20
Tijdens de lunch was de stemming onder de leden van zijn gezin net zo somber als de stemming waarmee hijzelf van de Questura thuis was gekomen. Hij weet Raffi's zwijgen aan problemen in zijn romance met Sara Paganuzzi; Chiara voelde zich misschien nog in haar wiek geschoten vanwege de smet op haar perfecte rapport. Zoals altijd was de reden voor Paola's gemoedstoestand het moeilijkst te peilen.
De onschuldige steken onder water waarmee ze altijd uiting gaven aan hun genegenheid voor elkaar, bleven vandaag achterwege. In plaats daarvan hadden ze het over het weer en daarna, alsof dat nog niet erg genoeg was, over politiek. Ze waren allemaal blij toen ze van tafel konden. Als holbewoners die geschrokken waren van bliksemschichten aan de horizon repten de kinderen zich naar hun veilige kamer. Brunetti, die de krant al had gelezen, liep de woonkamer in en bleef voor het raam staan staren naar de regen die op de daken kletterde.
Paola kwam binnen met koffie. Brunetti besloot dat als een vredespijp te beschouwen, hoewel hij niet wist welk verdrag hem samen met de koffie gepresenteerd zou worden. Hij nam een kopje koffie van haar aan en bedankte haar. Nadat hij een slokje had genomen, zei hij: 'En?'
'Ik heb het er met mijn vader over gehad,' zei Paola. Ze ging op de bank zitten. 'Hij was de enige die ik wist te bedenken.'
'Wat heb je hem verteld?' vroeg Brunetti.
'Wat signora Stocco me heeft verteld en wat de kinderen hebben gezegd.'
'Over don Luciano?'
'Ja.'
'En?'
'Hij zei dat hij zijn licht erover zou opsteken.'
'Heb je hem ook iets over padre Pio verteld?' vroeg Brunetti.
Ze keek op, verbaasd over de vraag. 'Nee, natuurlijk niet. Waarom vraag je dat?'
'Zomaar,' zei hij.
'Guido,' begon ze, en ze zette haar lege kopje op de tafel. 'Je weet dat ik me niet met je werk bemoei. Als je mijn vader iets over padre Pio of over Opera Pia wilt vragen, moet je dat zelf doen.'
Brunetti wilde juist niét dat zijn schoonvader zich daarmee ging bemoeien, maar hij wilde Paola niet vertellen dat zijn terughoudendheid was gebaseerd op twijfels over de vraag aan wie graaf Orazio zich trouw zou tonen: aan Brunetti's beroep of aan Opera Pia. Brunetti had er nog steeds geen idee van hoe ver de rijkdom en macht van de graaf strekten, en wist evenmin wat de bron ervan was en welke connecties of loyaliteit het bestaan ervan mogelijk maakten. 'Geloofde hij je?' vroeg hij.
'Natuurlijk geloofde hij me. Waarom vraag je dat?'
Brunetti probeerde zich er met een schouderophalen vanaf te maken, maar de blik in Paola's ogen liet dat niet toe. 'Omdat je nu eenmaal niet erg betrouwbare getuigen hebt.'
'Hoe bedoel je?' vroeg ze op scherpe toon.
'Kinderen die zich beklagen over een leraar die hun slechte cijfers geeft. De woorden van een ander kind, doorgefilterd via een moeder die lichtelijk hysterisch was toen ze met je sprak.'
'Waarom speel jij opeens voor advocaat van de duivel, Guido? Je hebt me het dossier van het patriarchaat laten zien. Wat denk je dat die schoft al die jaren heeft gedaan? Dubbeltjes uit de collectepot stelen?'
Brunetti schudde zijn hoofd. 'Ik twijfel niet aan wat hij heeft gedaan, maar daarmee hebben we nog geen bewijs.'
Paola wuifde dat opzij als pure nonsens.
'Ik zal zorgen dat hij ermee ophoudt,' zei ze met naakte agressie.
'Of dat hij alleen weer wordt overgeplaatst?' vroeg Brunetti. 'Zoals ze nu al jaren doen?'
'Als ik zeg dat ik ervoor zal zorgen dat hij ermee ophoudt, zal ik ervoor zorgen dat hij ermee ophoudt,' herhaalde Paola, met de klemtoon op iedere lettergreep, alsof ze tegen een hardhorende sprak.
'Goed zo,' zei Brunetti. 'Ik hoop dat het je lukt.'
Tot zijn verbijstering antwoordde Paola met een citaat uit de bijbel: '"Maar wie één van deze kleinen die op Mij vertrouwen ten val
brengt, kan beter met een molensteen om zijn nek in volle zee gegooid worden."'
'Waar heb je dat vandaan?' vroeg Brunetti.
'Mattheüs. Hoofdstuk achttien, vers zes.'
Brunetti schudde zijn hoofd en zei: 'Wat gek om juist jou de bijbel te horen citeren.'
'Men zegt dat zelfs de duivel dat kan,' antwoordde ze, maar nu glimlachte ze erbij, waardoor de hele kamer oplichtte.
'Nou,' zei Brunetti, 'ik hoop dat je vader de macht heeft er iets aan te doen.' Brunetti had half verwacht dat ze zou zeggen dat er niets was dat haar vader niet kon doen en verraste zichzelf toen hij besefte dat hij dat zelf ook half geloofde.
Alsof hun gesprek over haar vader haar ergens aan herinnerde, zei ze: 'Mijn moeder heeft gebeld om te zeggen dat ik aan je moest doorgeven dat hij geen priester is maar bankier.'
Brunetti kon haar nu niet meer volgen. 'Wie?'
'De minnaar van contessa Crivoni.' Toen ze zag dat hij er weer bij was, zei ze: 'Ze is een praatje gaan maken met een van haar bridge partners. Die zei dat ze al jaren een verhouding met hem heeft. En dat haar man dat wist.'
'Dat haar man dat wist?' vroeg Brunetti verbaasd.
'Hij gaf zelf de voorkeur aan jonge jongens.'
'Geloof jij dat?' vroeg Brunetti.
'Zo te horen gaf haar man hun juist een dekmantel. Dus lijkt het me sterk dat ze hem dood wilden hebben.'
Brunetti schudde zijn hoofd, maar was het met haar eens. Hij vertelde Paola hoe kwaad Patta was geweest en dat hij opdracht had gegeven de bewaking van Maria Testa op te heffen. Hij liet daarbij duidelijk merken dat hij er zeker van was dat het bevel daartoe afkomstig was van padre Pio en de machten die hij achter zich had.
'Wat ga je nu doen?' vroeg Paola toen hij zweeg.
'Ik heb al met Vianello gesproken. Hij heeft een kennis in het ziekenhuis, een ziekenbroeder. Die zal overdag een oogje in het zeil houden.'
'Dat is niet veel,' zei ze. 'En 's nachts?'
'Vianello heeft aangeboden - ik heb het hem niet gevraagd, Paola, hij kwam er zelf mee aan - om 's nachts de wacht te houden.'
'Samen met jou?'
Brunetti knikte.
'Hoe lang zal dat gaan duren?'
Brunetti haalde zijn schouders op. 'Tot ze besluiten iets te doen.'
'En wanneer zal dat zijn?' vroeg ze.
'Dat hangt af van hoe bang ze zijn. En van hoeveel ze denken dat ze weet.'
'Denk je dat padre Pio erachter zit?'
Brunetti had altijd zijn best gedaan degenen die hij van misdaden verdacht niet bij naam en toenaam te noemen, en probeerde zich daar nu ook aan te houden, maar ze begreep zelf uit zijn zwijgen wat het antwoord was.
Ze stond op. 'Als je de halve nacht de wacht moet houden, kun je het beste nu een paar uurtjes gaan slapen.'
'"Een vrouw is de grootste rijkdom van haar echtgenoot, een hulp, een standvastige zuil. Een wijngaard zonder heg raakt overgroeid; een man zonder vrouw wordt een hulpeloze dolende",' citeerde hij, blij dat hij haar eindelijk een keer kon verslaan bij het spel waar ze zo goed in was.
Ze keek verbaasd en verrukt. 'Het is dus waar,' zei ze.
'Wat?'
'Dat de duivel godsdienstige geschriften kan citeren.'
Die nacht maakte Brunetti zich weer los uit de warme cocon van zijn bed en kleedde zich aan onder begeleiding van het roffelen van de regen die nog steeds op de stad neerplensde. Paola deed haar ogen open, maakte een kussend gebaar in zijn richting en viel meteen weer in slaap. Ditmaal trok hij zijn laarzen aan, maar nam geen extra paraplu mee voor Vianello.
In het ziekenhuis liepen ze weer de gang op om te praten, hoewel er weinig te zeggen viel. Inspecteur Scarpa had Vianello die middag bij zich geroepen en hem Patta's bevelen inzake het dienstrooster doorgegeven. Net als Patta had hij niets gezegd over wat de agenten met hun vrije tijd mochten doen, wat Vianello ertoe had aangezet met Gravini, Pucetti en een boetvaardige Alvise te gaan praten. Ze hadden meteen aangeboden overdag de wacht te houden, waarbij Pucetti had aangeboden om zes uur 's ochtends Brunetti te komen aflossen.
'Zelfs Alvise?' vroeg Brunetti.
'Zelfs Alvise,' antwoordde Vianello. 'Dat hij dom is, wil nog niet zeggen dat hij niet collegiaal is.'
'Nee,' antwoordde Brunetti prompt. 'Dat heb je alleen in het parlement.'
Vianello lachte, trok zijn regenjas aan en nam afscheid van Brunetti.
Terug in de kamer bleef Brunetti op een meter afstand van het bed staan en keek naar de slapende vrouw. Haar wangen waren nog holler geworden en het enige wat bewoog was de bleke vloeistof die langzaam uit een zakje dat boven haar hing via een slangetje in haar arm druppelde; dat en het meedogenloos trage rijzen en dalen van haar borst.
'Maria?' riep hij en toen: 'Suor' Immacolata?' Haar borst bleef rijzen en dalen, rijzen en dalen en de vloeistof drupte, maar verder gebeurde er niets.
Brunetti deed het licht aan, haalde Marcus Aurelius uit zijn zak en begon te lezen. Een verpleegster kwam binnen, voelde Maria's pols en noteerde het resultaat op de kaart. 'Hoe is het met haar?' vroeg Brunetti.
'Haar hart klopt iets sneller,' zei de verpleegster. 'Dat gebeurt soms wanneer er een verandering op komst is.'
'Bedoelt u dat ze wakker aan het worden is?' vroeg hij.
De verpleegster glimlachte niet. 'Dat zou kunnen,' zei ze en verliet de kamer voordat Brunetti kon vragen wat het nog meer kon zijn.
Om drie uur deed hij het licht uit en zijn ogen dicht, maar toen zijn hoofd voorover knikte, dwong hij zichzelf op te staan en achter de stoel tegen de muur te leunen. Hij liet zijn hoofd naar achteren zakken en deed zijn ogen weer dicht.
Enige tijd later ging de deur weer open en kwam er een andere verpleegster de donkere kamer in. Net als die van de avond daarvoor had ze een blad bij zich waar een handdoek overheen lag. Brunetti zei niets, maar keek naar haar toen ze de kamer doorliep naar het bed en net binnen de lichtcirkel van het schemerlampje bleef staan. Ze stak haar hand uit en trok de deken weg. Brunetti, die het ongepast vond om te kijken naar wat er nog meer met de slapende vrouw moest worden gedaan, sloeg zijn ogen neer.
En zag de afdrukken die haar schoenen op de vloer hadden achtergelaten, iedere natte voetafdruk keurig omlijnd. Nog voordat hij bewust wist wat hij deed, sprong hij naar voren, zijn rechterhand boven zijn hoofd opgeheven. Toen hij nog een paar passen van haar verwijderd was, gleed de handdoek die op het blad had gelegen, op de grond en zag hij het lange lemmet van het mes dat eronder verborgen had gelegen. Hij slaakte een kreet, een woordeloze, betekenisloze kreet en zag het gezicht van signorina Lerini toen ze zich omdraaide naar de gedaante die zo onverwacht uit de duisternis op haar af stormde.
Het blad viel met een klap op de grond. Ze draaide zich om naar Brunetti en haalde instinctief uit met het mes. Het kwam in een wijde boog op hem af. Hij probeerde het te ontwijken, maar had te veel vaart en was al binnen haar bereik. Het mes drong dwars door de stof van zijn linkermouw in de spieren van zijn bovenarm. Hij slaakte een oorverdovende kreet en bleef schreeuwen, in de hoop dat er iemand zou komen.
Met zijn rechterhand op de wond gedrukt draaide hij zich naar haar om, bang dat ze nog een keer zou toeslaan. Maar ze had zich weer omgedraaid naar de vrouw op het bed en trok het mes op heuphoogte achteruit. Brunetti dwong zichzelf nogmaals op haar af te gaan. Hij haalde zijn hand weg van de wond in zijn arm en schreeuwde weer, maar ze negeerde hem en deed nog een stap naar Maria toe.
Brunetti balde zijn rechterhand tot een vuist, hief hem hoog boven zijn hoofd en liet hem hard neerkomen op haar elleboog, in de hoop dat ze daardoor het mes zou laten vallen. Hij voelde en hoorde het breken van botten, maar wist niet of het die van haar arm of van zijn hand waren.
Ze draaide zich om, haar arm slap langs haar zij, het mes nog in haar hand, en begon te schreeuwen: 'Antichrist. Ik moet de antichrist doden. Gods vijanden zullen tot stof vermorzeld worden. Zijn wraak is de mijne. De dienaars van God zullen niet gedeerd worden door de woorden van de antichrist.' Ze deed vergeefse pogingen haar hand op te heffen, maar hij zag haar vingers verslappen en het mes op de grond vallen.
Met zijn rechterhand greep hij haar bij haar trui en trok haar met een ruk weg van het bed. Ze bood geen weerstand. Hij duwde haar in de richting van de deur. Toen ze er vlakbij waren, ging die open en stoven een arts en een verpleegster de kamer binnen.
'Wat is hier aan de hand?' vroeg de arts. Hij bleef staan om het licht aan te doen.
'Zelfs het daglicht zal zijn vijanden niet de kans geven aan zijn rechtvaardige toorn te ontsnappen,' zei signorina Lerini met een van hartstocht hijgende stem. 'Zijn vijanden zullen verrast en vernietigd worden.' Ze hief haar linkerhand op en wees met een bevende vinger naar Brunetti. 'U denkt dat u kunt voorkomen dat Gods wil zal geschieden. Dwaas. Hij is groter dan wij allen. Zijn wil zal geschieden.'
In het licht dat nu de kamer vulde, zag de arts het bloed dat langs de hand van de man drupte en het speeksel dat uit de mond van de vrouw vloog. Ze sprak weer, ditmaal tegen de arts en de verpleegster. 'U hebt geprobeerd Gods vijand te herbergen en haar hulp en steun geboden, ook al wist u dat ze de vijand van de Heer was. Maar iemand die wijzer is dan u heeft uw plannen om de wet van God in de wind te slaan, doorzien en mij hierheen gestuurd om ervoor te zorgen
dat de zondaar niet aan Gods gerechtigheid zal ontsnappen.'
Weer vroeg de arts: 'Wat is er aan de...?' maar Brunetti bracht hem met een snel gebaar tot zwijgen.
Hij liep naar signorina Lerini en legde zijn goede hand op haar arm. Hij sprak zacht en suggestief. 'De wegen van de Heer zijn talrijk, mijn zuster. Er zal een ander in uw plaats worden gestuurd en al zijn werken zullen worden uitgevoerd.'
Signorina Lerini keek hem aan. Hij zag de verwijde pupillen en de openhangende mond. 'Bent u ook door de Heer gestuurd?' vroeg ze.
'Gij zegt het,' antwoordde Brunetti. 'Zuster in Christus, uw werken zullen niet onbeloond blijven,' ging hij door.
'Zondaars. Ze waren allebei zondaars. Ze hebben Gods straf verdiend.'
'Velen zeggen dat uw vader een goddeloze man was, die spotte met de Heer. God is geduldig en liefhebbend, maar Hij laat niet met zich spotten.'
'Zelfs toen hij stierf, spotte hij met God,' zei ze, haar ogen opeens gevuld met angst. 'Zelfs toen ik zijn gezicht bedekte, spotte hij met God.'
Brunetti hoorde de verpleegster en de arts achter zich fluisteren. Hij keek naar ze om en beval: 'Stil!' Ze schrokken zo van zijn stem en van de waanzin die in de stem van de vrouw te horen was, dat ze prompt gehoorzaamden. Hij wendde zich weer tot signorina Lerini.
'Maar het was noodzakelijk. Het was Gods wil,' zei hij tegen haar.
Haar gezicht ontspande zich. 'U begrijpt het dus?'
Brunetti knikte. De pijn in zijn arm werd steeds erger en toen hij naar beneden keek, zag hij een plasje bloed op de grond. 'En zijn rijkdom?' vroeg hij. 'Daar is altijd grote behoefte aan, om tegen de vijanden van de Heer te kunnen vechten.'
Haar stem werd krachtig. 'Ja. De strijd is begonnen en moet worden voortgezet tot we het koninkrijk van de Heer hebben heroverd. Het geld van de goddelozen moet aan Gods dienaars worden gegeven, zodat ze zijn heilig werk kunnen doen.'
Hij wist niet hoe lang hij de verpleegster en de arts gevangen kon houden, dus waagde hij het te zeggen: 'De heilige vader heeft me over uw gulheid verteld.'
Ze reageerde op die openbaring met een gelukzalige glimlach. 'Ja, hij heeft me verteld dat er dringend behoefte was aan de rijkdom van mijn vader. Het wachten had nog jaren kunnen duren. Gods bevelen moeten worden gehoorzaamd.'
Hij knikte, alsof hij het volkomen begrijpelijk vond dat een priester haar opdracht had gegeven haar vader te vermoorden. 'En Da Prè?' vroeg Brunetti, terloops, alsof het alleen maar een detail was, als de kleur van een sjaal. 'Die zondaar,' voegde hij eraan toe, hoewel het eigenlijk niet nodig was.
'Hij had me gezien, op de dag dat ik mijn vader Gods rechtvaardige straf gaf. Maar hij heeft pas later met me gesproken.' Ze boog zich naar Brunetti toe en knikte. 'Ook hij was een zondige man. Hebzucht is een grote zonde.'
Brunetti hoorde schuifelende voetstappen achter zich en toen hij omkeek, waren de verpleegster en de arts verdwenen. Hij hoorde hollende voeten op de gang en luide stemmen in de verte.
Hij profiteerde van de verwarring die hun luidruchtig vertrek veroorzaakte om zijn vragen weer op het casa di cura te richten en vroeg: 'En de anderen? De mensen die daar samen met uw vader waren? Wat waren hun zonden?'
Voordat hij een manier kon bedenken om zijn vragen in de vodden van haar waanzin in te kleden, keek ze hem met niet-begrijpende, vragende ogen aan. 'Wat?' vroeg ze. 'Welke anderen?'
Brunetti besefte dat haar onbegrip een bewijs was van haar onschuld, dus negeerde hij haar vragen en vroeg: 'En de kleine man? Da Prè? Wat heeft die gedaan, signorina? Heeft hij u bedreigd?'
'Hij vroeg om geld. Ik heb tegen hem gezegd dat ik alleen maar Gods wil had uitgevoerd, maar hij zei dat er geen God en geen wil was. Hij was godslasterlijk. Hij spotte met de Heer.'
'Hebt u dat aan de heilige vader verteld?'
'De heilige vader is goed,' zei ze.
'Hij is waarlijk een man van God,' stemde Brunetti in. 'Heeft hij u verteld wat u moest doen?' vroeg hij.
Ze knikte. 'Hij vertelde me wat Gods wil was en die heb ik toen snel uitgevoerd. Hij zei dat zonde en zondaars vernietigd moesten worden. Ik moest de kleine man ervan weerhouden Gods heilige missie te beschamen.'
Op dat punt lachte ze, een geluid dat Brunetti's ziel verkilde. 'Hij is vernietigd door zijn hebzucht. Ik heb gezegd dat ik hem het geld zou brengen en hij heeft me binnengelaten. Hij heeft de deur geopend voor Gods wraak.'
'Heeft de heilige vader u verteld dat u...?' begon Brunetti, maar toen kwam de arts samen met drie verplegers binnengestormd en vulden ze de kamer met geluid en harde stemmen en was ze voor hem verloren.
Toen het allemaal was afgelopen, werd signorina Lerini naar de psychiatrische afdeling gebracht, waar ze, nadat haar elleboog gezet was, zware verdovende middelen kreeg en onder bewaking werd gesteld. Brunetti werd in een rolstoel naar de eerste hulpafdeling gebracht, waar hij een injectie tegen de pijn kreeg en de wond in zijn arm met veertien hechtingen werd gedicht. Het hoofd van de psychiatrische afdeling, die snel naar het ziekenhuis was gehaald door de verpleegster die van de scène getuige was geweest, verbood iedereen met signorina Lerini te praten. Zonder haar te hebben gezien of gesproken, luidde zijn diagnose dat haar toestand 'ernstig' was. Toen Brunetti de arts en de verpleegster ondervroeg die getuige waren geweest van zijn gesprek met signorina Lerini, bleek dat ze er zich weinig van konden herinneren, afgezien van de vage indruk dat het allemaal om religieuze waanvoorstellingen had gedraaid. Hij vroeg of ze zich herinnerden dat hij signorina Lerini naar haar vader en Da Prè had gevraagd, maar voor hen was het alleen maar wartaal en waanzin geweest.
Om kwart voor zes liep Pucetti Maria Testa's kamer in. Hij zag Brunetti nergens, hoewel de regenjas van de commissario over een stoel hing. Toen de agent de bloedvlekken op de vloer zag, was zijn eerste zorg de veiligheid van de vrouw. Hij liep snel naar het bed en zag dat haar borst nog steeds rees en daalde. Maar toen hij naar haar gezicht keek, zag hij dat haar ogen open waren en ze hem aankeek.