Twaalf

Tokio/New York/Washington


'HALLO, HIROTO-SAN.'

'Dit is nu het Orakel,' zei Hiroto tegen Evan. Hij keek naar haar gezicht terwijl ze op de matzwarte kubus afliep. 'Orakel, dit is Evan.'

Hiroto had haar meegenomen naar het pakhuis bij de Sumida-rivier, waar het Orakel stond. Het was een donkere avond en er waren geen bewakers, alleen maar een ingewikkelde serie gecodeerde sloten die één voor één geopend moesten worden. Hiroto kende vanzelfsprekend alle codes. Het was leuk om Evan te kunnen laten zien hoe belangrijk hij was, dat hij zomaar toegang tot het Orakel had.

'JE HAD HAAR HIER NIET MEE NAARTOE MOETEN NEMEN,' zei het Orakel.

'Ik weet dat het een schending van Yuji's veiligheidsvoorschriften is,' zei Hiroto, 'maar ik heb er een goede reden voor. Deze vrouw is heel bijzonder. Jij kunt haar helpen... of beter gezegd, haar echtgenoot.'

'EVAN IS NIET GETROUWD,' zei het Orakel.

Evan, die om het Orakel heen was gelopen, stond nu volkomen stil.

'Wat bedoel je?' zei Hiroto. 'Ik begrijp je niet.'

'ER IS ZOVEEL DAT JIJ NIET BEGRIJPT, HlROTO-SAN. HAAL HAAR HIER ONMIDDELLIJK WEG.'

Evan draaide haar hoofd om en keek van het Orakel naar Hiroto en weer terug. 'Wat is er hier aan de hand?' Ze schonk hem een vragende glimlach.

'Het lijkt erop dat dit apparaat me niet mag. Maar dat is toch niet mogelijk?'

'!K WEET WIE JE BENT,' zei het Orakel dreigend. 'JE VORMT EEN BEDREIGING.'

'Ik verzeker je dat de machine voor zichzelf praat,' zei Hiroto. 'Ze lijkt op dit moment weinig zinnigs te melden te hebben, maar -'

'HIROTO-SAN.' De synthetische stem van het Orakel legde hem het zwijgen op. 'WEET JE WEL DAT DEZE VROUW TOSHIN KURO KOSAI is?'

'Het Genootschap van het Zwarte Zwaard? Onmogelijk! En trouwens, hoe kun jij dat nu weten?'

'ZE ZIT HEEL HOOG IN DE HIËRARCHIE, HlROTO-SAN, MAAR HET HEEFT GEEN ZIN HET HAAR TE VRAGEN. ZE ZAL HET TOCH ALLEEN MAAR ONTKENNEN. ZE BETEKENT GEVAAR, HlROTO-SAN, ZIE DAT TOCH IN.'

'Schenk er maar geen aandacht aan,' zei Hiroto tegen Evan. 'Ik denk dat er ergens een draadje loszit of zoiets.'

'ALS JE HAAR OP ME AANSLUIT, ZAL ZE HAAR GEDACHTEN NIET LANGER VOOR ME VERBORGEN KUNNEN HOUDEN. IKZAL DAN TOEGANG HEBBEN TOTAL HAAR GEHEIMEN, ALLE GEHEIMEN VAN HET GENOOTSCHAP.'

Hiroto zag dat deze mededeling Evan angst aanjoeg. Haar gezicht zag bleek en ze deed een stap terug, van de machine vandaan.

'Je wilt me toch niet -'

Hiroto lachte en probeerde haar angst wat te verzachten. 'Natuurlijk niet. Doe niet zo raar.' Hij gebaarde met zijn handen. 'Maar misschien was het een vergissing om jou hiermee naar toe te nemen. We kunnen beter gaan.'

'Laten we nog even wachten.'

'ZE WIL MEER OVER ME TE WETEN KOMEN, HlROTO-SAN. EN ZE ZAL DIE KENNIS MEE TERUGNEMEN NAAR HET GENOOTSCHAP. HET IS JE PLICHT OM ME TE BESCHERMEN.'

'Natuurlijk, en dat zal ik ook,' zei Hiroto. 'Maar waartegen? Waarom zou de Toshin Kuro Kosai jou willen hebben?'

'OM WAT IK KAN - OF ALTHANS BIJNA KAN,' zei het Orakel.

'En wat is dat dan wel?' vroeg Hiroto. 'Ik ken al je functies.'

'DlE KEN JE NIET. IK BEN IN STAAT HET DNA IN LEVENDE WEZENS TE VERANDEREN. IK KAN HET ZOVEEL OP DAT VAN DE LEDEN VAN HET GENOOTSCHAP LATEN LIJKEN, DAT ER VRIJWEL GEEN VERSCHIL MEER TUSSEN DIE TWEE IS.'

'Wil je me vertellen dat er achter mijn rug om experimenten worden uitgevoerd?'

'JA. HET PROCES is OP DIT MOMENT NOG NIET HELEMAAL VOLMAAKT. HET ENIGE MENSELIJKE WEZEN WIENS DNA IK HEB VERANDERD, IS INMIDDELS DOOD. MAAR YUJI EN HANA WERKEN AAN EEN MANIER OM DEZE FUNCTIE TE VERVOLMAKEN. EN ALS HET ZOVER IS, ZAL IK VOOR HET GENOOTSCHAP VAN HET GROOTSTE BELANG ZIJN. ZE ZOUDEN ME KUNNEN GEBRUIKEN OM DNA-VERANDERINGEN IN ANDEREN TE VERWEZENLIJKEN, ZODAT ZE HUN UITGEDUNDE GELEDEREN KUNNEN AANVULLEN. DAT IS DE REDEN VAN EVANS AANWEZIGHEID HIER.'

Hiroto wendde zich nu tot haar.

'Dat apparaat is duidelijk op hol geslagen,' zei Evan.

'GEEF HAAR AAN MIJ, HIROTO-SAN,' zei het Orakel. 'DAN ZAL IK JE BEWIJZEN WIE ZE IS.'

'Nu is het genoeg!' beval Hiroto, die voelde dat hij de greep op de situatie aan het verliezen was.

'HEB JE HAAR ECHTGENOOT GEZIEN, HIROTO-SAN?' vroeg het Orakel, met die demonische logica van hem. 'WEET JE ZEKER DAT HIJ BESTAAT?'

'Ik heb hem niet gezien,' gaf Hiroto toe. 'Maar ik hoef alleen maar samen met Evan naar het ziekenhuis te gaan. Haar echtgenoot ligt op dezelfde verdieping als Kazuki.'

'LAAT HAAR jou DAN DAAR MEE NAARTOE NEMEN,' zei het Orakel. Hiroto voelde zich steeds hulpelozer worden en keek Evan aan alsof hij tussen twee mysterieuze krachten werd verscheurd. 'Je hoeft me alleen maar de waarheid te vertellen.'

Er verschenen tranen in Evans ogen. 'Je bent wreed, Hiroto-san, om me aan een dergelijke ondervraging te onderwerpen,' zei ze snuffend. 'Natuurlijk liegt die machine.'

Hiroto keek haar fronsend aan. 'Een machine - zelfs eentje die zo geavanceerd is als het Orakel - kan niet liegen.' Hij deed nog een stap naar haar toe. 'Het kan misschien geen kwaad om eerst je echtgenoot eens op te zoeken.'

'DAT ZOU ZEKER GEEN KWAAD KUNNEN,' zei het Orakel, met zijn meest sarcastische stem.

'Het is al laat,' zei Evan.

'JA, TE LAAT,' echode het Orakel.

'Ik bedoel nu. Het bezoekuur is al voorbij. Morgen -'

'MORGEN HEEFT ZE DAAR IEMAND IN BED LIGGEN DIE VOOR HAAR ECHTGENOOT DOOR MOET GAAN,' zei het Orakel, scherpzinnig als een detective.

'Laten we hier een eind aan maken,' zei Evan ferm. 'Ik neem je mee naar het ziekenhuis en laat je het namenregister zien.'

Hiroto draaide zich naar haar om. 'Wil je dat?'

'Natuurlijk,' zei Evan, zonder een moment van aarzeling.

'GA NERGENS MET HAAR HEEN, HIROTO-SAN,' waarschuwde het Orakel.

'ZE IS NU HEEL GEVAARLIJK VOOR JE.'

'Waarom nu?' vroeg Hiroto.

'OMDAT ZE WEET DAT ER IN HET ZIEKENHUIS GEEN GEGEVENS BESTAAN OVER HAAR FICTIEVE ECHTGENOOT.'

'Als dat zo is, dan ben jij het die haar gevaarlijk heeft gemaakt.'

'DAT WEET IK, HlROTO-SAN.'

Hiroto hield de deur van het laboratorium open.

Buiten het pakhuis wierp de ene lamp boven de metalen deur een hard schijnsel, als dat van brandend magnesium. Hiroto zei: 'Het spijt me van die toestand daarboven, maar je moet begrijpen dat de veiligheidsmaatregelen uitermate streng zijn. Daar had het Orakel gelijk in.'

'Ik begrijp het,' zei Evan, die vlak naast hem stond. Er waren boogjes groen licht in haar donkere ogen verschenen en Hiroto greep naar zijn hart. Zijn mond opende en sloot zich in een wanhopige poging lucht naar binnen te krijgen, maar hij kon niet langer ademhalen. Zijn longen waren opgehouden te functioneren. Evan stapte bij Hiroto vandaan en zag hoe zijn ogen zich wijd opensperden. Hij deed één wankele stap achteruit, kwam met zijn rug tegen de muur van het pakhuis en zakte zwaar op de grond.

De geur van vis van de nabije Tsukiji-vismarkt drong in Evans neus terwijl ze toekeek hoe Hiroto heen en weer zwaaide, zijn vingers krommend en strekkend als een klein kind.

Ze hurkte in de schaduwen naast hem en zei zachtjes: 'Die verdomde machine. Ze was slimmer dan jij, arme Hiroto.' Ze sprak nu heel direct met hem en gebruikte haar gave om antwoorden aan hem te ontlokken. Pas toen ze er volkomen zeker van was dat hij geen informatie meer voor haar had, oefende ze een harde druk uit op de al overbelaste hartspier. Hiroto sprong op alsof er een elektrische stroom door hem heen ging. Toen zakte zijn lichaam weer in elkaar; alle leven was eruit verdwenen. Ze boog over hem heen, opende haar mond en klapte die zo heftig weer dicht dat de tanden met een hoorbare klap op elkaar kwamen. Ze haalde een doekje te voorschijn, wikkelde het om dat wat ze uit haar mond liet vallen en stopte toen het met bloed doorweekte pakketje weg.

Toen pakte ze hem bij zijn oksels en slingerde het lijk over haar slanke schouder. Zijn gewicht vormde voor haar geen enkel probleem. Ze bracht hem in zijn eigen auto naar huis, reed de garage in en liet hem daar achter het stuur van zijn auto en met draaiende motor achter. Ze waakte er zorgvuldig voor dat ze niets aanraakte toen ze naar buiten ging.

Evan keek onbewogen naar het donkere, slapende huis en dacht: Hiroto wist niet hoe Yuji en Hana het Orakel wilden aanpassen. Jammer. Als hij het wel had geweten, had ik het Orakel mee kunnen nemen en was ik niet langer van Minako en Yuji afhankelijk geweest. Maar er is nog niets verloren. Ik weet nu waar het apparaat staat. Laat Yuji en Hana eerst hun modificaties maar afmaken. En als Yuji dan zijn geheimen niet met ons wil delen, weet ik bij wie ik de antwoorden kan vinden: bij zijn halfzuster, Hana. Breathard.

'Wat?'

'Breathard komt eraan.'

Wolf pakte Chika's uitgestoken hand en liet zich door haar overeind trekken. Hij struikelde en viel bijna in haar armen. Tegen de met bloed bespatte muur leunend keek hij naar het verschrompelde lichaam van Kamiwara. Op dat moment hoorde hij een stem uit een luidspreker door het huis weergalmen. 'Hier politiecommandant Breathard! U bent omsingeld door een team in volle oproeruitrusting! Tegenstand is nutteloos en zal in uw dood resulteren. Gooi uw wapens neer en kom een voor een door de voordeur naar buiten. Zo niet, dan zijn de gevolgen voor u! U heeft een minuut om hieraan gevolg te geven. U staat allen onder arrest! En dat geldt ook voor jou, Matheson!'

Ze konden al het stampen horen van de agenten die in het gebouw binnendrongen. Het leek wel een heel leger te zijn. Hij staarde nog steeds naar Kamiwara. 'Die schoft probeerde me te vermoorden.'

Chika trok aan hem. 'We moeten hier weg.'

Hij had haar arm wel willen wegslaan, maar dan zou hij in het abattoir aan zijn voeten zijn gegleden. Ze plukte hem van de muur; hij was zo doorweekt door bloed dat zijn hemd aan hem kleefde of hij net uit het water was gehaald.

Christus, dacht hij, hoe wist Breathard dat hij hier was? Hij wil me al pakken voor die moord op Squire, maar als hij me in deze rotzooi aantreft, kan ik het helemaal wel vergeten.

Ze renden de keuken uit en de trap achter in het huis op. Op de overloop van de eerste verdieping duwde Chika hem in de schaduw langs de muur. Beneden gingen nu alle lichten aan en ze zagen de met riotguns bewapende agenten hun posities innemen. Toen zag Wolfde gestalte van Jack Breathard het licht in komen benen. Hij droeg een Kevlar kogelvrij vest onder zijn colbert. In de ene hand hield hij de megafoon, in de andere een .357 Magnum

- beslist niet zijn officiële dienstwapen. Een echte cowboy, dacht Wolf. Breathard zette de megafoon aan zijn lippen en herhaalde de woorden die Wolf en Chika even daarvoor ook al gehoord hadden. Wolf hoorde een scherp geluid onder hen. Hij greep haar hand. 'Wegwezen.'

Ze waren halverwege de eerste en tweede verdieping, toen er opnieuw een stem door de luidspreker brulde. 'Matheson, dit is Breathard! We hebben de hoofdcommissaris gevonden, althans wat er van hem over is! Geef jezelf over, nu je nog vrienden bij het korps hebt die je willen helpen!'

Even stilte, terwijl Wolf en Chika verder omhoog gingen, en toen een zacht pfoeff, en met een grote boog kwam een metalen bus op de trap onder hen terecht. Er klonk een zacht gesis en toen kwam er een wolk omhoog, naar hen toe drijven.

'Traangas,' zei Wolf.

Woesj!

Er volgden meer traangasgranaten en hij duwde haar snel voor zich uit. Tijd, dacht hij. Een klein beetje tijd is alles wat we nodig hebben. Boven aan de trap naar de derde verdieping keek Wolf omhoog op zoek naar iets waarvan hij wist dat het er moest zijn. Hij stak zijn armen omhoog, trok aan een ketting en toverde een verborgen trap te voorschijn. Ze klommen erlangs omhoog en hij trok hem weer achter zich op.

'Waar zijn we?' vroeg Chika, in het donker.

'De zolder,' zei Wolf, terwijl hij het zweet van zijn gezicht veegde. Hij trok haar met zich mee. 'Deze kant op.'

Aan de andere kant van de stoffige zolder was een raam met een elektronisch doosje eraan bevestigd. Een inbrekersalarm. Wolf zocht met zijn hand naar draden en trok ze vervolgens los van het kozijn. Toen hij het raam openschoof, kwam de kille buitenlucht hem tegemoet. Ze glipten naar buiten de aflopende stenen vensterbank eronder op. Wolf draaide zich om en deed het raam voorzichtig weer dicht. Ze bevonden zich nu aan de achterkant van het huis, aan het zicht van de agenten onttrokken door de klimop en de takken van de acacia's. Hij strekte zijn lichaam, voelde de dakrand en trok zichzelf op. Daarna pakte hij Chika's hand en trok haar ook op het dak.

Ze begonnen te lopen, van het ene op het andere dak springend. De meeste huizen waren aan elkaar vastgebouwd, maar af en toe waren er diepe, donkere stegen waar ze overheen moesten springen. Een paar keer bleef Wolf even staan omdat hij dacht een helikopter te horen, maar het geluid werd niet sterker en hij duwde Chika weer voor zich uit, verder en verder van de gevarenzone vandaan.

Aan het einde van het blok moesten ze wel omlaag. Wolf koos voor de trap in het huis, want hij was bang dat ze op de brandtrap te veel zouden opvallen.

Chika wrikte de deur naar het dak open en ze doken naar binnen. Wolf vloekte in stilte toen ze de trap afliepen, want hij begon zijn benen steeds meer te voelen en hij besefte dat Chika met opzet langzamer liep dan ze zou willen. Af en toe schoot er een intense pijn door zijn nek en zijn vlees brandde waar hij was gesneden. Bovendien voelde hij zich ook nog enigszins duizelig. Ze waren bijna op de begane grond, toen ze de voordeur open hoorden knallen, en direct daarop het zware gestamp van gelaarsde voeten. Wolf rende half glijdend, half lopend de rest van de trap af en schoot beneden achter Chika aan naar rechts, naar de achterkant van het huis, terwijl de politie de vestibule binnenstormde.

Ze hoorden een officier afgemeten bevelen schreeuwen toen ze de achterdeur openrukten en diagonaal over een minuscule binnenplaats renden die hoog lag opgestapeld met afval dat zo verschrikkelijk stonk dat Wolf ervan moest kokhalzen. Ze schoten een steeg in die tussen twee afbrokkelende muren door liep en vermorzelden met hun zolen de injectiespuiten die hier in groten getale lagen.

De steeg kwam op een zijstraat uit en toen ze naar links keken, zagen ze dat daar een barricade was opgetrokken.

'O, mijn God,' zei Chika.

Wolf wierp een snelle blik in de richting vanwaar ze gekomen waren en zag de agenten, die eruitzagen als soldaten, al over de kleine binnenplaats uitzwermen. Het zou nog maar enkele seconden duren voor ze het eind van de steeg zouden bereiken.

In de val, dacht hij bitter.

Toen hoorde hij het gekrijs van banden, zag een gedeukte gele taxi een half blok naar rechts de hoek om komen scheuren en op hen afkomen rijden. Hij pakte het stalen werpmes en boog zijn arm om te gooien, toen hij een bekende stem hoorde schreeuwen. 'Hé, niet doen! Ik ben het, Bobby!'

Wolf zag nu dat het inderdaad Bobby was, die hun oude neutrale wagen bestuurde. Hij bleef stokstijf staan.

'In hemelsnaam, stap in!' gilde Bobby Connor.

De agenten waren nu in de steeg en de mannen bij de barricade maakten een doorgang vrij voor een patrouillewagen. Met brullende motor en rokende banden kwam hij op hen af en er was niet langer tijd om na te denken, alleen om te bewegen.

Hij schoof Chika op de achterbank en sprong er toen zelf in. Bobby gaf plankgas, scheurde de straat uit en draaide een eenrichtingstraat in, tegen de rijrichting in. Er was gelukkig geen verkeer, alleen maar geparkeerde auto's, met op een gegeven moment een dubbel geparkeerd busje dat Bobby op een haar na miste. Toen schoot hij met gillende banden 86th Street op, in de richting van Central Park.

'Prima timing,' zei Wolf. 'Maar hoe heb je me in vredesnaam weten te vinden? En dat geldt trouwens ook voor Breathard.'

'Die schoft van een Breathard wil je met alle geweld laten hangen,' zei Bobby, terwijl hij langs een bus manoeuvreerde die in een wolk van uitlaatgassen van het trottoir optrok. 'Ik kreeg een tip dat hij een oproerteam aan het mobiliseren was en dat maakte me nieuwsgierig. Het schijnt dat Breathard een telefoontje heeft gekregen dat er hem van op de hoogte heeft gebracht waar jij was.'

'Dat is onmogelijk,' zei Wolf. 'Niemand wist dat.'

'Toch wel, kennelijk, en die iemand heeft Breathard gebeld.' Bobby keek Wolfin het achteruitkijkspiegeltje aan. 'Je weet dat alle interlokale gesprekken genoteerd worden. Een routinekwestie. Direct nadat Breathard een telefoontje had gekregen uit een twee-nul-tweezone, liet hij de honden los.'

'Rij naar het zuiden,' zei Chika. 'Ga naar Central Park South.'

Wolf zag Bobby via het achteruitkijkspiegeltje enigszins bevreemd naar haar kijken. 'Doe wat ze zegt,' zei hij. Twee-nul-twee, dacht hij. Dat is Washington. De enige andere persoon die wist waar hij mee bezig was, was Shipley. 'Je bent nu een van ons,' had Shipley gezegd, om hem vervolgens te verlinken. Waarom? Van wie kreeg Shipley eigenlijk zijn orders?

Bobby reed door rood licht het park in en mengde zich in het drukke verkeer. 'Ik heb deze kar maar genomen, Wolf, want een taxi is moeilijker te volgen.'

'Prima.' Wolf had zich omgedraaid en tuurde door de achterruit. 'Ik zie niemand.'

'Ik ook niet,' zei Bobby. 'Ik denk dat we ze kwijt zijn.' Hij reed opnieuw door rood licht, hetgeen niets bijzonders was voor een Newyorkse taxi, de politie was er al aan gewend, maar reed daarbij wel bijna een paar joggers ondersteboven.

'Ik ben bij Squire's broer langs geweest, zoals je me gevraagd hebt,' meldde Bobby. 'Het kostte wat moeite, maar toen hij eenmaal wist met wie hij te maken had, stemde hij toe in een ontmoeting. Squire vertelde de waarheid, Wolf. Zijn broer stond voor vijfentwintig rooien bij de geldschieters in het krijt. En dat is ongeveer net zoveel als hij per jaar verdient. Het interessante is echter dat de broer een betalingsschema overeen was gekomen waarbij hij de woekeraars elke twee weken een deel afbetaalde.'

Hij minderde vaart om een koetsje in te halen dat, getrokken door een wat vermoeid ogend paard, over het asfalt ratelde.

'Toen, een paar dagen voor jouw ruzie met Squire, veranderde alles plotseling,' ging Bobby verder. 'Een paar van die griezels die de woekeraars altijd achter de hand hebben, gingen naar de plaatselijke school en - luister goed - bedreigden het dochtertje van de broer. Het kind is nauwelijks acht jaar oud.'

'Ja, dat weet ik,' zei Wolf. Hij had door de achterruit het verkeer achter hen in de gaten gehouden.

'Nou ja, dat is nou niet bepaald de standaardprocedure voor woekeraars, om familie te intimideren - zeker niet als hun slachtoffer gewoon betaalt. Dat is de reden dat Squire doorsloeg, volgens zijn broer.'

'Je bent nogal bezig geweest,' zei Wolf goedkeurend. 'Heeft de broer enig idee wie Squire neergeknald heeft?'

Ze waren inmiddels bijna in de zuidoostelijke hoek van Central Park en de wolkenkrabbers van Central Park South doemden voor hen op.

'Misschien wel, misschien niet,' zei Bobby. 'De broer gaf toe dat hij Squire op de ochtend van de moord is wezen opzoeken. Hij wilde hem wat zien te kalmeren; hij was ervan overtuigd dat hij de woekeraars tot reden kon brengen. Hij heeft Squire ook gevonden. Het feit is alleen dat hij vijf minuten eerder ter plekke was dan hij Breathards mensen wilde doen geloven. Tegen mij heeft hij toegegeven dat hij een auto zag wegrijden. Er zat één persoon in, een man, daarvan was hij overtuigd. En hij denkt dat de chauffeur een oosterling was; een Japanner, denkt hij.'

'Dat lijkt me nogal onlogisch,' zei Wolf. 'Die woekeraars zouden iemand uit Detroit of Chicago hebben laten overkomen om hun vuile was op te knappen.'

'Ja, dat was ook mijn gedachte,' zei Bobby, terwijl hij Central Park South opreed. 'En dan nog iets: de broer zwoer dat de auto een regeringsnummerbord had.'

Een regeringsnummerbord, dacht Wolf. Opnieuw stillen? En opnieuw dacht hij: Van wie krijgt Shipley zijn orders? 'Shit! Waarom vertelt hij dit niet tegen Breathard?'

'Wolf, je moet goed begrijpen dat er momenteel een enorm gespannen sfeer is binnen het korps. Breathard heeft zo langzamerhand alle zwarten in het korps achter zich. De broer is bang voor dwarsligger door te gaan en de hele zwarte gemeenschap over zich heen te krijgen. Breathard zegt dat je een oplichter bent en niemand in zijn omgeving lijkt hem tegen te spreken. Belachelijk, maar het is helaas niet anders.' Bobby schudde zijn hoofd. Er was een nieuw geluid de taxi binnengedrongen en Wolf deed zijn uiterste best om het thuis te brengen, want elke nieuwe zintuiglijke waarneming kon nu van levensbelang zijn. Hij hoorde het opnieuw, nog maar een blok van hen vandaan, maar toen leek het weer weg te sterven in de chaotische heksenketel van het verkeer.

Maar Wolfs getrainde oren vingen het geluid opnieuw op en plotseling herkende hij het.

'Jezus,' zei hij tegen Bobby, 'ze hebben daarboven een helikopter zitten.'

'O verdomme, wat ben ik toch een hufter,' zei Bobby, terwijl hij met zijn beide handen op het stuur sloeg. 'Ze pikken ons er natuurlijk zo uit vanwege die infrarood-gevoelige verf op het dak van de taxi.' Met gierende remmen bracht hij de taxi tot stilstand en schreeuwde: 'Eruit jullie, onmiddellijk!'

Wolf aarzelde geen moment en trok Chika met zich mee de taxi uit. Toen Bobby echter niet volgde, draaide hij zich om. 'Kom op!' schreeuwde hij. Hij keek even omhoog en zag de neus van de politiehelikopter als een roofvogel boven het Plaza Hotel opdoemen. 'In hemelsnaam, Bobby, kom eruit. Ze hebben de auto nu elk moment in het vizier!'

'Maak je geen zorgen. Ze zullen mij niet raken. Ze -'

'Dit is Breathard, maat. Nu hij eenmaal officieel toestemming heeft om zijn gang te gaan, worden er geen vragen meer gesteld.'

'Ik ga niet met jou mee.'

De helikopter was nu bijna voorbij het hotel.

'Maak dat je wegkomt van het doelwit, Bobby,' zei Wolf. 'En ik weet waarover ik praat.'

Toen trok Chika hem met zich mee langs de zuidzijde van de straat en renden ze in de beschermende schaduw van de wolkenkrabbers in westelijke richting weg.

Wolf keek achterom en zag de gele taxi van het trottoir wegrijden. Het geluid van de helikopter was nu zo luid dat voetgangers naar boven keken en het verkeer met oorverdovend getoeter tot stilstand kwam. De schaduw ervan gleed over het asfalt en Wolf zag de gele taxi plotseling remmen, waarna Bobby eruit kwam sprinten. Er was een groot gat tussen de taxi en het overige verkeer. Voetgangers waren achteruit gedeinsd. Een elektronisch versterkte stem, waarschijnlijk die van Breathard, klonk boven het geraas van de helikopter uit, die overhelde, de neus naar beneden duwde en naar een plekje om te landen zocht.

Op dat moment, net voor hij neerkwam, zag Wolf Bobby weer. Een groot gevoel van opluchting ging door hem heen toen hij Bobby zich een weg zag banen tussen de stilstaande auto's door. Hij was bijna ter hoogte van de plek waar Wolf en Chika in de schaduw van een wolkenkrabber stonden weggedoken, toen Wolf hem zich zag omdraaien. Een figuur op een enorme, dieprode Electra-Glide Harley kwam vanuit het park op hem afrijden en Wolf herkende direct in hem de kleine Japanner Suma.

'Bobby!'

Chika trok hem met een ruk terug in de bescherming van de overhangende gevel. Hij zag Bobby om zijn as draaien, hevig schokken en in helderblauwe vlammen uitbarsten.

Ham Conrad stond op het punt een partijtje tennis te beginnen met Harris Patterson, de advocaat die met Marion Starr St. James had staan praten toen hij haar voor het eerst had gezien, toen er iemand op hem af kwam lopen.

Hij zuchtte gelaten. 'Hallo, mrs. Simmons,' zei hij, zijn meest charmante glimlach producerend. Ineens realiseerde hij zich dat zij de vrouw was geweest die Marion en hem op het terras aan Columbia Road had zitten aanstaren.

'Zou je me maar niet gewoon Audrey noemen, Ham?' zei Audrey Simmons. 'Maar goed, ik ben zeer vereerd dat je me in ieder geval herkent.' Ze had een uiterst modieus tennispakje aan, dat Ham toch op minstens driehonderd dollar schatte. De vrouw van senator Simmons had een dure smaak, dat was duidelijk.

Ze legde haar racket over haar schouder en streek met haar lange, bloedrode vingernagels door het haar op zijn onderarm. Het tennispakje deed haar langbenige, gespierde gestalte goed uitkomen. Ham zag haar tepels door het dunne katoen van haar shirt heen prikken; hij was er zich nadrukkelijk bewust van dat ze geen b.h. droeg en hij vroeg zich af of ze hier wel was gekomen om te tennissen.

Audrey schonk hem een flitsende glimlach en deed nog een stap dichter naar hem toe. 'Ik ben blij dat je geniet van wat je ziet.'

'Mrs. Simmons - Audrey, ik wil niet onbeschoft lijken, maar mijn medespeler staat te wachten en -'

'Ja, de knappe maar stompzinnige Harris Patterson.'

'Je kent hem?'

'Hem kennen?' Audrey glimlachte liefjes. 'Ik heb hem gehad.'

Goeie God, dacht Ham, met wat voor vrouw is Leiand Simmons in vredesnaam getrouwd?

Audrey's bloedrode vingernagels plukten nu aan zijn shirt. 'Ham, ik vraag me af of je wel weet hoe graag ik met je wil neuken.'

'Audrey, echt, ik -'

'Ik droom er constant over hoe ik je lul in mijn mond neem, hem hard voel worden terwijl ik hem lik, hem zuchtend zie spuiten -'

'Niet zo hard, alsjeblieft.' Ham leidde haar naar het hek langs de tennisbaan, zodat niemand hen kon horen. Maar hij was niet voorbereid op haar vrije hand, die strelend tussen zijn benen gleed.

Haar ogen lichtten op. 'Ik doe je dus toch wel iets.'

'Audrey, houd daarmee op,' zei hij, haar hand wegduwend. 'Je echtgenoot heeft je bij me langs gestuurd omdat ik je zoon misschien kon helpen. Ik heb hem geholpen, klaar.'

'Nee,' zei ze, 'dat zie je verkeerd. Jij en ik weten allebei dat wanneer de tijd daar is, jij mijn echtgenoot belt voor een wederdienst. Zo gaat dat nu eenmaal in deze contreien. Waarom zou dat dan voor mij niet gelden?' Ze keek hem in de ogen en zag daar iets sluimeren. 'O, ik begrijp het al. Je denkt dat mijn echtgenoot je wel kan helpen, maar ik niet.' Ze glimlachte.

'Maar ook dat zie je verkeerd.' Ze tikte peinzend met haar wijsvinger tegen haar lippen. 'Laat me eens even zien, waarom speel jij op dit ogenblik tennis met de goed toegeruste maar hoogst vervelende Harris Patterson?' Ze giechelde toen ze de uitdrukking op zijn gezicht zag, maar toen ze verder ging, stond haar gezicht weer ernstig. 'Ik vraag me af of het misschien iets te maken heeft met die vrouw waarmee ik je gisteren zag. Marion Starr St. James.'

'Ken jij Marion?'

Ze trok een wenkbrauw op. 'Is het al Marion? Ik ken haar via via, door Harris. Maar ik heb haar nooit persoonlijk ontmoet.' Ze glimlachte weer die lieve glimlach. 'Harris houdt ervan om te praten... na afloop. Hij zegt dat dat hem helpt de druk van de ketel te krijgen. Wat een hufter - maar soms wel een nuttige hufter, dat moet ik toegeven. Ben je geïnteresseerd?'

' Audrey, ik ben niet geïnteresseerd in jouw verwrongen idee van voor wat hoort wat.'

Ze keek hem pruilend aan. 'Houd je dan helemaal niet van me, ook niet een heel klein beetje?' Haar vingers raakten hem weer aan. 'Niet liegen, Ham. Je lichaam verraadt je onmiddellijk.'

'Je bent behoorlijk aantrekkelijk,' zei hij eerlijk.

Haar glimlach verbreedde zich. 'Maar het is mijn houding die je tegenstaat, niet, met mijn gepraat over afzuigen en naar bed gaan met Harris?'

'Nou ja, het is niet mijn idee van de ideale vrouw.'

Ze sloeg hem trillend van woede in zijn gezicht. 'Hoe durf je me te beoordelen op wat ik volgens jou zou moeten denken of voelen? Zou je me ook zo beoordelen als ik een man was? Nee. Je zou breed grijnzen en knipogen en vrolijk meedoen met die praatjes.' Ze keek hem woedend aan. 'Jij hebt Marion St. James gehad. Je neukt met wie je wilt, en ik zou dat niet mogen?'

'Jij bent getrouwd.'

'Ach, kom nou, word eens volwassen.' Ze keek hem schuins aan. 'En ik neem aan dat het voor jou prima is dat je je vrouw bedriegt.'

'Je kent mijn vrouw niet.'

'En jij kent Leiand Simmons niet.'

Hij zei niets, maar keek over haar schouder naar Harris Patterson en vormde met zijn mond de woorden: 'Een minuutje nog.' Toen richtte hij zijn aandacht weer op haar. 'Wat wil je nu eigenlijk van me?'

'Op het moment niets,' zei ze. 'Ik denk dat ik me in je heb vergist. Weet je, ik ben inderdaad met Harris naar bed geweest, maar toen ik merkte hoe stom vervelend hij was, ben ik er meteen weer uitgestapt. Om je de waarheid te zeggen, Ham, ik vind je interessant; sterker nog, menselijk. Het is fantastisch zoals je mijn zoon geholpen hebt. Ik wou dat ik zo met hem kon omgaan, maar dat gaat niet; er is tussen hem en mij al te veel gebeurd. Ik was inderdaad geïnteresseerd in je lichaam, maar ik zag ook nog iets anders in je en dat stookte het vuurtje pas echt op. Nu weet ik echter niet zeker meer wat ik heb gezien.'

'Audrey, ik -'

Ze glimlachte. 'Stil maar, Ham, ik ben er nooit op uit geweest om je tot iets te dwingen, ik speelde maar een spelletje. Ik vond het leuk, maar jij kennelijk niet, dus laten we het maar gewoon vergeten.' Ze had al een stap bij hem vandaan gedaan, toen ze zich omdraaide en zei: 'O ja, wat betreft Harris en die St. James-tante, hij was net bezig de laatste hand te leggen aan een procedure die haar van een nogal bizarre zakelijke overeenkomst met een of andere kerel ontsloeg.'

'Hoe bedoel je, bizar?'

Audrey's ogen gingen wijd open. 'Ik bedoel heel erg bizar.

'Wie is die kerel?'

Audrey haalde haar racket van haar schouder en porde hem er zachtjes mee in zijn maag. 'Tja, nu wordt het pas echt leuk, Ham.' Ze lachte. 'Die kerel is je vader.'

'Ik hoor ze,' fluisterde Wolf. 'Ze zijn vlakbij.'

Hij voelde Chika's hand op zijn mond.

Niet ver van hen vandaan kraakte een plank en een door de muur half gesmoorde stem zei: 'Moet je die kleren hier zien. Wat was dat in vredesnaam voor een kerel?'

Wolf en Chika lagen op hun buik in de geheime, raamloze kubus die Wolf in Moravia's enorme appartement had ontdekt. Alleen een dunne wand scheidde hen van de de agenten van de Newyorkse politie, die naarstig probeerden hen te lokaliseren.

Op hetzelfde moment dat Bobby Connor in vlammen was uitgebarsten, had Chika Wolfde dienstingang ingetrokken van het gebouw waar ze tegenaan gedrukt stonden. Het was niet toevallig het gebouw geweest waarin zich Moravia's appartement bevond; het was de reden dat Chika aan Bobby had gevraagd om naar Central Park South te rijden.

Ze waren naar boven gegaan met een dienstlift die eigenlijk alleen met een speciale sleutel te gebruiken was. Chika bleek er een in haar bezit te hebben.

'Dus zo kwam je in Moravia's appartement.'

Chika knikte. 'Alleen hij en ik wisten hoe we dit systeem moesten gebruiken. Niet zo gek, want hij heeft het zelf laten aanleggen.'

Tja, waarom ook niet, dacht Wolf. Als je een geheim leven leidt, zul je er ook wel een geheime toegang toe willen hebben.

De lift stopte, de deur ging open en ze stapten naar buiten, een pikzwarte duisternis in.

'Op je knieën,' zei Chika, die zich al liet zakken.

Ze kroop naar rechts, met Wolf vlak achter zich aan. Even later kwam er een eind aan de gang. Hij kon voelen hoe Chika omhoog reikte, hoorde het gekras van metaal op metaal en even later zwaaide een luik naar beneden open. Chika reikte opnieuw omhoog en het leek nu of ze iets opzij schoof of tilde. Wolf kreeg heel even de frisse, scherpe, totaal onverwachte geur van hooi in zijn neus.

Toen was Chika verdwenen. Een moment later ging het licht aan en zag Wolf het vierkante gat waar ze doorheen geklommen was. Ze stak haar hand omlaag, hielp hem omhoog en toen bleek hij zich in Moravia's geheime kamer te bevinden. Hij zag weer de hibachi, de handschoenen, het opgerolde kleed, de antieke spiegel en de uitstalling van Chika's erotische foto's. Hij zag nu ook dat ze de ongeveer vijf centimeter dikke rieten mat had verschoven die een deel van de vloer bedekte. Eronder bevond zich het luik naar de kruipruimte. Hij keek toe hoe ze zich vooroverboog, het luik dichttrok, het vergrendelde en de tatami weer op zijn plaats schoof. Niets wees nog op het bestaan van het luik.

'Kamiwara is dood,' zei Chika. 'En je hebt je makura na hiruma gebruikt om hem te doden. Hoe voelt dat?'

'Ik vraag me af of ik geen fout heb gemaakt om de geest uit de fles te laten ontsnappen,' zei Wolf. Hij was haar dankbaar dat ze, toen ze in Johnsons huis in de val liepen, hem niets had verweten.

'Misschien is het wel goed dat je er zo over denkt,' zei Chika. 'De duisternis bij noen heeft beslist ook haar negatieve kanten. Maar het zal je nog wel enige tijd kosten voor je je gave in het juiste perspectief ziet.' Chika's ogen glinsterden. 'Je wereld is veranderd, Wolf, en er is geen weg terug.'

Hij dacht aan haar zoals ze daar te midden van al dat bloed en de twee lichamen in Johnsons keuken op haar gemak had staan praten met Suma. Wat hadden ze bekokstoofd? Wat voor pervers spelletje speelde ze met hem, door hem eerst te redden, hem te helpen, en hem vervolgens aan de vijand uit te leveren? Hij wilde haar vragen hoe haar relatie met de vijand was hij wilde haar zoveel vragen. Maar ze had gelijk, de wereld was veranderd en het had geen zin om de confrontatie met haar aan te gaan zolang hij er nog geen duidelijk beeld van had hoe die nieuwe wereld eruitzag en wie de nieuwe spelers waren. Hij bevond zich in een grijs gebied. Wie waren de goeden en wie de slechten? Hij wist het niet.

Het enige wat hem op dit moment duidelijk was, was dat Chika hem in Tokio wilde hebben. Als hij daar eenmaal was, zouden misschien enkele van zijn vragen beantwoord worden. Op dit moment was het maar het beste het weinige dat hij wist te koesteren en het op het juiste tijdstip te gebruiken.

'Er is inderdaad geen weg terug,' zei hij. 'Dat begrijp ik.'

Er viel een stilte tussen hen die Wolf niet goed kon plaatsen. Hij vroeg zich af of hem soms iets ontging. Het was alsof het beeld van zijn nieuwe universum dat ze hem toestond geleidelijk aan in te vullen, op de een of andere manier incompleet was.

Hij keek haar aan. 'Misschien dat we hier niet meer weg komen.'

Chika zei niets.

Hij bewoog zich dichter naar haar toe. 'Waarom was Kamiwara bij Johnson? Wie was hij trouwens?'

'Hij was niet alleen maar een huurmoordenaar, als je dat soms bedoelt. Hij was al een hele tijd in dit land; hij wist de weg.'

'Een soort equivalent van jou.'

'Ik begrijp je niet.'

'De vijandige versie van jou.'

'Nee, dat is Suma.' Ze dacht even na. 'Kamiwara had al enige tijd geleden teruggeroepen moeten zijn. Tenminste, ik dacht dat dat de bedoeling was. Hij... raakte zijn greep kwijt.'

'Je bedoelt omdat hij te lang van huis was.'

'Nee, dat niet alleen.' Chika bevochtigde haar lippen. 'Ik denk dat zijn gevoel voor realiteit zozeer veranderd was dat hij niet langer nuttig was, zelfs niet voor het Genootschap.'

'Wil je zeggen dat hij gek aan het worden was?'

'Misschien.'

Opnieuw dat gevoel dat hij iets essentieels over het hoofd zag. Het had geen zin haar te confronteren met zijn verdenking dat ze loog of hem op z'n minst maar de halve waarheid vertelde; zelfs een blinde kon zien dat ze daar totaal niet van onder de indruk raakte.

Wolfs gedachten gingen terug naar Bobby, die van het ene op het andere moment in vlammen was opgegaan. Vlak daarvoor was hij nog met gillende banden de hoek om gekomen om hen te redden, en nu was hij zomaar uitgewist. Het Genootschap van het Zwarte Zwaard probeerde hem te doden en, nog geen week nadat ze hem hadden gerekruteerd, probeerden die lui van Defensie hetzelfde. Hij had in ieder geval totaal geen idee wie nu weer had geprobeerd hem in de val te laten lopen, Suma of die stillen. Het was net als in de oorlog. En volgens Chika was het ook een oorlog waar hij in betrokken was geraakt.

Denk na, hield hij zichzelf voor. Je zit weer in een oorlog, dus moet je denken als een wapen. Maar het enige waar hij aan kon denken, was het beeld van Bobby's dood, dat in hem brandde alsof hij een deel van de vlammen had geïnhaleerd. En aan Bobby's laatste stukje informatie over hoe Breathard wist waar Wolf uithing. Zowel vanuit Tokio als vanuit Washington werd er invloed aangewend, als een spinneweb, met als centraal punt een man genaamd Shipley, van het ministerie van Defensie. Iemand bij Defensie wilde hem dood hebben.

Wolf was ervan overtuigd dat al die schijnbaar losse stukken informatie een patroon vormden, alleen, hij zag nog niet hoe. En het frustrerende was dat hij begon te vermoeden dat hij meer stukken van de legpuzzel bezat dan hij zich bewust was. Hij zei: 'Vertel me eens wat meer over die club, Verboden Dromen.'

'Kijk naar de foto's aan de muur.'

Hij deed het; hij begon al te wennen aan haar vage antwoorden op zijn vragen. Hij vond het zelfs wel leuk om naar informatie bij haar te graven, zoals zijn vader het leuk had gevonden om opaal op te graven in Australië. Ergens in zijn achterhoofd realiseerde hij zich dat het wezenlijke mysterie van haar hetzelfde was als wat hem dreef nu zijn oude leven achter hem was weggevallen. 'Wat was de reden dat je bij je foto's juist voor dit onderwerp hebt gekozen?'

'Ik neem aan dat je de seksuele bondage bedoelt.'

'Ja.'

'Interesseert dat onderwerp je, Wolf?'

'Ik moet toegeven dat het moeilijk is om je ogen af te wenden van die foto's.'

'Juist. En heb je enig idee hoe dat komt?'

'Nee.'

'Ik denk van wel.'

'Nou ja,' zei hij, 'misschien is het de onwerkelijkheid ervan. Het is net theater.'

'Precies, en net als bij elk goed theater is het de bedoeling dat in die fantasiewereld de waarheid schuilt, zoals een parel in het vlees van de oester. Want zie je, Wolf, binnen de context van de fantasie is het een stuk makkelijker de psyche van het individu te verkennen.' Ze keek hem aan. 'Dat was Lawrence's passie, begrijp je - niet de seks op zich, maar het feit dat je daarmee de diepten van de menselijke ziel kon verkennen. Dat was de enige Waarheid die voor hem van belang was.' Ze maakte een gebaar met haar handen. 'Zie je iets in het onderwerp van deze foto's dat beide begrippen met elkaar verbindt?'

'Nee.'

Ze glimlachte. 'Kom op, rechercheur. Je hebt deze verborgen kamer ontdekt, dan moet je ook in staat zijn de gemeenschappelijke factor in een stapel foto's te herkennen.'

Wolf bekeek de foto's nog eens extra zorgvuldig. Er was iets met de gezichten van de afgebeelde personen. Hoewel ze allemaal van de camera waren afgewend of verborgen in de schaduw, ving hij op één foto de lijn van een wang op, op een andere de welving van een mond, de uitstulping van een wenkbrauw. Alles bij elkaar vormde het een herkenbaar silhouet. Hij zei: 'Zijn al deze meisjes Oosters?'

'Japans, ja.' Ze trok haar benen op tegen haar borst en sloeg haar armen eromheen. 'Ik heb Lawrence op een bijzonder tijdstip en op een bijzondere plek ontmoet, in Verboden Dromen. Daar heb ik ook deze foto's genomen.'

Wolf bekeek opnieuw de foto's. 'Jezus Christus, waren dit zijn werkelijke ervaringen? Wat voor club is dat verdomme?'

'Het is de navel van het Genootschap.'

Wolf voelde zich plotseling duizelig worden. Er was een intense beroering binnen in hem die hij niet kon thuisbrengen en hij viel half tegen Chika aan.

'Die avond in je appartement,' zei hij, toen de aanval voorbij was. 'Waarom stopte je toen je hand tussen je benen, terwijl je wist dat ik je vanuit de andere kamer bekeek?'

'Ik deed alleen maar wat jij wilde dat ik deed, Wolf. Dat heb ik al gezegd.'

'En ik begrijp het nog steeds niet.'

'Ik denk van wel.' Haar ogen glinsterden in het zachte licht. 'Wilde je dan niet dat ik met mezelf speelde?'

'Natuurlijk niet. Ik -' Maar hij brak abrupt zijn zin af en slikte moeizaam. Hij had wel degelijk die gedachte gehad op die bewuste avond: Ik zou haar willen zien als ze het met zichzelf doet.

'De generator in het appartement is als het hart van een enorm beest mijn beest. Hij functioneert als een scherm en verspreidt een witte ruis die de ontvangst van makura na hiruma blokkeert. Zo kon ik verborgen blijven voor de Toshin Kuro Kosai. Hij stond die avond aan, herinner je je nog?'

'Ja.'

'En toch voelde ik wat jij wilde zó sterk, dat het dwars door de ruis heen kwam. Primitieve emoties zijn vaak heel krachtig. Dat is ook de reden dat het eerste aanroepen van makura na hiruma meestal tijdens de puberteit plaatsvindt, als die emoties nog de vrije loop hebben.'

Wolfs gedachten gingen terug naar zijn reis met White Bow naar de bevroren playa. Hij had zich vaak afgevraagd waarom zijn grootvader juist dat moment gekozen had. Nu wist hij het: zijn puberteit.

'Jullie lijken in staat met eikaars aura in contact te treden,' zei hij, 'maar ik weet dat Kamiwara en Suma de mijne niet konden lezen. Het was net alsof ik leeg was.'

'Nee, de verkeerde analogie,' zei Chika. 'Een muur kan leeg zijn, maar het blijft een muur. Jij bent uniek. Bij jou is er helemaal niets. Het is net alsof je niet bestaat.'

'Maar jij kon me wel lezen. Je vertelde me net dat je mijn aura zelfs dwars door de storing van de generator heen voelde.'

'Er gebeurde iets tussen ons,' zei Chika.

Ze zat nog steeds vlak bij hem en hij onderging weer diezelfde bijna elektrische seksuele spanning die ook in de vreemd verhitte atmosfeer van haar appartement voelbaar was geweest. Nu kende hij de oorsprong van die hitte: het samenvloeien van makura na hiruma, de zijne en de hare. Wolf zei: 'Dan wilde jij mij dus net zo graag als ik jou.'

Hij voelde hoe uit haar diepste wezen golven opstegen, als de hitte van een asfaltweg in de zomer, alleen was dit oneindig veel prettiger; het deed bijna pijn aan zijn hart, zoals het gevoel van verlangen dat je als zestienjarige voelt voor een heerlijk meisje dat je midden in een menigte een zonnige glimlach schenkt. Maar er was ook een gevoel van melancholie, zoals wanneer je de laatste avond van de zomervakantie afscheid neemt van je vriendinnetje, als de duisternis de eerste koelte van de herfst brengt, en je terug moet naar de stad, naar huis.

Ze legde de palm van haar hand over zijn linkertepel en fluisterde: 'Ik kan het kloppen van het hart van een gigantisch beest horen.'

Hij snoof haar geur op en was er op dat moment zeker van dat hij daar nooit verzadigd door zou raken. 'Jouw beest?'

'Dat zal ik pas over enige tijd weten.' Haar wang gleed zijdezacht langs de stoppels van zijn ongeschoren baard.

Toen hij haar kuste, proefde hij de smaak van perzik, druipend van het sap. Diep uit haar keel kwam gekreun dat hij in zijn eigen keel voelde vibreren en toen werd hij gegrepen door een wit vuur dat de raamloze kubus overstroomde tot zelfs het licht van de lamp erdoor doofde. In een ademloze omklemming kwamen ze tot elkaar, de vervulling van een verlangen dat Wolf had bezeten vanaf het moment dat hij haar voor het eerst had gezien.

De atmosfeer, heet en dik als teer, verdiepte zich nog en Chika schreeuwde het uit toen Wolf haar kleren uittrok, zijn hoofd naar de hoge borsten boog en eerst de ene en toen de andere harde tepel in zijn mond nam. Hij voelde haar handen in zijn nek, op zijn borst, toen ze zijn met zweet en bloed doordrenkte overhemd losknoopte. Ze trok zijn broek naar beneden en haar gevoelige vingers gleden tussen zijn dijen. Ze kreunde opnieuw toen ze zijn hardheid voelde en haar zachte, vlinderachtige aanraking deed hem huiveren van genot en verwachting.

Hij wilde haar op dat moment nemen, maar er was een gloed, een onverwachte component van zijn passie: hij moest haar vasthouden, haar intieme geur opsnuiven, zich helemaal in haar wezen onderdompelen voor hij verder kon.

Hij draaide haar plotseling om, trok haar dijen naar zijn gezicht en opende haar. Hij voelde de warmte van haar lippen tegen zijn mond op hetzelfde moment dat hij haar proefde. Ze drukte haar heupen omhoog en wrong zich tegen zijn tong aan. Hij trok haar nog verder omhoog, tot ze alleen nog maar vlees was. Haar mond omsloot hem en hij zonk er tot aan de wortel in weg, haar handen er als een kom omheen.

Hij voelde de spieren in haar benen trillen, haar buik verstrakken, haar dijen beginnen te schokken, en haar gekreun volgde het ritme van hem in haar mond. Ze spreidde haar dijen zo ver als ze kon en toen verloor hij zijn beheersing, bevrijdde zich uit haar mond en drong in vrijwel dezelfde beweging diep in haar. Haar dijen sloten zich om zijn lichaam en hij voelde haar harde tepels langs zijn vlees schrapen toen ze haar bovenlijf heen en weer gooide. Hij hield haar hoofd in zijn handen, voelde tranen uit haar ooghoeken lopen, bedolf haar gezicht onder de kussen, voelde haar passie in zijn mond, ging maar door, de ene samentrekking na de andere, terwijl de spieren in haar hem steeds harder omklemden, hem op de rand brachten en toen eroverheen, in een uitbarsting van verlangen, behoefte en samensmelting, niet alleen van het lichaam maar ook van de geest. Want toen het voorbij was, waren er in plaats van de leegte die er vaak op volgt, de schaduwen - de zijne en de hare - levend, kloppend, de kubus met hun duisternis doortrekkend, zoals thee kokend water vertroebelt.

Dat moment kon een ogenblik of een eeuwigheid geduurd hebben, wie kon het zeggen, maar er kwam een moment dat de schaduwen zich terugtrokken in dat deel van hun geest waar ze thuishoorden. Doffe stilte als in de nawee van een donderslag.

De atmosfeer in de kamer keerde terug tot zijn normale toestand en dat was het moment dat ze geluiden hoorden achter de wand die de kubus scheidde van Moravia's kamerbrede kleerkast. En Chika reikte langs hem heen en knipte de schemerige verlichting uit.

Wolf lag doodstil en luisterde naar het gebonk van laarzen, het geluid van stemmen, zijn versnelde hartslag.

Hij kon Chika vlak naast zich voelen, rook nog de geur van hun seks, maar toen hij zijn ogen sloot, was het enige wat hij zag Suma op zijn ElectraGlide, zijn ogen gefixeerd en opgloeiend toen hij langs de brandende Bobby Connor reed.

In het donker zag hij speldeprikjes licht als sterren in haar ogen weerspiegelen. Hij opende zijn mond om iets te zeggen, maar ze wees op haar oor en hij luisterde.

Niets.

Toen hoorde hij het en zijn huid begon te tintelen. Het constant aanwezige gezoem van de airconditioning was verdwenen; de politie had de energietoevoer van het gebouw afgesloten. Ineens drong tot hem door wat dat betekende: langzaam maar zeker zou de lucht uit de kubus verdwijnen. Ze konden natuurlijk weer afdalen in de kruipruimte, maar wat dan? Ook de lift werkte niet meer. Ze bevonden zich zo'n vijftig verdiepingen boven de begane grond en slechts een dunne wand verwijderd van wie weet wat voor politiemacht die op hun uitbraak stond te wachten.

Breathard was bezig langzaam het leven uit hen te knijpen. Hij voelde opnieuw Chika's hand en zag dat ze voorzichtig achteruit kroop, in de richting van het luik. Wat was ze van plan? Hij hielp haar de mat wegtrekken, waarna ze het luik opende en zich in de kruipruimte eronder liet zakken.

Aan het andere eind ervan wachtte de lift, de deur geopend, de lichten uit. Ze ging erop af. Waarom? Hij was voor hen van geen enkel nut. Toen ze zich in de lift bevonden, wees ze zwijgend omhoog naar het monteursluik in het dak. Hij knikte, tilde haar op, hoorde geschraap en even later verdween de druk van haar lichaam. Met enige moeite wist hij zichzelf omhoog te trekken in het luik. Halverwege kreeg hij echter kramp in de spieren van zijn rechterbovenarm en Chika moest hem vasthouden tot hij met zijn linker elleboog houvast had gevonden op het met smeer bedekte dak van de lift. Een lang, ademloos moment wist hij niet of hij het zou halen of weer terug zou vallen in de liftkooi. Toen verzamelde hij al zijn kracht en hees zichzelf op het dak.

Hij bleef enkele ogenblikken ineengehurkt zitten, niet in staat om ook maar één woord uit te brengen. Chika legde een arm om hem heen en hij voelde weer dezelfde warmte als aan het eind van zijn worsteling met Suma. Dit keer trok het door zijn hele lichaam heen, een weldadige ontspanning voor zijn zwaar overbelaste spieren.

Chika ging staan en ook Wolf kwam met trillende benen overeind. Er was hier iets meer licht, zodat hij kon zien waar ze waren: op een smal ovaal van metaal boven in een schacht van bijna tweehonderd meter diepte. Het was maar goed dat hij niet naar beneden kon kijken.

Hij zag Chika haar hoofd optillen en voelde een minieme beroering, alsof er een bries kwam opzetten. Het weinige licht dat er was vervaagde en hij had de duizelig makende sensatie die je kreeg als je met grote snelheid achteruit door een tunnel ging. Instinctief greep hij de centrale liftkabel beet, maar Chika trok onmiddellijk zijn handen weer los en hield ze in de hare, alsof ze bang was dat hij zich zou bezeren.

Er gebeurde iets. Wolf voelde een vibratie, gepaard met een duisternis die gewicht en vorm bezat, hoewel hij die niet kon benoemen. Het bestond gewoon in zijn geest, zoals een melodie of een wiskundige vergelijking. Hij zag het licht in Chika's ogen en kreeg een overweldigende drang om de andere kant op te kijken. Hij herinnerde zich weer de brandende Cathy in de stad der verdoemden, Johnson die dood op zijn keukentafel lag, de blauwe vlammen die in het gat in Kamiwara's borst flakkerden, Suma op zijn Electra-Glide terwijl Bobby in vlammen opging.

Maar hij wendde zijn blik niet af. Hij staarde in haar ogen terwijl het groenige licht van die heldere boogjes in haar irissen de kloppende duisternis om hen heen herstructureerde, manipuleerde, tot die als zwart vuurwerk omhoogschoot naar het liftmechanisme hoog boven in de schacht. Wolf schrok toen de lift een plotselinge beweging maakte. Hij voelde trillingen door zijn spieren gaan, maar wist dat dat niet van vermoeidheid kwam. Het was angst. Angst voor wat Chika was, voor wat hij zelf was geworden. Opnieuw voelde hij de enorme kracht van het mysterieuze magnetisme dat hem naar haar toe trok en hij huiverde. En toen zag hij het beeld van zijn vader, met zijn van zweet doordrenkte cowboyhoed, boven op Lightning Ridge, die tegen hem zei: Het leven is waardeloos als je geen risico's durft te nemen, vergeet dat nooit. Zonder risico kun net zo goed in je gemakkelijke stoel gaan zitten, je bril opzetten en de dagen aftellen tot aan je dood.

'Ik kan het niet.'

Wolf knipperde met zijn ogen en kwam weer tot de werkelijkheid. Ze bevonden zich nog steeds in het duister op het liftdak en het gebouw om hen heen was nog steeds vol met agenten, die hen steeds dichter naderden. De stalen liftkooi hing bewegingloos onder zijn voeten.

'Wat is er gebeurd?'

'Mijn kracht is niet sterk genoeg.'

'Christus, wat nu? Ik heb nog niet voldoende controle over mijn gave.'

Ze keek hem zonder iets te zeggen aan.

'Het mag zo niet aflopen,' zei Wolf. 'Ik wil het niet.'

Ze nam zijn hand en legde die op haar hart. 'Roep de schaduw aan,' zei ze, 'en het licht.'

In haar ogen verschenen weer de helder groene boogjes en hij voelde hoe die bevreemdende hitte in zijn hand, zijn arm en zijn lichaam trok. Hij opende zijn geest, gooide zijn hoofd in zijn nek en staarde omhoog. Licht verscheen waar even daarvoor alleen maar duisternis was. Een gefladder als van vogels in de schemering, lokkend en rusteloos. Hij hoorde een gegons - nee, dat was niet juist - hij voelde het terwijl hij zich concentreerde. Hij bouwde een, hoe moest je het noemen, een koker van licht/duisternis/beweging op, sterk maar elastisch. Hij kon hem bewegen, maar zolang hij zich bleef concentreren, kon hij niet worden verbroken, daar was hij zeker van. De angst kwam weer op, maar hij onderdrukte die en richtte zich op de duisternis van makura na hiruma, boog die naar zijn wil.

'Nu,' fluisterde hij schor.

Christus!

De lift kwam in beweging en zakte stil en soepel naar beneden, gestuurd door hun beider makura na hiruma.

Bijna zonder schok kwam de liftkooi op de bodem van de schacht tot stilstand. Wolf en Chika lieten zich door het luik in het dak zakken en stonden even later op het betonnen platform voor de lift. Wolf zou nu het liefst de gebeurtenissen van afgelopen uur nog eens overdenken, maar daar was absoluut geen tijd voor; ze waren nog steeds niet veilig.

In plaats van naar buiten te gaan zoals ze waren binnengekomen, liep Chika linksom langs de lift naar een metalen deur. Ze deed hem van het slot en opende hem toen heel behoedzaam.

Hij rook benzine en olie - ze bevonden zich in een ondergrondse garage. Chika deed de deur achter hen op slot, leidde hem zwijgend tussen de hier en daar geparkeerde auto's door naar de achterste rij en daar stond de glanzende, zwarte lijkwagen waarin hij haar bij de begrafenisonderneming op Second Avenue naar binnen had zien klimmen.

Ze deed de achterkant open en onthulde een eikehouten lijkkist. Toen hoorde hij het zachte maar onmiskenbare snik van een knipmes. Chika draaide zich naar hem om, hield het glinsterende lemmet vlak voor zijn gezicht en vroeg glimlachend: 'Hoe goed ben je in doodgaan?'