19 april
Nog 257 dagen te gaan…
15.12 uur
Naarmate de tijd verstreek, begon ik me ernstig zorgen te maken over Boges. Ik had hem al eeuwen niet gezien. Zo lang had hij me, sinds het begin van dit krankzinnige gedoe, nog niet alleen gelaten. Waarom kwam hij niet langs? Zat hij in moeilijkheden? Werd hij alsnog beschuldigd van medeplichtigheid of zo? Er was vast wel een wet die het verbiedt om mensen die gevlucht zijn te helpen.
Alles ok, Boges?
16.01 uur
Eindelijk ging mijn mobiel. Ik nam meteen op. ‘Boges! Waar heb je gezeten, man?’
‘Ik weet het, Cal, lang niet gesproken. Sorry. Alles goed hier. Maar met jou dan? Da’s veel belangrijker. Je zit dus in dat ouwe boothuis?’
‘Jep. ’t Is wel klein, maar het is hier lekker stil, dus ik kan ongezien komen en gaan. Maar, eh… Wat is er aan de hand?’ vroeg ik. ‘Ik haal me allerlei verschrikkelijke redenen in m’n hoofd waarom je niet kunt komen.’
‘Nee joh, ik ben gewoon thuis, beetje de brave jongen uithangen. Ik ga naar school, doe m’n huiswerk, help m’n moeder. Jóúw moeder ziet er trouwens een stuk beter uit. Ze vertelde dat Gabi haar een paar dagen geleden echt aankeek. Het werkt, wat je daar in het ziekenhuis gedaan hebt. Gabi reageert op stemmen en aanrakingen. Het is niet veel, dus stel je er niks van voor, maar ze hebben het er in elk geval niet meer over om de hoop op te geven.’
Ik voelde een golf van opluchting; ik was zo blij dat ik het wel kon uitschreeuwen.
‘Hoewel er ook artsen zijn die beweren dat het maar reflexen zijn,’ ging Boges verder.
‘Dat zeiden ze bij mijn vader ook,’ zei ik. ‘Maar jij en ik weten dat het geen reflexen waren. Hij probeerde te communiceren.’ Ik dacht even aan Jennifer Smith, die geweten had dat pap met zijn ogen iets wilde zeggen.
‘Weet je, ik geloof er trouwens niks van dat je die vent wilde laten verzuipen onder zijn pick-up,’ begon Boges.
‘Wat?! Nee, natuurlijk niet.’
‘Dat was een paar weken geleden groot nieuws. Ze zeiden dat je een man die klem lag onder z’n pickup had achtergelaten. Onder water of zo.’
‘Ik hield zijn hoofd juist omhoog, zodat-ie niet verdronk! En er was een agent bij hem toen ik wegging!’
‘Daar zeiden ze dus niks over, maar zoiets dacht ik al. Maar goed, die Lachlan heeft niets over jou gezegd, alleen dat je hem een aardige, rustige jongen leek. Zeggen ze dat niet altijd?’ Boges schoot in de lach. ‘Het stof begint hier dus weer een beetje neer te dalen. Maar tot ik zeker weet dat het veilig is, blijf ik nog maar even braaf en deugdzaam.’
Boges is de enige jongen die ik ken die woorden als ‘deugdzaam’ gebruikt.
‘De politie heeft m’n mobiel weer afgepakt,’ zei Boges. ‘Maakt niet uit, ze weten nog steeds niets van deze. En die vent is terug. Je weet wel, die met die zilverkleurige auto.’
‘Die steeds staat te posten voor je huis? Grote kerel, poloshirt en jasje?’ Ik herinnerde me dat hij me die dag in Memorial Park had gezegd dat ik weg moest wezen.
‘Ja, die. Hij staat constant voor ons huis. Als ik naar school ga, zie ik hem en als ik thuiskom weer. Vorige week heb ik hem zelfs buiten het handenarbeidlokaal bij school zien staan. Dat is de redenwaarom ik nog niet ben gekomen. Als Winter Frey me kon volgen naar het huis in St. Johns Street, kan iemand me ook naar je nieuwe plek volgen. Ik heb geen zin om ze een handje te helpen. Met hem in de buurt durf ik het risico niet te nemen.’
Ik baalde ervan, maar hij had wel gelijk. Ik probeerde me er niet te veel zorgen over te maken. ‘Heb je nog wel ’ns naar mijn blog gekeken?’ vroeg ik om van onderwerp te veranderen. ‘Ik heb daar de laatste tijd niet veel aan gedacht, moet ik zeggen, maar met al die onzin over mij in het nieuws, krijg ik erg veel zin om online te gaan en de zaken recht te zetten.’
‘Maak je daar nou maar niet druk over, oké? Zodra het me lukt om naar je toe te komen, gaan we met de laptop internetten. Maar nu even de echt belangrijke zaken. Je hebt dus het raadsel?!’
‘Zeker weten.’ Ik grinnikte toen ik hoorde hoe Boges’ verbaasd zijn adem inhield aan de andere kant van de lijn. Toen ik hem er laatst over wilde vertellen, had hij me onderbroken met het nieuws over Gabi.
‘Serieus? Het echte, originele raadsel van Oriana?’
‘Jep. Ik heb het hier.’ Ik dacht aan de laatste twee, ontbrekende regels, maar bedacht dat ik hem daar wel over zou vertellen als hij hier was. ‘En twee juridische brieven over de Ormond-singulariteit. Daarmee kun jij me vast wel helpen, denk ik.’
‘Jongen, ik ben daar bij je aan die rivier voor je het in de gaten hebt. Hou me niet langer in spanning. Hoe gaat dat raadsel? Lees voor. Wat staat erin?’
‘Wacht,’ zei ik lachend. ‘Blijf effe hangen.’ Ik pakte mijn rugzak en trok het raadsel uit de map.
Boges luisterde zonder een woord te zeggen, terwijl ik mijn best deed niet te struikelen over de moeilijke woorden.
‘Okeee… Daarop moet ik m’n hersens nog maar eens laten kraken,’ zei Boges toen hij het had laten bezinken. ‘Zodra het ook maar enigszins kan, kom ik met mijn laptop. We moeten ons niet laten afleiden, door alle ellende niet vergeten waar we naar op zoek zijn. Het geheim van je pa, het GMO. We moeten het raadsel zien op te lossen.’
Opnieuw had hij gelijk. Nu het met Gabi ietsje beter ging, kon ik niets meer voor haar doen, dus dat moest ik voorlopig achter me laten. Ik moest aan het werk met de tekeningen, de singulariteit en het Ormond-raadsel. Ik twijfelde nog of ik meteen weer op weg wilde naar Mount Helicon, al was het waarschijnlijk belangrijker dan ooit om erachter te komen wat oudoom Bartolomeus me allemaal kon vertellen.
‘Ik moet weer aan de studie, Cal, voor m’n moeder begint te zeuren. Ik ben met iets bezig, voor jou, wacht maar tot je het ziet,’ zei hij. ‘Ik noem het verdwijnstof.’
‘Verdwijnstof? Wat is dat nou weer?’
‘Wacht maar af, jongen. Wacht maar af…’