Gesmolten munten
Frank en Joe liepen haastig de logeerkamer in. Meneer
Spanjaard zat hevig verbaasd te kijken in een leunstoel bij het
raam, terwijl tante Gertrude naast hem stond met een ravage van
gebroken porselein aan haar voeten.
'Geef hem alstublieft aan mij!' vroeg ze. 'U heeft er toch
niets aan.'
De man keek haar verwonderd aan. In de palm van zijn
uitgestrekte hand zagen de jongens de vreemde, gouden munt, die ze
in de geheime zak van zijn kostuum gevonden hadden.
'Het..., het spijt me,' zei hij. 'Maar op een of andere manier
voel ik, dat ik die munt niet kan missen.'
'Maar wat heeft u eraan? Waarom wilt u hem houden?
Alstublieft!'
'Het is alles wat ik heb,' wierp meneer Spanjaard tegen. 'Het
enige wat me nog rest van mijn vroegere bestaan.'
Tante Gertrude draaide zich om en begon de scherven op te
rapen. 'O, goed hoor,' zei ze. 'Hou die munt dan maar als u er
zoveel waarde aan hecht. Maar ik zou zo denken dat iemand, die in
huis is bij vreemde mensen...'
Meneer Spanjaard kreeg een kleur van verwarring. Hij stond op
van zijn stoel.
'Als u bedoelt dat ik die munt zou kunnen gebruiken om te
betalen voor mijn eten en mijn logies hier...'
'Dat bedoel ik niet,' zei tante Gertrude, die begreep dat ze
wat te haastig gesproken had en dat ze de gast een heel verkeerd
idee had gegeven van hun gastvrijheid.
'Ik moet hier weg,' zei de man waardig. 'Het is per slot van
rekening niet zoals het hoort dat ik volslagen vreemden tot last
ben. Ik ga onmiddellijk weg.'
Frank deed een stap naar voren.
'Wacht u eens even alstublieft, meneer Spanjaard,' zei hij.
'Dat moet u nou niet doen. In de eerste plaats zijn we geen
vreemdelingen. Ik hoop tenminste dat u ons niet als zodanig
beschouwt.'
'En in de tweede plaats hebt u zich niet aan ons opgedrongen.
Wij hebben u zelf uitgenodigd,' voegde Joe er aan toe. 'Is dat niet
waar, tante Gertrude?'
'Natuurlijk is dat zo,' gaf ze direct toe, want ze wilde haar
uitlating maar al te graag goed maken. 'Meneer praat gewoon onzin.
We vinden het bijzonder prettig dat u bij ons bent, meneer
Spanjaard.' Ze legde de scherven op het dienblad en liep haastig de
kamer uit.
Frank en Joe moesten al hun overredingskracht aanwenden om hun
gast ervan te overtuigen dat hij bij hen moest blijven. Hij voelde
zich erg gegriefd, maar ten slotte gaf hij toe dat zijn onvoldoende
kennis van de Engelse taal er de oorzaak van zou kunnen zijn, dat
hij tante Gertrude niet helemaal goed begrepen had.
'U bent allemaal zo vriendelijk,' glimlachte hij. 'Ik had wel
kunnen weten dat geen van u allen me als ongewenste vreemdeling
beschouwt. Ik hoop dat ik u eens zal kunnen terugbetalen wat u voor
me doet.' Hij hield zijn hand met het geldstuk op. 'Als u deze munt
aan die mevrouw wilt...'
'O nee,' zei Frank. 'Die kunt u nog wel eens nodig hebben om
uw identiteit te bewijzen.'
Ze weigerden het goudstuk aan te nemen. Later legden ze tante
Gertrude beneden uit, dat de vreemde munt de enige aanwijzing was,
die hen zou kunnen helpen bij het uitzoeken van de identiteit van
hun gast. Frank vertelde haar, dat de munt in een geheime zak in
zijn kostuum verborgen was geweest en daarom veel waarde moest
hebben.
'Tot dusver zijn we er niet achter kunnen komen wat het voor
een munt is,' zei Joe. 'Hij is kennelijk heel zeldzaam.'
'Waarom hebben jullie dat niet meteen verteld toen je hem
gevonden had?' vroeg tante Gertrude. 'Dat komt er nou van als
jullie geheimen voor me hebben. Lieve hemel, ik kan waarschijnlijk
zelf dat hele geheim voor jullie oplossen.'
'Wilt u zeggen dat u iets van meneer Spanjaard weet en van die
gouden munt?' vroeg Frank verbaasd.
'Ik weet meer dan ik zeggen wil,' zei tante Gertrude
geheimzinnig, en zij weigerde nog verder over de zaak te
spreken.
De volgende ochtend kwam Fenton Hardy terug van zijn reis naar
het westen. Zijn zoons konden nauwelijks wachten om het resultaat
van zijn onderzoekingen te horen en zij waren reuzenieuwsgierig of
hij het geval van de geheimzinnige goudlading had kunnen
oplossen.
'Nou, ik heb in ieder geval gedeeltelijk succes gehad,'
vertelde de detective, toen ze met zijn drieën in de werkkamer
zaten. 'Het was eigenlijk jouw idee, dat me op het goede spoor
bracht.'
'Wat was dat dan?' vroeg zijn zoon verbaasd.
'Jij had het idee dat de munten wellicht gesmolten zouden zijn
en daar ben ik op gaan werken. Ik ontdekte dat een oude goudmijn in
het westen door een groep mannen uit het oosten voor een zacht
prijsje opgekocht was, ofschoon iedereen dacht dat die mijn al
jaren uitgeput was. Tot ieders verbazing begonnen ze algauw na de
aankoop baren goud aan te bieden aan de regering. Ze zeiden dat ze
een nieuwe ader gevonden hadden.'
'En was dat niet zo?' vroeg Frank.
'Nee. De mijn was werkelijk uitgeput. Er was geen goud meer te
vinden en na een poosje werd er niet meer gewerkt. Ik ontdekte dat
de mannen de mijn alleen gebruikten als camouflage. Ze ontvingen
baren goud uit het oosten en zonden ze vanuit de mijn door naar de
regeringsopslagplaatsen. Ze werden er uiteraard goed voor betaald
ook.'
'Dus zo hebben die dieven dat buitenlandse goud van de hand
gedaan,' zei Frank.
'Ja. Mijn theorie is, dat een aantal van die goudstaven
afkomstig was van de gouden munten uit het schip. Die zijn later
omgesmolten. Op die manier konden de dieven het goud van de hand
doen zonder gegrepen te worden.'
'Ik vraag me af of het dezelfde bende is, die de valse,
zilveren munten hier in omloop brengt,' zei Joe.
'Best mogelijk,' antwoordde zijn vader, 'maar ik heb toch zo'n
idee dat die bende hier in de buurt op kleinere schaal werkt. Het
zijn waarschijnlijk minder belangrijke misdadigers, die voor iedere
diefstal te vinden zijn. Misschien hebben ze wel de werktuigen van
die goudbende overgenomen. Het is nu in ieder geval mijn taak, die
materialen en de mannen, die het goud aan de regering verkocht
hebben, op te sporen.'
'Was er iemand bij de mijn, toen u daar ging kijken?'
'Nee. De bende was er al enige tijd weg. Maar ik heb van de
gelegenheid gebruik gemaakt om rond te neuzen.'
Meneer Hardy keek in de aantekeningen die hij op reis gemaakt
had. 'Frank,' zei hij toen, 'loop jij eens naar boven en haal een
van mijn oude briefordners van de zolder. Ik heb een paar jaar
geleden wat correspondentie gevoerd over goud. Er staat een 'G' op
de map. Hij ligt op een oude tafel bij de zoldertrap.'
Zijn zoon wilde hem maar al te graag helpen. Hij liep snel
naar de gang van de tweede verdieping en wilde de deur openmaken,
die naar de zolder voerde. Hij vond het vreemd dat de deur niet
helemaal goed dicht was. Gewoonlijk kwam er in dagen niemand op de
zolder. Maar nu was Frank ervan overtuigd dat iemand zojuist naar
boven was gegaan of net naar beneden was gekomen. Dat was
eigenaardig, te meer, omdat hij in de mening verkeerde dat zijn
moeder en tante Gertrude niet thuis waren en dat meneer Spanjaard
een wandeling aan het maken was met de rechercheur.
Voorzichtig bekeek Frank de treden van de trap. Die waren
enigszins stoffig en in het stof stonden voetstappen afgetekend. De
sporen leidden helemaal naar boven en er waren geen voetstappen die
naar beneden voerden.
Was er weer een dief in huis? Wie zou de jongen tegenkomen als
hij naar boven ging?
Plotseling hoorde hij het onmiskenbare rinkelen van metaal op
metaal. Frank sloop de trap op. Toen hij met zijn hoofd op de
hoogte van de zoldervloer was gekomen, keek hij nieuwsgierig rond.
En daar, geen twee meter van hem vandaan, zat tante Gertrude
geknield naast een oude koffer. Geheel onbewust van de aanwezigheid
van haar neef bladerde ze in een boek.
Even was Frank zeer teleurgesteld. Dat de geheimzinnige
bezoeker niemand anders bleek te zijn dan tante Gertrude was een
tegenvaller. Toen zag hij iets anders, iets zo ongewoons, dat hij
een zachte kreet van verbazing liet horen.
Op de grond naast de koffer lag een flinke berg
geldstukken!
Die zachte kreet had hem verraden. Tante Gertrude keek
verschrikt op.
Zij deed haar mond open en gilde.
'Frank Hardy, wat heeft dat te betekenen dat je me
bespioneert?' riep ze ontzet uit.