Een waardevolle brief
Frank Hardy lag op een bank, aan handen en voeten gebonden en
met een prop in z'n mond.
Joe lag nog steeds op de tafel. Zwartbaard en zijn sinistere
bediende Lopez waren verdwenen.
De Hardy's werden snel bevrijd. Ze hadden geen verwondingen
opgelopen. De borst van Joe vertoonde alleen maar wat prikken. Er
was nog geen inkt aangebracht.
'En voortaan,' gromde commissaris Collig, 'laat je het ons
eerst weten als jullie van plan zijn, op eigen houtje op onderzoek
uit te gaan in dit deel van de stad. Als Wu Sing geen tip van een
vriend had gehad en ons niet gewaarschuwd had, zaten jullie nu in
een lastig parket.' Collig gaf een van de agenten opdracht, Sammy
naar het hoofdbureau te brengen.
Toen zei hij tegen de Hardy's dat hij hen wel naar huis zou
rijden. 'Hoe zijn jullie zo in die moeilijkheden verzeild geraakt?'
vroeg hij de jongens onderweg. 'Ik zou maar met het hele verhaal
voor de draad komen. We willen niet nog meer
onaangenaamheden.'
De jongens vertelden het hem. Ze legden hem ook uit, hoe ze
bij Zwartbaard gekomen waren.
'Zwartbaard, hè?' zei Collig. 'We zullen proberen hem te
vinden. Ik heb nog nooit eerder van hem gehoord en van Lopez ook
niet.'
Joe had niet verteld dat de man, die zich de afstammeling
noemde van de beruchte piraat, gezegd had dat hij de Vloek van de
Caraïben op zijn borst zou tatoeëren.
Toen de jongens even later thuiskwamen, vertelde hij dit
natuurlijk wel aan zijn vader en zijn broer.
Toen de beroemde detective en zijn zoons zich hadden
teruggetrokken in de werkkamer van Fenton Hardy — ze wilden mevrouw
Hardy en tante Gertrude niet onnodig ongerust maken — luisterde
vader Hardy aandachtig naar het hele verslag van de avonturen van
zijn zoons.
'Nou, het enige dat ik kan zeggen, is dat jullie heel veel
geluk hebben gehad,' merkte hij op, toen ze uitgesproken waren.
'Jullie hadden wel in ernstige moeilijkheden kunnen raken. Uit
hetgeen jullie me vertellen, ben ik geneigd te concluderen dat
Zwartbaard niet helemaal bij zijn verstand is.'
'Hij handelde in ieder geval niet als een normaal mens,'
stemde Joe in.
'Misschien staat hij wel in verbinding met een of andere bende
en is hij helemaal niet gek,' opperde Frank.
'Dat kan best zijn. Zolang hij op vrije voeten is, zullen
jullie heel voorzichtig moeten zijn,' zei zijn vader. 'Ik wil niet
dat jullie onnodig risico lopen.'
'We zouden wel eens een paar dagen naar Chet Morton kunnen
gaan,' zei Joe, die zich afvroeg of zijn vriend nog iets gevonden
had, sinds Frank en hij voor het laatst op de boerderij geweest
waren.
'Hoe moet dat dan met meneer Spanjaard?' vroeg Frank. 'Wie
moet hem dan in de gaten houden?'
'Als ik weg moet, vraag ik wel om een rechercheur in burger,'
antwoordde zijn vader.
'Gaan jullie maar naar Chet. Dat is helemaal geen kwaad idee.
Maar nu moeten we, geloof ik, eens een babbeltje maken met meneer
Spanjaard. Die opmerking van Zwartbaard over de Vloek van de
Caraïben zegt hem misschien wel iets.'
De vreemde gast werd gevraagd, in de werkkamer te komen. Hij
luisterde ernstig en belangstellend naar hetgeen de jongens over
hun avonturen van die dag vertelden.
'Zwartbaard? Lopez?' herhaalde hij ten slotte. Hij deed zijn
ogen dicht en poogde tevergeefs zich iets te herinneren. Toen keek
hij zijn vrienden hulpeloos aan. 'Het is dom van me. Het spijt me.
Maar ik kan me niets herinneren.'
'Maakt u er zich maar geen zorgen over,' adviseerde Fenton
Hardy vriendelijk. 'Het zal u binnenkort allemaal wel weer te
binnen schieten, neem ik aan. Geheugenverlies is een vreemd
verschijnsel. Het kan best zijn dat u een of andere ochtend wakker
wordt en dat u zich uw hele verleden weer glashelder voor de geest
kunt halen.'
'Ik hoop het,' zei meneer Spanjaard terneergeslagen. 'Het is
verschrikkelijk, helemaal niets over jezelf te weten.'
De volgende morgen verlieten Joe en Frank, na vroeg ontbeten
te hebben, hun huis en gingen op weg naar de boerderij van de
Morton's. Ze kwamen net op tijd bij het hek voor het huis om te
horen hoe Chet's vader zijn zoon eens flink de les las.
'Nog nooit in mijn leven heb ik zoiets meegemaakt!' zei meneer
Morton kwaad. 'Ik vond het al verdacht. Ik heb je nog nooit eerder
zo zien werken. Maar ik kan niet begrijpen, dat je, als ik je een
heel simpel karweitje opdraag, het dan niet gewoon doet, zonder er
zo'n ontzagwekkende bende van te maken. Het halve veld is
omgespit!'
Op dat moment keek meneer Morton op en zag de Hardy's die
vrolijk stonden te grinniken om het beduusde gezicht van hun
vriend. 'Kom er maar in, jongens,' zei hij opgewekt.
'Ik ben bang dat wij ook schuld hebben, meneer Morton,' zei
Frank.
Dat wilde meneer Morton echter niet geloven. Hij wendde zich
weer tot Chet.
'Wat was je eigenlijk van plan?'
Chet slikte moeilijk.
'Je kunt het je vader maar beter vertellen, Chet,' raadde
Frank hem aan.
'Wil je me vertellen dat er nog een verklaring voor is ook?
Was het dus geen gewone stommiteit?' wilde meneer Morton
weten.
Chet slikte weer.
'Ik..., ik groef naar een begraven schat,' zei hij ten slotte
aarzelend.
'Een begraven schat!' riep meneer Morton uit. 'Wie heeft
zoiets nou ooit gehoord? Wat heeft je in 's hemels naam ertoe
bewogen om hier naar een schat te gaan graven?'
'Iets dat ik gevonden heb,' mompelde Chet.
'Dat is waar, meneer Morton,' sprak Joe. 'We hebben Chet
geholpen.' Hij viste de oude munten uit zijn zak en gaf ze aan zijn
vader. 'Maar we hebben het tot nu toe geheim gehouden.'
Meneer Morton bestudeerde de munten. Zijn manier van doen
veranderde als bij toverslag.
'Dat is vreemd,' zei hij. 'Heel vreemd. Een begraven schat,
hè? Wil je zeggen dat je die munten hebt gevonden, toen je die
greppel aan het graven was?'
'Allebei,' zei Chet.
De vader van de dikke jongen keek op.
'Tja,' zei hij, 'dat verandert de zaak. Waarom heb je dat niet
eerder verteld? Nu kan ik jullie een geheim verklappen. Ik heb hier
zelf ook wat aan schatgraven gedaan, maar ik heb er niet eerder
over gesproken, omdat ik dacht dat het hele geval een grapje
was.'
Chet's ogen puilden uit zijn hoofd van verbazing. 'Maar vader,
wilt u zeggen dat u zeker weet dat hier ergens een schat begraven
ligt?'
'Nou, zeker weet ik het niet. Zoals ik net al zei, ik dacht
dat het een grapje was, daarom ben ik ermee opgehouden. Maar nu jij
werkelijk die oude munten gevonden hebt, is het misschien toch
waar.'
Meneer Morton vertelde dat hij, kort nadat hij de boerderij
had gekocht, wat reparaties had uitgevoerd. Toen hij een muur, die
in slechte staat verkeerde, afbrak, had hij tussen het puin een
klein, blikken busje gevonden, dat kennelijk in de muur verborgen
had gezeten. 'In het busje zat een oude brief,' vervolgde meneer
Morton. 'Een brief, waarin stond dat er een schat ergens op de
boerderij verborgen lag. Ik was natuurlijk zeer opgewonden over
mijn ontdekking, maar ik sprak er met niemand over, want ik was
bang dat het een grap zou blijken te zijn.'
Frank en Joe keken elkaar aan. Het verhaal van meneer Morton
had een heel nieuw licht op de zaak geworpen, niet alleen op de
mogelijkheid dat hier lang geleden een schat begraven was, maar ook
op het vermoeden van de Hardy's dat een dief hier kort geleden zijn
buit begraven zou kunnen hebben. Het zag er nu naar uit dat de
indringer naar de schat aan het graven was geweest. Het feit dat
hij niet meer was teruggekomen, deed de vraag rijzen of die man de
schat misschien had gevonden?
'Stond er in de brief dat de schat in het veld bij de beek
lag?' vroeg Chet hoopvol. Hij kon aan niets anders meer
denken.
'Er stond alleen in dat de schat in een veld lag, maar niet in
welk veld. Ik kan me de aanwijzingen nog duidelijk herinneren. Tien
passen ten westen van de eik, vier passen ten zuiden naar de witte
rots en dan zeven passen naar het oosten op een denkbeeldige lijn
naar de beek. Ik heb in het noordelijk deel van onze grond
gegraven, waar de beek ons veld instroomt. Er waren destijds op die
plek heel wat witte rotsblokken en ik dacht dat een van hen wel het
bedoelde rotsblok zou zijn.'
Chet was zeer opgewonden. Zijn twijfel over het al of niet
bestaan van de schat was helemaal verdwenen.
'Kom mee!' riep hij naar Frank en Joe. 'We zijn nu op het
goede spoor. Laten we weer gaan graven!'
'Ik zal de brief wel even halen,' zei meneer Morton
enthousiast. 'Gaan jullie maar naar het veld.'
Onderweg vroeg Frank of Tony hem nog was komen helpen.
'Nee, hij werkt bij zijn vader. Maar ik heb een oogje in het
zeil gehouden!' zei Chet trots.
Toen meneer Morton en de jongens een kwartier later bij de
beek waren, keken de jongens zeer onder de indruk naar de oude
brief. Het papier was op de plaatsen, waar het opgevouwen had
gezeten, bijna doorgescheurd. De inkt was zo verbleekt dat het
schrift nauwelijks meer te lezen was.
'Die brief moet wel heel oud zijn,' merkte Frank op.
'Misschien wel meer dan honderd jaar.'
'Ja,' stemde meneer Morton in, 'maar van hoeveel waarde is
hij? Dat is het belangrijkste.'
'Als de munten die we gevonden hebben een deel zijn van de
schat, dan is de brief nog veel ouder,' zei Chet.
'Dat is niet waarschijnlijk,' meende Joe, 'want de boerderij
is niet ouder dan honderd jaar, is het wel, meneer Morton?'
'Die brief kan toch wel afkomstig zijn uit een huis dat al
eerder dan het onze hier gestaan heeft,' hield Chet vol.
'Nou, laten we maar beginnen. Eerst gaan we naar een eik,' zei
zijn vader.
De jongens gingen onmiddellijk naar de enige eik, die bij de
beek groeide.
'En nu tien passen naar het westen,' las meneer Morton.
Zijn zoon nam tien stappen.
'Vier passen zuidelijk naar de witte rots.'
Dit was niet zo eenvoudig, want de enige grote steen, die ze
zagen was verder weg dan de aanwijzingen aangaven.
'Hij is door de tijd misschien wat verhuisd,' zei Chet,
helemaal niet uit het veld geslagen.
'En nu zeven passen naar het oosten, op een denkbeeldige lijn
naar de beek,' zei meneer Morton.
Zijn zoon nam zeven passen, bleef toen staan en keek zijn
vader aan.
'Als we hier gaan graven,' zei meneer Morton, 'dan geloof ik
dat we redelijk dicht bij de aangegeven plek zijn.
De schoppen werden gehaald. Chet's vader, die zijn zoon nog
geen half uur tevoren een standje had gegeven voor het graafwerk
dat hij in het weiland had verricht, was al spoedig net zo
enthousiast bezig als de anderen. De kluiten aarde vlogen in alle
richtingen.