IN DE VAL
De man met het smalle gezicht haalde de revolver uit zijn
holster en ging op een met sneeuw bedekte rots zitten, vlak bij de
ingang van de schacht. Hij hield het wapen nonchalant vast, maar de
jongens wisten zeker, dat hij het in een seconde op de jongens zou
richten, als ze probeerden te ontsnappen.
„Jullie kunnen wel gaan zitten, als je zin hebt, " zei hij. Zijn
metgezel hield Frank nog steeds stevig vast. „Laat hem maar los,
Korte. Ik heb dat schietijzer hier en ik denk niet dat ze aan de
haal zullen gaan. Laten we het ons maar makkelijk maken. "
De kerel die aangesproken was met „Korte" ging bij Frank vandaan en
voegde zich bij zijn makker.
De jongens gingen op een bergje stenen zitten. Ze wisten dat het
geen zin had om te proberen te vluchten, zolang die revolver zich
in de hand van hun tegenstander bevond.
„Zeg, Dunne, " merkte de Korte op, „denk je dat Zwarte Peper in het
kamp is?"
De ander knikte.
„Ja! Hij is vanochtend teruggekomen. "
De Dunne keek de jongens aan.
„Waar zochten jullie eigenlijk naar in die mijn?"
„Oesters, " grinnikte Frank.
„Geen geintjes, " beet de Dunne hem toe. „We krijgen jullie vlug
genoeg aan het praten. We weten wel wat jullie in het schild
voeren. "
„Waarom vraag je dan naar de bekende weg?" vroeg Joe.
De bandieten zwegen. Ze zagen in dat het geen nut had te proberen
inlichtingen te krijgen van de jongens. Ze stelden zich ermee
tevreden, de komst van Zwarte Peper af te wachten.
Frank en Joe zaten zwijgend op de met sneeuw bedekte stenen.
Langzaam bewoog Frank zijn hand achter zijn rug en begon tussen de
stenen te scharrelen. Hij wist dat ze los lagen en van
verschillende grootte waren. Hij had het idee, dat hij de Dunne met
een goedgemikte steen wel zou kunnen ontwapenen. Daarna konden ze
dan samen vluchten.
Voorzichtig tastte hij rond. De ene steen was te groot en de andere
te klein. Eindelijk vond zijn hand een steen van bruikbare
afmetingen, die hij zonder moeite losmaakte. Hij schatte de afstand
en hield angstvallig de revolver in het oog. Frank was werper
geweest in de baseball-ploeg van de h. b. s. in Bayport en de
nauwkeurigheid waarmee hij de bal gooide, bracht de tegenpartij
menigmaal tot wanhoop. Nu riep hij zijn hele vaardigheid te
hulp.
Zonder van positie te veranderen, hief hij plotseling de steen op
en gooide die met alle kracht in de richting van de revolver in de
hand van de Dunne.
De bandiet had zijn greep om het wapen laten verslappen en toen de
steen doel trof vloog de revolver diep de sneeuw in.
„Mee, Joe!" riep Frank, terwijl hij overeind krabbelde. Hij had een
pad door de sneeuw ontdekt, dat naar de weg naar Hank Shale's hut
voerde. Hij rende zo hard als hij kon in de richting van dit
pad.
Joe begreep direct wat er aan de hand was en hij holde vlak achter
Frank aan.
De bandieten waren volkomen verrast. De Dunne greep instinctief
naar zijn revolver, maar die was in de sneeuw verdwenen en hij
verspilde kostbare seconden met het zoeken naar zijn wapen.
• •
De Korte was de jongens achterna gesprongen, maar toen hij zag dat
zijn maat hem niet volgde, aarzelde hij. Hij keerde terug en liep
toen weer in de richting van de jongens. Hij wist niet wat hij doen
moest.
„Ga ze toch achterna!" brulde de Dunne en de Korte zette de
achtervolging in.
Maar zijn besluiteloosheid had de Hardy's de kans gegeven die ze
nodig hadden. Ze hadden een flinke voorsprong en de Korte was geen
al te snelle loper. Frank bereikte het pad en hier kwam hij sneller
vooruit, omdat de sneeuw hier niet zo hoog lag. De Dunne gaf
eindelijk het zoeken naar zijn wapen op en zette ook de
achtervolging in, maar ditmaal lag hy ver achter.
De jongens bereikten de grote weg, met de Korte achter zich aan.
Zelfs nu waren ze nog niet veilig, maar hier kwam het toeval hen te
hulp in de gedaante van een vrachtrijder. De wagen kwam ratelend en
met rinkelende bellen naderbij, de voerman zat diep in zijn kraag
gedoken. Toen de Dunne en de Korte dit zagen hielden ze hun vaart
in en gaven de achtervolging op. De open weg was te gevaarlijk. Ze
wensten geen inmenging van de vrachtrijder of zijn passagiers.
Toen Frank en Joe zagen dat hun achtervolgers de aftocht bliezen,
gingen ze gewoon lopen.
De hut van Hank Shale kwam al in zicht.
„We zijn toch weer ontsnapt, " zei Frank opgewekt.
„Nou. Zwarte Peper en die andere kerel zullen wel woest zijn, als
ze terugkomen en horen dat we ontvlucht zijn. "
„Van nu af aan moeten we voor die kerels uitkijken. Die houden niet
op voor ze ons in handen hebben. "
„Des te beter. We zijn gewaarschuwd. Als we niets ver moedden,
konden we gemakkelijk in de val lopen. "
Toen de jongens bij de hut kwamen, merkten ze dat hun vader en Hank
Shale erg ongerust waren door hun lange uitblijven. Ze vertelden
over hun afdaling in de mijn, van de instorting en van hun
ontsnapping. Daarna vertelden ze over hun gevangenneming door de
mannen van Zwarte Peper en hoe ze gevlucht waren. Meneer Hardy keek
heel ernstig.
„Ik geloof dat we de zaak maar moeten opgeven, " zei hij eindelijk.
„We lopen teveel risico. "
„Waarom?" vroegen de jongens verbaasd.
„Ten eerste hadden jullie wel levend begraven kunnen zijn in de
mijn. Dat had ik mezelf nooit vergeven. En nu jullie in aanraking
zijn gekomen met de bende van Zwarte Peper, zullen ze niet rusten
voor ze jullie te pakken hebben.
Die risico's zijn te groot en daar wil ik de verantwoording niet
voor hebben. "
„Toch geven we het niet op, " zei Frank vastbesloten. „Het wordt nu
pas interessant. We zullen dat goud heus wel vinden, Vader. "
„Maakt u zich om ons maar geen zorgen, " viel Joe hem bij. „We
passen heus wel op onszelf. "
„Nou, " zei meneer Hardy aarzelend, „jullie zijn nu eenmaal hier
naartoe gekomen en jullie zouden waarschijnlijk ver schrikkelijk
teleurgesteld zijn, als ik jullie je gang niet liet gaan, maar ik
wil niet dat jullie onnodige risico's lopen. "
„Ik denk wel dat ze het redden, " zei Hank Shale plechtig. „Laat
die jongens hun gang maar gaan, meneer Hardy. "
En dus, met deze aanbeveling, stemde meneer Hardy erin toe, dat
zijn jongens hun activiteiten zouden voortzetten. Frank en Joe
beloofden allebei, dat ze alle nodige voorzorgs maatregelen zouden
nemen en de volgende ochtend hervatten ze hun speurtocht naar het
goud.
Gedurende de dagen die nu volgden, onderzochten ze diverse verlaten
mijnen, maar hun zoeken had geen succes. Het enige resultaat was,
dat ze allebei ontzettend vuil werden en 's avonds moe en hongerig
naar de hut terugkeerden. Van de leden van Zwarte Pepers bende was
geen spoor te zien. Maar eindelijk had Hank Shale, die naar de
enige winkel in Lucky Bottom was geweest, toch nieuws voor hen.
„Ze zeggen in de stad, " zei de oude mijnwerker, „dat Zwarte Peper
en zijn bende vertrokken zijn. "
„Zijn ze weg uit Lucky Bottom?" vroeg meneer Hardy snel.
Hank Shale schudde zijn hoofd. „Dat weet niemand. Ze hadden ergens
bij de berg een kamp, maar daar zijn ze niet meer. Misschien hebben
de jongens hun wel schrik aange jaagd. "
„Ik denk eerder, dat ze ergens anders een nieuw kamp hebben
opgeslagen, " merkte Frank op.
„Ik hoop het, " zei meneer Hardy. „Als ze weg zijn be tekent dat,
dat het goud ook weg is. Zolang ze nog in de buurt zijn, hebben we
nog een kansje. "
Frank en Joe zeiden niets, maar toen ze 's avonds naar bed gingen,
lagen ze nog een tijd in het donker te fluisteren.
„Wat staat er voor morgen op het programma?" vroeg Joe.
„We gaan proberen uit te vinden, of er nog leden van de bende in de
buurt zijn. "
„Bedoel je dat we ze gaan zoeken?"
„Tuurlijk! Het is precies zoals Vader zegt — als ze weg zijn, is
het goud ook weg. En als ze hier nog rondhangen, hebben we nog een
kans, het te vinden. "
„Waar zullen we gaan zoeken?"
„In de bergen. We kunnen kijken of we sporen in de sneeuw kunnen
vinden. "
„Mij best, zolang ze ons niet te pakken krijgen. "
„Dat is een risico dat we moeten lopen. "
En zo gingen de jongens de volgende ochtend naar de bergen, zonder
iemand iets van hun plan te vertellen. Het was een sombere dag en
de lucht was bewolkt. Dreigende, met sneeuw bedekte rotsen torenden
boven hen, toen ze koers zetten naar een smalle pas, niet ver van
de verlaten mijn. Dezelfde waar ze een paar dagen geleden door de
mannen van Zwarte Peper gevangen waren.
De man die Jack heette, was in de richting van deze pas gegaan,
toen hij Zwarte Peper ging waarschuwen. En de jongens vermoedden,
dat het verlaten kamp van de bende wel eens deze kant op kon
liggen.
Ze ontdekten een smal spoor door de sneeuw. Er was blijkbaar veel
gelopen, want de sneeuw was hard geworden.
„Ik geloof werkelijk dat we op het goede spoor zijn, " zei Frank.
„Zelfs al vinden we alleen maar het verlaten kamp, dan zijn er
misschien toch aanwijzingen. "
De jongens gingen verder de berg op en eindelijk kwamen ze bij een
plek, die beschermd werd door een overhangende rots en waar geen
sneeuw lag. Ze staken de plek over, maar konden aan de andere kant
het spoor niet meer vinden, hoewel ze in alle richtingen zochten.
Plotseling zei Frank zachtjes tegen zijn broer:
„Niet omkijken. Recht door lopen. "
„Wat is er aan de hand?"
„Iemand volgt ons. Ik heb uit mijn ooghoek net een glimp van hem
opgevangen. Hij zit achter een van die rotsen daar verborgen. "
„Zullen we erop af gaan?"
„Misschien zijn er nog wel meer. Laat hem maar achter ons aankomen.
Als hij alleen is grijpen we hem wel. "
Zonder te laten blijken, dat ze hun achtervolger gezien hadden,
gingen de jongens een smal ravijn in, waar het lopen werd
bemoeilijkt door enorme rotsblokken. Ze bereikten een plek, waar de
rotswanden zo dicht bij elkaar stonden, dat slechts één persoon
tegelijk passeren kon.
Zodra ze hierdoor waren, sprong Frank naar een kant, terwijl
hij zijn broer beduidde, dat hij aan de andere kant moest gaan
staan. Ze waren nu onzichtbaar voor de man die hen volgde.
„Als hij erdoor komt, pakken we hem, " fluisterde Frank.
Ze stonden in gespannen verwachting.
Eindelijk hoorden ze aan het kraken van de sneeuw, dat de niets
vermoedende man naderbij kwam. Voorzichtig kwam hij nader, stap
voor stap. De jongens zetten zich schrap.
De man kwam naderbij. Hij kwam juist de doorgang tussen de rotsen
in. Frank en Joe drukten zich tegen de stenen. Eerst kwam een hoofd
tevoorschijn, toen een paar schouders. De man stapte naar voren en
op hetzelfde ogenblik stortten de jongens zich op hem.
Frank sprong met zijn volle gewicht op de schouders van de man en
deze gaf een kreet van schrik. Op hetzelfde moment strengelde Joe
zijn armen om het middel van de kerel en ze tuimelden alle drie
over de grond. De sneeuw vloog naar alle kanten, maar het gevecht
was slechts van korte duur. Daar de man volkomen verrast was, werd
hij snel overmeesterd.
Hij greep naar een revolver in zijn gordel, maar Frank zag het nog
net op tijd. Hij sloeg het wapen uit zijn hand. Toen greep hij de
revolver zelf en drukte de loop tegen de slaap van de man.
„Hou maar op, " zei deze. „Ik geef me over. "
Er was iets bekends in zijn stem. De man draaide zijn hoofd om en
ze zagen dat het de Dunne was, de man met het smalle gezicht. Een
van hun belagers van enkele dagen geleden.