Een tiental meters vóór de heuveltop vanwaar zij de stad zou kunnen zien, de kerktoren van Sint Servatius, de schoorstenen van Olympia, begeeft de bmw het. Sibylle draait verwoed aan de contactsleutel, duwt op het gaspedaal, vijf minuten lang.
('Je kunt toch gewoon leren hoe een auto functioneert. Bestudeer gewoon het diagram,' zegt Gerard.)
Zij vindt in het dashboardkastje een halve reep chocola. Puur. Maarten lust geen melk. Zij zou naar huis kunnen lopen. Drie kwartier. Natuurlijk komt er geen auto voorbij. Zaterdag. Zonder benzine? Het lampje brandt niet.
De schaduwen over het land worden diepblauw, als geverfd .Ver weg tegen de horizon is Gerards linde te zien, met zijn kroon als een buitensporige parasol. Twee boerinnen komen langs, groeten niet, denken dat zij op een minnaar wacht, op een beurt in de auto. Zij zal 'Cybele' later zien, de priesters die zichzelf ontmannen, als vrouwen rondlopen.
Eigen schuld. Dikke bult.
(Gerard zei: 'Een kind kan het leren. In een paar uur kan een kind leren hoe een auto in mekaar steekt.'
'Ik ben geen kind.'
'Dat is geen antwoord.' Hij werd driftig, hoogrood. Zo zag zij hem het liefst. Hulpeloos van kwaadheid. Voorbij de grens van zijn koude, zijn haast, zijn beheersing. Tegenover de duffe dagen op het platteland, de eentonige seizoenen, de lome dieren, waarin alleen het opgroeiend kind een tegenritme vormde, waren zijn schaarse uitbarstingen de ogenblikken waarin zij voelde dat zij leefde.
Wat zij wou, en wat zij in het kwadraat gekregen heeft, waren breuken, scherven, de openbaring van een andersoortig versplinterd licht waarvan je de bron niet zag, zoals de weerkaatsing op die bewuste nacht van het lampje naast het bed in het grote opengevallen spiegelpaneel van de kleerkast.
Zij waren samen naar het Bal van de Burgemeester geweest.
Zij had, tegen zijn zin, haar nachtblauwe zijden smoking aangetrokken.
De dames hadden pisnijdig en bewonderend uitgeroepen hoe elegant, hoe sjiek, hoe jong zij eruitzag. Gerard had dit beaamd terwijl hij bedaard loerde naar kennissen die hem iets konden vertellen over de mogelijke gevolgen van de links-liberale coalitie van het nieuwe stadsbestuur. Later dronk hij, zeer ongewoon, overmatig veel champagne. De coalitie was blijkbaar gunstig. Hij babbelde opgewonden, maakte gewaagde complimentjes aan de dames. Ook zo zag zij hem het liefst, omdat hij niet, zoals gewoonlijk, handelde alsof hij alle dingen, de meest onvatbare, verwisselbare, vluchtige en toch precieuze dingen begreep en beheerste.
In de Porsche zong hij luidkeels mee met de autoradio en toen hij uitstapte was hij dronkener dan zij hem ooit gezien had. Zij moest hem de trap naar de slaapkamer opduwen. In de kamer zei zij: 'Kniel, kniel, voor je meesteres!' en hij deed het, met een imbeciel, onmondig geschater en klauwde naar haar enkel. Zij stapte opzij. 'Ga op het bed liggen,' beval zij toonloos. 'Ogen dicht, slaaf!'
Begreep hij toen al wat in haar opgeweld was als een openbaring, als een onwezenlijke maar dringende oplossing voor hun leven samen dat geënt was op de duffe, eentonige seizoenen? En indien hij het begreep, waarom verzette hij zich niet en hield hij zijn mond? Zij deed het plafondlicht uit en de lamp van het nachttafeltje aan. Zij scharrelde gejaagd in de onderste lade van de kleerkast en vond er kousen, kousenophouder, gordeltje, en met bonkend hart dacht zij: Wat een geluk dat hij slank is, dat ik geen onmogelijke, oneigene aanpassingen moet bedenken. Zij gooide wat ze verder uit haar kast vergaarde naast zijn gezicht dat samengefronst was in een lieflijke grijns zoals nooit overdag, zoals nooit in hun tijd samen, een masker waarvan alleen de kaakspieren bewogen toen hij haar vingers over zijn hemd, zijn schoenen en toen over zijn naakte lijf voelde. 'Ogen dicht,' fluisterde zij, wat onnodig was want hij gehoorzaamde. Zij tilde hem bij zijn schouders op, zette hem overeind om de haakjes van de bustehouder vast te maken.
'Stil,' zei zij alhoewel hij geen geluid gaf. Omdat zij meende dat zij n gehoorzaamheid grenzen kende bond zij, ongeduldig nu, een satijnen Indiase sjaal voor zijn ogen en maakte toen, bezig, bijna dartel haar huiswerk af met haar blonde pruik van zeven jaar geleden, de gouden oorclips, de laag Ruby-red over zijn trillerige mond evén zorgvuldig aangebracht als bij haarzelf, de pancake die de moedervlek op zijn schouder dekte, het zwartkanten broekje dat haar geluidloos deed proesten, het netwerk van het gordeltje absurd nauw en snijdend in zijn bekken waardoor zijn heupen uitstulpten, de gouden sandalen die te klein waren, zij perste er zijn opgekrulde tenen in en snoerde de riempjes hard aan zodat hij knorde en ten slotte, als een bijgedachte, drapeerde zij een doorschijnend paars tuniekje dat tot zijn navel reikte.
Toen, als een bruidegom, trok zij hem uit bed, haar handen waren even klam als de zijne, door de toch nog te bruuske beweging scheurde de mouw van het tuniekje, en toen leidde zij hem voor de spiegel zodat hij in zijn zonderling geheel te zien was terwijl zij zich achter hem verborg, een weerloos geblinddoekt wezen dat hij nooit geweest zou zijn zonder haar ingreep, haar schepping. 'Je bent mooi,' zei zij. Zij was doodmoe alsof zij drie kwartier heuvels op en af had gelopen. 'Heel mooi,' zei zij. Buiten was het gegraas van de schapen te horen. Ook een duif op het dak. Toen knoopte zij de blinddoek los die nat was van het zweet. Zij dacht dat zij zijn ogen had moeten schminken. Zij schikte achter zijn rug de blonde klissen.
'Nee,' zei hij stilletjes. 'Nee, Sibylle.'
'Toch wel,' zei zij. 'Waarom niet?'
Hij stootte een rochelgeluid uit alsof hij zou overgeven.)
Een dikke mist vlot snel over het dal, overgewaaid uit de bossen. Sibylle heeft het koud. Toen heeft zij hem verloren in het matte oud-gouden licht dat weerkaatste in de spiegel. Zij heeft hem nooit gehad. Waarom is zij ooit met hem getrouwd? Omdat hij goed kon tennissen, dansen? Omdat Lieve en Astrid hem aantrekkelijk vonden? Om de zwierige kracht waarmee hij over zijn fabrieken regeerde, dezelfde kracht waarmee hij haar die nacht sloeg tot hij zijn tennishand verzwikte?
De dag daarna reden zij naar Hasselt omdat zij bij de notaris een volmacht moest tekenen, een van zijn ondoorgrondelijke transacties. Zij hadden de hele ochtend geen woord gewisseld. Hij blééf voor zich uit kijken, scheerde langs uitdagend slingerende vrachtwagens, zijn knokkels in de halve handschoenen papierwit.
Zijn wrok en zijn beklemming kropen naar haar over, als de tentakels van een kwallig en tegelijkertijd harig dier. Zij wou uit de auto springen, onder de vrachtwagens die suisden met het geluid van de branding.
'Toe nou, jongen,' zei zij. 'Kan je dat niet gewoon vergeten? Het was een bagatel, een spelletje.' Zij verloochende haar triomfantelijk huiswerk.
'Ik wens niet langer met jou te spreken.'
'Maar wat heb ik misdaan? Het was toch niet bedoeld om jou te kwetsen!'
'Jawel. Het was om mij uit te lachen. Zoals je dag in dag uit doet. Ik ben niet van plan nog langer mijn leven te vergallen met iemand die mij zo minacht.'
Zij minachtte hem toen.
'Val dood,' zei zij.
'Je hoort wel van mijn advocaat,' zei hij toen Hasselt in zicht kwam.