Het verhaal van de piraat

Lopez zette de jongens in een zittende houding tegen de muur. Ze hadden zich in hun hele leven nog niet zo vreemd gevoeld; hun hersens werkten normaal, maar ze konden hun ledematen absoluut niet bewegen.
'Ik zal jullie een verhaal vertellen, voor ik jullie tatoeëer,' brulde Zwartbaard. Hij trok een stoel naar zich toe en ging er achterstevoren op zitten. 'Er is eens een fortuin gestolen,' zei hij met zijn diepe stem. 'Een fortuin in munten, die werden gestolen van een rijke familie in Mexico. Het verhaal is me verteld door een stervende zeeman. Hij had de hele geschiedenis rechtstreeks gehoord van een van de mannen, die de munten gestolen hadden. Ze verborgen de schat in een hol, die dieven, in een hol dat bewaakt werd door slangen.'
Zwartbaard wees met zijn vinger naar zijn luisteraars tegen wil en dank. 'Iedereen die bij het stelen van het fortuin betrokken was, kreeg echter tegenslag,' zei hij. 'Door de vloek die op het geld rustte, begrijp je!'
'Welke vloek?' vroeg Frank.
'Natuurlijk de Vloek van de Caraïben,' brulde Zwartbaard. 'Daar wisten de bandieten niets van, want anders hadden ze die goudstukken nooit gestolen. De vloek werd uitgesproken toen de munten geslagen werden. Hij zou alle mensen treffen, die de munten zouden ontvreemden. Het moet wel waar zijn, want ik ben ook door die vloek getroffen. Maar ik heb geprobeerd er iets tegen te doen.'
Zwartbaard rolde een van zijn mouwen op en stak zijn blote arm naar voren. De jongens zagen dat er een opgerolde slang op getatoeëerd was. 'Ze zeiden dat je je tegen die vloek kon beschermen door deze afbeelding op je arm te laten tatoeëren voor je het hol inging om de munten te stelen. Maar het heeft niet geholpen. Net als de anderen heb ik veel tegenslag gehad.'
De piraat schudde mismoedig zijn hoofd. Hij stak een hand in zijn zak en haalde er een goudstuk uit. Hij wierp het omhoog en ving het weer op.
'Kijk maar eens, jongens. Dit is een van de munten waarop de Vloek van de Caraïben rust.'
Frank en Joe waren inmiddels tot de overtuiging gekomen dat Zwartbaard niet helemaal normaal was, maar ze vergaten alles toen ze de munt in zijn hand zagen.
'Het is net zo'n munt als van meneer Spanjaard,' zei Frank verbaasd.
'Ik heb ook horen vertellen,' grinnikte Zwartbaard, 'dat je al die tegenslag kwijt kon raken, door de afbeelding op iemand anders te tatoeëren. En dat ben ik nu van plan! Jullie ontsnappen me niet meer!'
Op dat moment werd het geluid van donderende voetstappen op de trap hoorbaar. Zwartbaar sprong achteruit.
'Lopez!' brulde hij. 'Grendel de deuren! Sluit de ramen! Ze zitten me achterna. Het is weer de Vloek van de Caraïben!'
Er klonk een daverende klap op de deur. En toen nog een. De panelen versplinterden en de scharnieren braken af. Commissaris Collig en zijn mannen stormden de kamer in.
'Ah, de hemel zij dank dat we jullie gevonden hebben, jongens!' hijgde de politieofficier, toen hij de Hardy's zag.
Zijn mannen overmeesterden heel snel de tegenstribbelende Zwartbaard en zijn bediende Lopez.
'Jullie hebben geen recht me dat aan te doen! Ik ben een nakomeling van Zwartbaard, de meest gevreesde piraat, die ooit de Atlantische Oceaan bevaren heeft!' brulde de gevangene met de zwarte baard. 'Ik zal de Vloek van de Caraïben over jullie uitspreken!'
'Wees nou maar voorzichtig met wat je zegt en ga hier geen vloeken uitspreken, anders krijg je een tik op je hoofd,' waarschuwde Collig.
Pas toen het rumoer wat verstomd was, beseften de politiemannen dat Frank en Joe niet in staat waren, op te staan. Collig maakte zich zorgen over hun toestand en hielp persoonlijk mee hen naar beneden te dragen. 'Als er iets met die jongens gebeurt, laat ik je ophangen!' brulde de politieofficier tegen de gevangenen.
Hij bracht de Hardy's zelf naar huis. Maar tijdens de rit naar huis knapten de jongens gelukkig weer op. De uitwerking van de vreemd ruikende stof was geheel verdwenen.
'Als u het niet erg vindt, komen we later naar het politiebureau om die piraat eens te ondervragen.'
'Jullie komen maar,' zei Collig, en hij reed weg, dankbaar dat de zoons van Fenton Hardy geen blijvend letsel hadden opgelopen.
Zodra de jongens thuis waren, gingen ze naar hun vader in de werkkamer en vertelden hem van hun recente avonturen.
'Zwartbaard beweert dat hij ergens een fortuin aan munten weet te vinden. Ze zien er precies uit als de munt die meneer Spanjaard heeft,' zei Frank opgewonden. 'Zou het niet goed zijn die twee mannen eens met elkaar te confronteren?'
'Ik kan nu ieder moment bericht uit Mexico City krijgen,' zei meneer Hardy. 'Ik geloof dat het beter is niets te ondernemen tot we wat meer weten.'
Hij legde uit dat hij een afdruk van de munt van meneer Spanjaard had gemaakt en deze per luchtpost naar Mexico had gezonden. Een half uur later kwam het antwoord en meneer Hardy riep de jongens bij zich om de inhoud te horen.
'Dit is een heel belangwekkend telegram,' zei hij. 'De Mexicaanse autoriteiten hebben mijn afdruk geïdentificeerd. Ze zeggen dat in 1725 voor een waarde van ongeveer vijftigduizend dollar van deze herdenkingsmunten zijn geslagen voor de familie Arezo in Carabaya.'
'Carabaya?' herhaalde Joe. 'Misschien is het dan toch niet de Vloek van de Caraïben, maar de Vloek van Carabaya.'
'Nu komen we tenminste eens wat verder met dat mysterie,' zei Joe. 'Denkt u dat de eigenlijke naam van meneer Spanjaard misschien Arezo zou kunnen zijn? Ik ga het hem vragen.'
'Niet zo snel, jongen,' waarschuwde zijn vader. 'Denk eraan dat die twee sinistere figuren, Butch Bauer en Zwartbaard, allebei iets te maken hadden met de afbeelding van het Spaanse vrouwenhoofd, die tussen twee haakjes doña Luisa heet. Ik geloof dat ik maar eens een telefoontje zal wagen naar het ministerie van buitenlandse zaken in Washington, om te vragen of ze daar gegevens hebben over een lid van de familie Arezo, die ons land bezoekt.'
Meneer Hardy pakte de telefoon, die op zijn bureau stond. Een paar minuten later sprak hij met een regeringskantoor. De jongens wachtten ongeduldig tot hun vader de hoorn neerlegde. Hij glimlachte toen hij zich naar zijn zoons keerde.
'Het huidige hoofd van de familie Arezo in Mexico is Fernando Arezo en hij is op het ogenblik in de Verenigde Staten!'
'Meneer Spanjaard?' riep Frank uit.
'Misschien. Naar ik begrepen heb is señor Arezo ongeveer vijfendertig jaar oud. Toen hij naar ons land kwam, was hij vergezeld van een bediende, die Manuel heet en een kleine hond, die Chico genoemd wordt.'
'En is die señor verdwenen?'
'Dat kon men mij niet vertellen. Voor zover men wist was señor Arezo op rondreis door het land. Maar als hij niet komt opdagen, kan het wel enige tijd duren voor men navraag naar hem doet.'
Joe zei weer dat hij met het nieuws naar meneer Spanjaard wilde. Maar meneer Hardy wees erop dat hij bang was dat dit weinig of niets zou uithalen. Als hun gast zich niets van het verleden kon herinneren, zou alleen het noemen van de naam Arezo hoogstwaarschijnlijk ook niets in zijn herinnering wakker maken.
'Ik zou een ander plan willen proberen,' zei hij. 'Ga eens stilletjes naar boven, Joe, en kijk of meneer Spanjaard slaapt. Als dat zo is, maak hem dan niet wakker.'
De jongen liep geruisloos naar de tweede verdieping en keek in de logeerkamer. Hun gast lag in een diepe slaap. Joe liep weer op zijn tenen naar beneden en bracht verslag uit.
'Goed,' glimlachte de detective. 'Soms reageert het onderbewustzijn op indrukken, waarop het normale bewustzijn dit niet doet. Per slot van rekening heeft meneer Spanjaard niet werkelijk zijn geheugen verloren. Dat overkomt niemand. Hij is alleen de sleutel tot het verleden kwijt. En bepaalde associaties zullen zijn geheugen weer wakker maken. Ik geloof dat we maar eens naar boven moeten gaan om hem een bezoek te brengen.'
Fenton Hardy legde uit wat hij van plan was.