De verborgen zak

'De man die me gevraagd heeft de zaak voor zijn regering te behandelen, maakt zich al geruime tijd zorgen ergens over,' vervolgde meneer Hardy. 'Zijn regering schijnt twee jaar geleden duizenden gouden munten naar ons land gezonden te hebben om bepaalde schulden af te betalen. Het goud was verpakt in kisten en werd per schip naar Amerika verzonden. Maar er stak een zware storm op...'
'En toen zonk de boot?' vroeg Joe.
'Nee, de boot zonk niet. Maar ze werd wel zwaar beschadigd en is hier vlakbij de Barmetbaai ingevaren om gerepareerd te worden. De volgende dag besloot de kapitein, de gouden munten veiligheidshalve aan land te laten brengen. Maar toen hij zijn opdracht had gegeven, bleek het geld verdwenen te zijn. Er was niets meer. Het goud is nooit meer teruggevonden. Aanvankelijk dacht men dat het een kwestie van tijd zou zijn voor men een of andere aanwijzing zou krijgen. Maar tot op de dag van vandaag is er geen spoor van het goud ontdekt,' besloot hij.
'Misschien is het omgesmolten en heeft men er Amerikaanse munten van geslagen,' opperde Joe..
'Dat kan ik moeilijk aannemen. Goudgeld is gemakkelijk te achterhalen, want er is maar weinig van in omloop,' antwoordde zijn vader. 'Maar je hebt me toch op een idee gebracht. Misschien zijn de munten wel gesmolten, maar dan met een ander doel. Als ik in het westen ben, zal ik die kant van de zaak eens nader onder de loep nemen. Zouden jullie nu niet naar Chet gaan. Maar zorg dat jullie morgen tegen lunchtijd thuis zijn. Dan rijden we samen naar het ziekenhuis om meneer Spanjaard op te halen.'
Meneer Hardy wilde niets meer over de nieuwe zaak vertellen. De jongens gaven dus gehoor aan zijn wenk en gingen op weg naar Chet. Frank en Joe vonden hun dikke vriend vast in slaap in de tent bij de beek. Frank porde Chet in zijn ribben.
'Opstaan!' commandeerde Joe. 'Je hebt een lekker dutje gedaan. Jij hoort de eerste wacht te nemen.'
'Waarom?' vroeg de dikzak geeuwend.
'Om de dief in zijn kraag te pakken, die zijn buit hier begraven heeft,' bracht Frank hem in herinnering.
'O! Dat is waar ook! Hoog tijd dat jullie terugkwamen,' mopperde zijn vriend.
De hele nacht kwam er echter niemand in de buurt van de plek.
'De dief zal waarschijnlijk niet meer terugkomen, zolang wij hier zijn,' mopperde Chet de volgende dag. 'Ik heb tabak van die hele geschiedenis. Vanavond ga ik eens heerlijk in mijn bed slapen.'
'En laat je ons hier dan alleen achter om die dief te grijpen?' vroeg Joe met een knipoogje naar Frank.
Nadat zijn vriend zich verontschuldigd had voor zijn onbedachtzaamheid, vertelde Joe dat hij en zijn broer thuis moesten blijven om op meneer Spanjaard te letten.
'Dan vraag ik Tony Prito hier,' zei Chet. 'Ik geef het niet op, hoor. Dat beloof ik jullie.'
'Zo mag ik het horen,' lachte Joe. 'En laat het ons direct weten als er iets gebeurt.'
De broers gingen naar huis. Hun vader was al terug uit New York en na het middagmaal gingen de jongens met Fenton Hardy op weg naar het ziekenhuis om meneer Spanjaard te bezoeken. Meneer Hardy had een van zijn eigen kostuums meegenomen ter vervanging van de gescheurde kleren, die de man gedragen had toen hij naar het ziekenhuis gebracht werd. De patiënt was zeer dankbaar, toen de detective het doel van hun komst vertelde.
'Dat is buitengewoon vriendelijk van u,' zei hij ernstig. 'Ik had me al afgevraagd wat ik moest beginnen. Het is een heel vervelende situatie. Maar hoe kan ik u terugbetalen? Per slot van rekening ben ik toch maar een vreemde voor u. Ik heb geen geld.'
'Laten we dat nu maar vergeten,' glimlachte Fenton Hardy. 'Het voornaamste is dat u weer beter wordt en dat u uw geheugen terugkrijgt. U bent van harte welkom bij ons thuis zolang u wilt.'
'Maar mijn kleren. Toen men mij op straat gevonden heeft, waren ze helemaal modderig en gescheurd. Ze zijn nog niet gereinigd.'
'Daar heb ik rekening mee gehouden en ik heb een kostuum van mezelf meegebracht. We hebben ongeveer dezelfde maat. Intussen zullen mijn jongens uw kostuum naar de kleermaker brengen om het te laten reinigen en repareren.'
Er werd besloten dat meneer Spanjaard en Fenton Hardy rechtstreeks naar huis zouden gaan, terwijl Frank en Joe het kostuum van de patiënt naar de stad zouden brengen om het in orde te laten maken.
'Hm! Dat pak mag zeker wel eens schoongemaakt worden,' was het commentaar van de kleermaker, toen hij het jasje omhoog hield. 'Daar heb ik wel een paar dagen voor nodig.'
Hij keerde handig de zakken om, ten einde zich ervan te verzekeren dat er niets van waarde in bleef zitten. Commissaris Collig had de jongens al verteld, dat de kleren van meneer Spanjaard grondig waren nagekeken om een aanwijzing te vinden voor zijn identiteit, maar dat men niets gevonden had. Frank en Joe waren daarom zeer verbaasd, toen de kleermaker iets tevoorschijn haalde.
'Hé! Wat is dat?'
Hij had een binnenzak omgekeerd, waarin een tweede zakje was aangebracht. Dat zakje was niet leeg.
'De meeste mensen laten wel iets in een zak achter en zeker als het een verborgen zakje is zoals dit,' zei hij.
Hij had een munt in zijn hand, een gouden munt.
'Die moest u maar meenemen,' vervolgde de kleermaker, terwijl hij het geldstuk aan Frank gaf. 'Het lijkt wel een gouden twintigdollarstuk.'
'Dank u wel,' zei Frank.
De jongens verlieten de zaak. Toen ze de straat uit waren, bleven ze staan en bekeken opgewonden de munt.
'Het is geen Amerikaans geld,' verklaarde Joe. 'Kijk maar! Wat zou het dan zijn?'
De munt was heel oud. Op de ene kant stond een jaartal, 1725. Op de andere kant stond de afbeelding van een vrouwengelaat met Spaanse hoofdtooi. De woorden erop, een religieuze spreuk, waren in het Spaans.
'Dat is gek, zeg,' zei Joe.
'Dat hoofd van die vrouw!' riep Frank uit. 'Dat is dezelfde afbeelding als die tatoeëring op de borst van die rover!'
'Weet je het zeker?'
'Beslist!'
De broers keken elkaar verbaasd aan. Ze begrepen dat deze munt, die zo goed verstopt was geweest in de geheime zak van meneer Spanjaard, wel eens een waardevolle aanwijzing zou kunnen zijn voor de identiteit van hun geheimzinnige gast. Had hij iets te maken met de kerel met die vreemde tatoeëring op zijn borst?
'Laten we met die munt eens naar Wu Sing gaan,' stelde Frank voor. 'Misschien kan hij zeggen waar hij vandaan komt.'
Maar de Chinees kende de munt niet. Er stond ook niets over in zijn boeken.
De jongens bedankten Wu Sing voor zijn moeite en gingen naar huis.
'Misschien verknoeien we onze tijd,' zei Joe. 'We moeten deze munt aan meneer Spanjaard laten zien. Misschien kan hij ons er alles over vertellen.'
Toen hun bezoeker echter de gouden munt zag, kon hij niet anders doen dan er met de grootste verbazing naar blijven kijken. 'Jullie zeggen dat je deze munt in mijn zak hebt gevonden?' vroeg hij, en zijn accent was nog duidelijker dan anders.
'Een geheime binnenzak. De mannen die u beroofd hebben, moeten die bergplaats over het hoofd gezien hebben.'
'Een vreemde munt,' peinsde meneer Spanjaard, terwijl hij het geldstuk bekeek. 'Heel vreemd. Heel oud. Maar nee, die munt zegt me niets.'
'Dat spijt me heel erg,' zei Frank meelevend.
De jongens hoorden dat meneer Hardy nog een paar uur thuis zou blijven. Daar zij dus niet zelf op hun gast hoefden te passen, gingen ze op weg naar meneer Carter. Misschien kende hij de munt. De verzamelaar toonde grote belangstelling voor het geldstuk, maar kon het niet thuisbrengen.
Teleurgesteld gingen Frank en Joe naar dr. Wakefield. De oude professor raakte zeer opgewonden toen hij de munt zag, maar ook hij kon het geheim niet ophelderen. 'Als die munt een authentieke uitgave is,' verklaarde hij, 'dan moet hij zeer zeldzaam zijn. Zoals jullie weten, stijgt de waarde van een munt naarmate hij zeldzamer is. Dit geldstuk is waarschijnlijk duizenden guldens waard.'
De jongens vertelden de professor maar niet, dat ze weinig belangstelling hadden voor de waarde van de munt. Wat hun het meeste interesseerde, was de connectie tussen de munt en meneer Spanjaard. Frank was in het bijzonder geïntrigeerd door de vreemde overeenkomst tussen het vrouwenhoofd op de munt en de tatoeëring op de borst van de man, die hem beroofd had.
'Denk je soms dat het een of ander symbool is?' vroeg Joe, toen hij met zijn broer naar huis terugliep. 'Misschien is het wel helemaal geen echte munt, maar een soort herkenningspenning voor leden van een genootschap.'
'Dat kon het best eens zijn,' stemde Frank in. 'Dat zou bovendien meteen de verklaring zijn, waarom die muntenverzamelaars geen enkele aanwijzing over die munt konden geven.'
'En in dat geval,' vervolgde Joe, 'zou het best eens kunnen zijn dat meneer Spanjaard en die getatoeëerde man...'
'...lid zijn van dezelfde bende?'
Joe knikte.
'Ik kan het gewoonweg niet geloven!' zei Frank. 'Meneer Spanjaard is een heer. Hij zou toch zeker niet in verbinding willen staan met zo iemand als die rover?'
'Per slot van rekening weten we niets van onze gast af. We mogen hem graag en het lijkt een aardige kerel, maar we konden het heus wel eens mis hebben. Je moet niet vergeten dat hij zijn geheugen kwijt is. Als hij dat weer terug heeft, kan heel goed blijken, dat hij een gevaarlijk misdadiger is.'
'Ja, dat is waar.'
Op dat moment liepen de jongens juist langs de winkel van Wu Sing. Ze hoorden een dringend geklop op het raam. Toen de Hardy's opkeken, zagen ze de oude man vanachter het glas naar hen wenken.
'Hebt u iets over die munt ontdekt, Wu Sing?' vroeg Frank gretig, toen ze de winkel binnenkwamen. De oude Chinees keek erg bedrukt.
'Nee, el is iets andels. Alsjeblieft meegaan naai achtelkamel.' Toen ze het kleine kantoor binnengingen deed Wu Sing zorgvuldig de deur dicht. Toen deed hij een bureaula open.
'Na jullie weggegaan vanmiddag,' zei hij, 'heb ik blief ontvangen, dleigblief. Denken, moeten jullie zien.'
Hij overhandigde de jongens een vel papier. Verbaasd lazen ze:

Wu Sing,
Het zou heel wat beter voor je zijn als je voortaan je mond hield over munten. Als de Hardy's nog eens inlichtingen komen vragen, zeg ze dan maar dat ze zich met hun eigen zaken moeten bemoeien. Als je deze waarschuwing niet ter harte neemt, ziet het er slecht voor je uit.