28
Een kraamkliniek met lege handen verlaten is een onvoorstelbare ervaring. Vraag maar aan iemand wiens kind in een couveuse ligt om nog wat te groeien, of bij de moeder is weggehaald om af te kicken en naar een pleeggezin te gaan. Vraag maar aan iemand die een doodgeboren kindje heeft gekregen of een baby die kort na de geboorte is overleden. Of aan iemand die zijn kind ter adoptie heeft afgestaan. Je loopt, enigszins waggelend vanwege je nog pijnlijke kruis, tussen vrouwen met dikke buiken of kinderzitjes, maar allemaal met een stralend gezicht – overal baby’s, baby’s, baby’s.
De zeventienjarige Bridget Garden verliet de kraamkliniek met lege handen, met harde, opgezwollen borsten en natte plekken op haar T-shirt. Ze bloedde nog steeds in het extra grote en dikke maandverband dat ze van het ziekenhuis had gekregen, en dat zou nog dagenlang zo blijven, net zo lang als er melk bleef komen. Haar lijf huilde, een rouwbeklag van melk, bloed en tranen dat haar hart tot haar dood zou bezoedelen.
Toen ze thuiskwam in het huis in Ballon, ging ze naar bed. En bleef daar liggen terwijl de sappen uit haar lichaam vloeiden.
Bridgets moeder begon zich in de dagen daarna
steeds meer zorgen te maken om haar geestelijk welzijn.
‘Laten we een eindje gaan lopen,’ stelde ze ’s ochtends voor als ze
de gordijnen opendeed. ‘Of wil je liever naar de film? Bridge,
alsjeblieft. Kijk me aan. Zég wat. Ik vind het vreselijk dat je je
zo rot voelt, m’n kind. Echt heel erg.’
Weken-, misschien wel maandenlang lag Bridget in haar slaapkamer
met het licht uit en de deur dicht, hopend op de helende werking
van de tijd die haar moeder haar had voorspeld. Maar de tijd heelde
niets, integendeel. De holte waar een meisje van zeven pond had
gezeten dat zachtjes tegen haar ribbenkast stootte, groeide alsof
ze er nog was – hij werd steeds groter en zwaarder, totdat hij ten
slotte zo zwaar op haar drukte dat het tot Bridgets moeder
doordrong dat ze een ernstige fout had gemaakt.
Maar het was te laat. Er was een formulier getekend en iemand had
alles nog eens goed nagelopen terwijl Bridget op de helende tijd
had liggen wachten, en nu was het te laat. De baby was van iemand
anders, iemand anders was nu haar moeder, die van haar hield en
haar zou zien opgroeien. Ze had een winnend lot
weggegooid.
Bridget liet haar naam op een lijst zetten, en toen begon het grote
wachten. Het zou minimaal achttien jaar duren. Daarna hing het van
haar dochter af, die ze Jenny had genoemd. Een simpele, zangerige
naam. Jenny.
De tijd kroop voort, en er was veel wat het verdriet om het verlies
van haar kind verzachtte. Bridget stortte zich op haar studie en
slaagde cum laude. Ze koos een specialisme dat haar aansprak en was
dol op haar werk. Ze koos ervoor in de buurt van haar familie en
vrienden te wonen en te werken, zodat ze de steun had van mensen
die begrepen wat het verlies voor haar betekende.
En ze had Hamish.
Bridget wilde hem eerst maandenlang niet zien. Maar hij hield vol,
belde haar elke dag op en stond minstens één keer per week voor de
deur.
‘Het spijt me,’ zei hij toen ze hem eindelijk toeliet. ‘Ik hou van
je. Ik vind het heel erg voor je.’
Hij was een aardige en eerlijke jongeman. Ze hadden nooit
onbekommerd van hun verliefdheid kunnen genieten. Als ze in Hamish’
armen lag, leek hij de helft van haar verdriet mee te dragen. Ze
hield van hem en wilde de rest van haar leven bij hem
zijn.
Het duurde jaren voordat ze er zelfs maar aan dachten nog een kind
te krijgen, en erover praten deden ze nooit. Maar op een keer deed
Hamish geen condoom om en Bridget zei er niets van. Toen het
voorbij was, moest Bridget huilen.
‘Het kan niet. Het mag niet. Het is niet goed om het te willen,’
zei ze.
Hij zei zoals altijd wat ze wilde horen. Dat ze nog heel jong waren
toen het gebeurde. Dat het een vreselijke fout was geweest, maar
dat ze verder moesten met hun leven. Dat Jenny in een goed gezin
opgroeide. Dat ze moesten proberen gelukkig te zijn.
Het jaar daarop werd Bridget iedere maand ongesteld, en haar
schuldgevoel en zelfhaat maakten plaats voor wanhoop en opgewonden
spanning. Ze wilde zwanger worden, het móést. En uiteindelijk lukte
het ook.
Rachel. Een godsgeschenk. Een nieuw meisje. Een nieuw
begin.
Maar soms kwam de pijn terug, en dan had Bridget het gevoel alsof
ze alleen maar spéélde dat ze leefde, de haar toegewezen rol
vertolkte: de vuilnisbak buiten zetten als het haar beurt was,
Rachel naar gym brengen, elk weekend boodschappen doen bij b&q
– en dat alles tussen de Ochil Hills, die minstens achttien jaar
lang de muren van haar gevangenis zouden zijn.