De Spanjaard
De jongens keken gespannen toe.
De man met de lantaarn liep zo voorzichtig, dat zijn voeten
geen geluid maakten op het zachte gras. Toen hij de tent naderde,
zei Frank zachtjes: 'Zoekt u iets?'
Er klonk een verschrikte kreet. De vreemdeling draaide zich
snel om en bescheen de drie jongens met zijn zaklantaarn.
'Verdraaid!' gromde hij. 'Waarom heb je niet eerder je mond
opengedaan? Ik schrok me bijna een ongeluk.'
De jongens lachten opgelucht, toen ze de stem herkenden van
agent Con Riley van de politie van Bayport.
'Wat doet u hier, zo ver van uw gewone route?' vroeg
Joe.
'Ik was op zoek naar jullie,' zei Riley. 'Commissaris Collig
heeft me gestuurd. Ik ben naar jullie huis gegaan, maar je tante
zei dat ik jullie waarschijnlijk bij de Morton's zou vinden. Op de
boerderij vertelden ze me dat jullie hier waren.'
'Wil commissaris Collig ons spreken? Waarover?'
'Hoe moet ik dat weten?' knorde Riley. 'Het enige wat ik weet
is, dat hij jullie wil spreken en vlug ook. Kom dus maar gauw mee.
Ik ben met een wagen.'
Op het hoofdbureau zat commissaris Collig al op hen te
wachten. Hij riep hen zijn privé-kantoor binnen.
'Het gaat om die beroving van gisteren,' legde hij uit. 'We
hebben een paar verdachte mensen opgepikt, Frank, allemaal met een
tatoeëring op hun borst. Ik wil dat je hen eens bekijkt. Misschien
bevindt de man, die we zoeken, zich wel onder hen.'
Hij ging de jongens voor naar een ondergronds vertrek. Aan een
kant van het vertrek was een podium waarboven fel schijnende
elektrische lampen hingen.
Op een wenk van commissaris Collig deed een agent een deur
naast het podium open. Onder bewaking van een brigadier schuifelden
vier mannen naar binnen. Zij knipperden met hun ogen tegen het
felle licht.
Frank bekeek de mannen en hun tatoeëringen aandachtig. Ten
slotte wendde hij zich tot de commissaris en schudde zijn hoofd.
'Geen van die vier is de man die mij heeft overvallen,' zei hij.
'De tatoeëring was heel anders.'
'O.K.,' antwoordde de politieman. 'Ik had er al niet veel hoop
op. We blijven het proberen.' Hij riep de brigadier. 'Laat die
mannen maar gaan, Sam.'
Toen de jongens het politiebureau verlieten, besloten ze nog
even naar het Gemeenteziekenhuis te gaan om te vragen naar de
toestand van de Spanjaard, de man die zijn geheugen kwijt
was.
Meneer Hardy had nog geen tijd gehad erheen te gaan en de
jongens wilden wel graag weten hoe de man het maakte. Een
verpleegster vertelde hen dat de geheimzinnige patiënt in de loop
van de dag aanzienlijk vooruit was gegaan.
'Hij weet echter nog steeds zijn naam niet,' zei ze. 'Ga hem
maar even opzoeken als jullie zin hebben.'
De Spanjaard zat overeind in bed en was er kennelijk beter aan
toe dan bij hun eerste bezoek.
'Als hij zijn geheugen niet kwijt was, zou hij morgen het
ziekenhuis kunnen verlaten,' zei de dienstdoende verpleegster. Toen
de Hardy's de kamer binnenkwam, lachte de Spanjaard hen vriendelijk
toe.
'Jullie waren al eerder hier,' zei hij. 'Het is heel
vriendelijk, me nog eens op te komen zoeken. Ik wou dat jullie me
konden helpen uitzoeken wie ik ben.'
'Dat zou ik ook willen meneer Spanjaard...,' begon Joe. De man
trok verbaasd zijn wenkbrauwen op. 'Hoe noem je me nu? Meneer
Spanjaard?'
'We moesten u een of andere naam geven,' lachte Frank, 'en
door uw accent kwamen we op meneer Spanjaard. Weet u helemaal niet
waar u vandaan komt?'
De patiënt schudde mistroostig zijn hoofd.
'Misschien kom ik er wel nooit meer achter. Het is
verschrikkelijk om je niets meer van vroeger te herinneren. Waar ik
vandaan ben gekomen, hoe ik hier terecht ben gekomen..., het is me
allemaal een raadsel.'
'We hebben de laatste maal dat we hier waren iets tegen u
gezegd, dat u bekend scheen voor te komen,' vertelde Joe. 'Later
zei u dat de woorden geen betekenis voor u hadden. We zullen het
nog eens proberen. De Vloek van de Caraïben.'
Meneer Spanjaard fronste nadenkend zijn voorhoofd. Ditmaal
waren de jongens ervan overtuigd, dat hij zich werkelijk inspande,
zich iets te herinneren.
'De Vloek van de Caraïben...,' herhaalde hij langzaam. Ten
slotte schudde hij zijn hoofd. 'Nee. Ik zou reuzeblij zijn als die
woorden iets voor me betekenden. Maar het maakt werkelijk niets in
mijn geheugen wakker. Helemaal niets.'
'Dat komt misschien later nog wel,' zei Frank troostend.
Op dat moment kwam de verpleegster binnen met de mededeling
dat de bezoektijd voorbij was. Ze beloofden meneer Spanjaard dat ze
hem zo gauw mogelijk weer zouden komen opzoeken.
'Mijn mening over hem is veranderd,' zei Frank tegen de
verpleegsters, nadat ze de kamer hadden verlaten. 'Hij schijnt
werkelijk een keurige kerel te zijn en geen misdadiger.'
'Daar heeft u gelijk in. Ik weet alleen niet wat we met hem
moeten beginnen. Hij is voldoende opgeknapt om ontslagen te worden,
maar waar moet hij naartoe? De directeur zei vandaag, dat jullie
hem misschien wel in huis konden nemen, omdat hij waarschijnlijk op
weg was naar meneer Hardy. We zitten op het ogenblik zo vol.'
Toen de deuren van het ziekenhuis achter hen dichtsloegen en
ze de stoep afliepen, zei Joe: 'Was dat een zachte wenk of
niet?'
'Het was wel iets meer dan een zachte wenk,' lachte Frank.
'Laten we maar eens horen wat ze er thuis van denken.'
Toen de jongens thuiskwamen, vonden ze mevrouw Hardy en tante
Gertrude in gesprek met meneer Hardy, die een paar minuten tevoren
teruggekomen was.
'Net als ik al zei,' snibde tante Gertrude onmiddellijk toen
ze de jongens zag. 'Dat loopt maar in en uit. Ik dacht dat jullie
vannacht bij de Morton's zouden blijven.'
Joe legde uit dat ze een voorstel hadden in verband met de
patiënt in het ziekenhuis en dat ze daarna weer naar Chet zouden
gaan.
'Die Spanjaard is weer aan het opknappen,' zei Frank. 'Hij
weet nog steeds helemaal niets, is zijn geheugen nog kwijt, maar
hij is weer zo ver opgeknapt, dat hij het ziekenhuis uit
mag.'
'Waar moet die man in 's hemelsnaam heen?' wilde tante
Gertrude weten.
'We dachten dat het geen slecht idee zou zijn, hem hier te
vragen,' zei Joe.
Mevrouw Hardy keek bedenkelijk. Fenton Hardy trok vragend zijn
wenkbrauwen op. En tante Gertrude barstte prompt los: 'Wat is dat
nou? Een gek in huis halen? Onzin? Dan neem ik de eerste trein naar
huis.'
'Maar hij is niet gek, tantetje,' legde Joe uit. 'De arme
kerel is alleen zijn geheugen kwijt.'
'Dat is vrijwel hetzelfde,' snoof tante Gertrude. 'Ik zou er
gek van worden als ik maar steeds probeerde, me iets te herinneren.
Laat ik jullie één ding zeggen; als die man hier in huis komt, dan
zullen jullie hier moeten blijven om op hem te passen. Het zou niet
eerlijk zijn tegenover je moeder en mij om ons hier alleen te laten
met een onwijze man.' Ze liep met opgestreken zeil de kamer uit. De
jongens vroegen hun vader wat hij ervan dacht.
'Ik ben er glad voor,' verklaarde Fenton Hardy. 'Afgezien van
het feit dat het een hartelijk gebaar zou zijn, omdat de arme kerel
geen onderkomen heeft en ook geen geld, zou ik ook wel graag willen
weten waarom meneer Spanjaard naar Bayport gekomen is. Als hij bij
ons is op het moment dat hij zijn geheugen terugkrijgt — en dat
moet toch een keer gebeuren — dan weten we meteen wat er aan de
hand is.' Meneer Hardy keek naar zijn vrouw, die hem begrijpend
toelachte.
'Ik vind het wel prettig, die arme man hier te hebben, als hij
tenminste komen wil,' zei ze goedig.
'Morgen brengen we hem hier,' zei Joe.
Frank knikte.
'Maar tante Gertrude heeft gelijk als ze zegt dat jullie thuis
moeten blijven,' zei meneer Hardy. 'Geen schatgraven meer, horen
jullie.'
Frank en Joe sprongen op. 'U weet het dus?' zeiden ze
verbaasd. De detective glimlachte.
'Ik wist van niets, tot jullie jezelf verraadden. Een heel
gewone gevolgtrekking. Ten eerste: Chet Morton houdt niet van
lichamelijke inspanning, dus waarom zou hij dag en nacht aan het
werk zijn? Ten tweede: waarom zouden zijn twee beste vrienden dag
en nacht op een veld willen bivakkeren en werken, tenzij ze op zoek
zijn naar iets heel belangrijks, zoals een begraven schat?'
De jongens keken hun vader bewonderend aan. Geen wonder dat
hij een van de beste detectives in het land was!
'Tjonge, vader, u bent geweldig!' zei Joe. Zijn gezicht
straalde.
'Nou, je vader heeft vast niet ontdekt wat er allemaal achter
steekt,' zei hun moeder, die de scherpzinnigheid van haar zoons
toch wilde verdedigen.
Frank en Joe keken haar dankbaar aan.
'Zelfs al vinden we geen schat, dan geloven we toch dat we
vandaag of morgen een dief zullen ontmaskeren,' antwoordde Frank.
'Een dief van vreemde munten.'
Hij vertelde zijn ouders van hun verdenkingen met betrekking
tot de kerel, die Chet Morton bewusteloos geslagen had. Nu was het
de beurt van meneer Hardy om verbaasd te zijn.
'Mooi werk,' prees hij. 'Ik hoop dat jullie die kerel te
pakken krijgen. Nu kunnen jullie beter naar Chet gaan, anders raakt
hij misschien in moeilijkheden. Maar je moet hem wel zeggen dat hij
een andere vriend moet zoeken om hem te helpen. Jullie zijn hier
nodig.'
'Om meneer Spanjaard in de gaten te houden?' vroeg
Frank.
'Ja. Ik moet een reisje naar het westen maken. Een
vertegenwoordiger van een vreemde mogendheid heeft me gevraagd een
zeer interessante zaak ter hand te nemen. Ik denk dat het iets te
maken heeft met omgesmolten munten. Ik zal jullie vertellen wat ik
weet.'