2 april
Nog 274 dagen te gaan…

Het huis van Melba Snipe

Valley Heights

08.06 uur

‘Kijk eens aan! Dat is toch veel beter, of niet?’ riep Melba tevreden uit toen ik in mijn nieuwe kleren de keuken binnenstapte. Ze bekeek me van top tot teen en glimlachte me allerhartelijkst toe. Daarna schudde ze even haar hoofd, alsof ze een nare gedachte wilde verjagen. ‘Een geroosterde boterham?’

‘Heerlijk.’

Ik had als een blok geslapen. Ze had gelijk over de bank. Ik was fris en uitgerust wakker geworden en had het gevoel dat ik de hele wereld aankon. In ieder geval alles wat nodig was om bij Gabi te komen.

‘Zou je misschien iets voor me willen doen in de stad? Een kleinigheid?’ vroeg Melba.

‘Heel graag zelfs,’ zei ik en ik besmeerde mijn geroosterde boterham dik met pindakaas. ‘Zegt u het maar.’

Melba verdween even uit de keuken en kwam terug met een papieren tas met een boek erin. ‘Mijn vriendin Elvira heeft dit laten liggen toen ze laatst op bezoek was. Zou je het voor mij bij haar in de brievenbus willen doen? Het adres staat op dit briefje. Ik zou je heel dankbaar zijn.’

‘Ik zorg ervoor dat uw vriendin het krijgt.’ Ik pakte het boek aan en stopte het in mijn toch al uitpuilende rugzak.

‘Bedankt, Tom. Fijn dat ik op je kan rekenen.’ Toen fronste ze haar wenkbrauwen. ‘En toch kom je me bekend voor.’

‘Ik ben hier eerder in de buurt geweest, spullen bezorgen,’ zei ik vaag. ‘Het kan best dat u me wel eens heeft gezien.’

‘Misschien is het gewoon dat je me zo aan mijn zoon doet denken… zeker met zijn kleren aan.’

‘Ha, ha.’ Ik schoot in de lach en bekeek mezelf. ‘U bent zo aardig voor me, mevrouw Snipe. En dat u niets zei toen u me in de kofferbak zag liggen. Ieder ander zou geflipt zijn.’

Melba grinnikte. ‘Nou, zoiets zie je zeker niet elke dag. Maar ik wist dat je me geen kwaad kon doen zolang je in mijn kofferbak lag. En toen je eruit kwam, zag je er zo ellendig en uitgehongerd uit, dat ik het niet over mijn hart kon krijgen om je weg te jagen.’

‘Bedankt,’ zei ik gemeend.

‘Dat betekent trouwens niet dat je door moet gaan met op deze manier reizen,’ voegde Melba eraan toe en ze hief vermanend haar vinger. ‘Niet alle oude dametjes zijn zo onverschrokken of goed van vertrouwen als ik.’

‘Maakt u zich geen zorgen. In het vervolg neem ik de bus. Nogmaals bedankt voor alles,’ zei ik en ik zette de vuile borden in de gootsteen. ‘Het eerste wat ik doe als ik mijn zusje heb gezien, is het boek van uw vriendin terugbrengen.’

‘Je komt toch nog wel eens langs, hè?’ vroeg ze zacht. Ze legde een hand op mijn schouder.

‘Tuurlijk.’ Ik pakte mijn rugzak en liep door de gang naar de voordeur. ‘Zegt u Timmy gedag van mij?’ vroeg ik.

Het gekke hondje hoorde zeker zijn naam, want hij begon als een bezetene te blaffen en om het huis heen te rennen. Waarschijnlijk hoopte hij me in de voortuin in mijn benen te kunnen bijten. Maar ik was sneller. Ik rende vlug het pad af en sprong steunend op een hand over het tuinhekje.

10.21 uur

Voorzichtig zocht ik mijn weg terug naar de snelweg. Voortdurend keek ik naar links en rechts. En dat was maar goed ook, want zodra ik bij de afslag kwam, zag ik een wegafzetting.

Een rij politieagenten hield al het verkeer aan dat naar de stad wilde en controleerde nauwkeurig de achterbank en kofferbak van alle auto’s. Als we gisteren niet de afslag naar Valley Heights hadden genomen en waren doorgereden, had ik een van die agenten vast een doodsschrik bezorgd en vervolgens de nacht in een cel doorgebracht.

Dankzij Melba’s vriendelijke gastvrijheid liet ik me door deze tegenslag niet van de wijs brengen. Ja, het betekende dat het me meer tijd zou kosten om naar de stad te komen, maar ik was tenminste vrij en goed op weg naar het ziekenhuis. De rest was niet belangrijk.

Ik liep een stukje terug de bosjes in. Toen ik dacht dat ik dicht genoeg bij de snelweg was om die te kunnen volgen en ver genoeg weg om niet te worden gezien door de politie, vervolgde ik mijn reis.

Ik rende zo vaak ik kon en vertraagde mijn pas alleen als ik echt te moe was of als mijn rugzak te zwaar werd. Ik rende niet alleen voor mijn eigen leven, maar ook voor dat van Gabi.

17.15 uur

Ik had de hele dag flink doorgelopen en was juist even naar een huis geslopen om wat uit de buitenkraan te drinken. Snel sprong ik weer over het hek, terug naar de beschutting van de struiken, toen mijn aandacht werd getrokken door het woesj, woesj, woesj van wieken. Er cirkelde een helikopter boven mijn hoofd!

Er stonden hier minder bomen, zodat het een hele toer was om uit het zicht te blijven. Uiteindelijk besloot ik om onder een paar struiken te gaan zitten tot de zon onderging.

18.22 uur

Boges, hoe is ’t? Nieuws? Iets veranderd?

Goed. Nee&nee. Je hebt tot einde vd week. U? Alles OK?

Yep. Kom zsm. Moet missch nacht kamperen

20.37 uur

De nachtkijker bewees opnieuw goede diensten: ik legde nog heel wat kilometers af in het donker. Ik was al een flink eind bij het huis van Melba Snipe in Valley Heights vandaan en het gat tussen mij en Gabi werd langzaam maar zeker kleiner.

Mijn zusje had nog minder dan een week te leven, tenzij ik op tijd was om ze tegen te houden. Het kon me niets meer schelen of ze me zouden arresteren. Zo lang Gabi aan de apparatuur kon blijven liggen, had ze een kans om te herstellen. Stik maar met je raadsel, je engel, je singulariteit. Stik maar met Oriana de la Force, Vulkan Sligo… en Winter Frey. Stik maar mam, hoe je over me denkt. Stik maar met de hele troep. Het enige wat pap nu van me zou vragen, was om zijn kleine meisje in leven te houden.

21.20 uur

Ik had een prima slaapplek gevonden: een stuk zachte bosgrond onder de beschutting van een boom. Ik haalde alle kleren uit mijn rugzak en trok ze allemaal over elkaar heen aan om warm te blijven. Een paar tellen nadat ik me had opgekruld in mijn slaapzak en mijn arm om mijn rugzak heen had geslagen, sliep ik al.

23.01 uur

Een tijdje later werd ik ergens wakker van. Geschrokken schoot ik overeind en keek in het donker om me heen. Ik pakte de nachtkijker, hield die voor mijn ogen en spiedde langzaam rond of ik iets zag bewegen. Niets. Niemand. Je bent gewoon nerveus, hield ik mezelf voor.

Het duurde niet lang voor ik weer sliep, maar het was een onrustige slaap. Ik droomde van alles door elkaar. Stukjes uit de terugkerende nachtmerrie – het water, de speelgoedhond – vermengd met beelden van Sumo en Kelvin. Dit wilde ik helemaal niet dromen. Kelvin greep me vast en schudde me wakker. Het was geen droom! Kelvin had me gevonden en keek me grijnzend aan. Hij zette zijn handen op mijn keel, en…

Ik schrok wakker. Er was niemand. Ik ging rechtop zitten, trok mijn jas strak om me heen en klemde mijn hand om de beschermengel die ik van Paria had gekregen. Ik wreef met mijn duim over de fijne ribbeltjes van de mantel en de vleugels van het speldje. Ik kon wel een beschermengel gebruiken. Alles beter dan de Ormond-engel, die me tot nu toe alleen maar ellende had bezorgd.