4 april
Nog 272 dagen te gaan…
Iron Gate Bridge
10.23 uur
Paria zou iets langer moeten wachten op het geld dat ik hem schuldig was. Griff en ik hadden gisteravond besloten er wat eten van te kopen. Nadat Boges me had gewaarschuwd dat het ziekenhuis onder zware bewaking stond, had ik bedacht dat we onze tijd dan maar beter goed konden benutten door wat te eten en een slaapplaats te zoeken. Op de markt in de buurt had ik wat fruit gehaald en bij een stalletje op straat twee porties kebab. Daarna waren we op een uitstekende rand onder de Iron Gate Bridge gaan liggen.
Ik was net wakker en probeerde mijn hoofd helder te krijgen en na te denken over wat ik die dag zou gaan doen, toen ik zag dat ik een oproep had gemist en een sms’je had gekregen.
CAL! NEEM OP. ZE KOPPELEN GABI OM 11.30 LOS. PRIESTER IS ER AL. SCHIET AUB OP EN HOU ZE TEGEN! HEB JE MA GESMEEKT T NIET TE DOEN. ZE LUISTERT NIET! JE MOET KOMEN CAL. HOE DAN OOK!
10.28 uur
Mijn hart sloeg op hol toen ik me realiseerde dat de artsen over iets meer dan een uur de knop zouden omdraaien. Ik raakte in paniek. Ik kon niet meer denken.
‘Ik moet naar het ziekenhuis!’ zei ik terwijl ik Griff wakker schudde. De paniek nam nu snel toe. ‘Ze zetten de boel om half twaalf uit! Vandaag!’
Toen nam mijn overlevingsinstinct het over. Een instinct waarvan ik niet eens wist dat ik het had. In ziekenhuizen hangen bewakingscamera’s, waarschuwde het me. Ze mogen je niet herkennen, anders kom je niet eens bij Gabi’s bed, laat staan dat je haar kunt redden. Je móét kalm blijven en zorgen dat de politie je niet arresteert voor je ze kunt tegenhouden. Je móét kalm blijven als je wilt dat ze blijft leven.
Ik keek koortsachtig om me heen.
Rustig blijven, Cal.
Wanhopig zocht ik naar de openbare toiletten die ik de vorige avond had gezien.
‘Wat is er?’ vroeg Griff, nog half slapend.
‘Gabi! Ze zetten alles uit over…’ ik keek op mijn mobiel, ‘…minder dan een uur, shit!’
Griff krabbelde overeind, pakte zijn tas en kwam me achterna naar de openbare toiletten. Half rennend hees ik mijn rugtas over mijn schouders.
In de gevlekte spiegel zag ik dat mijn haar alweer flink lang werd. De zwarte kleur was vervaagd, zodat ik nu vuilblond was.
10.36 uur
Ik waste mijn gezicht en handen terwijl beelden van Gabi door mijn hoofd spookten. Ik werd er misselijk van en kotste bijna in de wasbak. Ik moest naar haar toe. Wat ik precies ging doen, wist ik niet, maar ik moest erheen om iets te proberen.
Ik maakte mijn haar nat en streek het strak naar achteren. Zo zag ik er meteen heel anders uit. Dat kwam ook doordat mijn gezicht veel smaller leek dan ik het me herinnerde. De neppiercings was ik allang kwijtgeraakt en de tatoeages waren verbleekt. Ik pakte een neusringetje uit een vak in mijn rugzak en klemde het met trillende vingers om mijn neusvleugel.
En al die tijd bonkte mijn hart, alsof het zei: schiet op, schiet op, schiet op.
Griff keek volkomen overdonderd toe. Hij had natuurlijk geen idee wat ik deed en waarom. Hij wist weliswaar dat ik naar het ziekenhuis moest, maar niet wíé ik was. Hij wist niet dat ik me moest vermommen om niet gearresteerd te worden… want dan haalde Gabi het zeker niet.
‘Ik leg het een andere keer wel uit,’ zei ik terwijl ik in mijn rugzak rommelde op zoek naar het zwarte oogpotlood dat Boges me een keer had gegeven. Mijn hand trilde van de zenuwen.
Nu bonkte mijn hart: ik kom, Gabi, ik kom, hou vol, hou vol. Met het potlood maakte ik mijn wenkbrauwen en ogen voller en donkerder.
‘Je ziet er echt heel anders uit,’ zei Griff toen ik de rugzak over mijn schouder gooide en de deur uit rende in de richting van het ziekenhuis. ‘Veel geluk met je zusje,’ riep hij me achterna. ‘Ik hoop dat het lukt!’
10.56 uur
Ik keek op m’n mobiel hoe laat het was en dwong mezelf nog harder te rennen.
Saint Marié Hospital
Ingang
11.14 uur
Het stikte rond de ingang van de bewakingscamera’s.
Doe rustig, doe rustig zei ik in gedachten tegen mezelf.
Een grote man in een blauwe overall en met een portofoon en een gummiknuppel aan zijn riem wierp een blik op me terwijl ik zo kalm mogelijk naar binnen wandelde.
Ik liep naar de receptie, doodsbenauwd dat ze me zouden herkennen voor ik de kans had gehad bij mijn zusje te komen.
Ik keek hoe laat het was.
11.17 uur
Ik had nog maar dertien minuten!
Ik sloot aan achter een lange rij mensen die voor me waren en stomme vragen stelden aan een overwerkte receptioniste. Op de grote klok boven de ingang zag ik de minuten wegtikken.
11.20 uur
‘Ik kom voor Gabi Ormond,’ zei ik nerveus toen de receptioniste eindelijk tijd voor me had. Ze boog haar hoofd en zocht naar de gegevens van mijn zusje. Ik zag dat ze naar een extra aantekening keek die erbij stond. In stilte schreeuwde ik: schiet op, schiet op! Het leek een eeuwigheid te duren. Achter haar nam een kleine bewakingscamera alles op wat er gebeurde. Ik hield mijn hoofd half afgewend.
‘Ben je familie?’ vroeg de receptioniste. Ze zag er nogal bezorgd uit.
Ik aarzelde. Als ik mijn identiteit geheimhield en nee zei, zou ik vast niet naar mijn zusje toe mogen. Als ik ja zei, zou ik mijn naam moeten geven.
‘Alstublieft,’ smeekte ik, de vraag negerend. ‘Ik moet haar zien.’
‘Ik ben bang dat alleen nog familieleden worden toegelaten in dit stadium.’
Een steek van angst schoot door mijn lijf. ‘Wat bedoelt u? Hoezo, “in dit stadium”?’ Zo bang als ik was, kon ik nog steeds niet geloven dat het waar was.
‘Het spijt me,’ zei de receptioniste en ik merkte dat ze haar best deed om aardig tegen me te zijn, ‘maar ik mag geen patiënten bespreken met derden. Als je haar wilt zien, moet je toestemming hebben van de medische staf of de familie.’
Met bonkend hart liep ik weg. In dit stadium, had ze gezegd. Mijn god, ze waren al bezig. Koppelden ze haar op dit moment los? Was ik te laat? Ik zou het mezelf nooit vergeven. Wanhopig las ik elk bordje dat ik zag. Hoewel ik half verblind was door de schrik, zag ik plotseling het bord waar ik naar op zoek was: Intensive Care.
Intensive Care
11.25 uur
Ik rende door de gang en volgde de pijlen tot ik een dubbele deur zag en nog een bord met Intensive Care. Een vrouw in een wit uniform duwde een karretje voor zich uit in de richting van de deuren. Ze openden zich voor haar en een verpleegkundige die net naar buiten kwam en op zijn horloge keek, knikte de vrouw toe en verdween in een herentoilet.
Zachtjes glipte ik achter de vrouw aan de afdeling op. Ze sloeg rechts af en liep in de richting van een deur aan het andere eind van de afdeling. Ik wist niet wanneer ze weer deze kant op zou komen. Of wanneer de verpleegkundige van zijn plaspauze terug zou zijn. Het enige wat ik wist, was dat ik weinig tijd had.
11.26 uur
De deur aan het eind van de afdeling ging open en ik zag mam.
Het was alsof mijn hart zich in tweeën scheurde. Eén helft van me wilde niets liever dan naar haar toe rennen, maar de andere helft wilde tegen haar schreeuwen: hoe kun je ze de beademing uit laten zetten? En hoe kun je denken dat het mijn schuld is dat Gabi in coma ligt?
Mijn boosheid verdween als sneeuw voor de zon toen ik zag hoe mager ze was en hoe gebogen ze daar stond, alsof iets haar bijna verpletterde. In de paar maanden dat ik haar niet gezien had, was mijn vrolijke, spontane, knappe moeder veranderd in deze beroerd uitziende vreemde. Ik voelde mijn hart in mijn keel kloppen. Besluiteloos bleef ik staan.
Oom Rafe kwam ook mijn gezichtsveld binnen en legde een arm om mijn moeder heen. Ook hij was een stuk grijzer en magerder dan de laatste keer dat ik hem had gezien in die hamburgertent.
Over mijn moeders gebogen hoofd heen zag ik een priester, die iets tegen haar zei terwijl ze huilde.
De artsen konden elk moment komen om hun werk te doen.
11.28 uur
Ik zag dat er vier bedden waren, elk met gordijnen eromheen. Op mijn tenen liep ik naar het eerste bed en schoof het gordijn een stukje opzij. Er lag een oude man met zijn mond open en zijn ogen gesloten. Ik ging naar het volgende bed en gluurde achter het gordijn. Een jongen, helemaal in het verband en vastgekoppeld aan verschillende slangen.
Ik schoof het gordijn van het derde bed opzij. Leeg. Aan het hoofdeinde stonden standaards voor infusen en twee zwarte monitoren.
Ik wist zeker dat dit Gabi’s bed geweest was. Stel je voor dat ze het eerder hadden gedaan dan Boges had gezegd? Dat het half elf was geweest en niet half twaalf? En dat mam daarom zat te huilen en oom Rafe en de priester haar probeerden te troosten? Was ik te laat gekomen om mijn zusje te redden? Ik opende mijn mond en voelde een vreselijke schreeuw in mijn lichaam omhoogkomen. Het kon me niet meer schelen of ik werd gepakt of niet. Maar net voor de schreeuw mijn keel bereikte, hoorde ik iets dat hem deed wegsterven. Ergens vlakbij klonk zachtjes een van de lievelingsliedjes van Gabi toen ze nog klein was…
‘Schaapje, schaapje, heb je witte wol?’ zong een stem. ‘Ja baas, ja baas, drie zakken vol.’
Het was haar lievelingsliedje geweest en mam moest het altijd voor haar zingen.
Met trillende vingers trok ik het gordijn van het laatste bed opzij. Daar lag mijn kleine zusje met gesloten ogen. Haar smalle gezicht was bijna net zo wit als het kussen. Er zat een slangetje in haar neus en haar borstkas ging op en neer op het ritme van de beademingsmachine. Op een monitor boven haar zag ik de regelmatige pieken van haar hartslag. Naast haar stond een cd-speler waaruit zachtjes het liedje klonk.
Ik schrok van wat ik zag. Het was net of mijn kleine zusje uitgehold was, alsof alleen haar buitenkant nog over was. Mam had een blauw lint met een grote strik in haar haar gedaan, waardoor ze er nog jonger uitzag dan haar negen jaar. Als ik haar borstkas niet had zien bewegen en de monitor er niet geweest was, had ik misschien gedacht dat ze al dood was.
Tranen prikten in mijn ogen toen ik haar smalle, koude hand pakte. Ik legde mijn mond tegen haar oor en probeerde alle wilskracht die ik had, mijn hele hart in mijn woorden te leggen. ‘Gabi, luister. Ik ben het, Cal. Ik ben bij je. Het is jouw tijd nog niet. Je moet beter worden. Je moet wakker worden. Alsjeblieft. Ik heb je niks gedaan. Dat weten we allebei. Alles is goed met me, ik wil dat je dat weet. En met jou komt alles ook goed. Sorry dat ik niet eerder op bezoek ben geweest. Als je weer gezond bent, leg ik wel uit hoe dat kwam. Word maar gauw beter, oké? Ik kom zo snel mogelijk terug. Maar het lukt me nooit om achter het geheim te komen dat pap in Ierland heeft ontdekt, als ik niet weet dat het goed gaat met jou. Zonder jou kan ik het niet. Kom alsjeblieft terug, Gabi. Ik heb je nodig. Ik mis je. Niet doodgaan, alsjeblieft.’
Haar gezicht bleef stil, maar ik zag een klein blauw adertje in haar slaap kloppen. Ik kneep nog harder in haar hand. ‘Zeg dat je niet doodgaat. Je hoeft niet te praten. Zeg het op een andere manier. Hoe klein de beweging ook is, ik zal hem zien. Ik zweer je dat ik hem zal zien.’
Wat er daarna gebeurde, is moeilijk te beschrijven. Verbeeldde ik het me, of zag ik dat haar hele lichaam zich uitrekte? Alsof er een golf door haar heen ging.
Een stem achter me rukte me terug de werkelijkheid in, midden in het gevaar waarin ik verkeerde.
‘Cal!’ Mijn moeder stond aan het voeteneinde van het bed, haar ogen groot van schrik. Ze liet een handvol zakdoekjes op de grond vallen. ‘O, mijn god, Cal. Wat doe jij hier? Wat zie je eruit! Wat heb je met Gabi gedaan?’
‘Mam,’ begon ik. ‘Ik moest komen, mama. Ik zei toch dat ik zou komen? Je mag het niet doen. Je mag ze de apparatuur niet laten uitzetten.’ Ik keek nog één keer naar Gabi en zag haar oogleden trillen.
Ze trilden onmiskenbaar.
‘Kijk! Kijk dan! Zag je het? Gabi reageerde.’
De hand van mijn moeder aarzelde boven de alarmknop op het bed.
‘Zag je het, mam?’ herhaalde ik mijn vraag. ‘Haar oogleden trilden.’
Maar ze keek niet naar Gabi; ze staarde naar mij. ‘Ik moet dit doen, Cal. Ik roep er iemand bij.’
‘Mam, ik heb niet gedaan wat ze zeggen. Je moet me geloven!’ Ik wist dat ik snel moest handelen. Elk moment konden de medische staf en de beveiliging binnenkomen. ‘Ik ben nog precies dezelfde Cal als altijd,’ ging ik verder.
‘Het komt door mij,’ zei ze. ‘Er is iets gebeurd, toen je nog heel klein was. Dat had ik je moeten vertellen. Het heeft invloed op je gehad, Cal.’
‘Ik weet niet waar je het over hebt,’ zei ik. ‘Het kan me ook niet schelen. Kijk nou naar Gabi. Naar haar ogen. Kijk, ze doet het weer!’
Opnieuw trilden de wimpers op haar bleke wangen.
Mijn moeder keek snel van mij naar Gabi en terug, maar ze had het gemist. ‘Ik zie niets.’ Haar hand bewoog zich weer naar de rode knop.
Net toen ze erop wilde drukken, verscheen Rafe achter haar. ‘Nee Win, niet doen. Ik wil hem nog wat vragen, voor…’
Maar het was al te laat. Mijn moeder ontweek snel zijn hand en drukte op de knop. ‘Je hoeft hem niet meer te beschermen, Rafe. Hij is gevaarlijk.’
Het alarm begon te rinkelen.
‘Alsjeblieft, Cal,’ smeekte ze. ‘Kom naar huis. Zie onder ogen wat er is gebeurd. Je bent mijn zoon en ik hou van je, altijd. Maar ik kan je niet beschermen tegen de gevolgen van je daden. Kom alsjeblieft naar huis.’
Ik schreeuwde boven het alarm uit: ‘Hoe haal je het in je hoofd de apparatuur uit te zetten?!’ Ik rukte de Keltische ring van mijn pink en schoof hem om Gabi’s ringvinger zodat ze zou weten dat ik bij haar was geweest. Op een dag, nam ik me plechtig voor, zou ik mijn moeder overtuigen.
‘Jij was hier niet! Jij hebt niet gezien hoe ze ligt weg te kwijnen. Jij hoefde haar niet elke dag te zien lijden,’ schreeuwde ze tegen me.
Ik liet Gabi’s hand los en draaide me om naar mijn moeder.
Toen zag ik iets verschrikkelijks. Ze dook in elkaar toen ik dichterbij kwam. Ze deinsde achteruit alsof ze dacht dat ik haar zou slaan of zo. Ze was bang voor me! Dacht mijn eigen moeder dat ik hier was om mijn eigen zusje kwaad te doen?
Er raasden zulke tegenstrijdige gevoelens door me heen dat het leek alsof ik uit elkaar zou barsten. Het geluid van het alarm leek steeds harder te worden.
Het alarm! Ik moest hier weg!
Ik hoorde rennende voetstappen in de gang achter de deur. Het noodteam kwam eraan.
Plotseling bedacht ik dat als ze Gabi van de apparatuur af gingen halen, het geen zin meer had om weg te rennen. Dan kon ik mezelf net zo goed aangeven. Waarom zou ik op de vlucht slaan? Wat had het voor zin? Er was dan toch niemand meer over om te beschermen.
Ergens diep van binnen klonk een stemmetje: er is hoop. Altijd! Blijf leven en zorg dat je de waarheid achterhaalt.
Dat gaf de doorslag. Ik moest maken dat ik wegkwam.
De tranen en de woede in de stem van mijn moeder stierven weg toen ik de afdeling af rende, de gang op, recht in de armen van een team doktoren en verpleegkundigen die vanaf de andere kant kwamen aangesneld. Ze letten totaal niet op mij, terwijl ik om hen heen rende om ze te ontwijken.
Van achter me hoorde ik iemand – een verpleegkundige – roepen: ‘Mevrouw Ormond, mevrouw Ormond! Uw dochter reageert. Ze bewoog! Ik zag haar oogleden trillen.’
‘Win!’ riep Rafe. ‘Het is waar. Ze beweegt. Het is waar!’
Een golf van vreugde overspoelde me. Het kwam goed met mijn zusje. Ik was zo blij dat de tranen over mijn wangen rolden. ‘Zet hem op, Gabi!’ riep ik keihard uit.
11.45 uur
Overal draaiden hoofden zich nieuwsgierig naar me toe terwijl ik door de gangen rende. Ik kon niets doen aan de bewakingscamera’s die op alle hoeken hingen, behalve mijn gezicht afgewend houden als ik erlangs kwam.
Ik was al bijna weer bij de receptiebalie toen het alarm stopte. De stilte die volgde, werd snel verbroken door een mededeling uit de luidsprekers. ‘Attentie, attentie! Dit is geen oefening. Er is een ernstig veiligheidsprobleem. Benader deze persoon niet,’ beval de stem, terwijl op de monitors die overal hingen een beeld verscheen van mij aan het bed van Gabi. ‘Hij is een gezochte crimineel en wordt beschouwd als buitengewoon gevaarlijk. Blijf rustig en breng alle patiënten naar de aangewezen beveiligde ruimtes. Attentie, attentie…’
Ik racete langs de receptie naar de uitgang en vloog naar buiten, de trap af. Op dat moment kwam er een politieauto met piepende remmen voor het ziekenhuis tot stilstand. De agent in de bijrijdersstoel draaide zijn hoofd om en we keken elkaar recht aan.
Nee… Van alle agenten in de hele stad moest het uitgerekend deze zijn. De agent die in het oude huis aan St. Johns Street over Boges was gestruikeld. Erger nog: de agent die ik met een injectienaald had gestoken en wiens pepperspray ik had gepikt. Niet te geloven.
‘Dat is hem!’ riep hij. ‘Dat kleine ettertje dat een naald in me heeft gestoken. Dat is het joch dat we moeten hebben! Grijp hem!’ Terwijl hij uitstapte, rommelde hij ergens mee.
Dat gaf me net genoeg tijd om weg te komen.
‘Hou hem tegen! Politie! Laat hem niet ontsnappen,’ schreeuwde hij door de straat.
Ik rende tussen de verbaasde mensen door, die niet wisten hoe snel ze voor me aan de kant moesten gaan.
Ik durfde geen kostbare tijd te verspillen met omkijken en schoot een hoek om. Mijn gedachten vlogen alle kanten op terwijl ik keihard doorrende. Ik dacht aan Gabi, die misschien weer bijkwam. Aan mam, die ik voor het eerst sinds tijden had gezien en die bijna een vreemde voor me was geworden. Ik werd heen en weer geslingerd tussen opwinding, verdriet en de angst om opgepakt te worden.
Ik hoorde hoe de politiewagen achter me gas gaf en de achtervolging inzette. Het was een drukke straat, maar ik was een gemakkelijk doelwit. Ik moest ze op de een of andere manier afschudden.
Snel maakte ik een bocht naar links een zijstraatje in. De politiewagen zette zijn sirene aan en achtervolgde me. Ik sprintte naar het eind van de straat, maar toen ik beter keek, zakte de moed me in de schoenen.
Ik was een doodlopende straat in gerend.
Een hoog hek van gaas versperde mijn weg naar de sportvelden die erachter lagen. De politiewagen was vlakbij. Ik had geen keus. Ik sprong omhoog en greep de bovenkant van het hek, klom ertegenop en wilde net mijn been eroverheen gooien toen mijn rugzak op de grond viel.
Alles, mijn hele wapenuitrusting, zat in die rugzak. Het Ormond-raadsel zat erin! Ik reageerde zonder na te denken. Ik moest hem hebben. Terwijl achter me de politieauto afremde, liet ik me op de grond vallen. Ik greep de rugzak, gooide die over het hek en wierp me weer tegen het gaas.
De pepperspray-agent was sneller dan zijn postuur deed vermoeden. Hij greep mijn been, het been dat nog steeds niet helemaal genezen was na de beet van de leeuw. Ik gilde het uit van de pijn en schopte met een kracht waarvan ik niet wist dat ik hem in mij had. De agent gaf een schreeuw toen ik zijn gezicht raakte. Ik draaide en worstelde me los, klauterde over het hek en liet me vallen op het gras aan de andere kant.
Ik had zin om triomfantelijk ‘yes!’ te roepen en een overwinningsdansje te doen, maar ik had andere dingen aan mijn hoofd. Ik moest maken dat ik daar wegkwam. Het zou niet lang duren voor ze met die politieauto waren omgereden om me aan de andere kant van het hek alsnog op te pakken.
Zo hard ik kon, rende ik het veld over. Aan de andere kant moest ik over een tweede hek klimmen, en net toen ik naar beneden op het trottoir sprong, hoorde ik de sirene naderen. Shit! De politie was er al.
Ik keek om me heen, op zoek naar een vluchtweg. Een eindje verderop zag ik een steegje dat te smal was voor auto’s. Ik rende de steeg door en vlak voor ik bij het andere eind kwam, keek ik nog even achterom. De politiewagen was aan het begin gestopt en de pepperspray-agent was uit de auto gesprongen om te voet de achtervolging in te zetten. Ik glimlachte. Met zijn logge lijf had hij geen schijn van kans om me nog in te halen.
20.23 uur
Toen ik de politie eenmaal had afgeschud, had ik me verstopt in een leeg pakhuis bij een kleine drukkerij, waar ik nu nog steeds zat.
De gebeurtenissen in het ziekenhuis speelden steeds opnieuw af in mijn hoofd en voor het eerst kon ik blij zijn als ik aan Gabi in haar ziekenhuisbed dacht.
Ze was veilig. In elk geval voorlopig. En ik had een plek gevonden waar ik vannacht kon blijven slapen. Eigenlijk wilde ik het liefst terug naar St. Johns Street, maar ik wist dat dat niet verstandig was. Het hol van Paria zou ook fantastisch zijn, maar daar kon ik niet heen voordat ik op de een of andere manier het geld had terugverdiend dat hij nog van me tegoed had. De plek waar ik nu zat, was oké tot ik een beter alternatief had gevonden.
Ik haalde mijn slaapzak uit de rugzak en het boek dat ik van Melba Snipe mee had gekregen viel op de grond.
De belofte die ik haar gedaan had om het bij haar vriendin Elvira te bezorgen, was ik compleet vergeten! Melba was zo aardig voor me geweest… Ik moest m’n woord aan haar houden. Morgen zou ik erheen gaan, nam ik me voor.