De indringer

De jongens keken elkaar ontsteld aan. Er was bewijs te over dat er iemand gedurende de nacht bij de greppel geweest was.
'Misschien heeft iemand ons hier gisteren zien werken,' zei Chet terneergeslagen. 'Hij is toen naderbij geslopen en heeft ons over de schat horen praten.'
'Dat is heel goed mogelijk,' stemde Frank in. 'Ben je er zeker van dat je er met niemand anders over gesproken hebt?'
'Met niemand,' zei de dikzak, terwijl hij langs de greppel heen en weer liep.
'Misschien is de man die hier vannacht gegraven heeft wel dezelfde die eerst de schat hier begraven heeft,' opperde Joe. 'Dat wil zeggen..., als er een schat geweest is.'
'De man die de munten hier begraven heeft, is waarschijnlijk al een paar honderd jaar dood,' wierp Chet tegen. 'En ik ben er zeker van dat het niet zijn geest was, die vannacht teruggekomen is om de schat op te graven.'
'Het kan best zijn dat die munten gestolen zijn,' zei Joe. 'Misschien heeft de dief ze hier begraven tot de kust veilig was en heeft hij ze vannacht opgehaald.'
Frank schudde weifelend zijn hoofd.
'Hij wist natuurlijk precies waar hij moest zijn, maar waarom heeft hij dan meer dan één gat gegraven?'
Chet krabde zorgelijk op zijn hoofd. 'Ik weet niet wat ik ervan denken moet.'
'Misschien heeft de dief niets gevonden,' zei Frank hoopvol. 'Misschien is hij wel in de war geraakt door al ons gegraaf. Het kan best zijn dat hij daarom aan die greppel is verder gegaan en pas later die gaten heeft gemaakt.'
Chet's gezicht klaarde op bij de gedachte aan die mogelijkheid.
'Geloof je? Laten we dan weer aan het werk gaan.'
'Prima,' stemde Joe in. 'Als we niets vinden, slaan we hier in de buurt een kamp op en dan houden we deze plek vannacht in de gaten. Als degene die hier gegraven heeft, niets gevonden heeft, komt hij waarschijnlijk terug.'
Chet wreef zich vol pret in de handen.
'In dat geval kunnen we hem laten graven tot hij iets vindt. Dan springen wij tevoorschijn en pikken de schat in. Op die manier sparen we ons een hoop moeite. We hoeven zelfs helemaal niet te werken vandaag.'
'Ik zou liever zelf het geld vinden,' zei Frank energiek.
'Welk geld?' riep een meisjesstem.
'Heb je wat verloren?' vroeg een tweede stem.
De jongens keken verbaasd op. Op slechts een paar meter afstand stonden Iola Morton en haar vriendin Callie Shaw. Ze waren over het zachte gras naderbij gekomen zonder geluid te maken. De meisjes barstten in lachen uit bij het zien van de verbaasde blikken van de drie jongens.
'Hemeltje, wat is er aan de hand?' vroeg Iola. 'Jullie kijken zo schuldig alsof je betrapt bent bij het beroven van een bank.'
'Wat is er allemaal met geld?' wilde Callie weten. 'Ik dacht dat jullie een greppel aan het graven waren. Maar nu lijkt het erop dat jullie geprobeerd hebben een begraven schat te vinden.'
'Ik..., ik... we spraken net over geld,' stotterde Chet. Hij keek zijn zuster nijdig aan. 'Wat kom je eigenlijk hier doen?'
'Maak je maar geen zorgen, we zullen jullie heus niet storen,' zei Iola. 'Er is een heel goede reden voor, dat we hier zijn. Er is opgebeld voor Frank en Joe en dat kwamen we maar even zeggen.'
'Voor ons?' riep Frank uit.
'Je moeder heeft net gebeld. Ze wil dat jullie allebei direct naar huis komen.'
'Was er iets bijzonders?' vroeg Joe snel.
'Dat heeft ze niet gezegd. Ik vond wel dat haar stem een beetje onzeker klonk.'
Frank gaf zijn schop aan Chet.
'Ik geloof dat je die greppel alleen zult moeten afmaken. Kom mee, Joe. Laten we voortmaken.'
'Ach, hé,' kermde de dikzak. 'En net nou ik dacht dat ik hulp had.'
'We zullen proberen vanavond terug te komen,' beloofde Joe, 'als moeder ons tenminste niet nodig heeft.'
'Ik hoop niet dat er iets mis is,' zei Frank. 'Misschien hebben ze wat nieuws ontdekt over die man in het hospitaal.'
'We zullen het in ieder geval vlug genoeg weten.'
In recordtijd waren de jongens terug in de Iepstraat. Ze liepen snel hun huis binnen en vonden hun moeder en tante Gertrude in de woonkamer. Tante Gertrude tuurde zenuwachtig door de gordijnen.
'Wat is er aan de hand?' vroeg Joe. 'Direct toen we uw boodschap kregen, zijn we op weg gegaan.'
'Hij is nu weg,' mompelde tante raadselachtig. Hij is de hoek om gegaan, zodra hij jullie zag aankomen.'
'Wie is weg? En wie is er om de hoek verdwenen?' vroeg haar neef.
'Een onbekende,' zei mevrouw Hardy zachtjes. 'Ik geloof dat hij ons huis in de gaten hield.'
Joe floot verbaasd tussen zijn tanden. Hij draaide zich bliksemsnel om naar de deur.
'Kom mee, Frank. Laten we hem achternagaan en vragen waarom hij hier rondhangt. Hoe ziet hij eruit, moeder?'
'Nee, ga nu niet weg,' beval tante Gertrude. 'We willen niet alleen hier blijven.'
'Waar is vader?' vroeg Frank.
'Hij is vanochtend vroeg naar Washington gevlogen,' zei mevrouw Hardy. 'Hij heeft de valse munten van tante Gertrude meegenomen.'
'Ik zeg je, dat hier meer achter steekt,' verklaarde tante grimmig. 'Die man die ons huis in de gaten hield, heeft beslist iets te maken met dat valse geld. Waarom zou hij anders hier zijn dan om mij te schaduwen?'
'Maar tante, hoe weet u nu dat hij precies ons huis in de gaten hield?' vroeg Joe. 'Het kan best zijn dat hij op iemand stond te wachten.'
'Wachten..., nonsens!' snibde tante Gertrude. 'Hij had een gemene, sinistere uitdrukking op zijn gezicht en een kwaadaardige blik in zijn ogen. En zodoende weet ik dat hij het huis in de gaten hield... en mij. Op hetzelfde moment dat ik hem zag, zei ik tegen je moeder: 'Die vent heeft weinig goeds in de zin. Hij deed net alsof hij niet naar het huis keek en zodoende weet ik zeker dat hij dat juist wel deed.'
Tante Gertrude keek de jongens triomfantelijk aan, alsof ze hen wilde uitdagen deze logische redenering tegen te spreken. Frank en Joe waren echter nog niet helemaal overtuigd. Hun tante haalde zich nogal eens vreemde dingen in het hoofd.
'Hij was groot en droeg een grijs kostuum. Hij had ook een klein snorretje,' voegde tante Gertrude er aan toe, alsof hiermee alle twijfel opgeheven was.
Frank en Joe liepen naar het raam.
'We zullen eens opletten. Als hij terugkomt, zien we wel wat hij in de zin heeft.'
Maar de geheimzinnige vreemdeling kwam niet terug, ofschoon tante Gertrude naar het raam bleef schieten onder het uiten van kreten als 'Daar is ie!' zodra er een willekeurige man in het zicht kwam. Tegen de tijd dat de koffiemaaltijd klaar was, waren de jongens er vrij zeker van dat het hele geval loos alarm geweest was.
'Ik geloof dat hij niet terugkomt,' zei Joe, terwijl het gezin aan tafel plaats nam.
'Daar zou ik maar niet zo zeker van zijn,' verklaarde tante Gertrude somber. 'Je moet niet vergeten...'
Ze werd in de rede gevallen door een hoop lawaai in de achtertuin. Woedend geschreeuw en geblaf van honden verstoorde de middagrust in de Iepstraat en de Hoogstraat. Tante Gertrude sprong strijdlustig overeind.
'Hoe zijn die honden in de achtertuin gekomen?' vroeg ze. 'Ik zal ze eens leren!'
Ze stormde door de keukendeur naar buiten.
Mevrouw Hardy en de jongens gingen haar achterna. Twee honden waren woedend met elkaar aan het vechten en twee mannen, kennelijk de eigenaars van de dieren, waren in een luid twistgesprek gewikkeld. 'Uw hond is begonnen!' brulde de een.
'Niet waar. Uw hond is begonnen!' schreeuwde de ander. 'En nou moet u maar zien dat ze ophouden.'
'Doe het zelf!'
Toen tante Gertrude zich in het dispuut mengde, was het lawaai helemaal oorverdovend. Ze maakte in precies vijf seconden een eind aan het gevecht, eenvoudig door op de honden af te stevenen en op zo'n angstaanjagende toon te commanderen: 'De tuin uit!' dat de dieren prompt op de vlucht sloegen.
Maar het verschil van mening tussen de beide mannen was niet zo snel afgelopen. Ieder van hen hield vol dat de hond van de ander begonnen was. Het werd nog ingewikkelder toen tante Gertrude zich in de strijd wierp en de beide mannen verweet dat ze hun honden los hadden laten lopen. Het duurde ruim een kwartier voor de mannen heel deemoedig en overlopend van verontschuldigingen de tuin van de Hardy's verlieten.
'Het idee! Vechten in onze tuin!' snoof tante Gertrude. 'Laten we nu maar verder eten.'
Joe was al naar binnen gegaan. Hij was nog maar net in de keuken toen hij een geluid in de hall hoorde. Het was alsof iemand tegen een stoel stootte. Het geluid werd gevolgd door snelle voetstappen. De jongen kwam net op tijd aan de voorzijde van het huis om een man door de voordeur te zien rennen. De deur sloeg met een klap dicht.