2
Brunetti staarde weer naar zijn voeten, maar die spraken niet langer van doelloze dingen. Als een machtige godheid vulde zijn moeder zijn gedachten: zij die dwaalde in het ondoorgrondelijke domein der waanzinnigen. De angst om haar veiligheid klapperde met wilde vleugels in zijn hoofd, ook al wist hij dat er voor zijn moeder nog maar één laatste, absolute veiligheid restte, een veiligheid die zijn hart haar niet kon toewensen, ook al drong zijn gezonde verstand er nog zo op aan. Onstuitbare herinneringen aan de afgelopen zes jaar trokken aan hem voorbij. Hij liet ze door zijn vingers glijden als de kralen van een naargeestige rozenkrans.
Met een plotselinge, venijnige beweging trapte hij de la dicht en stond op. 'Suor' Immacolata had hem de verzekering gegeven dat zijn moeder geen gevaar liep; hij had ook niets gehoord dat erop wees dat anderen gevaar liepen. Oude mensen gingen nu eenmaal dood en vaak was dat een bevrijding voor hen en hun geliefden, net zoals dat voor... Hij liep terug naar zijn bureau, pakte de lijst die ze hem had gegeven en liet zijn ogen over de namen en leeftijden glijden.
Hij begon na te denken over hoe hij meer te weten kon komen over de mensen op de lijst, over hun leven en hun dood. 'Suor' Immacolata had de datums van de sterfgevallen erbij gezet. Hij kon dus de overlijdensakten bij de burgerlijke stand opvragen, als eerste stap in de bureaucratische doolhof die hem uiteindelijk de kopieën van de testamenten zou opleveren. Een zeepbel, zijn nieuwsgierigheid zou zo licht en luchtig moeten zijn als een zeepbel, zijn vragen zo vluchtig als de streling van een poezensnor. Hij dacht erover na of en wanneer hij 'suor' Immacolata had verteld dat hij een commissario van politie was. Misschien was hij er een keer over begonnen op een van de lange middagen waarop zijn moeder het goed had gevonden dat hij haar hand vasthield, als de jonge vrouw die haar favoriete verzorgster was, erbij bleef. Zij tweeën hadden dan érgens over moeten praten, want Brunetti's moeder kon er urenlang zwijgend bij zitten, zachtjes neuriënd. Suor' Immacolata had zelden over zichzelf gepraat, alsof haar habijt haar persoonlijkheid had geamputeerd. Niettemin had ze Brunetti soms verrast met scherpzinnige opmerkingen over de mensen die haar kleine, beknotte wereld vulden. Ja, het was heel goed mogelijk dat hij haar op zo'n middag had verteld wat voor werk hij deed, zoekend naar een onderwerp van gesprek om de eindeloze, zenuwslopende uren te vullen. Ze had geluisterd en alles onthouden en was nu bij hem gekomen met haar verhaal en haar angst.
Jaren geleden was Brunetti er nog van overtuigd geweest dat er dingen waren waartoe de mens eenvoudigweg niet in staat was. Ooit had hij geloofd, of zichzelf misschien gedwongen te geloven, dat de slechtheid van de mens grenzen had. Maar hij was er inmiddels zo vaak getuige van geweest hoe ver de mens bereid was te gaan om zijn driften te bevredigen - en hebzucht was zowel de bekendste als de meest overheersende - dat hij zijn illusie langzaam door het stijgende getij had zien wegspoelen en zichzelf was gaan vergelijken met die eigenaardige Ierse koning, wiens naam hij nooit kon uitspreken, die aan de rand van de zee had gestaan en met zijn zwaard op de golven had geslagen, woedend op het water dat tartend bleef stijgen.
Het verbaasde hem nu dan ook niet dat iemand in staat was oude mensen te vermoorden om hun geld; wat hem wél verbaasde was de methode, want die leek hem op het eerste gezicht bijzonder onderhevig aan risico's dat er iets mis zou gaan of dat men betrapt zou worden.
In de vele jaren dat hij dit beroep nu uitoefende had hij ook geleerd dat je het beste het spoor kon volgen dat werd achtergelaten door geld. De plek waar dat spoor begon was meestal een gegeven: degene van wie het was afgenomen, met geweld of via een list. De plaats waar het spoor eindigde was vaak moeilijker te vinden, maar was uiterst belangrijk: Cuibono?
Als 'suor' Immacolata gelijk had - hij dwong zichzelf een voorbehoud in te bouwen - moest hij om te beginnen op zoek gaan naar het eind van het spoor dat het geld van deze oude mensen had achtergelaten, en die speurtocht kon hij alleen aanvangen met behulp van hun testament.
Hij begaf zich naar signorina Elettra's kantoor en zag tot zijn verbazing dat ze achter haar computer zat. Hij had min of meer verwacht dat ze de krant zat te lezen of een kruiswoordpuzzel maakte ter ere van het feit dat Patta nog niet terug was. 'Signorina, wat weet u over testamenten?' vroeg hij.
'Dat ik er geen heb,' antwoordde ze met een glimlach. Ze keek over haar schouder naar hem en hij kon zien dat ze de vraag luchtig opvatte, zoals het mensen van rond de dertig betaamde.
En laten we hopen dat u er nooit een nodig zult hebben, wenste Brunetti in gedachten. Hij glimlachte terug, maar keek meteen weer ernstig. 'Maar wat weet u over de testamenten van andere mensen?'
Toen ze zag hoe serieus hij keek, draaide ze zich met stoel en al naar hem toe en keek hem afwachtend aan.
'Ik wil de testamenten zien van vijf mensen die dit jaar zijn gestorven in het verpleeghuis San Leonardo.'
'Waren ze ingezetenen van Venetië?' vroeg ze.
'Dat weet ik niet. Hoezo? Maakt dat iets uit?'
'Testamenten worden openbaar gemaakt door de notaris die ze heeft opgemaakt, ongeacht waar de persoon in kwestie is gestorven. Als deze mensen hun testament hier in Venetië hebben laten opmaken, heb ik alleen de naam van de notaris nodig.'
'En als ik die niet weet?' vroeg hij.
'Dan wordt het lastig.'
'Lastig?'
Ze glimlachte vriendelijk en hield haar stem neutraal. 'Het feit dat u de erfgenamen niet om een kopie van het testament vraagt, commissario, doet me vermoeden dat u niemand wilt laten weten dat u er nieuwsgierig naar bent.' Ze glimlachte weer. 'Er is een centraal kantoor waar ze worden geregistreerd. De dossiers daar zijn twee jaar geleden ingevoerd in de computer, dus dat is geen probleem, maar als de notarissen in een of andere klein paese op het vasteland zitten waar nog geen computers gebruikt worden, is het iets moeilijker.'
'Maar als ze hier geregistreerd staan, kunt u aan de informatie komen?'
'Natuurlijk.'
'Hoe dan?'
Ze keek naar haar rok en veegde een onzichtbaar pluisje weg. 'Dat kunt u beter niet weten.' Toen ze zag dat hij haar afwachtend aankeek, vervolgde ze: 'Ik weet niet of u het weet, commissario, of dat ik het afdoende kan uitleggen, maar er zijn manieren waarop je achter de codes kunt komen die de deuren openen naar vrijwel alle soorten informatie. Hoe algemener de informatie - het archief van het gemeentehuis bijvoorbeeld - hoe makkelijker het is om die codes in handen te krijgen. En wanneer je die eenmaal hebt, is het... alsof men aan het eind van de werkdag de deur van het betreffende kantoor open heeft laten staan en het licht heeft aangelaten.'
'Geldt dat voor alle overheidsinstanties?' vroeg hij, enigszins benauwd.
'Dat kunt u beter ook niet weten,' zei ze. Van een glimlach was geen sprake meer.
'Hoe makkelijk is het om aan deze informatie te komen?' vroeg hij.
'Dat is evenredig aan de behendigheid van degene die ernaar zoekt.'
'En hoe behendig bent u, signorina?'
Die vraag ontlokte haar weer een glimlach, zij het een kleintje. 'Ik geloof dat ook dat een vraag is waarop ik u liever het antwoord schuldig blijf, commissario.'
Hij bekeek de zachte trekken van haar gezicht en zag voor het eerst twee dunne lijntjes die vanuit haar ooghoeken schuin naar beneden liepen, ongetwijfeld het resultaat van haar veelvuldig glimlachen; hij kon nauwelijks geloven dat deze jonge vrouw niet alleen criminele talenten bezat, maar daar zo goed als zeker ook gebruik van maakte.
Zonder ook maar een ogenblik aan zijn eigen eed te denken, vroeg Brunetti: 'Als ze hier woonden, kunt u dus aan de informatie komen?'
Hij zag dat ze serieuze pogingen deed om ieder spoor van trots uit haar stem te weren, maar het lukte haar niet. 'De dossiers van de burgerlijke stand, commissario?'
Hij knikte, geamuseerd door de minachtende toon die de voormalige employee van de Banca D'Italia gebruikte toen ze het over een overheidsinstantie had.
'De namen van de voornaamste erfgenamen zullen na de lunch op uw bureau liggen. Voor de kopieën van de testamenten moet u een dag of twee geduld hebben.'
Alleen wie jong en aantrekkelijk was, kon het zich veroorloven te snoeven, dacht hij. 'Na de lunch? Dat is uitstekend, signorina.' Hij legde de lijst met de namen en datums van de sterfgevallen op haar bureau en keerde terug naar zijn kantoor.
Hij ging achter zijn bureau zitten en keek naar de twee namen die hij had opgeschreven: dokter Fabio Messini en pater Pio Cavaletti. Ze kwamen hem geen van beide bekend voor, maar in een sociaal zo incestueuze stad als Venetië was dat geen probleem voor iemand die naar informatie zocht.
Hij draaide het interne nummer van de agentenkamer. 'Vianello, kun je even bij me komen? En breng Miotti mee.' Terwijl hij op de twee agenten wachtte, zette hij afwezig een rij tekentjes onder de namen en pas toen Vianello en Miotti in de deuropening verschenen, zag hij dat hij kruisbeeldjes had getekend. Hij legde zijn pen neer en wenkte de agenten naar de stoelen tegenover zijn bureau.
Toen Vianello ging zitten, viel zijn uniformjasje open en zag Brunetti dat hij er magerder uitzag dan aan het begin van de winter.
'Ben je op dieet, Vianello?' vroeg hij.
'Nee, meneer,' antwoordde de brigadier, verbaasd dat het Brunetti was opgevallen. 'Ik doe aan sport.'
'Wat?' Brunetti, voor wie een dergelijk idee aan het obscene grensde, deed geen poging zijn ontsteltenis te verbergen.
'Ik doe aan sport,' herhaalde Vianello. 'Ik ga na mijn werk vaak een halfuurtje naar de palestra.''
'En wat doe je daar?' vroeg Brunetti.
'Oefeningen, meneer.'
'Hoe vaak?'
'Zo vaak als mogelijk is,' antwoordde Vianello. Hij klonk opeens terughoudend.
'Hoe vaak is dat?'
'Drie tot vier keer per week.'
Miotti zat er zwijgend bij en keek van de een naar de ander terwijl hij naar het eigenaardige gesprek luisterde. Was dit de manier waarop de misdaad werd bestreden?
'En wat doe je dan precies?'
'Ik doe oefeningen, meneer.' Met veel nadruk op 'oefeningen'.
Brunetti's belangstelling, hoe pervers ook, was nu gewekt. Hij zette zijn ellebogen op het bureau, legde zijn kin in zijn hand en vroeg: 'Wat voor oefeningen? Buigen en strekken? Klim je in touwen?'
'Nee, meneer,' antwoordde Vianello. Hij glimlachte er niet bij. 'We werken met toestellen.'
'Wat voor toestellen?'
'Fitnesstoestellen.'
Brunetti keek naar Miotti. Misschien begreep die er meer van, omdat hij nog jong was. Maar Miotti, die nog zo jong was dat hij geen conditietraining nodig had, wendde zijn blik af en keek naar Vianello.
'Nou,' zei Brunetti ter conclusie, toen duidelijk was dat Vianello niet uit zichzelf met verdere informatie over de brug zou komen, 'je ziet er in ieder geval goed uit.'
'Dank u. U zou het zelf ook eens kunnen proberen.'
Brunetti trok zijn buik in, ging wat rechter zitten en keerde terug tot de orde van de dag. 'Miotti,' zei hij, 'als ik me niet vergis, heb jij een broer die priester is.'
'Dat klopt, meneer,' antwoordde Miotti, verbaasd dat zijn baas dat wist.
'Wat voor soort?'
'Dominicaan, meneer.'
'Woont hij hier in Venetië?'
'Nee, meneer. Hij heeft hier vier jaar gewerkt, maar is drie jaar geleden naar Novara overgeplaatst. Daar geeft hij les op een jongensschool.'
'Heb je contact met hem?'
'Ja, meneer. Ik spreek hem iedere week en zie hem drie tot vier keer per jaar.'
'Mooi. Dan moet je hem de eerstvolgende keer dat je hem spreekt, iets vragen.'
'Waarover, meneer?' vroeg Miotti. Hij haalde een notitieboekje en een pen uit zijn jaszak. Het deed Brunetti plezier dat hij niet had gevraagd waarom.
'Ik had graag dat je hem vroeg of hij ene padre Pio Cavaletti kent, die lid is van de Orde van het Heilig Sacrament hier in de stad.' Brunetti zag dat Vianello zijn wenkbrauwen optrok, maar de brigadier zei niets.
'Moet ik hem iets specifieks vragen, meneer?'
'Nee, alleen of hij hem kent en wat hij over hem weet.'
Miotti wilde iets zeggen, aarzelde en vroeg toen: 'Kunt u me iets meer over hem vertellen, meneer? Iets wat ik aan mijn broer mag doorgeven?'
'Hij is de kapelaan van het casa di cura bij het Ospedale Giustini, maar meer weet ik ook niet.' Miotti boog zijn hoofd om dat op te schrijven. Brunetti vroeg: 'Heb je enig idee wie hij is, Miotti?'
De jonge agent keek op. 'Nee, meneer. Ik heb nooit veel contact gehad met de collega's van mijn broer.'
Meer op de toon dan op de woorden afgaand, vroeg Brunetti: 'Is daar een bepaalde reden voor?'
In plaats van antwoord te geven schudde Miotti kort zijn hoofd, keek weer neer op zijn notitieboekje en voegde nog een paar woorden toe aan wat hij had genoteerd.
Brunetti keek langs het gebogen hoofd van de jongere man naar Vianello. De brigadier haalde bijna onmerkbaar zijn schouders op. Brunetti sperde zijn ogen open en knikte kort in Miotti's richting. Vianello interpreteerde dat als een teken dat hij straks moest uitzoeken waarom de jongeman zo terughoudend deed. Hij knikte terug.
'Verder nog iets, meneer?' vroeg Vianello.
'Vanmiddag,' zei Brunetti in antwoord op die vraag, met de kopieën van de testamenten die signorina Elettra hem had beloofd, in gedachten, 'krijg ik de namen van een paar mensen met wie ik een praatje wil gaan maken.'
'Had u graag dat ik dan meeging, meneer?' vroeg Vianello.
Brunetti knikte. 'Kom om vier uur maar hier,' zei hij. Tegen die tijd was hij wel terug van de lunch. 'Dat was het voorlopig. Dank jullie wel.'
'Tot straks dan,' zei Vianello. Toen Miotti naar de deur liep, draaide Vianello zich om naar Brunetti, wees met zijn kin naar de jongeman en knikte kort. Als er iets bijzonders achter Miotti's afkeer van omgang met de priesterlijke vrienden van zijn broer stak, zou Vianello hem dat vanmiddag kunnen vertellen.
Toen ze weg waren, trok Brunetti een la open en pakte de Gouden Gids eruit. Hij keek onder Artsen, maar kon in Venetië geen Messini vinden. Hij nam het gewone telefoonboek erbij en vond er drie, van wie één met de voornaam Fabio en een adres in Dorsoduro. Hij schreef Messini's telefoonnummer en adres op, pakte de telefoon en draaide uit zijn hoofd een ander nummer.
De telefoon werd opgenomen toen hij drie keer over was gegaan. Een mannenstem zei: 'Allò?'
'Ciao, Lele,' zei Brunetti, die de brommerige stem van de schilder meteen herkende. 'Ik wil je iets vragen over een van je buren, dokter Fabio Messini.' Lele Bortoluzzi's familie woonde al sinds de kruisvaarders in Venetië en als je iets wilde weten over iemand die in Dorsoduro woonde, moest je bij hem zijn.
'Bedoel je die met de afghaan?'
'Hond of echtgenote?' vroeg Brunetti lachend.
'Als het degene is die ik denk dat het is, heeft hij een Romeinse echtgenote en een Afghaanse windhond. Een prachtig, sierlijk beest. En die beschrijving geldt eigenlijk ook voor zijn vrouw, bedenk ik me nu opeens. Ze komt minstens één keer per dag met de hond langs mijn galerie.'
'De Messini die ik moet hebben, is eigenaar van een verpleeghuis bij het Giustini.'
Lele, die alles wist, zei: 'En ook van het tehuis waar Regina zit, nietwaar?'
'Ja.'
'Hoe gaat het met haar, Guido?' Lele, die maar een paar jaar jonger was dan Brunetti's moeder, had haar zijn hele leven gekend en was een van de beste vrienden van Brunetti's vader geweest.
'Hetzelfde, Lele.'
'Moge God erbarmen met haar hebben, Guido. Ik leef met jullie mee.'
'Dank je,' zei Brunetti. Meer viel er niet over te zeggen. 'Vertel me eens iets over Messini.'
'Voorzover ik me kan herinneren, is hij hier ongeveer twintig jaar geleden begonnen met een ambulatorio. Toen is hij met die Romeinse, Fulvia, getrouwd en heeft hij het geld van haar ouders gebruikt om het casa di cura op te zetten. Als ik me niet vergis, heeft hij niet lang daarna zijn praktijk opgedoekt. Ik meen dat hij nu vier of vijf van die tehuizen heeft.'
'Ken je hem persoonlijk?'
'Nee. Ik zie hem slechts heel af en toe. Lang niet zo vaak als zijn vrouw.'
'En waar ken je haar van?' vroeg Brunetti.
'Ze koopt af en toe iets bij me. Meestal schilderijen. Ik mag haar graag. Het is een intelligente vrouw.'
'Met een goede smaak wat schilderijen betreft?' vroeg Brunetti.
Lele's lach denderde door de telefoon. 'De bescheidenheid weerhoudt me ervan daar antwoord op te geven.'
'Wordt er over hem gepraat? Of over hen?'
Het bleef lang stil. Toen zei Lele: 'Ik heb nooit iets gehoord. Maar ik kan wel voor je informeren.'
'Maar laat dan niet merken dat je belangstelling voor ze hebt,' zei Brunetti, ook al wist hij dat het niet nodig was dat erbij te zeggen.
'Mijn tong zal zijn als een lichte bries boven een kalm meer,' zei Lele.
'Ik stel dit erg op prijs, Lele.'
'Het heeft toch niet iets te maken met Regina?'
'Nee, hoor.'
'Gelukkig maar. Ze was een fantastische vrouw, Guido.' En, alsof hij opeens besefte dat hij de verleden tijd had gebruikt, voegde hij er snel aan toe: 'Ik bel je zodra ik iets weet.'
'Bedankt, Lele.' Brunetti stond op het punt hem er nog een keer aan te herinneren vooral subtiel te werk te gaan, toen hij bedacht dat iemand die in de wereld van Venetiaanse kunst en antiek zo hoog was geklommen als Lele, evenveel satijn als staal in zijn karakter moest hebben, dus hield hij het op een kort afscheid.
Het was nog niet eens twaalf uur, maar Brunetti kon de geur van de lente die de stad nu al een volle week omsingelde, niet weerstaan. Bovendien was hij de baas, dus kon hij doen en laten wat hij wilde. Hij voelde zich zelfs niet verplicht bij signorina Elettra langs te gaan om haar te vertellen waar hij naartoe ging. Ze zat waarschijnlijk toch tot haar nek in de computermisdaden, en omdat hij daar geen medeplichtige van wilde zijn, noch, als hij heel eerlijk moest zijn, een blok aan haar been, liet hij haar rustig haar gang gaan en liep hij richting Rialto en huis.
Toen hij 's ochtends van huis was gegaan, was het koud en vochtig geweest, maar de temperatuur was zo opgelopen dat hij het in zijn colbert en overjas veel te warm had. Hij maakte de knopen van beide los, deed zijn das af en stopte hem in zijn zak, maar had het evengoed zo warm dat hij de eerste transpiratie van dat jaar op zijn rug voelde prikkelen. Hij voelde zich als een gevangene in zijn pak van scheerwol en opeens drong de verraderlijke gedachte zich aan hem op, dat zowel de broek als het colbert hem strakker zaten dan aan het begin van de winter. Bij de Rialtobrug versnelde hij zijn pas, aangespoord door een golf van hernieuwde energie en liep hij kwiek de trap op. Maar na een tiental treden raakte hij buiten adem en moest tot een langzamer tempo overgaan. Hij bleef boven op de brug staan en keek naar links, waar het Canal Grande een bocht maakte naar San Marco en het Dogepaleis. De zon schitterde op het water en de eerste zwartkopmeeuwen van het seizoen dobberden gezellig rond.
Toen hij weer wat op adem was gekomen, liep hij aan de andere kant de brug af, zo verrukt over het zachte weer dat hij zich niet eens ergerde aan de overvolle straten en de slenterende toeristen. Toen hij tussen de groente- en fruitstalletjes doorliep, zag hij dat de eerste asperges waren gearriveerd en vroeg zich af of hij Paola zou kunnen overhalen er wat van te kopen. Een blik op de prijs maakte hem duidelijk dat hij dat wel kon vergeten, zeker tot volgende week. Dan zou het aanbod met sprongen stijgen en de prijs zeker de helft zakken. Hij liep op zijn gemak door, keek naar de groenten en de prijzen en knikte tegen de mensen die hij kende. Bij het laatste stalletje aan de rechterkant zag hij bekende groene bladeren en liep ernaartoe om ze nader te bekijken.
'Is dat puntarelle?' vroeg hij, verbaasd die zo vroeg in het seizoen op de markt te zien.
'Ja, de beste op de Rialto,' verzekerde de verkoper hem. De man had een rossig gezicht van de vele flessen wijn die hij door de jaren heen had genuttigd. 'Zesduizend per kilo. Een koopje.'
Brunetti verwaardigde zich niet op die belachelijke voorstelling van zaken antwoord te geven. Toen hij nog klein was, kostte puntarelle hooguit twee- of driehonderd lire per kilo en werd het door slechts weinig mensen gegeten; degenen die het kochten, gaven het meestal aan de konijnen die ze stiekem in hun achtertuin fokten.
'Doe maar een pond,' zei Brunetti. Hij haalde een handjevol bankbiljetten uit zijn zak.
De verkoper boog zich over de stapel groenten heen en greep een handvol van de geurige groene bladeren. Als een tovenaar haalde hij uit het niets een vel bruin papier tevoorschijn, legde het op de weegschaal, liet de bladeren erop vallen en vouwde het geheel razendsnel tot een pakketje. Hij legde het op een rij keurig gerangschikte courgettes en stak zijn hand uit. Brunetti gaf hem drieduizend lire, vroeg niet om een plastic zak en liep verder.
Bij de klok die hoog in de muur was ingebouwd sloeg hij linksaf richting San Aponal. Bijna automatisch nam hij de eerste straat rechts en liep het Do Mori binnen, waar hij een portie rond soepstengels gewikkelde prosciutto bestelde, met een glas Chardonnay om de zoute smaak van het vlees weg te spoelen.
Een paar minuten later, en bijna buiten adem van de negentig traptreden, maakte hij de deur van zijn flat open en werd hij begroet door een combinatie van geuren die zijn hart verblijdden en voor hem het symbool waren van huis, haard, gezin en vreugde.
Geheel overbodig, omdat de bedwelmende geur van knoflook en uien hem vertelde dat ze er was, riep hij: 'Paola, ben je thuis?'
Het 'Si' kwam uit de keuken, dus liep hij door de gang daarheen. Hij legde het pakketje op de keukentafel en liep naar haar toe om haar een kus te geven en te kijken wat ze aan het klaarmaken was.
Reepjes gele en rode paprika sudderden in een dikke tomatensaus, waar een geur van saucijsjes uit opsteeg. 'Tagliatelle?' vroeg hij. Zijn favoriete pasta.
Ze glimlachte en roerde in de saus. 'Uiteraard.' Ze draaide zich om en zag het pakketje op de tafel liggen. 'Wat is dat?'
'Puntarelle. Ik dacht dat we er wel een salade van konden maken met ansjovissaus.'
'Goed idee,' zei ze verrukt. 'Waar heb je het gekocht?'
'Bij die vent die zijn vrouw slaat.'
'Wat zeg je nou?' vroeg ze verbijsterd.
'Het laatste stalletje rechts als je richting vismarkt loopt. Die man met die drankneus.'
'Slaat die zijn vrouw?'
'Hij is al drie keer wegens mishandeling opgebracht, maar zijn vrouw heeft iedere keer de aanklacht ingetrokken zodra zij weer nuchter was.'
Brunetti zag Paola in gedachten de stalletjes aan de rechterkant van de markt langsgaan. 'De vrouw met de minkjas?' vroeg ze toen.
'Ja.'
'Daar had ik geen idee van.'
Brunetti haalde zijn schouders op.
'Kun je daar niets aan doen?' vroeg ze.
Omdat hij honger had en omdat het alleen maar langer zou duren tot hij iets te eten kreeg als ze hierop ingingen, antwoordde hij kort: 'Nee. Het is onze zaak niet.'
Hij gooide zijn jas en colbert op de rugleuning van een keukenstoel en liep naar de koelkast om een fles wijn te halen. Toen hij om haar heen liep om een glas uit de kast te pakken, mompelde hij: 'Mmmm. Ruikt goed.'
'Het is jullie zaak niet?' vroeg ze en aan haar stem kon hij horen dat ze een probleem had ontdekt.
'Nee, tenzij ze een officiële denunzia indient, en dat doet ze nooit.'
'Misschien is ze bang voor hem.'
'Paola,' zei hij, al had hij dit willen vermijden, 'ze weegt minstens honderd kilo; haar man kan wel twee keer uit haar. Als ze zou willen, zou ze hem het raam uit kunnen smijten.'
'Maar?' vroeg ze, want ze had onuitgesproken woorden in zijn stem gehoord.
'Maar ze wil niet. Ze krijgen ruzie, raken slaags en dan belt ze ons.' Hij schonk een glas wijn in en nam een slok, in de hoop dat de zaak daarmee afgesloten was.
'En dan?' vroeg Paola.
'Dan gaan we ernaartoe, nemen hem in hechtenis en stoppen hem in een cel. En de volgende ochtend komt ze hem halen. Dat gebeurt zo eens in de zes maanden, maar ze heeft nog nooit echte verwondingen opgelopen en is altijd blij dat hij weer mee naar huis gaat.'
Paola dacht daar even over na en zette het onderwerp toen met een schouderophalen van zich af. 'Eigenaardig.'
'Heel eigenaardig,' zei Brunetti instemmend. Hij wist uit jarenlange ervaring dat Paola besloten had het hierbij te laten.
Hij bukte zich om zijn jas en colbert te pakken en in de gang op te hangen, en zag een bruine envelop op de tafel.
'Is dat Chiara's rapport?' vroeg hij, de envelop pakkend.
'Mmmm,' zei Paola. Ze strooide wat zout in de pan met water die op de achterste pit langzaam aan de kook kwam.
'Hoe zijn haar cijfers?' vroeg hij.
'Uitstekend, op één vak na.'
'Gymnastiek?' gokte hij, want Chiara was sinds de eerste klas van de lagere school in alle vakken de beste van de klas geweest, maar net als hij luierde zijn dochter liever dan dat ze aan sport deed, zodat gymnastiek het enige vak was waarvan hij zich kon voorstellen dat ze er geen hoog cijfer voor had gekregen.
Hij maakte de envelop open, haalde de kaart eruit en liet zijn blik langs de cijfer rij glijden.
'Bijbelkennis?' zei hij. 'Bijbelkennis?'
Toen Paola niets zei, las hij de aantekeningen die de leraar erbij had gezet bij wijze van uitleg over haar onvoldoende.
'"Stelt te veel vragen"?' las hij hardop. '"Storend gedrag"? Wat moet dit voorstellen?' vroeg Brunetti, de kaart in Paola's richting stekend.
'Dat moet je maar aan haar vragen wanneer ze thuiskomt.'
'Is ze er dan nog niet?' vroeg Brunetti. De wilde gedachte beving hem dat Chiara het wist van de onvoldoende en zich nu ergens verscholen hield en niet naar huis wilde komen. Hij keek op zijn horloge en zag dat het nog vroeg was; ze zou er over een kwartier pas zijn.
Paola kwam met vier borden naar de tafel en duwde hem met haar heup zachtjes opzij.
'Heeft ze jou hier iets over verteld?' vroeg hij, terwijl hij een stapje opzij deed.
'Niets specifieks. Alleen dat ze de priester niet mag, maar ze heeft niet gezegd waarom. En ik heb het haar niet gevraagd.'
'Wat voor soort priester is hij?' vroeg Brunetti. Hij trok zijn stoel naar achteren en ging zitten.
'Hoe bedoel je?'
'Is hij een, hoe noem je dat, een gewone parochiepriester of lid van een kloosterorde?'
'Ik geloof dat hij een gewone parochiepriester is, van de kerk naast de school.'
'San Polo?'
'Ja.'
Brunetti las de opmerkingen van de andere leraren, die allemaal vol lof waren over Chiara's intelligentie en vlijt. Haar wiskundeleraar had zelfs geschreven dat ze 'een opmerkelijk getalenteerde leerlinge met veel gevoel voor wiskunde' was, en haar leraar Italiaans was nog verder gegaan en had het woord 'elegant' gebruikt om Chiara's opstellen te beschrijven. Geen van de opmerkingen bevatte een voorbehoud en er was geen spoor te bekennen van de aangeboren neiging van onderwijzers om een ferme waarschuwing in te bouwen tegen het gevaar van ij delheid die woorden van lof nu eenmaal met zich meebrengen.
'Ik snap er niets van,' zei Brunetti. Hij stopte de pagella terug in de envelop en gooide die op de tafel. Hij dacht even na hoe hij zijn vraag moest inkleden en informeerde toen: 'Je hebt toch niets tegen haar gezegd?'
Paola's vrienden hadden veel verschillende bijnamen voor haar, maar over één ding waren ze het roerend eens, namelijk dat ze 'una mangia-preti', een priesterverslindster, was. Ondanks het feit dat Brunetti niet vaak meer opkeek van de dingen die Paola deed of zei, verbaasde de anti-kerkelijke woede die soms in haar opvlamde, hem nog steeds. De Kerk was een onderwerp waar een rood vlaggetje bij stond, een onderwerp dat haar méér dan welk ander, steevast en zonder waarschuwing, tot ziedende woede kon opzwepen.
'Je weet wat we hebben afgesproken,' zei ze, zich naar hem omdraaiend. Het had Brunetti indertijd erg verbaasd, dat Paola zonder meer had ingestemd met het voorstel van hun beider ouders om de kinderen te laten dopen en op school godsdienstles te laten volgen. 'Het maakt deel uit van de westerse beschaving,' zei Paola vaak met huiveringwekkende openhartigheid. De kinderen, die niet dom waren en snel hadden begrepen dat ze bij Paola niet hoefden aan te komen met vragen over godsdiensttrouw, waren er even snel achter gekomen dat haar kennis van de kerkelijke geschiedenis en theologische geschillen vrijwel encyclopedisch was. Haar uitleg over de verschillen tussen de Geloofsbelijdenissen van Nicea en Athanasius was een klassiek voorbeeld van gezonde objectiviteit en wetenschappelijke aandacht voor details; haar hekeling van de eeuwen van bloedbaden die uit die verschillen waren voortgekomen, was, om een zacht woord te gebruiken, ongenadig.
Al die jaren had ze zich aan haar woord gehouden en zich nooit openlijk uitgesproken tegen het christendom of een andere religie, in ieder geval niet wanneer de kinderen erbij waren. Afkeer van religie en andere geloofsovertuigingen die bij Chiara tot 'storend gedrag' had geleid, was dus niet ontsproten uit iets wat Paola had gezegd, althans niet openlijk.
Ze keken allebei om toen ze de voordeur open hoorden gaan, maar het was niet Chiara die binnenkwam, maar Raffi. 'Ciao, mamma,' riep hij terwijl hij naar zijn kamer liep om zijn boeken weg te leggen. 'Ciao, papa.' Even later kwam hij de keuken in. Toen hij zich bukte om Paola een zoen op haar wang te geven, zag Brunetti, die aan tafel zat, zijn zoon vanuit een ongewoon perspectief en vond hij hem opeens erg lang.
Raffi tilde het deksel van de pan, keek erin en gaf zijn moeder nog een zoen. 'Ik val om van de honger, mam. Wanneer gaan we eten?'
'Zodra je zuster er is,' zei Paola. Ze draaide het gas onder het kokende water laag.
Raffi duwde zijn manchet omhoog en keek hoe laat het was. 'Je weet dat ze altijd op tijd thuis is. Ze komt over precies zeven minuten binnen, dus kun je volgens mij de pasta wel in de pan doen.' Hij pakte een pakketje soepstengels, scheurde het cellofaan open en haalde er drie uit. Hij stak de uiteinden in zijn mond en werkte ze, als een konijn met drie grassprieten in zijn bek, al knabbelend naar binnen. Toen pakte hij er nog drie en deed hetzelfde. 'Toe nou, mam, ik rammel van de honger en ik moet vanmiddag nog naar Massimo om natuurkunde te studeren.'
Paola zette een bord gefrituurde aubergineschijven op de tafel, knikte en begon repen verse pasta in het kokende water te leggen.
Brunetti haalde de pagella uit de envelop en gaf hem aan Raffaele. 'Weet jij hier iets van?' vroeg hij.
Pas de afgelopen twee jaar, nadat hij zijn 'Karl Marx Periode', zoals zijn ouders het noemden, achter zich had gelaten, waren Raffi's rapporten er net zo voorbeeldig gaan uitzien als die van zijn zuster, maar zelfs tijdens zijn ergste academische rampenperiode, was Raffi altijd trots geweest op de prestaties van zijn zusje.
Hij las de kaart door en gaf hem zonder iets te zeggen aan zijn vader terug.
'Wat vind je ervan?' vroeg Brunetti.
'Storend gedrag?' was Raffi's commentaar.
Paola gaf de pan al roerend een paar venijnige tikken.
'Weet jij hier iets van?' herhaalde Brunetti.
'Nee,' zei Raffi. Het was duidelijk dat hij liever niet wilde vertellen wat hij wist. Toen zijn ouders er allebei het zwijgen toe deden, zei Raffi verongelijkt: 'Mama wordt er toch maar boos om.'
'Waarom?' vroeg Paola zogenaamd luchtig.
'Dat...' Raffi werd onderbroken door het geluid van Chiara's sleutel in de deur.
'Ah, daar hebben we de zondares,' zei Raffi. Hij schonk voor zichzelf een glas mineraalwater in.
Ze keken alle drie naar Chiara die haar jas op een haak in de hal hing, haar boeken liet vallen, ze opraapte en op een stoel legde en de gang doorliep naar de keuken. In de deuropening bleef ze staan. 'Is er iemand dood?' vroeg ze, zonder een spoor van ironie in haar stem.
Paola bukte zich en pakte een vergiet uit de kast. Ze zette hem in de
gootsteen en goot het kokende water met de pasta erin. Chiara was in de deuropening blijven staan. 'Wat is er aan de hand?' vroeg ze.
Terwijl Paola de pasta en daarna de saus in een grote schaal overdeed, zei Brunetti ter uitleg: 'Je rapport is gekomen.'
Chiara's gezicht betrok. 'O,' was het enige wat ze wist uit te brengen. Ze glipte langs Brunetti heen en ging op haar vaste plaats aan tafel zitten.
Beginnend bij Raffi schepte Paola ieder van hen een flinke portie pasta op en pakte toen de geraspte parmigiano, die ze met gulle hand over de borden uitstrooide. Ze begon te eten. Ze begonnen allemaal te eten.
Toen Chiara haar bord leeg had en het ophield voor een tweede portie, vroeg ze: 'Bijbelkennis?'
'Ja. Je hebt daarvoor een erg laag cijfer,' antwoordde Paola.
'Hoe laag?'
'Een drie.'
Chiara wist zich er nog net van te weerhouden een gezicht te trekken.
'Weet je waarom je zo'n laag cijfer hebt?' vroeg Brunetti. Hij hield zijn handen boven zijn lege bord om Paola te laten weten dat hij niet meer wilde.
Chiara begon aan haar tweede portie terwijl Paola het restant van de pasta op Raffi's bord liet glijden. 'Nee, dat weet ik niet.'
'Leer je er niet voor?' vroeg Paola.
'Er valt niets te leren,' zei Chiara. 'Alleen die stomme catechismus. Die kun je in één middag uit je hoofd leren.'
'Hoe komt het dan?' vroeg Brunetti.
Raffi pakte een broodje uit de mand op de tafel, brak het in tweeën en haalde een helft door de pastasaus op zijn bord. 'Komt het door don Luciano?' vroeg hij.
Chiara knikte en legde haar vork neer. Ze keek naar het fornuis om te zien wat er nog meer te eten was.
'Ken jij die don Luciano?' vroeg Brunetti aan Raffi.
De jongen rolde met zijn ogen. 'Wie kent hem niet?' En hij vroeg aan zijn zuster: 'Ga jij wel eens bij hem te biecht, Chiara?'
Ze schudde kort haar hoofd, maar zei niets.
Paola stond op en nam hun pastaborden weg van de borden die eronder stonden. Ze liep naar de oven, deed hem open, haalde er een schaal cotoletta milanese uit, legde wat schijfjes citroen op de rand en zette de schaal op de tafel. Brunetti nam twee van de kalfslapjes. Paola nam alleen wat aubergine en zei niets.
Toen Brunetti merkte dat Paola niet aan het gesprek deelnam, vroeg hij aan Raffi: 'Hoe is het om bij hem te biecht te gaan?'
'Hij staat erom bekend hoe goed hij met kinderen overweg kan,' zei Raffi. Ook hij nam twee kalfslapjes.
'In welk opzicht?' vroeg Brunetti.
In plaats van antwoord te geven, wierp Raffi een snelle blik op Chiara. Beide ouders zagen dat ze bijna onmerkbaar haar hoofd schudde. Toen boog ze haar hoofd en wijdde haar aandacht weer aan haar eten.
Brunetti legde zijn vork neer. Chiara hield haar hoofd gebogen en Raffi keek naar Paola, die er nog steeds het zwijgen toe deed. 'Goed,' zei Brunetti, met een strengere stem dan zijn bedoeling was geweest. 'Wat is er aan de hand en wat mogen wij niet weten over die don Luciano?'
Hij keek naar Raffi, die zijn blik probeerde te ontwijken, en toen naar Chiara, die tot zijn verbazing een hoogrode kleur had gekregen.
Op zachtere toon vroeg hij: 'Chiara, vind je het goed dat Raffi ons vertelt wat hij weet?'
Ze knikte zonder op te kijken.
In navolging van zijn vader legde Raffi zijn vork neer en glimlachte opeens. 'Het is echt niet zo bijzonder, hoor.'
Brunetti zei niets. Paola zat erbij alsof ze haar tong had ingeslikt.
'Het gaat om wat hij tegen de kinderen zegt. Wanneer ze biechten over seks.' Hij stopte.
'Over seks?' herhaalde Brunetti.
'Ja, je weet wel. Over wat ze doen.'
Brunetti begreep het. 'Wat zegt die don Luciano dan?' vroeg hij.
'Ze moeten het voor hem beschrijven. Erover praten.' Raffi maakte een geluid dat het midden hield tussen een minachtend lachje en een kreun en hield verder zijn mond.
Brunetti keek naar Chiara en zag dat ze nog heviger bloosde.
'Ik snap het,' zei Brunetti.
'Het is eigenlijk nogal triest,' zei Raffi.
'Heeft hij dat met jou ook wel eens gedaan?' vroeg Brunetti.
'Nee, ik biecht al jaren niet meer. En hij doet het ook niet met de jongens, alleen met de meisjes.'
'Is dat het enige wat hij doet?' vroeg Brunetti aan Raffi.
'Dit is het enige wat ik weet, pap. Het is vier jaar geleden dat ik godsdienstles van hem heb gehad. Het enige wat wij moesten doen was het boek uit ons hoofd leren en er dingen uit kunnen opzeggen. Maar hij zei toen ook al rare dingen tegen de meisjes.' Hij keek naar zijn zuster en vroeg: 'Doet hij dat nog steeds?'
Ze haalde haar schouders op.
'Doet hij dat met jou, Chiara?' vroeg Brunetti.
Ze schudde haar hoofd.
'Met iemand die je kent?'
Nog een zwijgend ontkennen.
'Zijn er nog liefhebbers voor de kalfslapjes?' vroeg Paola met een volkomen normale stem. Twee schudden hun hoofd en de derde gromde iets, wat ze opvatte als een teken dat ze de schaal kon wegnemen. Ze aten de puntarelle in een stilte die alleen werd onderbroken door het tikken van hun vorken op de borden. Paola was van plan geweest alleen fruit als toetje te serveren, maar nu maakte ze een doos open die op het aanrecht stond en haalde er een grote taart uit, met een vulling van vers fruit en slagroom, die ze eigenlijk 's middags mee had willen nemen naar de universiteit om haar collega's na de maandelijkse faculteitsvergadering te trakteren.
'Chiara, lieverd, wil jij de gebaksschoteltjes even pakken?' vroeg ze terwijl ze een breed, zilveren mes uit de la nam.
De punten die ze sneed, zag Brunetti, waren groot genoeg om hun allen een insulineshock te bezorgen, maar de zoete cake en de koffie die daarna kwam, waarbij ze praatten over het heerlijke zachte weer, zorgden ervoor dat het gezin weer enigszins zijn evenwicht terugvond. Paola zei dat ze zelf wel even zou afwassen, en Brunetti besloot de krant in te kijken. Chiara verdween naar haar kamer en Raffi vertrok om samen met een vriend natuurkunde te studeren. Brunetti en Paola zeiden geen van beiden nog iets over de godsdienstlessen, maar wisten allebei dat ze met don Luciano nog niet klaar waren.