Hoofdstuk 7
Het ‘baantje’ was een makkie.
‘Het is werk als nachtportier,’ legde Kamal uit. ‘Je gaat naar een kantoortje, daar zit je, je leest, je schrijft, je kunt er zelfs een radio of een televisie neerzetten, als je wilt. Je komt om twaalf uur ’s nachts en je gaat om zes uur weer weg. Dat is alles.’
‘Dat kan toch niet alles zijn?’ protesteerde ik. ‘Er komt vast meer bij kijken.’
‘Nee, echt niet. Dat is alles.’
‘Wat voor soort bedrijf is het?’
‘Zoals ik al zei, dat zijn jouw zaken niet.’
‘Heeft het met drugs te maken?’
‘Nee.’
‘Wapens?’
‘Nee.’
‘Seksslavinnen?’
‘Nee.’
‘Massavernietigingswapens?’
‘Het bedrijf in kwestie is niets meer dan een bedrijf. Maar om te voorkomen dat je er vragen over krijgt, is het beter dat je er niets vanaf weet.’
‘En als de politie een inval doet?’
‘Dat gebeurt niet. De politie weet niet eens dat het bedrijf bestaat.’
‘Waarom hebben jullie – zíj – dan een nachtportier nodig?’
‘Daarom. Einde verhaal. Maar luister, mijn vriend, als je twijfelt hoef je echt niet op het aanbod in te gaan, hoewel het driehonderd euro betaalt voor zes nachten per week.’
‘Vijftig euro per nacht?’
‘Je bent een rekenwonder. Het komt neer op iets meer dan acht euro per uur, en je hoeft alleen maar aan een bureau te zitten en de deur open te doen als er een bezoeker komt, en dat gebeurt maar heel zelden. Meer niet.’
Natuurlijk was er meer. Ik kon met mijn klompen aanvoelen dat er een sinister luchtje aan zat. Zo te horen zou ik me in een potentieel gevaarlijke situatie begeven, en mogelijk zette ik zelfs mijn vrijheid op het spel. Een even deprimerende als geruststellende gedachte gaf de doorslag: het maakt allemaal niet uit. Als alles wat belangrijk voor je was je is afgenomen, wat heeft het dan voor zin om je druk te maken omdat je nog dieper dreigt te zinken?
Het maakt allemaal niet uit. Wat een bevrijdend idee. Het maakt allemaal niet uit, dus je kunt elk risico nemen. Vooral als je het geld nodig hebt.
‘Ik heb liever vijfenzestig euro per nacht,’ zei ik.
Kamal glimlachte. Hij had beet. ‘Dat geloof ik graag.’
‘Ik kan het echt niet voor minder doen.’
‘Je zou het zelfs voor minder dan vijftig euro doen.’
‘Daar zou ik maar niet te zeker van zijn.’
‘Je doet het, want je bent wanhopig.’
Zijn stem klonk totaal niet vijandig of triomfantelijk. Het was gewoon een nuchtere vaststelling van de feiten. Ik zei niets. Kamal schonk mijn glas bij. De whisky brandde niet meer in mijn keel, die al was verdoofd door de halve fles Johnny Walker die eraan vooraf was gegaan.
‘Je moet niet zo tobben.’ Kamal stak een sigaret op.
‘Ik wist niet dat ik dat deed.’
‘Je bent de hele tijd aan het tobben. Ga naar huis, slaap je roes uit en kom morgen om zes uur terug. Dan weet ik meer.’
Ik deed wat me was gevraagd en kwam de volgende avond terug. Toen ik binnenkwam was Kamal aan de telefoon, en hij gebaarde dat ik naar een computer kon gaan. Ik had een nieuw mailtje, van Adnans vrouw. Nadat Kamal had opgehangen, vertaalde hij het voor me.
Beste meneer Ricks,
Het geld was er vanmorgen. Ik was stomverbaasd over het bedrag, en ik wil u nogmaals heel hartelijk bedanken dat u het me hebt gestuurd. Het betekent onze redding, letterlijk. God zegene u en uw familie.
Familie? Ik ben moederziel alleen.
‘Het is mooi wat je hebt gedaan,’ zei Kamal. ‘En een goede daad wordt altijd beloond.’
‘Niet altijd.’
‘Je bent erg cynisch. Maar in dit geval word je wel degelijk beloond. Je krijgt je vijfenzestig euro per nacht. De baas wilde er eerst niet van horen.’
‘Wie is die baas?’
‘Dat hoef je niet te weten.’
‘Oké,’ zei ik. ‘Wanneer begin ik?’
‘Vanavond, als dat je uitkomt.’
‘Prima.’
‘Zorg dat je vanavond om half twaalf hier bent, dan breng ik je erheen.’
‘Is het hier ver vandaan?’
‘Nee.’
‘Hoe krijg ik betaald?’
‘Er ligt hier elke dag na één uur een envelop voor je klaar. Je bent om zes uur ’s ochtends klaar, dus je kunt je geld ophalen als je wakker bent. De baas zei trouwens dat je niet meer dan zes dagen per week hoeft te werken, maar als je de zevende dag er ook bij wil…’
‘Ja, graag.’
‘Geregeld.’
‘Mag ik mijn laptop meenemen, zodat ik kan werken?’
‘En een radio en wat je verder maar mee wilt nemen om de tijd door te komen. Geloof me, er is heel weinig te doen.’
Na mijn gesprek met Kamal liep ik naar de Faubourg Saint-Martin, waar ik voor dertig euro een kleine transistorradio kocht. Ik ging terug naar mijn kamer, maakte een blik soep open, sneed bood en kaas, en luisterde naar een concert van Berg en Beethoven op France Musique terwijl ik mijn eenvoudige maal verorberde. Daarna zette ik een pot koffie, die ik helemaal leegdronk. Het zou een lange nacht worden.
Toen ik terugging naar het internetcafé had ik een kleine rugzak bij me, met mijn laptop, mijn radio, een blocnote en een pen, en een boek van Simenon, Trois chambres à Manhattan, dat ik in het Frans las. Kamal was aan het afsluiten toen ik binnenkwam. Hij dook weg achter de bar en gaf me twee flessen Evian.
‘Die zul je vannacht nodig hebben.’
Hij liep langs de computers om te controleren of ze allemaal afgesloten waren en deed overal het licht uit. We gingen naar buiten. Hij liet het stalen rolluik neer, viste de sleutels uit zijn zak, en sloot het af met een enorm hangslot. Daarna liepen we samen naar de rue des Petites Écuries.
‘Het is niet ver,’ zei hij.
Aan het eind van de straat sloegen we af naar de rue du Faubourg Poissonnière. We staken over en liepen langs een herenmodezaak. Ik kende dit stukje straat goed, want het was om de hoek van waar ik woonde. Ik had een keer een broodje met vette döner kebab gegeten in een snackbar (en het overleefd), en ik had mezelf zelfs een keer getrakteerd op een vast menu bij de kleine traiteur asiatique ernaast. Maar het smalle portiek naast dit piepkleine eettentje was me nooit opgevallen. Het portiek was zo smal dat een bodybuilder er nauwelijks doorheen zou kunnen, en achter in het drie meter diepe steegje was een stalen deur. Boven de deur hing een kleine camera en een felle spot floepte aan. Naast de deur was een knoppenpaneel met een luidspreker.
Kamal toetste zes cijfers in. ‘De toegangscode is 163226,’ zei hij tegen me. ‘Leer de code uit je hoofd, maar schrijf hem niet op.’
‘Waarom mag ik het niet opschrijven?’
‘Omdat ik het zeg. 1-6-3-2-2-6. Onthou je het?’
Ik zei het getal hardop, en toen nog een keer, zodat ik zeker wist dat mijn hersenen het hadden opgeslagen.
‘Goed,’ zei hij.
De deur ging met een klikje open, en we kwamen in een gang die door een peertje werd verlicht. De muren waren van kaal beton, net als de vloer. Voor ons was een trap. Aan het eind van de ongeveer vier meter lange gang zag ik nog een stalen deur. Erachter hoorde ik het gestage gonzen van… was het iets mechanisch? Een of andere machine? En… luide stemmen? Maar alle geluiden waren gedempt. Ik spitste mijn oren, maar Kamal legde een hand op mijn schouder en zei: ‘Naar boven.’
De trap voerde naar nog een stalen deur. Deze werd met twee sleutels opengemaakt. Kamal moest er met zijn volle gewicht tegenaan leunen, en toen kwamen we in een klein kamertje. Net als beneden waren de muren hier van kaal beton. Het was misschien drie bij drie meter, en er stond een gebutst stalen bureau met een rechte stoel, en verder niets. Op een hoek van het bureau stond een televisiemonitor, waar een korrelig beeld van de deur in het steegje op te zien was. Naast de monitor stond een knoppenpaneel met een luidspreker. Er waren nog twee andere deuren. De ene stond open, en ik zag een ouderwets Frans toilet, zo een waar je op je hurken moet gaan zitten als je moet poepen. Het hokje was ook niet geschilderd en zo te zien was er geen licht. De andere deur was van hout en afgesloten met een grendel. De kamer had geen ramen, en de kleine radiator gaf nauwelijks warmte.
‘Moet ik hier werken?’ vroeg ik.
‘Het moet niet.’
‘Dit is een naargeestig hok… een koud hok, en er is niet eens behoorlijke verlichting.’
‘Je kunt de verwarming hoger draaien.’
‘Ik heb nog een kachel nodig.’
‘Oké, dan koop je een kacheltje.’
‘En een bureaulamp.’
‘Best. Nou, begin je vanavond?’
Ik keek om me heen en dacht: hij is op zoek naar een dieptreurig geval voor een dieptreurig baantje, en hij heeft gezien dat jij de ideale kandidaat bent.
‘Goed, ik begin vanavond, maar ik wil wel graag wat geld om morgen verf en andere dingen te kunnen kopen.’
‘Als je deze kamer wilt schilderen, zul je dat in werktijd moeten doen.’
‘Ik vind het best. Wordt deze kamer overdag dan niet gebruikt? Hebben jullie geen bewaker voor overdag?’
‘Dat zijn jouw zaken niet.’ Hij stak zijn hand in zijn zak en haalde er een flink pak geld uit. Hij pelde er drie briefjes van vijftig van af en gaf die aan mij. ‘Dit moet genoeg zijn voor verf, kwasten, een kacheltje en een lamp. Zorg wel dat je de bonnetjes bewaart. De baas is erg precies wat uitgaven betreft.’
Kamal stak een sigaret op. ‘Ik leg je uit wat je precies moet doen. Je komt elke avond om middernacht en gaat zelf naar binnen. Als je eenmaal hier bent, schuif je de grendel voor de deur en die sluit je af met het hangslot. Dan ga je zitten en doe je de rest van de nacht waar je zelf zin in hebt, maar je houdt de monitor goed in de gaten. Als je iemand rond ziet hangen in het steegje, toets je 2-2 in op het paneel. Dat is het signaal voor iemand anders dat er een ongewenste vreemde voor de deur staat. Zij zorgen ervoor dat het probleem wordt opgelost. Als er een bezoeker is, drukt die op de bel, en dat hoor jij hier uit de speaker op het bureau. Je toetst 1-1 in op het paneel en zegt één woord: “Oui?” Een bonafide bezoeker antwoordt dan: “Ik kom voor monsieur Monde.” Als je dat antwoord hebt gehoord, druk je op de knop BINNEN op het paneel, waarmee de deur opengaat. Vervolgens toets je 2-3 in, en dan weten de mensen beneden dat er een goedgekeurde bezoeker is.’
‘En wat doen die “mensen beneden” dan?’
‘Zij begroeten de bezoeker. Stel nou dat de persoon die aanbelt niet zegt: “Ik kom voor monsieur Monde”, dan toets je 2-4 in. Dat is het signaal dat er een ongewenste persoon voor de deur staat. Ook in dat geval zorgen de mensen beneden ervoor dat het probleem wordt opgelost.’
‘Zo te horen hebben de mensen beneden geen trek in ongewenste bezoekers.’
‘Nog één keer: wat er beneden gebeurt zijn niet jouw zaken, het zijn nóóit jouw zaken. Geloof me, mijn vriend, dat is beter.’
‘En stel nou dat de politie toevallig in het steegje komt?’
‘Geen probleem.’ Hij liep naar de deur naast de wc en schoof de grendel opzij. ‘Deze deur zit nooit op slot. Als je politie op het scherm ziet, ga je er via deze deur vandoor. Aan de andere kant zit ook een grendel, een heel erg stevige, en die schuif je ervoor. Zo win je een paar minuten, want dan moet de politie eerst de deur intrappen. Tegen de tijd dat ze dat is gelukt, sta jij al buiten. Hier achter is een trap naar de kelder. Daar is weer een deur, en zo kom je via een gang in het aangrenzende gebouw. Als je uit dat gebouw naar buiten komt, ben je in de rue Martel. De politie krijgt je nooit te pakken.’
‘Dit is krankzinnig,’ hoorde ik mezelf hardop zeggen.
‘Dan neem je het baantje toch niet.’
‘Beloof me dat wat er beneden gebeurt niet zo moreel verwerpelijk is dat…’ begon ik.
‘Er gebeurt niets onder dwang.’
Ik zweeg even, wetend dat ik ter plekke moest beslissen. ‘Ik hoef nooit iemand persoonlijk te ontmoeten?’
‘Je komt om twaalf uur en je gaat om zes uur weer weg. Je zit in deze kamer. Je gaat niet weg. Je ziet de mensen die hier komen op de monitor. Ze kunnen jou niet zien. Het is allemaal heel chic.’
‘Oké,’ zei ik, ‘afgesproken.’
‘Mooi,’ zei Kamal.
Nadat hij alle verschillende getallen die ik moest intoetsen nog een keer had verteld, gaf hij me een sleutelbos. ‘Nog een ding. Je mag hier nooit vóór middernacht komen en je moet stipt om zes uur weg. Je mag deze kamer onder geen beding voor zes uur verlaten, behalve als je politie ziet op de monitor.’
‘Anders verander ik in een pompoen?’
‘Zoiets, ja. D’accord?’
‘D’ac.’
‘Is alles duidelijk?’
‘Ja,’ loog ik. ‘Alles is volkomen duidelijk.’