Hoofdstuk 14
Die avond ging ik langs huis om mijn laptop en het boek dat ik aan het lezen was op te halen voordat ik aan het werk moest. Het gevreesde briefje was onder de deur door geschoven:
Ik krijg morgen 1000 euro anders ga je eraan.
Het handschrift was slordig. Ik draaide het papier om en schreef:
Je krijgt je geld over een paar dagen. Als je voor die tijd iets zegt, krijg je niets.
Ik schoof het briefje onder Omars deur door. Ik ging terug naar mijn kamer, ging op het bed zitten en liet alles wat ik Margit die avond had verteld de revue passeren. Ik was blij dat ik eindelijk mijn hart had kunnen luchten, maar tegelijkertijd voelde ik me kwetsbaar omdat ik mezelf had blootgegeven door te bekennen dat ik voortdurend onder een vreselijk gevoel van schaamte gebukt ging.
Maar door Omars briefje kreeg ik ook iets van mijn vechtlust terug. Onderweg naar mijn werk struinde ik het kleine café in de rue de Paradis binnen. Yanna bediende de vaste groep dronkenlappen (veel van hen waren vriendjes van haar man). Ze zette grote ogen op toen ik binnenkwam, schuldbewust en op slag zenuwachtig, en dat probeerde ze te verbergen door geforceerd te glimlachen terwijl ze een pression tapte en een borrelglaasje whisky voor me inschonk.
‘Wat kom jij hier doen?’ fluisterde ze zacht, en ze wierp een heimelijke blik op de half beschonken cliëntèle om te zien of haar nervositeit opviel.
‘We moeten praten,’ fluisterde ik terug.
‘Niet nu.’
‘Het is dringend.’
‘Ik kan hier niet weg als al die griezels naar ons kijken.’
‘Verzin een smoes. Ik drink mijn bier en de whisky op en dan ga ik weg. Zorg dat je over tien minuten op de hoek van de rue de Paradis en de rue du Faubourg Poissonnière bent. Wat ik je te vertellen heb kan ik hier niet zeggen.’
Ik sloeg zowel de whisky als het bier achterover en vertrok, vijandig nagestaard door de rest van de clientèle toen ik naar de deur liep. Zoals verwacht was Yanna tien minuten later op de straathoek. Ze had een brandende sigaret in haar hand en was duidelijk hyper.
‘Ben je verdomme niet goed bij je hoofd?’ snauwde ze. ‘Iedereen in het café heeft gezien dat je met me wilde praten.’
‘Het is een noodgeval,’ zei ik. ‘Omar…’ En ik vertelde haar dat hij ons had gezien en me nu bedreigde.
‘Shit!’ zei ze. ‘Mijn man vermoordt eerst jou en dan mij.’
‘Niet als je doet wat ik zeg.’ Ik zette het plan dat Margit had bedacht uiteen, zonder haar te vertellen dat het niet mijn eigen idee was.
Yanna was niet overtuigd. ‘Uiteindelijk gelooft hij die smerige vetzak,’ zei ze, ‘want die klootzak is een Turk. Het is een idiote erecode onder Turkse mannen. Als die vetzak hem vertelt dat zijn vrouw een slet is, dan is ze zonder enige twijfel een slet.’
‘Als je je man huilend vertelt dat Omar zich aan je heeft opgedrongen, dat hij je overal heeft betast, dat hij zo dronken was dat hij niet meer wist wat hij deed en toch aan je zat…’
‘Dan slaat hij me toch.’
‘Niet als je je verhaal goed verkoopt.’
‘Jawel, zelfs als hij me op mijn woord gelooft. Ik weet precies hoe hij denkt: doordat ik me als een slet heb gedragen, heb ik Omars handtastelijkheid uitgelokt, en dus verdien ik een pak slaag.’
‘Je zou van die man moeten scheiden.’
‘Bedankt voor het bruikbare advies. Mijn man komt vanavond terug. Als je leven je lief is, kun je je beter een paar dagen gedeisd houden, voor het geval hij Omar gelooft en naar jou op zoek gaat met een zeis.’
‘Ik hou me gedeisd, wees maar niet bang.’
‘En nog iets: kom nooit meer naar ons café. Ik wil nooit meer iets met je te maken hebben.’
‘Dat gevoel is geheel wederzijds.’ Ik draaide me om en liep weg.
Een paar uur later, op mijn werk, bedacht ik dat het helemaal niet zo makkelijk was om me ‘gedeisd’ te houden, zeker niet in een wijk waar iedereen elkaar kende, en dan werkte ik ook nog eens voor lieden die het me niet in dank zouden afnemen als ik opeens niet op mijn werk verscheen. Diep vanbinnen voelde ik de behoefte om terug te gaan naar mijn kamer, mijn spullen te pakken (waar ik niet meer dan tien minuten voor nodig had) en te verdwijnen in de nacht. Maar opnieuw werd ik geplaagd door de vraag: wat dan? Ik wist ook dat Margit diep teleurgesteld zou zijn als ik me uit te voeten maakte. Eerder die avond – nadat ik haar had verteld wat er met Shelley was gebeurd – was ze teruggekomen op Omars dreigement. ‘Het zou voor alle betrokkenen veel eenvoudiger zijn,’ had ze gezegd, ‘als Omar uit het zicht verdween voordat haar man thuiskwam.’
‘Absoluut. Maar voor zover ik weet heeft hij geen familie in Turkije, en als hij niet aan het werk is of op zijn chambre de bonne is, zit hij in dat café. En hij is volledig legaal. Hij heeft me zelfs zijn Franse paspoort onder de neus gedrukt.’
‘Jammer. Als hij een illegaal was geweest, had je de rollen makkelijk om kunnen draaien. Eén telefoontje naar de vreemdelingendienst…’
‘Dan had hij ook over mij een boekje open kunnen doen. Ik werk immers zonder een carte de séjour.’
‘Maar dat baantje van jou bestaat officieel toch helemaal niet? Als je legaal werk deed, zou je opgepikt worden door de radar van de sociale dienst, maar nu blijf je onzichtbaar. Bovendien, als ze moesten kiezen tussen het verhaal van een beschaafde Amerikaanse docent en dat van een ongeletterde vette Turk, wie zouden ze dan geloven?’
‘Racisme heeft ook zijn voordelen.’
‘Nou, en of. En jij bent even racistisch als de politie.’
‘En als jij.’
‘Klopt. Maar een ding moet je goed onthouden: een immigrant zoals Omar, een randfiguur in deze samenleving, kijkt waarschijnlijk neer op alle mensen met geld en een keurig leventje, maar zijn diepste verachting gaat uit naar mensen die in hetzelfde schuitje zitten als hij. Zoltan zei altijd: “Vertrouw nooit een andere immigré. Ze willen je kapotmaken om voor zichzelf te bewijzen dat andere mensen nog dieper gezonken zijn dan jij.” Dus ja, Omar zal je verlinken. En dat betekent dat je nu meteen naar huis moet gaan om je spullen te pakken en weg te gaan uit de rue de Paradis. Maar als je dat doet…’
‘Ben ik weer op de vlucht.’
‘Precies zoals je bent weggevlucht voor de zelfmoord van je vriendinnetje, zelfs al was dat niet jouw schuld.’
‘Ik zal me er altijd schuldig over blijven voelen.’
‘Dat is alleen een manier om jezelf te haten. Maar je moet het zelf weten. Je bent nog niet klaar met je verhaal, Harry. Nou, vertel me eens over die zelfmoord.’
Margit schonk me nog een glas whisky in, en ik sloeg het achterover. Ik had al bijna de halve fles leeggedronken en voelde nog steeds niets.
‘Eerst moet ik je vertellen van de heisa over een abortus,’ zei ik.
‘Moest je vriendinnetje een abortus ondergaan?’
‘Nee. Er werd aangenomen dat ik haar over wilde halen om abortus te laten plegen, terwijl ik van niets wist. Die dag, de dag dat ik wakker werd op Dougs bank en een leger verslaggevers in zijn voortuin zag staan, brak de hel los. De avondkranten in Ohio kwamen met vette koppen: DOCENT WIL EERSTEJAARS STUDENTE TOT ABORTUS DWINGEN NA VERHOUDING.
Je moet goed begrijpen dat ik nooit, maar dan ook nóóit, met Shelley over een abortus heb gepraat. Ik wist niet eens dat Shelley zwanger was. Het leek me zelfs zo goed als onmogelijk dat ze in verwachting was van mijn kind, want ik had een condoom gebruikt toen we met elkaar hadden gevrijd.’
‘Hoe konden de kranten dan met zo’n fantastisch verhaal komen?’
‘Het schijnt dat Shelley een dagboek had bijgehouden sinds we elkaar hadden leren kennen. Toen ik eenmaal was zwartgemaakt, ging de surveillante van Shelleys afdeling in het studentenhuis – een heilig boontje, zo’n overdreven christelijk type – zelf Shelleys kamer doorzoeken. Ze vond het dagboek en overhandigde het braaf aan de rector. Het dagboek bleek vol te staan met krankzinnig romantisch gedoe: dat ik haar grote liefde was, dat ik tegen haar had gezegd dat ik nog nooit zo hartstochtelijk van iemand had gehouden – iets wat ik nooit heb gezegd – en ook dat ik haar had beloofd dat ik weg zou gaan bij mijn vrouw en dochter om met haar te trouwen, ook al een verzinsel. Haar romantische gefantaseer ging eindeloos door. Ze had ook tot in de kleinste erotische details onze middag in het motel in Toledo beschreven… en de pers smulde ervan toen ze het dagboek eenmaal in handen hadden.’
‘Door Robson?’
‘Dat hoorde ik later pas. De media waren verrukt van de pikante details over “onze liefdesmiddag”, zoals Shelley het had genoemd, maar ze sloegen pas op tilt toen bleek dat ze meerdere keren had geschreven dat ze zo graag de moeder van mijn kind wilde zijn. Toen ik het eenmaal had uitgemaakt, ging haar verbeelding met haar aan de haal. Opeens verschenen er teksten in haar dagboek zoals: “Hoe kan hij me dit aandoen terwijl hij weet dat ik zwanger ben?” En: “Ik wil zijn kind krijgen, ik wil niets liever, maar Harry zegt dat hij het nooit zal toestaan.” En de doodskus: “Ik kreeg vandaag de uitslag van de zwangerschapstest. Ik ben een aanstaande moeder! Ik ben meteen naar Harry’s kantoor gegaan om hem het goede nieuws te vertellen. Zijn reactie was vreselijk en heel resoluut: de baby moet sterven. Hij pakte de telefoon en belde een abortuskliniek in Cleveland en maakte een afspraak voor drie dagen later. Maar ik laat onze baby niet doodmaken, geen denken aan.”
Margit, ik zweer het je, ik heb nooit van dit soort gesprekken met Shelley gehad. Het waren pure verzinsels van haar.’
‘En de rector moet het als een godsgeschenk hebben gezien.’
‘Niet alleen hij, maar ook elke rechtse hoofdredacteur in het hele land. Het verhaal was koren op hun molen: “progressieve” docent verleidt jonge studente en wil haar dan dwingen om hun baby te “vermoorden”. Ik werd afgeschilderd als een schoolvoorbeeld van alles wat er ontaard en smerig is aan de zogenaamd “liberale elite”, terwijl Shelley de heldin was die het leven van haar ongeboren kind had gered.
Televisiestations belegerden mijn huis, en ze zonden beelden uit van mijn vrouw en dochter, die door de pers werden belaagd zodra ze het huis verlieten. Een van de journalisten had zelfs de moed om aan Megan te vragen: “Wat vind je ervan dat je vader een vriendin heeft die drie jaar ouder is dan jij?” Ze begon te huilen, en ik wilde die smeerlap wel vermoorden.
Ze lieten ook beelden zien van het onbenullige advocaatje van Shelleys vader – een ex-marinier die ze niet kon luchten of zien – die voor de camera vertelde dat hij de school namens zijn cliënt voor de rechter zou dagen omdat ze een dégénéré als ik les hadden laten geven, en dat haar vader een schadevergoeding van honderd miljoen dollar eiste. Robson werd ook gefilmd. Hij trok zijn quasi-bezorgde en ernstige gezicht en verklaarde hoe afschuwelijk het was dat “deze arme jonge vrouw” door mij was misbruikt, en dat hij er persoonlijk voor zou zorgen dat ik nooit meer op enige onderwijsinstelling zou worden toegelaten.’
‘En waar was Shelley al die tijd?’
‘Haar ouders hadden haar mee naar huis genomen, in Cincinnati, en ze schermden haar volledig af van de pers.’
‘En intussen…’
‘Ik zat in Dougs souterrain, deed de deur niet open en nam de telefoon niet op. Ik stuurde wel een e-mail naar de pers, waarin ik categorisch ontkende dat ik ooit een abortus had geëist, aangezien ze me nooit had verteld dat ze in verwachting was. En aangezien we veilige seks hadden gehad…
Nou, toen stak er een nieuwe storm op. De volgende dag onderschepten televisieploegen Shelley en haar ouders onderweg naar de kerk, en ze bestookten haar met vragen. “Lieg je dat je zwanger bent? Heb je het allemaal verzonnen?” Shelley zag eruit als een hert gevangen in de koplampen van een auto. Die middag las de advocaat van de familie een verklaring voor, dat ik een nog groter monster was omdat ik Shelley een leugenaar durfde te noemen, en dat ze binnen vierentwintig uur medisch bewijs van haar zwangerschap zouden hebben.
Het was een compleet gekkenhuis, maar Doug was geweldig. Hij fungeerde als buffer, hield alle indringers op afstand en poeierde bellers af, behalve toen Megan belde, meteen nadat Shelleys advocaat op televisie was geweest. Megan moet het nummer van Susan hebben gekregen, en zij had op haar beurt natuurlijk van Robson gehoord waar ik me schuilhield. Ik nam de telefoon van Doug over, en zei tegen haar: “Megan, schat, ik weet dat dit vreselijk is. En je vindt me ongetwijfeld een onmens. Ik wil je graag uitleggen…”
Ze viel me in de rede. “Je bent een beest. Ik wil nooit meer met je praten,” zei ze huilend. Toen hing ze op.
Ik heb haar natuurlijk meteen teruggebeld. Susan nam op en zei volmaakt kalm: “Je zult je dochter nooit meer zien, nooit meer iets van haar horen.” En ze voegde eraan toe: “Als ik jou was, zou ik een eind aan mijn leven maken.”
Maar dat deed Shelley, niet ik. Die avond laat, toen iedereen sliep, sloop ze het huis van haar ouders uit. Een uur of twee later sprong ze van een brug over de snelweg, anderhalve kilometer van hun huis. Ze kwam vlak voor een vrachtwagen terecht. Volgens de politie had iemand haar een paar minuten op de brug zien staan voordat ze sprong. Ze maakten eruit op dat ze op een groot voertuig had gewacht.’
‘Of misschien moest ze moed verzamelen voordat ze sprong.’
‘Ze liet geen briefje achter, niemand had een flauw vermoeden gehad van wat ze van plan was.’ Ik zweeg, pakte de whiskyfles en schonk mezelf nog een flink glas in.
‘Denk je dat ze is gesprongen omdat ze anders als een fantaste zou zijn ontmaskerd?’
‘Het zou kunnen. Of misschien maakte haar vader haar het leven zuur. En gezien haar obsessieve gedrag was ze op dat moment niet erg evenwichtig of redelijk, en dat kwam natuurlijk doordat ik met haar had gebroken.’
‘Harry, als je nou iets uit dat dagboek kunt opmaken, dan is het wel dat ze in een fantasiewereld leefde. Ze heeft niet laten blijken hoe dwangmatig ze was toen jullie met elkaar bevriend raakten, en dat betekent dat ze er uitzonderlijk goed in was om haar manie te verbergen, of dat jij er blind voor was. Maar jou kennende, denk ik aan het eerste. Als ze iets van haar obsessie had laten blijken…’
‘Zou ik met haar hebben gebroken voordat we met elkaar naar bed waren geweest.’
‘Dat is precies wat ik bedoel. In plaats daarvan kwam ze met hersenspinsels dat ze “jouw baby” wilde krijgen. Robson heeft de publiciteit gezocht. Jij hebt je verweerd en gezegd dat ze het verzon. Toen bekend dreigde te worden dat ze had gelogen, heeft ze een eind aan haar leven gemaakt.’
‘Dat is jouw interpretatie.’
‘Heb je de details van haar zelfmoord van je vriend Douglas gehoord?’
Ik knikte.
‘En heeft hij je verteld over Robson en je ex-vrouw?’
‘Uiteindelijk heeft hij me verteld dat er geruchten waren. Hij gaf toe dat hij er al maanden van wist, maar hij had het me niet willen vertellen omdat hij hoopte dat het niet waar was. Dat begreep ik volkomen, vooral omdat ik hem nooit had verteld dat ik wist dat zijn vrouw een paar jaar daarvoor seks had gehad met onze bibliothecaris… ook een vrouw.
Jammer genoeg was Doug niet in de positie om Robson aan de kaak te stellen omdat hij het verhaal en Shelleys dagboek aan de pers had gelekt. Hij zou over een paar maanden promotie krijgen, en als hij Robson tegen zich in het harnas joeg, kon hij die promotie op zijn buik schrijven. Neemt niet weg dat hij het verschrikkelijk vond, en hij heeft me aangemoedigd om gewoon te verdwijnen. “Als je Robsons rol nu uit de doeken doet, denkt iedereen dat jij de verantwoordelijkheid probeert af te schuiven. Het is echt het beste als je van het toneel verdwijnt.”
De volgende dag onthulde de patholoog in Cincinnati dat Shelley niet zwanger was geweest toen ze zelfmoord pleegde. Binnen een uur verklaarde de advocaat van haar ouders tegen de pers dat het medisch mogelijk was dat ze over tijd was geweest, en dat de zwangerschapstest onbetrouwbaar was. “Of ze al dan niet in verwachting was van meneer Ricks,” zei hij, “is minder belangrijk dan het feit dat ze zelf dacht dat ze zwanger was, en dat Ricks haar liet vallen toen hij het nieuws hoorde en op een abortus aandrong. Shelley was erg kwetsbaar, en als gevolg van zijn eis raakte ze depressief, hetgeen uiteindelijk tot haar zelfmoord heeft geleid. In feite heeft Ricks deze jonge vrouw vermoord.”
De draai die hij aan het verhaal gaf ging erin als koek, dus ik vond het beter Dougs advies op te volgen. Ik heb hem gevraagd om naar mijn huis te gaan toen Susan niet thuis was en mijn paspoort en laptop op te halen. Ik ben zelf naar de bank gegaan. Toen ik binnenkwam, liet de manager weten dat mijn klandizie niet langer welkom was. Ik antwoordde dat ik het best vond, want dat ik kwam om mijn rekening op te heffen. Er stond tweeëntwintigduizend dollar op een spaarrekening. Vijftienduizend dollar daarvan zette ik vast op een rekening voor Megan. De rest nam ik op. Ik ging naar Dougs huis om mijn spullen te halen, stapte in mijn oude Volvo en verliet de stad.
Acht uur later was ik in Chicago. Ik vond een goedkoop hotel, voor vierhonderd dollar per week, zette mijn bagage neer en reed naar een buitenwijk. Daar stopte ik bij de eerste de beste handelaar in occasions, en ik kreeg drieduizend dollar in contanten voor mijn Volvo. Ik nam een taxi naar de ondergrondse en ging terug naar het hotel. Toen begon er een leven… een leven van niets, eigenlijk. Mijn kamer was armoedig, maar ik had een bed met een doorgezakte matras, een oude televisie en een wc die na drie keer doortrok, als je geluk had. Het management stelde geen vragen, ik betaalde elke week op tijd mijn rekening, en ik heb in de weken dat ik er logeerde nooit geklaagd of meer dan drie woorden met het personeel gewisseld.’
‘Hoe lang ben je er geweest?’
‘Zes weken.’
‘Wat deed je met je tijd?’
‘Dat weet ik niet meer.’
‘Kom nou.’
‘Nee, echt. Ik herinner me dat ik elke dag tot twaalf uur sliep en altijd ontbeet in hetzelfde kleine eettentje. Ik kocht geen kranten of tijdschriften uit angst dat ik iets over de zaak zou lezen. Ik heb mijn inbox niet één keer bekeken. Elke dag zat ik uren in de bioscoop. Ik kocht boeken in tweedehandswinkels, ging naar sjofele cafés in de buurt van het hotel, en dan keek ik de halve nacht naar shitprogramma’s op televisie. Ik was in shock, denk ik. Ik was niet gewend aan heftige emoties. Ik sleepte mezelf als een zombie door de dagen. Totdat ik op een avond thuiskwam nadat ik de hele dag in een megabioscoop had gezeten. De nachtportier vertelde me dat er die ochtend een man naar me had gevraagd. “Hij zag er gewichtig uit, een deurwaarder of zo,” zei hij, en hij voegde eraan toe dat de man ongetwijfeld de volgende ochtend vroeg terug zou komen. “Dat soort smeerlappen komt altijd terug.”
Ik ging naar boven en belde Doug. Hij was kwaad dat ik nooit op al zijn e-mails had gereageerd, en vroeg of ik wist dat Shelleys vader zijn dreigement had waargemaakt en een procedure was begonnen tegen de academie. En het bestuur had, ongetwijfeld op aandringen van Robson, besloten om mij aan te klagen omdat ik hun goede naam had bezoedeld en de gedragsregels met voeten had getreden enzovoort, en ze hadden een privédetective in de arm genomen om me op te sporen. “Als je me belt, heeft die gluiperd je vast gevonden,” zei Doug. Toen ik hem vertelde dat er iemand naar me had gevraagd, waarschijnlijk met een dagvaarding, adviseerde hij me om er onmiddellijk vandoor te gaan. “Je moet nú het land uit, anders maken ze gehakt van je in de rechtszaal.”
“Oké,” zei ik, “ik neem de eerste de beste vlucht naar Parijs.”’
‘En toen je eenmaal hier was?’
‘Het is me gelukt om weer contact te krijgen met Megan, en we hebben een tijdje gecorrespondeerd, totdat haar moeder het ontdekte en er een eind aan maakte. Sindsdien heb ik niets meer van mijn dochter gehoord.
Intussen heeft de academie Shelleys vader een kleine schadevergoeding betaald, en verder hebben ze besloten om tegen mij toch geen juridische stappen te ondernemen. Volgens Doug heeft het bestuur Robson een halt toegeroepen, want hij wilde hemel en aarde bewegen om me voor de rechter te slepen.’
‘Die man heeft goed de pik op je.’
‘Zeg dat wel. Het is niet genoeg dat ik mijn baan en mijn vrouw en dochter kwijt ben. Hij zal pas rusten als hij me compleet kapot heeft gemaakt.’
‘Als jij je zou kunnen wreken…’
‘Ik wil geen wraak.’
‘Jawel. En je verdient het. Net als Shelley. Als hij geen van die dingen naar de pers had gelekt, zou ze nu waarschijnlijk nog leven. Wat zou jij een gepaste vergelding vinden voor alle ellende die hij heeft veroorzaakt?’
‘Wil je dat ik ga fantaseren?’ vroeg ik.
‘Absoluut. Bedenk het ergste wat die smeerlap zou kunnen overkomen.’
‘Dat ze een enorme verzameling kinderporno op zijn computer zouden aantreffen, bedoel je dat?’
‘Niet slecht. En zeg dat je een passende straf voor je vrouw zou moeten bedenken.’
‘Laten we nou niet overdrijven.’
‘Kom op, gewoon voor de lol.’
‘Als ze haar baan kwijtraakte…’
‘Zou je je dan gewroken voelen?’
‘Waarom speel je dit spelletje?’
‘Om jou te helpen.’
‘Om mij te helpen? Hoe dan… psychisch?’
‘Praten lucht op, helemaal als je je woede en je verdriet kunt ventileren. Het is een verwerkingsproces, al kan het de wond nooit helemaal genezen.’
‘Wat dan wel?’
Ze haalde haar schouders op. ‘Het is tijd dat je weggaat,’ zei ze ontwijkend. ‘We praten over drie dagen verder, als je dat tenminste wilt.’
‘Natuurlijk.’
‘De volgende keer kunnen we misschien zelfs weer vrijen, als jij je dan minder schuldig voelt over je wip met die barmeid. Druk haar op het hart dat ze huilend naar haar man gaat en vertelt van Omars smeerlapperij.’
‘Ik zie er tegenop.’
‘Geloof me, het is erger om in elkaar geslagen te worden. À très bientôt.’
Nu ik had gedaan wat Margit me had opgedragen en Yanna de plannen had verteld, voelde ik me merkwaardig kalm. Ik zou graag naar meneer Baard zijn gegaan om een smoes op te hangen dat ik een paar dagen ‘om persoonlijke redenen’ de stad uit moest, maar het leek me beter om te blijven en te zien wat er ging gebeuren. Ik vergeleek het met iemand die Russische roulette speelde, iemand die wist dat het de moeite waard was om door te gaan, omdat er een kans van zes op één was dat hij zichzelf geen kogel door de kop zou jagen.
Die nacht, in mijn kantoor, klapte ik mijn laptop open en ging ik aan het werk. Mijn roman was nu vierhonderd pagina’s lang. De twijfels die in het begin aan me hadden geknaagd, hadden nu plaatsgemaakt voor een enorme gedrevenheid, en het gevoel dat het boek zichzelf schreef. Dat was een andere reden om niet weg te vluchten uit mijn kleine nachtelijke cel. De troosteloosheid van dat benauwende hok was bijna een soort talisman voor me geworden; het was de plek waar ik, afgeschermd van alle afleiding van buitenaf, de woorden eruit ramde en de vaart in het verhaal hield. Ik was bang dat ik niet meer zou kunnen schrijven als ik opeens wegging uit die kamer. Natuurlijk had ik grote twijfels over het baantje en dit quartier, maar desondanks was ik vastbesloten om er te blijven werken totdat mijn boek af was. En dan zou ik mijn spullen pakken en met de noorderzon vertrekken. Maar tot het zover was…
Waarom gilt er beneden iemand?
De gil was luid en schril, verontrustend, van een bijna dierlijke heftigheid, als die van een wild beest dat in een val terecht was gekomen en huilt van pijn. Na een tijdje werd het stil. Toen hoorde ik dezelfde stem luidkeels smeken, gevolgd door andere schreeuwende stemmen, en toen…
Dit keer ging de gil me door merg en been. Iemand werd meedogenloos gemarteld. De volgende keer dat er gehuil door de betonnen muren van mijn kamer heen drong, sprong ik overeind en ontgrendelde ik de deur. Maar zodra ik de deur openrukte, hield het gehuil op. Ik tuurde omlaag en zag een lege gang. Ik liep de trap een eindje af en staarde naar de deur aan het eind van de gang op de benedenverdieping. Een stemmetje in mijn hoofd fluisterde: ben je goddomme niet goed bij je hoofd? Ik rende weer naar boven, deed de deur dicht en schoof de grendel er weer voor, allemaal zo zachtjes mogelijk. Toch klonk er een luide klak toen ik de grendel dichtschoof.
Na een minuut werd het gehuil hervat. De andere stemmen schreeuwden, het gebrul werd hysterisch, en de man die gilde herhaalde telkens hetzelfde woord: ‘Yok! Yok! Yok!’ Er werd nog meer geschreeuwd, en toen een laatste huiveringwekkende gil… gevolgd door een diepe, spookachtige stilte.
Ik zat aan mijn bureau, beet op mijn nagels, voelde me hulpeloos, en ik was doodsbang. Verroer je niet, verroer je niet. Maar als je voetstappen naar boven hoort komen, dan pak je je laptop en smeer je ’m via de nooduitgang (niet dat ik enig idee had waar de nooduitgang precies uitkwam).
Tien minuten verstreken, vijftien, twintig. Ik staarde onafgebroken naar de monitor. Niemand verscheen in beeld. Vijfentwintig minuten. Stilte. Toen, opeens, hoorde ik beneden de deur opengaan en voetstappen in de gang. De voordeur ging open en een man kwam naar buiten in het steegje. Ik kreeg de indruk dat hij klein was, maar er was bijna niets te onderscheiden omdat hij de capuchon van zijn jas over zijn hoofd had getrokken om zijn gezicht te verbergen. Ook had hij een bezem in zijn hand. Wat moet hij in godsnaam met een bezem? vroeg ik me af. Totdat hij de steel van de bezem op de camera boven de deur richtte. Ik kromp ineen, want op de monitor leek het net alsof hij naar mij uithaalde met die bezemsteel. Bij de eerste klap schudde de camera alleen maar. De tweede stoot was een schot in de roos, en het scherm werd zwart. Toen hoorde ik fluisterende stemmen en onderdrukt gekreun terwijl er iets zwaars door de gang werd gesleept. Het gesleep hield op, en weer werd er gefluisterd. Keken ze of de kust veilig was voordat ze het lijk naar buiten sleepten? En weer hoorde ik hetzelfde geluid, totdat de voordeur met een doffe knal dichtviel.
Geen paniek. Geen paniek.
Maar stel nou dat ze terugkwamen om mij onder handen te nemen?
Als ik nu wegging, stonden ze misschien buiten op me te wachten. Ik zou zien wie het waren, en dat zou op zijn best vervelend zijn. Als ik hier bleef wachten, was dat in elk geval het signaal dat ik me aan de regels hield. Ik zou geen vragen stellen, niet naar de politie gaan, geen moeilijkheden veroorzaken.
Ik was wanhopig. Ik wilde vluchten, en wist dat ik niet kon vluchten. Maar zodra het zes uur was, was ik vertrokken. Hoewel ik het liefst een lange wandeling langs het Canal Saint-Martin zou willen maken om tot rust te komen, leek het me beter om me aan mijn vaste routine te houden, gewoon voor het geval ik in de gaten werd gehouden. Ik ging dus naar de boulangerie om mijn pains au chocolat te kopen, en rechtstreeks door naar mijn kamer. Er was een briefje onder mijn deur door geschoven:
Ik geef je nog twee dagen, niet langer. 1000 euro of ik vertel het.
Ik verfrommelde het briefje en stak het in mijn zak, slikte een slaappil en kroop in bed.
Om twee uur op, zoals gewoonlijk. Een half uur later in het internetcafé. Maar zodra ik binnenkwam, zag ik aan meneer Baard dat hij alles wist van de afgelopen nacht. Hij kwam achter de bar vandaan en deed de voordeur op slot, gebaarde toen dat ik met hem mee moest komen naar een achterkamertje. Toen ik aarzelde, zei hij: ‘Je gaat hier niet weg voordat we hebben gepraat.’
‘We kunnen hier toch praten?’ protesteerde ik. Als er zware jongens uit de achterkamer kwamen, bedacht ik, zou ik tenminste nog een kleine kans hebben om me door de ruit naar buiten te gooien en met alleen snijwonden weg te komen.
‘In de achterkamer is het rustiger.’
‘We praten hier,’ zei ik.
Een stilte. Ik zag hem door de ruit naar de straat kijken, duidelijk lichtelijk paranoïde. ‘Wat heb je vannacht gezien?’
‘Een vandaal die de camera kapot heeft geslagen.’
‘En daarvoor?’
‘Niets.’
‘Niets?’
‘Precies, helemaal niets.’
‘Ik geloof je niet. Je hebt de deur opengedaan. Ze hebben je gehoord.’
‘Ze vergissen zich.’
‘Je liegt. Ze hebben het gehoord. Ze wéten het.’
‘Ik heb de hele nacht geen enkel geluid gehoord. Ik ben de hele nacht niet van mijn kamer geweest. Het enige ongewone was de clown die iets naar de camera heeft gegooid.’
‘Heb je zijn gezicht gezien?’
‘Hij had een capuchon over zijn hoofd, dus er was niet veel te zien.’
‘Waarom zou hij de camera onklaar hebben gemaakt?’
‘Hoe moet ik dat nou weten?’
‘Je liegt.’
‘Waarover?’
‘Je weet wat er is gebeurd. En als de politie je nou vraagt wat je hebt gehoord?’
‘Waarom zou de politie dat vragen?’
‘Als de politie je vraagt…’
‘Dan vertel ik ze hetzelfde wat ik net tegen jou heb gezegd: ik heb niets gehoord.’
Stilte. Hij stak een hand in de zak van zijn jasje en smeet de envelop met mijn geld op de vloer. Ik protesteerde maar niet tegen het agressieve gebaar, en raapte in plaats daarvan onderdanig de envelop op, zoals van me werd verwacht. Toen ik weer overeind kwam, zei hij: ‘Ze weten dat je het gegil hebt gehoord. Ze weten dat je weg bent geweest uit je kamer, want ze hebben je gehoord. Doe het niet nog een keer. Begrepen?’
‘Ja,’ zei ik gedwee.
Ik probeerde die dag dezelfde dingen te doen als anders. Maar terwijl ik in een restaurant zat te lunchen, terwijl ik de metro nam naar Bercy om naar Kazans Splendor in the Grass te gaan, terwijl ik na de film een kop koffie dronk in een kleine brasserie tegenover de Cinémathèque, bleef ik me de hele tijd afvragen of ik werd gevolgd. Ik bleef naar de mensen om me heen kijken om te zien of er iemand bij was die ik al eerder had gezien. Wanneer ik door een straat liep, draaide ik me van tijd tot tijd met een ruk om, zodat ik een achtervolger zou kunnen betrappen. Maar ik zag niemand. Toch nam ik geen enkel risico. Ik weerstond de verleiding om vanuit een telefooncel op te bellen naar de kliniek om de uitslag van de hiv-test te vragen, uit angst dat iemand aan de Turkse bende zou doorgeven dat ik iemand had gebeld, ongetwijfeld de politie. Ik ging er dus maar persoonlijk naartoe, mijn nervositeit over de uitslag enigszins getemperd door alle andere dingen die er de afgelopen vierentwintig uur waren gebeurd.
De kliniek was tot acht uur open. Ik was er een half uur voor sluitingstijd. De dokter die me had behandeld, stond in de receptie toen ik binnenkwam.
‘Wat brengt u opnieuw bij ons?’ vroeg hij.
‘Ik kom voor de uitslag van het onderzoek.’
‘U had kunnen bellen.’
‘Ik wilde liever persoonlijk komen.’
Hij haalde zijn schouders op alsof hij wilde zeggen: jij je zin. Hij draaide zich om naar de receptioniste en gaf haar mijn naam (ik was onder de indruk dat hij mijn naam nog wist). Ze zocht tussen de papieren in een bakje met post totdat ze mijn gegevens had gevonden, en die gaf ze aan hem. Hij gebaarde dat ik met hem mee moest lopen naar zijn spreekkamer. Ik deed de deur achter ons dicht. Hij ging aan zijn bureau zitten, sloeg de map open en begon te lezen. Ik bestudeerde zijn gezicht zoals een beklaagde naar de voorzitter van de jury kijkt als die de rechtszaal binnen komt met de envelop met het vonnis in zijn hand.
‘Gaat u zitten, monsieur Ricks,’ zei hij.
‘Slecht nieuws?’
‘Niet zo fatalistisch, monsieur. De hiv-test was negatief. Alleen moet ik u tot mijn spijt vertellen dat u wel een andere seksueel overdraagbare aandoening heeft: chlamydia.’
‘O,’ zei ik, niet eens verbaasd.
‘Het is geen ernstige aandoening en het kan goed behandeld worden met antibiotica.’
‘Ik dacht dat alleen vrouwen chlamydia konden krijgen.’
‘Dat dacht u dan verkeerd.’ Hij schreef een recept uit. ‘Deze pillen moet u vier keer per dag slikken, en u moet dagelijks minstens drie liter water drinken. En drie weken lang geen onbeschermde seks.’
Drie weken! Daar zou Margit blij mee zijn, hoewel het natuurlijk altijd beter was dan dat ik haar ook zou besmetten.
‘Ik adviseer u ook om geen alcohol te drinken zolang u de medicijnen slikt. Alcohol vermindert de werkzaamheid.’
Het werd steeds leuker. Drie weken zonder drank. Hoe moest ik me zonder drank door dat leven van mij heen slaan?
‘Uiteraard moet u al uw seksuele partners op de hoogte brengen van uw aandoening.’
Hoe wist die man dat ik ‘partners’ had en niet slechts één partner? Of lag mijn bandeloosheid er duimendik bovenop?
‘Verder raad ik u met klem aan om na de kuur terug te komen, zodat we nogmaals bloedonderzoek kunnen doen, gewoon om elke twijfel weg te nemen.’
Dokter, twijfels zijn nooit weg te nemen, dacht ik, en er is altijd wel een reden om je ergens zorgen over te maken, zoals de afgelopen paar dagen is gebleken.
‘Goed,’ zei ik. ‘Prima.’
Nadat ik naar een nachtapotheek op de boulevard de Sébastopol was geweest en het exorbitante bedrag van achtendertig euro voor de pillen had neergeteld, besloot ik een begin te maken met de vervelende dingen. Ik ging terug naar de rue de Paradis en liep Yanna’s café binnen. Het was een rustige avond. Er waren maar drie klanten, die gelukkig aan een tafeltje achterin zaten. Yanna zette grote ogen op toen ik aan de lege bar ging zitten.
‘Ik had toch gezegd dat je hier niet meer moet komen,’ siste ze.
‘Heb je je man al gesproken?’
‘Hij heeft vertraging. Hij komt morgen pas terug.’ Nerveus keek ze naar de klanten aan het tafeltje. ‘Bestel iets te drinken,’ fluisterde ze, ‘anders krijgen ze argwaan.’
‘Water.’
‘Water?’
‘Ik drink heus liever iets anders, geloof me, maar ik slik antibiotica.’
‘Waarvoor?’ vroeg ze.
Ik vertelde het haar en ze trok wit weg.
‘Klootzak,’ beet ze me toe. ‘Je hebt me besmet.’
‘Heb ík jou besmet? Dat had je gedroomd, dame. Het is een aandoening die van de vrouw wordt overgedragen op de man.’ Ik had geen idee of dat waar was. ‘En aangezien ik geen wisselende seksuele contacten heb…’
‘Leugenaar.’
‘Ik heb het van jou gekregen. En wie weet van wie jij het hebt gekregen. Misschien wel van je man.’
‘Donder op,’ zei ze.
‘Eerst moet je dit lezen.’ Ik gaf haar het gekreukelde briefje dat Omar onder mijn deur door had geschoven.
Ze vouwde het open, las het en gaf het terug. ‘Cochon,’ zei ze.
‘Je moet het je man vertellen zodra hij er is.’
‘Dat doe ik heus wel, hoor. En ik zal hem ook vertellen dat Omar me heeft verkracht en me heeft besmet.’
‘Kalm aan,’ zei ik, wetend dat ze Omars doodvonnis tekende als ze dit aan haar man vertelde.
‘Ik hoop dat hij hem vermoordt,’ zei ze. ‘En als je nu niet opdondert, vertel ik hem dat jij je handen ook niet thuis kon houden.’
Ik staarde naar haar woedende gezicht, en wist dat ik beter niet met haar in discussie kon gaan.
Een paar uur later, toen ik aan mijn computer zat te werken totdat het zes uur zou zijn, vroeg ik me af hoe ik toch aan het grote talent kwam om vrouwen kwaad op me te maken. Of, de hamvraag, waarom ik altijd overal een puinhoop van maakte. Maar deze overpeinzingen werden verdrongen door een grotere bron van zorg: Omar. De klootzak was een chanteur en een imbeciel, die me zonder blikken of blozen zou verraden. Het plan dat Margit had bedacht om hem in zijn eigen val te laten lopen, zou er nu toe leiden dat… mmm, een snelle dood zou de mildste straf zijn als Yanna’s man en zijn trawanten aanklopten bij de man die zijn vrouw had ‘verkracht’ en haar met een geslachtsziekte had besmet (zelfs al had Yanna’s man de ziekte hoogstwaarschijnlijk zelf opgelopen van een van de hoeren met wie hij regelmatig seks had). De kromme ethiek van het hele gedoe – Breng ik iemand in gevaar die mij in gevaar dreigt te brengen? – bleef me de hele nacht bezighouden. Bij het aanbreken van de dageraad stond ik weer op straat, en ik liep terug naar mijn chambre de bonne met een zakje pains au chocolat in mijn hand.
Ik liep de trap naar mijn kamer op. Mijn blaas stond op springen van al het water dat ik had gedronken (op doktersvoorschrift), dus ging ik eerst naar de wc op de gang.
Ik opende de deur en deinsde van pure afschuw achteruit, met een luide schreeuw. Omar. Hij zat onderuitgezakt op de wc. Zijn keel was doorgesneden. Alles zat onder het bloed. En een wc-borstel stak uit zijn mond.