12 april
Nog 264 dagen te gaan…

Het boothuis

Greenaway Park

16.45 uur

Ik had me de hele week schuilgehouden, veel uitgerust en geprobeerd mijn gedachten op een rijtje te krijgen. Ik moest Boges zien. Het was een eeuwigheid geleden dat we hadden bijgepraat, maar sinds ik mijn gezicht bij het ziekenhuis had laten zien, lukte het hem niet om ongemerkt z’n huis uit te komen. Ik had hem ge-sms’t dat ik in het oude blauwe boothuis zat, vlak bij de plek waar we vroeger altijd met mijn vader gingen vissen.

Ik hoopte dat hij snel zou komen en spullen voor me zou meenemen. Ik had praktisch niets meer: geen geld, geen eten en geen batterijen. De batterijen in m’n kleine radiootje waren bijna op, maar ik had nog net mijn eigen naam opgevangen op het nieuws. Er was weer een nieuwe beschuldiging aan het lijstje toegevoegd: dat ik had geprobeerd mijn zusje kwaad te doen terwijl ze hulpeloos in een ziekenhuisbed lag. Dat ze dat durfden te beweren terwijl de dokters op het punt hadden gestaan om de stekker eruit te trekken…

En Boges had het raadsel nog niet eens gezien! Ik had hem hard nodig om wijs te worden uit die vage tekst. Al die moeite die Paria en ik hadden gedaan om het raadsel te stelen, en nu zat het een beetje nutteloos weggestopt in mijn rugzak… We hadden al zo veel verder kunnen zijn.

De gedachte dat Gabi nog leefde en misschien wel bij zou komen uit haar coma, hield me op de been. Ik hoopte zo dat ze alles had gehoord wat ik in haar oor had gefluisterd in de korte tijd dat ik met haar alleen was geweest.

De dagen werden korter en ik begon me af te vragen hoe het zou zijn om de winter door te brengen in het boothuis. Ik keek er niet naar uit, maar ik zou het nog wel een tijdje volhouden. Als de wind opstak, waaide het behoorlijk hard door de kieren en toen het een keer begon te regenen, bleek het dak zo lek als een mandje. Ik probeerde er nog maar niet al te veel aan te denken, maar als het echt koud zou worden, kon ik hier niet blijven. Dat bracht mijn gedachten op Griff Kirby. Ik vroeg me af of hij nog geluk had gehad bij die tante op wie hij meende te kunnen rekenen.

De zijdeur had ik gerepareerd en vastgezet met een houten wig. Als iemand probeerde binnen te komen, kon ik het water in duiken en onder één van de rottende deuren door wegzwemmen. Of ik kon door het raam aan de andere kant ontsnappen en langs de oever wegkomen. Wat dat betreft was dit een prima onderduikadres.

Ik had de meeste rotzooi van de werkbank afgehaald en onder het licht van het raam mijn eigen werkplek ingericht. Zo nu en dan bestudeerde ik het raadsel en probeerde te begrijpen wat er stond. Wat zou er met de laatste twee regels gebeurd zijn? Was er een link tussen het raadsel en de tekeningen? En welke dan? Ook herlas ik keer op keer de twee brieven. Ik kon er niet over uit dat de waarschuwing van die doorgedraaide man op oudejaarsavond misschien toch waar was. Een paar keer overwoog ik Winter te bellen; wellicht zou zij me kunnen helpen. Ik wist dat ze slim was. Maar als het antwoord op het raadsel in de laatste twee regels stond, moesten we die eerst zien te vinden. Zonder die zinnen kwamen we er nooit uit.