IN DE WINDSTAD

De Hardy's hadden nog nooit een lange treinreis gemaakt en daarom was er meer dan genoeg dat hen boeide. Toen de trein uit Bayport wegreed en snel door het open land reed met zijn besneeuwde velden, kregen ze een gevoel van op getogenheid en vrijheid.
„Dit is heel wat beter dan school!" verklaarde Joe, terwijl hij met een zucht van voldoening achterover op zijn bank ging zitten.
„En of! Chet Morton en de andere jongens worden groen van nijd, als ze horen waar we naartoe zijn. "
„Ik wou dat ze mee konden. Wanneer zijn we in Chicago?"
„In de loop van morgen. Vind je het niet machtig, de hele nacht in de trein!"
Ze keken naar het landschap, dat voorbijschoot als een bewegend schilderij, tot het begon te schemeren en het licht in de trein aanging. Ze gingen naar de restauratiewagen waar ze door een zwaargebouwde neger met grote hoffelijk heid werden bediend. Het nieuwtje, een heerlijk en perfect opgediend diner te gebruiken, terwijl ze met grote snelheid door het land reden, sprak erg tot hun verbeelding. En toen ze eindelijk van tafel waren opgestaan en een fooi voor de kelner hadden achtergelaten, was Joe van mening, dat hij zich niets heerlijkers voor kon stellen, dan altijd zo te leven.
„Als ik groot ben en geld genoeg heb, dan woon ik alleen nog maar in treinen, "' verklaarde hij plechtig.
„Daar zou je gauw genoeg van krijgen. "
„Ik niet!" Maar toen het nieuwtje van de lange reis er begon af te gaan, gaf Joe in zichzelf toe, dat een dergelijk bestaan op de lange duur toch wel vervelend zou worden.
Ze sliepen de slaap van gezonde jongens en waren de volgende ochtend vroeg op voor het ontbijt. Aan een keurig gedekte tafel genoten ze van de verse broodjes met van alles en nog wat erop. Inmiddels keken ze door de grote ramen naar de groezelige schoorstenen en de donkere fabrieks gebouwen van een stad, die ze juist binnenreden. De trein denderde over viaducten en ze zagen in de straten vracht-auto's met grote snelheid heen en weer schieten. Voor het eerst werden ze zich een beetje bewust van de omvang van hun land.
„Ik krijg zo de indruk, dat Bayport niet de enige stad in de Verenigde Staten is, " zei Frank, lachend.
„Ja, als je naar de plaatsen kijkt, waar we doorgekomen zijn, blijft er van Bayport niet veel over. "
Maar met het verstrijken van de ochtend begon het kijken naar het weliswaar steeds afwisselende uitzicht hun toch te vervelen. Ze begonnen ongeduldig te verlangen naar een blik op Chicago. Toen de trein eindelijk door de buitenwijken reed van de Windstad, zoals een vriendelijke conducteur het noemde, toen ze niet begrepen wat hij met „Chi" bedoelde, steeg hun opwinding. Maar de trein snelde voort langs einde loze rijen huizen en toen langs kilometers fabrieken, om hangen met groezelige rook. Ze kregen het gevoel dat ze nooit bij het centrum van de stad zouden komen.
De reis liep eindelijk ten einde. De conducteur stond op het perron met hun koffers. Zij gaven hem een fooi voor zijn goede zorgen tijdens de reis en zochten hun weg over het volle perron door de controle naar de hal van het enorme station.
Hier keken ze in grote verbazing naar de zich voort- haastende drommen mensen, die zich van en naar de treinen begaven.
Het aanhoudende geluid van schuifelende voeten, het ge roezemoes van stemmen, het gemengde geluid dat zo eigen is aan een groot station klonk hun in de oren als het don deren van de branding.
Ze gingen naar buiten, namen een taxi en verzochten de chauffeur hen naar het hotel te brengen, dat door hun vader in het telegram was genoemd. Al spoedig stopte de taxi voor de ingang na een korte rit door drukke lawaaierige straten. De hoofdstraat van Bayport leek daarbij wel een landweg op zondagmiddag. Een piccolo nam hun koffers aan en de jongens meldden zich bij de receptie.
De bediende wierp een blik op hun namen toen zij zich ingeschreven hadden.
„Oh ja!" zei hij. „Frank en Joe Hardy. Uw kamer is al voor u gereserveerd. En er is, geloof ik ook een brief. " Hij greep in een vakje en haalde er een brief uit, die hij hun overhandigde. Hij gaf een flinke klap op een bel. „Chasseur! Breng deze heren naar 845. "
De jongens voelden zich zeer belangrijk door het feit dat zij aangeduid werden als „heren" en doordat er zelfs een kamer voor hen gereserveerd was in zo'n groot hotel. Ze volgden een op een militair lijkende piccolo naar de liften, waarna het snel naar de achtste verdieping ging. Toen door brede, stille gangen naar hun kamer, een grote, lichte en luchtige kamer met badkamer. Het was alles een openbaring voor de jongens, die nog nooit eerder in een groot hotel waren geweest. En toen ze door de grote ramen naar be neden keken naar het kloppende leven in de straten van de stad, voelden zij een onbeschrijflijke opwinding.
„Eerst zullen we Vaders brief eens lezen, " zei Frank. „Ik denk dat het de instructies zijn, die hij ons beloofde. "
Hij opende de brief en las:
„Beste jongens,
Natuurlijk had ik alle benodigde instructies kunnen vermelden in het telegram, dat ik Moeder zond, maar ik vond het beter dat jullie eerst naar Chicago kwamen om wat uit te rusten voor jullie verder reisden. Dit stelt mij ook in de gelegenheid jullie iets meer te ver tellen over de taak, die ik besloten heb jullie op te dragen. De waarheid is, dat ik gewond ben en nu te bed lig in de hut van een goudzoeker. Daardoor ben ik niet in staat geweest de onderzoekingen in de zaak, waar mee ik bezig ben, voort te zetten. Dit is de reden, dat ik jullie hulp inroep, want ik geloof dat ik wel ver trouwen kan hebben in jullie bekwaamheid, gezien de hulp die ik in andere zaken al van jullie heb gekregen. Ik wilde Moeder niet nodeloos ongerust maken en daarom heb ik niets vermeld over mijn verwonding. Het is niet ernstig, maar het zal toch wel enige tijd duren voor ik weer op de been ben en de tijd is kost baar.       
Tijdens mijn onderzoekingen heb ik een geheim ont dekt betreffende het gestolen goud. Ik zou het prettig vinden als jullie hieromtrent een onderzoek zouden willen instellen. Daarom moeten jullie direct naar Lucky Bottom, Montana te komen. Slaap maar eens goed uit in het hotel en kom dan hierheen. Ik word verzorgd door een goudzoeker die Hank Shale heet en als jullie in Lucky Bottom aankomen, kan iedereen jullie vertellen waar hij woont. Ik verwacht jullie, dus laat me niet in de steek. Ik hoop dat jullie een goede reis hebben.
Maak je over mij geen zorgen, want ik ben in goede handen en ga goed vooruit.
Je vader, Fenton Hardy. "
Frank legde de brief neer en liet een zacht gefluit horen.
„Dus daarom heeft hij ons laten komen!" zei hij. „Hij is gewond. "
„Hij zegt dat het niet ernstig is. "
„Als hij niet kan lopen is het erg genoeg. Misschien is het beter dat we meteen naar hem toe gaan. "
„Dat maakt niet veel uit, " wierp Joe tegen. „We winnen er niet veel tijd mee en als we er zijn, zijn we zo moe, dat we een paar dagen niets kunnen doen. Ik geloof, dat we beter vannacht hier kunnen slapen, zoals hij voorstelt, en morgen verder gaan. "
Frank overwoog, dat het advies van zijn broer goed was en na een heerlijk avondmaal genoten te hebben, gingen ze het hotel uit. Ze wandelden bijna een uur door de drukke straten en keken met genoegen naar de bezienswaardig heden van de Windstad.
Maar het was een koude, gure avond en ze zochten al spoedig de warmte en het comfort van hun hotel weer op en gingen vroeg naar bed, omdat ze vermoeid waren van de lange reis.
De kelner vertelde hun, dat hun trein de volgende ochtend om elf uur zou vertrekken. Hierdoor hadden ze genoeg tijd om uit te slapen, een bad te nemen en op hun gemak te ont bijten. Toen alle voorbereidingen voor het voortzetten van de reis getroffen waren, gingen ze naar de receptie in de hal om af te rekenen. Frank betaalde en de jongens waren net op het punt weg te gaan, toen een keurige, oudere heer met een vrij klein postuur naar hen toe kwam.
„Zijn jullie de Hardy's?" vroeg hij, terwijl hij hen vragend aankeek.
Ja.
„Er is mij gevraagd naar jullie uit te zien, " zei de oudere heer. „Mijn naam is Hopkins. "
„Door wie bent u gezonden, meneer Hopkins?" vroeg Frank beleefd.
„Ik ben de advocaat van uw vader — dat wil zeggen, in Chicago, " zei de nette kleine man. „Hij heeft me gister avond een telegram gezonden, met het verzoek jullie hier op te zoeken en jullie zoveel mogelijk te helpen. Ik heb jullie reis tot Lucky Bottom in orde gemaakt. Daar gaan jullie toch naartoe, is het niet?"
„Ja, dat is inderdaad zo. "
„Nu dan, " zei de heer Hopkins, „als jullie met me mee gaan, dan zullen we eens zien of jullie plaatsen gereserveerd zijn. Ik heb een en ander vanochtend met het plaatsbureau van de spoorwegen geregeld. "
De jongens bedachten, dat ze in ieder geval een eersteklas verzorging hadden, tijdens hun reis door het land. Toen liepen ze met de heer Hopkins door de hal naar de straat, waar al een taxi stond te wachten. De portier zette hun bagage erin en meneer Hopkins kwam bij hen zitten, terwijl hij de chauffeur verzocht hen naar het station te brengen.
„Jullie vader is een oude vriend van me, " zei de advocaat, „en ik vind het buitengewoon prettig, dat ik zijn zoons van dienst kan zijn. Ik behandel een groot deel van zijn zaken in Chicago. "
Hoewel de Hardy's zich er niet van bewust waren, dat hun vader veel zaken in Chicago deed, waren ze toch dank baar voor de vriendelijkheid van de heer Hopkins.
En toen zij ten slotte bij het station aankwamen en hij hen voorging door de controle naar de trein, bedankten ze hem voor wat hij voor hen gedaan had.
„Het is niets — niets, " zei hij bruusk.
„We zijn u toch zeer erkentelijk, " antwoordde Frank.
Meneer Hopkins, die verdiept was in de beslommeringen voor het welzijn van de jongens, gaf geen antwoord. Inplaats daarvan draaide hij zich om en zei: „Conducteur — hoe staat het met compartiment B?"
„Alles in orde, meneer! Alles in orde!" verzekerde de con ducteur hem, terwijl hij hem voorging naar de coupé. „Alles in orde, meneer, precies zoals u gevraagd hebt. "
„We reizen wel in stijl, " mompelde Frank, terwijl hij zijn broer aanstootte.
Meneer Hopkins liep bedrijvig door de coupé en zorgde dat de jongens alle mogelijke comfort hadden, terwijl hij onder tussen vriendelijk praatte.
„Jullie worden helemaal verzorgd tot jullie in Montana zijn, " zei hij. „Je hoeft niet over te stappen. Er zijn dus geen moeilijkheden. "
„We zijn u zeer dankbaar —" begon Frank.
De kleine advocaat beduidde met een gebaar, dat ze hem nergens voor hoefden te bedanken. „Het is helemaal geen
moeite, " zei hij. „Helemaal geen moeite. Jullie vader zou hetzelfde voor mij doen. "
Op het perron klonk een stentorstem die riep: „Allemaal instappen!" De heer Hopkins keek op zijn horloge.
„Ik moet nu weg, " zei hij snel. Toen snelde hij zonder te groeten het compartiment uit en gooide in de haast de deur met een klap dicht.
De jongens leunden op hun gemak achterover toen de trein zich in beweging zette. Zij keken naar buiten toen de trein het station verliet. Ze werden helemaal in beslag genomen door de aanblik van de straten terwijl de trein zijn snelheid vermeerderde en voortsnelde naar zijn bestemming. Na enige tijd reed de trein door de buitenwijken van Chicago en spoedde zich door stukken open land en langs kleine stadjes en dorpen.
„Met deze snelheid zullen we wel gauw in Montana zijn, " merkte Frank op.
„We rijden zeker hard, zeg. "
„Wat zou je ervan zeggen als we hier eens uitgingen en een tijdje in de uitzichtcoupé gingen zitten?" stelde Frank voor. „We hebben daar wat meer de ruimte dan hier. "
„Mij best. "
Frank ging naar de deur. Tot zijn verwondering merkte hij dat de deur niet openging. Hij probeerde het nog eens, maar er was geen beweging in te krijgen.
„Dat is vreemd, " zei hij. „We zitten opgesloten. "
De jongens probeerden het nog eens samen, maar het baatte niet.
„Ik denk dat de haak erop gevallen is toen meneer Hopkins uitgestapt is, " zei Frank. Zelfs nu drong de waarheid niet tot hen door.
Ze bonkten een tijdje op de deur, maar niemand hoorde hen. Eindelijk viel Franks blik op de drukbel.
„Dat is dom van me, " zei hij lachend. „Ik had toch moeten weten dat er een bel is om de conducteur te waarschuwen. "
Hij drukte op het knopje en wachtte. Er kwam niemand. Ze hoorden niets dan het geluid van de voortrazende trein. Hij drukte nog eens en nog eens op het knopje.
„Die conducteur is of dood of hij slaapt, " mompelde Frank en ging er eens echt voor zitten om een hele tijd achter elkaar te bellen. Na wat hen een oneindig lange tijd toe scheen, hoorden ze in de gang het schuifelen van voeten. Het geluid van de voetstappen hield op en er klopte iemand op de deur.
„Kan ik iets voor u doen, heren?"
„Ja — laat ons er eens uit!"
De conducteur probeerde de kruk van de deur.
„Verdraaid, " merkte hij op, „u heeft uzelf opgesloten. "
„We hebben ons niet opgesloten. Dat heeft iemand anders gedaan. Hebt u geen sleutel?"
„Een ogenblikje. "
Ze hoorden hoe de conducteur wegschuifelde. Na een poosje kwam hij terug met de bediende van de slaapwagen, een sleutel werd in het slot omgedraaid en de deur zwaaide open.
„Hoe is dat nu in 's hemelsnaam gebeurd?" vroeg de conducteur, in opperste verbazing. Hij keek de ander be schuldigend aan. „Heb jij die jongens hier opgesloten?"
„Nee, meneer! Nee, meneer, " ontkende de man. „Ik weet er niets van. Ze zijn in Chicago ingestapt met een oudere heer en ik heb hun de coupé gewezen en dat is alles wat ik ervan weet. "
„Ik denk niet, dat het de schuld van de bediende is, " ver klaarde Frank. „Het was een ongelukje. Onze vriend, meneer Hopkins, heeft toen hij wegging de deur met een klap dicht gegooid en hij moet zonder dat we het wisten in het slot gevallen zijn. Alles is nu echter weer in orde. "
„Hun kaartjes heb ik in ieder geval, " zei de conducteur.
„Ja, meneer. Ik heb de kaartjes zelf aangenomen. Die oudere heer, die erbij was, heeft ze me gegeven. Twee kaartjes naar Indianapolis, meneer. "
„Waarheen?" vroeg Frank, verbaasd.
„Indianapolis. "
„Maar we gaan niet naar Indianapolis. "
„Dat staat op de kaartjes. "
De Hardy's keken elkaar ontsteld aan.
„Maar we moeten naar Montana. Heeft meneer Hopkins u dan geen kaartjes gegeven naar Lucky Bottom, Montana?"
De conducteur haalde wat kaartjes uit zijn zak te voor schijn en keek ze na. „Al had hij dat gedaan, " merkte hij op, „dan hadden jullie er in deze trein niet veel aan gehad. We gaan naar het zuiden en niet naar het westen. Nee, " vervolgde hij, „hier zijn jullie kaartjes, compartiment B en er staat Indianapolis op. "
„We zijn bedrogen!" riep Frank heftig. „Meneer Hopkins zei, dat hij gestuurd was om voor ons te zorgen en dat deze trein ons rechtstreeks naar Montana zou brengen. "
„En toen sloot hij jullie deur af, zodat jullie er niet achter
konden komen, voor het te laat was, " voegde de conducteur eraan toe. „Jullie vriend heeft jullie behoorlijk bij de neus gehad. Maar ik ben bang dat we er op het ogenblik weinig aan kunnen doen. We zijn al een flink eind van Chicago verwijderd en het duurt nog een uur voor de trein weer stopt. "
„Nog een uur!"
„Ja, er zit niets anders op. "
„Nou, " zei Frank, die het land had, „dan moeten we maar wachten en bij het eerstvolgende station uitstappen en de eerste de beste trein terug naar Chicago nemen. Dat ver traagt onze reis met nog een dag. "
„Het spijt me, " zei de conducteur meelevend. „Het is natuurlijk niet onze schuld. Wij konden niet weten, dat jullie feitelijk naar het westen moesten. "
„Nee, natuurlijk niet. Dat heeft Hopkins op zijn geweten. Die heeft het hele geval van a tot z voorbereid. Nou ja!" Frank haalde zijn schouders op. „We kunnen niet anders doen dan wachten. "
Hij en Joe gingen hun coupé weer in en namen op de bank plaats. Deze onverwachte ontwikkeling maakte hen zwijg zaam en ontmoedigd. Te laat zagen ze in dat de sluwe Hopkins hen weloverwogen had willen verhinderen zich bij hun vader in Montana te voegen. Hij had zijn plan keurig ten uitvoer gebracht en het had heel goed kunnen gebeuren, dat de jongens niets van de misleiding zouden hebben ge merkt, vóór ze in Indianapolis waren aangekomen, als de conducteur niet zijn toevallige opmerking had gemaakt. Daarvoor konden ze in ieder geval dankbaar zijn.
„De vijanden van Vader moeten er wel erg tegenop zien, dat wij Montana bereiken, als ze zich zoveel moeite geven om ons de andere kant op te sturen, " zei Joe na een poosje.
„En toch zullen we er komen, al moeten we erheen lopen, " antwoordde Frank vastberaden.
Ze schepten geen behagen meer in het landschap. Iedere voorbijschietende telegraafpaal betekende dat ze verder van Chicago af waren en evenveel tijd verloren bij het hervatten van hun reis naar het westen. Eindelijk begon de trein vaart te minderen en naar buiten kijkend zagen ze, dat ze een klein stadje naderden met een enorm waterreservoir.
De conducteur kwam aan de deur van het compartement.
„Hier is de eerste halte, " vertelde hij. „Hiervandaan kunnen jullie een trein terug krijgen naar Chicago. "
Hij nam hun bagage en toen de trein stilhield stapten de jongens op het perron.
„Nou vraag ik me af hoe lang we nog moeten wachten voor we een trein terug kunnen krijgen, " merkte Frank op.
Zijn oog viel op een bord met de dienstregeling dat voor het stationnetje stond en hij ging erheen. Eindelijk vond hij wat hij zocht, een late trein naar Chicago en hij kreunde bijna toen hij de tijd van vertrek zag.
„De eerste vijf uur komt 'er geen trein, " rapporteerde hij aan Joe.
„Goeiemorgen. "
„Dat betekent dat we hier tot het donker onze ziel in lijdzaamheid moeten bezitten. Vijf lange uren. "
Terneergeslagen stonden ze voor de dienstregeling. Een jongeman in een zware winterjas en met een pet op bestu deerde het bord ook. Hij keek hen aan.
„Wat is er aan de hand?" vroeg hij.
„Is er geen vroegere trein naar Chicago dan die?"
De jongeman schudde het hoofd.
„Ik ben bang van niet, " zei hij. „Ik geloof dat je pech hebt. Hebben jullie haast?"
Frank knikte.
„Dat is jammer. Maar wacht eens —, " de jongeman dacht een ogenblik na. „Als jullie met een auto naar Greendale reden, zou je daar een vroegere trein kunnen halen. Je hebt vandaar een andere verbinding. "
„Als we een vroegere trein kunnen krijgen, dan is dat de trein die we nodig hebben, " zei Frank vastbesloten. „Hoe ver is het naar Greendale en hoe komen we daar?"
„Het is ongeveer dertig kilometer verder. Ik ga er nu zelf met de wagen heen. Als jullie willen meerijden ben je wel kom. Ik wacht alleen maar even tot de telefoonlijn vrij is, want ik moet even opbellen. "
„Denkt u dat we de trein in Greendale nog kunnen halen?"
„O ja. Beslist. Over ongeveer een uur vertrekt er een trein naar Chicago, dus zijn we er ruim op tijd. Zet je koffers maar in de wagen en over een paar minuten ben ik bij je. "
De jongeman ging de wachtkamer in en de jongens zagen, dat hij een telefooncel inging om op te bellen. Frank en Joe wensten zich geluk met dit meevallertje, dat hen vijf ver velende uren wachten bespaarde. Ze gingen naar de auto die de jongeman hun gewezen had en legden hun koffers op de achterbank. Ongeveer vijf minuten later kwam hun nieuwe vriend uit de wachtkamer.
„Alles klaar?" vroeg hij. „Ik heb nog even geïnformeerd naar jullie trein en we kunnen hem best halen. Spring er maar in. "
Hij stond erop dat ze bij hem op de voorbank kwamen zitten, daar er voldoende ruimte was. „Ik hou wel van ge zelschap als ik rijd, " zei hij opgewekt en hierdoor verdween het laatste spoor van aarzeling, dat de jongens hadden, want ze waren toch wel een beetje bang geweest, dat ze de vreem deling tot last zouden zijn.
Hij was een bekwaam chauffeur en de wegen waren goed. De wagen reed met grote snelheid over de weg en ze lieten het dorp achter zich en snelden langs de open velden. De jongeman aan het stuur zei weinig, behalve nu en dan een opmerking over het weer of de toestand van de wegen.
Niet voor ze minstens 15 kilometer van het stadje ver wijderd waren kregen de jongens het gevoel, dat er misschien iets niet in orde zou zijn. Dat was toen de jongeman de wagen plotseling van de grote weg afdraaide en een een zame weg op reed. De wagen slingerde hevig heen en weer in de diepe wagensporen.
„Ik dacht dat u zei dat de andere stad aan de grote weg lag, " zei Frank.
„Ik weet de weg, " antwoordde de man aan het stuur nors.
Iets in zijn stem wekte de achterdocht van de jongens op. Frank keek zijn broer aan en aan de uitdrukking op diens gezicht zag hij, dat Joe ook niet met de situatie ingenomen was. Op enige afstand voor hen zagen ze iets dat dwars over de weg stond. Het was een auto en de doorgang was geheel afgesloten.
„Er heeft iemand autopech denk ik, " zei de man achteloos. Hij begon vaart te minderen.
Frank die aan de buitenkant van de voorbank zat, tastte met zijn hand in de zak van het portier tot zijn vingers een zware schroefsleutel voelden. In ieder geval was hij nu niet geheel ongewapend. De auto stopte. Langs de voorkant van de andere auto kwamen drie ongure individuen aangelopen, ongeschoren en met hun petten diep over de ogen getrokken.
„En nu, " zei de jongeman naast hen, terwijl hij plotseling een pistool tevoorschijn toverde, „gaan jullie maar eens netjes met ons mee. "
Hij richtte het wapen recht op de Hardy's.