Chet's begraven schat

'Bestolen?' riep Frank uit.
'Je hoort toch wat ik zeg? Bestolen. Het is een schande.'
'Bedoelt u dat iemand uw portemonnaie gestolen heeft, tante Gertrude?' vroeg Frank.
'Die krijgen ze pas te pakken als ik dood ben,' verklaarde hun tante en ze greep haar enorme handtas nog eens extra stevig beet. 'Maar toch ben ik bestolen. Ik ga naar de politie!'
Beide jongens schoot dezelfde gedachte door het hoofd. Zou degene die hun tante bestolen had, misschien dezelfde zijn, die de man uit het hospitaal had aangevallen?
Hoewel de Hardy's nog jong waren, hadden ze toch al heel wat ervaring opgedaan in het opsporingswerk, onder leiding van hun beroemde vader, die particulier detective was. Ze vroegen zich af of de beroving van tante Gertrude een nieuwe zaak voor hen zou betekenen.
'Wat bent u kwijtgeraakt?' vroeg Frank.
'Ik ben niets kwijtgeraakt. Een krantenjongen in de trein heeft een biljet van tien gulden voor me gewisseld toen ik wat fruit kocht.'
'En heeft hij u toen te weinig geld teruggegeven?' vroeg Joe ongeduldig.
Hij wou dat zijn tante eindelijk eens zou zeggen wat er aan de hand was.
'Hij heeft me het juiste bedrag teruggegeven. Ik heb het nageteld. Maar nu,' — de stem van tante Gertrude werd scherp van verontwaardiging — 'nu kom ik tot de ontdekking, dat een deel van het geld niet goed is.'
'Vals geld?' vroeg Joe ongelovig.
Het idee dat iemand zijn tante te slim af kon zijn bij geldzaken, was zo fantastisch dat hij het niet kon geloven.
'Vals! Ieder kwartje en iedere gulden.' Tante Gertrude stak haar hand in haar enorme tas en viste er een aantal geldstukken uit. 'Bekijk ze maar! Ik kan me nog niet voorstellen, dat ik me zo heb laten bedriegen.'
De jongens zagen niets ongewoons aan de kwartjes en guldens. Als die geldstukken nagemaakt waren, dan was het toch knap gedaan.
'Ik ga het melden aan de politie!' verklaarde tante Gertrude vastberaden. 'Niemand kan mij geld afhandig maken zonder ervoor te boeten.'
Op dat moment kwam een man met een donkere bril, die kennelijk vlak bij hen op een trein had staan wachten, naderbij. 'Hoorde ik u zeggen dat u vals geld heeft, mevrouw?' vroeg hij met een krakende stem.
'En wat zou dat?' vroeg tante Gertrude bits.
Een vreemdeling die tante Gertrude aansprak, deed dat niet zonder risico en zeker niet als ze kwaad was.
De man was echter helemaal niet uit het veld geslagen door de afwijzende houding van tante.
'Ik wil die geldstukken wel kopen,' zei hij. 'Ik ben verzamelaar van munten. Het zou weer eens iets nieuws zijn, vals geld aan mijn verzameling toe te voegen. Ik geef u een dubbeltje voor ieder geldstuk.'
Tante Gertrude snoof van verontwaardiging. Ze keek de oude man kwaad aan.
'U denkt zeker, dat ik niet weet dat het tegen de wet is, vals geld uit te geven?' vroeg ze bars. 'Ik zou de kans lopen vijf jaar de gevangenis in te gaan wegens het uitgeven van een vals kwartje.'
'O, maar mevrouw," vervolgde de man op overredende toon, 'ik zou het natuurlijk aan niemand vertellen. Toe, ik geef u vijftien cent voor ieder geldstuk.'
'Ik verkoop u er geen van en ik geef u er ook geen gratis,' beet tante Gertrude hem toe. 'Ik geef ze aan mijn broer Fenton Hardy. Hij is detective en zal wel achter de mannen die dat valse geld gemaakt hebben, aan gaan.'
De ogen van de man knipperden achter de donkere glazen. Hij draaide zich haastig om, nam zijn koffer op en schuifelde zonder om te kijken de wachtkamer uit.
'Kom mee!' zei tante Gertrude tegen haar neven. 'Laten we gaan. Ik ben hier nu lang genoeg geweest. Dragen jullie mijn koffers maar en roep een taxi.'
'Hoe kwam u erachter dat dat geld vals was, tante Gertrude?' vroeg Joe nieuwsgierig.
Zijn tante keek hem scherp aan.
'Ik heb van mijn leven genoeg geld in handen gehad om dat te kunnen zien,' antwoordde ze geheimzinnig.
De Hardy's waren hoogst verbaasd. Het kwam hun bijzonder onwaarschijnlijk voor, dat een hoofdstuk uit het verleden van tante Gertrude zich had afgespeeld om vals geld.
De jongens vroegen zich af of hun tante iets voor hen verborgen hield. Ze gaf geen uitleg, maar veranderde plotseling van onderwerp. Korte tijd later stopte de taxi voor het huis van de Hardy's. Er heerste altijd grote opwinding en verwarring als tante Gertrude haar entree deed. Dat was ook nu het geval.
Tante stond genadig toe dat mevrouw Hardy haar een kus op de wang drukte en schreed toen naar de woonkamer, waar ze onmiddellijk een paar schilderijen op een andere plaats hing, een fauteuil verschoof en het vloerkleed rechttrok. Tijdens deze werkzaamheden stond haar mond geen moment stil.
'Breng mijn koffers naar boven. Zeg Joe, waar heb je mijn tas gelaten? Laura, je moet die gordijnen verder openschuiven, dan kan de zon naar binnen schijnen. Waar is Fenton? Die man is er nooit als ik kom.'
Gelukkig wandelde Fenton Hardy net op dat moment door de voordeur. Hij kuste zijn zuster en legde uit, dat hij even na Frank en Joe was thuisgekomen.
'Waarom ben je dan niet thuis gebleven? Zeg me nou niet, dat je ook naar het station bent gegaan.'
'Nee,' lachte de detective. 'De jongens hadden een boodschap voor me achtergelaten, waarin ze me vroegen, naar het Gemeenteziekenhuis te gaan. Ik hoopte dat ik terug zou zijn voordat jij kwam.'
'Ik begrijp het,' zei tante Gertrude.
'Hebt u die geheimzinnige vreemdeling gezien?' vroeg Frank.
'Wie is het, vader? Een van uw cliënten?' vroeg Joe opgewonden.
Fenton Hardy schudde zijn hoofd.
'Ik heb hem nog nooit in mijn leven gezien. Hij is me volslagen onbekend.'
'Maar waarom mompelde hij dan de woorden 'Hardy' en 'Iep'?' vroeg Frank verbaasd.
'Het kan best zijn dat hij hierheen onderweg was om mijn advies in te winnen. We zullen moeten wachten tot hij weer bij kennis is om daar achter te komen. Het kan echter heel goed zijn dat hij het niet haalt.' De jongens legden snel aan de dames uit wat er gebeurd was en toen zei Joe:
'Tante Gertrude heeft zelf ook een mysterie. Ze is een deskundige op het gebied van valse munten en ze kan er een paar laten zien ook.'
Zijn tante wierp hem een vernietigende blik toe, maar haalde toch een kwartje uit haar portemonnaie en gaf het aan haar broer. Nadat haar broer het geldstuk aan een nauwkeurig onderzoek had onderworpen, keek hij zijn zuster bewonderend aan. 'Je hebt gelijk, Gertrude,' zei hij. 'Maar het is zo knap gedaan, dat het bijna niet te zien is.'
'Bedoelt u dat je het ook niet kunt merken door erop te bijten of door het te laten rinkelen?' vroeg Frank.
'Precies,' antwoordde zijn vader. 'Zelfs het verschil in gewicht zou de meeste mensen niet opvallen. Ik ben ervan overtuigd dat dit geldstuk niet het juiste gehalte aan zilver heeft. Het is waarschijnlijk van een of ander goedkoop metaal gemaakt met slechts een dun laagje zilver. Ik geloof dat ik maar eens naar Washington zal gaan om hierover rapport uit te brengen.'
Tante Gertrude gaf haar broer de overige geldstukken en ging toen naar boven.
'Ik ga wat rusten,' zei ze over de leuning van de trap. 'Frank en Joe, jullie maken geen herrie, hoor!'
Op dat moment ging de bel en dus wachtte tante even om te zien wie het was.
Voor iemand naar de deur kon lopen, kwam een dikke, blozende jongen binnen, die wel uit zijn kleren scheen te barsten. Hij liep een banaan te eten.
'Hallo, mevrouw Hardy. Hallo, tante Gertrude. Goedemiddag, meneer Hardy,' groette hij.
Toen wenkte hij geheimzinnig naar Frank en Joe en verdween naar de keuken.
'Kom eens, jongens. Ik heb opwindend nieuws,' riep hij.
Het was niets ongewoons dat Chet zo onverwachts binnenkwam. Hij was dikke vrienden met de Hardy's en woonde op een boerderij aan de rand van de stad.
'Ik ben nog nooit in mijn leven zo opgewonden geweest,' zei Chet, ondanks deze woorden bijzonder rustig.
Frank en Joe hadden Chet Morton nog maar zelden opgewonden gezien.
'Wat is er gebeurd? Is er een rijke oom van je overleden en heeft hij je een banketbakkerij nagelaten?' lachte Joe.
'Het is helemaal niet om te lachen.' Chet knipoogde geheimzinnig. 'Ik heb iets heel belangrijks.' Toen fluisterde hij: 'Wat zouden jullie ervan zeggen, mee te delen in een begraven schat?'
Frank en Joe staarden hun vriend aan. 'Hou je ons nou voor de gek?' vroeg Frank.
'Je hebt gehoord wat ik zei,' deelde Chet Morton plechtig mee. 'Ik had het inderdaad over een begraven schat!'