbogen. Bij één garage was de slotplaat niet geforceerd. Het heeft een afwijkende modus operandi. De auto werd op de openbare weg in brand gestoken. Toch is er een interessant gegeven: er is een donkerkleurige personenauto met daarin twee personen bij het object gezien. De garage waaruit de auto is ontvreemd heeft wat oppervlakkige schade aan de deur en kanteldeur. Onze technische man denkt dat de diefstal in scène is gezet om de verzekering op te lichten. De man des huizes was toevallig niet thuis. Hij sliep op de zaak. Volgens zijn vrouw hebben ze relatieproblemen. Er is bloed op de grond aangetroffen. Henk Koning heeft het monster naar het NFI gestuurd.’
‘Oplichting zou kunnen. Ik heb ergens gelezen dat er een zoon thuis woont’, mijmerde Van Buren hardop. ‘Heleen en Sera rechercheren deze zaak verder uit. Controleer de leeftijd van de jongen en kijk of hij in ons systeem voorkomt. Probeer erachter te komen met wat voor vrienden hij omgaat. Ik vind het wel frappant dat er een donkere auto met twee mannen bij de brand betrokken was. De camera’s bij de tankstations hebben tot nu toe niets opgeleverd. De Jaguar die in de nacht van woensdag op donderdag is gestolen werd op de snelweg A27 geflitst met een snelheid van 152 kilometer per uur. Dezelfde auto heeft een gps-tracker en uit het satellietsignaal blijkt dat hij de grens is overgegaan. Waarschijnlijk worden de auto’s ergens in een voormalig Oostblokland verkocht. Cees gaat aan de slag met die Volvo 850. Ik bel met Interpol om te informeren wat zij voor onze zaak kunnen betekenen en daarna zoek ik contact met de verzekeringsmaatschappijen.’
Albert Verschoor had geen antecedenten op zijn naam staan. Zijn mobiele nummer stond in het proces-verbaal en Sera had contact met hem gezocht. Hij reageerde terughoudend toen de rechercheur hem liet weten dat ze hem als getuige wilde horen. Maar Sera hield voet bij stuk en uiteindelijk ging hij akkoord. Hij had geen school en ze maakten een afspraak rond tien uur bij hem thuis. Op Facebook had Heleen zijn profiel gevonden. De foto’s waarop hij met twee van zijn vrienden stond en de informatie over zijn hobby’s en school werden uitgedraaid en in een map voor nader onderzoek gestopt. Met de dienstauto reden de twee vrouwelijke rechercheurs naar zijn woning. Jos Verschoor deed open en nam de twee vrouwen van top tot teen op.
‘Goedemorgen meneer. Ik ben Sera Kuguksloe, van politie Gelderland-Zuid.’ Kuguksloe liet hem haar badge zien. ‘We hebben een afspraak met Albert Verschoor.’
‘Waarom? Wat heeft hij nu weer uitgevreten?’ reageerde Jos wat voorbarig.
‘Zover wij weten niets. Wij zijn bezig met het onderzoek naar de diefstal van de Volvo en willen uw zoon nogmaals als getuige horen. Hij was op de avond van de diefstal thuis en er zijn wat nieuwe vragen. Misschien dat hij ons een stapje verder kan helpen.’
‘O!’ De man maakte een uitnodigend gebaar en liet de twee vrouwen binnen. ‘Ik wist trouwens niet dat hij nog thuis was. Wacht u hier maar even, dan haal ik hem naar beneden.’
Hij liep de trap op en gooide de slaapkamerdeur van zijn zoon open. Geschrokken draaide Albert zich om. Hij liet zijn mobiel zakken en keek zijn vader onderzoekend aan.
‘Is er iets?’
‘Er staat politie beneden. Je had wel even kunnen melden dat je een afspraak had. Waarom ben je niet op school?’
‘We hebben vrij. Studiedag’, antwoordde de jongen kortaf.
‘En daar betaal je dan voor!’ Hoofdschuddend verliet Jos de kamer. ‘Hij komt eraan’, liet hij de vrouwen weten toen hij de trap afkwam. ‘Gaat u maar alvast naar de woonkamer.’
Hij duwde de deur open en liet de vrouwen passeren. ‘Wilt u misschien wat drinken?’
‘Nee, dank u. Hebt u straks tijd om wat vragen te beantwoorden?’
‘Ik heb alle tijd. Wilt u wat drinken?’ Hij wendde zich tot Heleen.
‘Een glas water graag.’
Albert slofte met zijn handen in zijn broekzak de kamer binnen.
‘Hallo.’ Hij gaf de twee vrouwen een slappe handdruk.
‘Waar gaan we zitten?’ informeerde Sera. Onverschillig wees hij naar de bank en liet zich in de kussens vallen.
‘Er zijn meerdere auto’s in de omgeving van het Heldenkwartier gestolen. Wij vermoeden dat er een bende actief is.’ Er verscheen een diepe frons op zijn gezicht maar hij gaf geen commentaar. ‘Wij onderzoeken welke overeenkomsten er tussen de zaken zijn. De daders moeten over cruciale informatie beschikken: adressen, of de bewoner thuis is, wat voor soort beveiliging ze kunnen aantreffen enzovoort. Iemand moet de informatie doorspelen. Dat kan iemand van de voetbalclub zijn, van school of de krantenbezorger.’ Albert knikte en drukte zich omhoog in de kussens. De hypothese van de vrouw zag er voor hem hoopvol uit. Ze zochten in een totaal verkeerde richting. Daar wilde hij maar al te graag aan meehelpen.
‘Ben je lid van een vereniging?’
‘Nee. Tot mijn zevende heb ik voetbal gedaan.’ Zijn vader kwam binnen en hij stopte abrupt met zijn uitleg.
‘Uw water.’ Jos zette het glas op tafel neer. Hij twijfelde of hij moest plaatsnemen of vertrekken. Albert trok met zijn mond en zijn ogen verhardden, iets wat Heleen niet was ontgaan. ‘Vindt u het erg om in een andere kamer te wachten? Het verhaal van Albert zou uw verklaring van straks kunnen beïnvloeden.’
‘Geen probleem. Als u mij nodig hebt, ben ik in de keuken.’
Ze wachtten tot hij de kamer had verlaten. Met een milde glimlach hervatte Sera het verhoor.
‘Heb je een baan?’ De jongen schudde zijn hoofd.
‘Ik zit nog op school. Op het Wellantcollege. Het is mijn laatste jaar.’
‘Hoe sta je ervoor?’
‘Redelijk. Ik denk wel dat ik het red.’ Het klonk niet echt overtuigend.
‘Wie zijn je vrienden?’
‘Ik heb niet zoveel vrienden. Alleen Bertus Kamphuis eigenlijk. Ik trek weleens met Peter de Haan en Jeroen op, maar dat komt niet zo vaak voor. Die wonen bij mij in de straat. Sjoerd en Wim ken ik eigenlijk via Bertus. Het zijn niet echt mijn vrienden. Giel Versteeg ken ik van het vissen.’
Hij schudde zijn hoofd als teken dat er niet meer vrienden waren.
‘Een vriendin?’ Zijn gezicht kreeg een zachte uitstraling en hij knikte.
‘Evelien Pearle. Maar ik heb nog niet zo lang verkering met haar’, liet hij er snel op volgen.
‘Heb je voor Evelien geen vriendinnen gehad?’
‘Nee, niets serieus.’
‘En uitgaan? Ga je weleens stappen? Kom je op feesten of is er een vaste kroeg waar je veel komt?’
‘Ik ben geen stapper en ik kom zelden in een café. Ik ken er niemand en dan is het ook niet gezellig.’ Hij had besloten om Rick uit de wind te houden. ‘Tegenwoordig ga ik veel naar mijn vriendin. Haar vader is eigenaar van patatzaak De Frituurmand in het centrum.’
‘Die ken ik. Tegenover de Bruna?’ wist Heleen. Hij knikte en vertelde dat Evelien aan zijn tafeltje was komen zitten en dat haar actie had geresulteerd in een vaste relatie.
‘Was je op de avond van de diefstal thuis?’ Hij schrok van de vraag. Met een schuin oog keek hij naar de blonde vrouw, die ijverig notities maakte. Hij had tegen zijn moeder gezegd dat hij bij Peter was geweest. Maar was een leugen in dit geval wel verstandig? In hoeverre controleerde de politie je antwoorden? Ze konden natuurlijk makkelijk bij Peter navraag doen. ‘Ik heb de hele avond thuis zitten computeren.’
‘Jouw kamer ligt aan de zijkant van de woning met uitzicht op de garage. Heb je geen lawaai gehoord? De daders hebben nogal wat schade gemaakt.’
‘Ik had een hoofdtelefoon op. Als ik het geluid van de spelletjes te hard heb staan, begint mijn moeder te mauwen. Ze lag trouwens in bad.’
‘Wie waren er nog meer in huis?’
‘Mijn zus. Maar meestal ligt ze vroeg in bed.’
‘Was je vader niet thuis?’ Weer trok hij met zijn mond.
‘Nee!’ Heleen liet haar pen zakken en keek hem onderzoekend aan.
‘Dat klonk erg vijandig’, merkte ze op.
‘Hij blijft meestal een paar dagen weg als hij zijn handjes heeft laten wapperen’, bekende hij uiteindelijk. De pen kwam niet in beweging, maar lag bewegingloos in Heleens schoot.
‘Met wapperende handen bedoel je…’ Hij beet zijn kaken op elkaar.
‘Hij slaat!’ vulde Heleen toen voor hem in. ‘Wie krijgt de klappen? Jij?’
‘Meestal mijn moeder.’ Het voelde vreemd om erover te praten. Hij wilde het liefst dat iedereen wist wat voor ploert zijn vader was, maar toch…’
‘Dus je vader mishandelt je moeder?’
‘Soms.’ Hij had spijt van zijn bekentenis. Zat hij te wachten op een extra politieonderzoek? Straks gingen ze in hun privéleven gravenn en wat schoten ze ermee op? Z’n moeder ging toch van hem scheiden. ‘Ik was die avond bij mijn vriendin. Ik heb het niet gezien maar mijn zusje beweerde dat hij haar geslagen heeft.’
‘Dat is een ernstig vergrijp’, meende Sera. ‘Je moeder kan beter aangifte doen.’
‘Ik zal dat doorgeven.’ Hij onderdrukte een zucht.
‘Kunnen we verder met de diefstal van de auto?’ Er viel een pijnlijke stilte en Sera besloot om de mishandeling even te laten rusten.
‘Dus toen jij thuiskwam, was je vader vertrokken?’ Er volgde een stug knikje. ‘Met welke auto is hij vertrokken?’
‘Met die van mijn moeder.’ Het antwoord kwam iets te snel.
‘Hoe weet je dat zo zeker?’ Hij haalde onverschillig zijn schouders op.
‘Ik heb mijn fiets in de garage gezet en heb toen de auto van mijn vader zien staan.’
‘Oké. Maar waarom heeft hij zijn eigen auto niet gepakt?’
‘Die had schade. Mijn moeder zou hem naar de garage brengen.’
‘Wat voor schade?’
‘Een kras op de zijkant.’
‘Ging daar de ruzie tussen je ouders over?’ Hij haalde zijn schouders op.
‘Dat moet je aan hen vragen. Ik was er niet bij. Maar ik durfde mijn moeder de volgende avond niet alleen te laten en daarom ben ik thuisgebleven. Ik was bang dat hij terug zou komen en haar…’ Hij slikte de rest van de zin in.
‘Ben je die avond nog wel in de garage geweest?’
‘Om halftien heb ik de garagedeur op slot gedraaid en die was toen nog onbeschadigd.’
‘Dat weet je zeker?’
‘Heel zeker. Ik heb namelijk mijn horloge nog gecheckt. Daarna ben ik even bij mijn moeder gaan kijken. Ze lag in bed een boek te lezen. Ik ben toen zelf naar bed gegaan en werd pas wakker toen uw collega’s voor de deur stonden.’
‘Heb je wel eens iemand uit je kennissenkring iets verteld over de garage of over het alarm?’
‘Nee! Ik zou niet weten waarom.’
‘Heb je de garagesleutel wel eens uitgeleend?’
‘Ik ben niet gek. Ik leen nooit mijn sleutels uit.’
‘Misschien een keer verloren?’
Hij schudde vastberaden zijn hoofd.
‘Goed. Ik heb verder geen vragen meer. Heb jij nog vragen?’ Afwachtend keek Sera de jongen aan.
‘Nee, niet echt.’
‘Dan laten we het hier voorlopig bij.’ Kuguksloe pakte haar tas van de grond en haalde haar visitekaartje tevoorschijn. Ze stak het in zijn richting. ‘Je kunt me altijd bellen als er iets je te binnen schiet.’ Hij knikte. ‘Of als je gewoon wilt praten als je vader zijn handen weer laat wapperen.’ Haar stem had een zachte klank gekregen. Albert hield zijn ogen strak op het kaartje gericht. ‘Er is geen excuus voor mishandeling’, liet de rechercheur erop volgen. ‘En soms komt een slachtoffer er niet alleen uit en kan hij of zij wel wat hulp gebruiken. Als we kunnen helpen… bel dan!’
Hij schoof wat ongemakkelijk naar voren.
‘Kan ik gaan?’
‘Ja. Bedankt voor het gesprek.’ Met een benauwde glimlach stond de jongen op en verliet de kamer.
Jos nam met een arrogante trek rond zijn mond tegenover de twee vrouwen plaats. Zijn dure Volvo was gestolen en totaal uitgebrand teruggevonden. Waarom? Het was een raadsel. En deze twee vrouwelijke rechercheurs moesten de zaak oplossen? Een buitenlandse en een tutje op leeftijd. Hij had er weinig vertrouwen in.
‘Meneer Verschoor, ik heb begrepen dat u tijdens de diefstal niet thuis sliep?’ De vrouwen hadden de rollen omgedraaid. Heleen had het woord genomen en Sera maakte aantekeningen. ‘Nee. Ik was met de inventarisatie van de zaak bezig en dan wordt het meestal behoorlijk laat. Ik heb daar een logeerbed staan, zodat ik daar kan blijven slapen.’
‘Een inventarisatie wordt toch meestal in december gedaan?’ Hij snoof. Bijdehante trut.
‘Ik doe vaak een tussentijdse inventarisatie. Iedereen heeft zo zijn gewoontes.’
‘Is dat zo? Volgens mijn gegevens was u die nacht niet thuis omdat er problemen waren.’ Jos keek de vrouw strak aan en gaf geen antwoord. ‘U hebt uw vrouw geslagen en bent toen vertrokken.’ Nu keek Heleen hem strak aan.
‘Dat is wel een erg boude uitspraak’, schoot hij in de verdediging. ‘We hadden ruzie en dat liep een beetje uit de hand. Maar ik ben niet van plan mijn relatie met u te bespreken.’
‘Dat begrijp ik maar al te goed. Ligt u in scheiding?’
Hij begon hard te lachen, maar het kwam er gemaakt uit. ‘Nee, beslist niet. We hadden een meningsverschil, meer niet. Daar ga je niet voor scheiden. Wat heeft dit eigenlijk met het onderzoek te maken?’
‘Mensen onder druk zijn soms tot rare dingen in staat. Onze technische man heeft de inbraaksporen onderzocht en kwam tot de conclusie dat de deur niet geforceerd was. De dader is op een andere manier binnengekomen. Wij zoeken dus naar antwoorden en vinden die soms door vreemde vragen te stellen.’
‘Dan moet die technische man van jullie naar de opticien en zich een bril laten aanmeten. Zelfs een kleuter van vier kan zien dat er schade aan de deur is.’
‘Ja, schade is er zat. Maar door wat krassen op het hout te maken krijg je een deur niet open. Dan moet je op z’n minst de slotplaat vernielen, en die was nog intact.’ Beduusd viel Jos stil. De raderen in zijn hoofd draaiden op volle toeren.
‘Hebt u vijanden?’ Heleen kwam naar voren en tilde het glas van tafel.
‘Volgens mij niet. Hoezo?’
‘Er zijn in korte tijd meerdere auto’s in de omgeving van het Heldenkwartier gestolen. Uw auto is de enige die uitgebrand is teruggevonden.’ Ze nam een paar slokken en zette het glas terug op tafel. ‘Misschien was het een wraakactie?’
Hij staarde haar aan.
‘Verdomme’, gromde hij toen. ‘Dat zou eigenlijk wel eens kunnen.’ Hij dacht aan Hertog, of was Pauline tot zoiets in staat? Hij hield zijn ingeving voor zich. ‘Er zat voor de diefstal zo’n kras op de zijkant.’ Hij wees de maat aan. ‘Ik weet zeker dat ik niets heb geraakt en mijn vrouw en kinderen zijn niet in de buurt van de auto geweest. Dat is expres gedaan.’
‘Weet u wie zoiets gedaan zou kunnen hebben?’
‘Ik ben een zakenman. Er kan altijd wel iemand zijn die vindt dat hij door mij onjuist is behandeld. Ik zou echt niet weten wie…’ Hij zuchtte. ‘Het is een heel verwarrend jaar voor mij. Ik heb de winkel te koop gezet. Ik ben er helemaal klaar mee. Het werd steeds moeilijker om het hoofd boven water te houden.’
‘U draaide met verlies?’
‘Zo goed als. Ik stop nu het nog kan. Misschien pak ik nog een kleine winst en dan zie ik wel verder. Ik onderneem voorlopig niets. Ik moet eerst het verlies te boven komen.’
De gekwelde uitdrukking op zijn gezicht maakte geen indruk op Heleen. Ze mocht de man niet.