DE VERMOMMING
Toen ze terug waren in Chicago, gingen de jongens naar een
hotel. Ze pasten wel goed op, dat ze niet hetzelfde hotel namen,
waar ze eerder hadden gelogeerd.
„Hopkins weet natuurlijk al van onze ontsnapping. Wed den, dat hij
ergens op ons staat te loeren?" zei Frank. „We zullen ons maar
verborgen houden. "
„Dat moet in een stad als Chicago niet zo moeilijk zijn. "
„Als ze weten waar ze ons moeten zoeken, valt dat heus tegen en ik
denk niet dat ze het al opgeven. Ze doen ont zettend hun best ons
uit Montana weg te houden. "
Die avond bespraken ze in hun hotelkamer het probleem, verbonden
aan het veranderen van hun uiterlijk. Ze hadden hun namen al
veranderd en zich ingeschreven als Charles Norton en William Hill
uit Cleveland, voor het geval dat een lid van de bende, die hen uit
Montana wilde weghouden, het hotel zou inlopen en een blik zou
werpen in het gastenboek.
„Ik geloof, " zei Frank, „dat een bril de makkelijkste en beste
vermomming is. Als ze naar ons zoeken komen ze vast niet op de
gedachte uit te kijken naar twee jongens met brillen. "
„Goed idee!" zei Joe instemmend. „Laten we ze maar direct gaan
kopen. "
„Het is nu te laat. De winkels zijn al dicht. Morgenochtend gaan we
ze halen. "
Al vroeg verlieten ze het hotel en in de nabijheid vonden ze een
winkel, waar Frank werd uitgerust met een bril, die hem een
leergierig en goedig uiterlijk gaf. Joe kocht een goedkope bril met
een dun montuur. De verandering was opvallend. Inplaats van twee
vrolijke jongens met heldere ogen, stonden er nu twee ernstige,
bijziende jongens. Ze zagen er precies uit, of ze in hun hele leven
nog nooit katte- kwaad hadden uitgehaald.
„Als we het helemaal goed willen doen, moeten we ook nog een paar
boeken onder onze armen dragen, " stelde Joe voor.
En dus, om de gedaantewisseling helemaal compleet te
maken, gingen zij een boekwinkel in en kochten twee dikke boeken.
Toen het tijd werd om in de trein te stappen, had niemand in de
twee somber kijkende, bebrilde, ernstige studenten de twee
levenslustige Hardy's uit Bayport herkend.
Om iedere kans op ontdekking te vermijden, besloten ze niet
gezamenlijk in te stappen.
Frank ging eerst, terwijl Joe nog even in de hal van het station
bleef. Een paar minuten later stapte hij ook in.
Het was maar goed ook, dat ze zo handelden. Vlak bij de controle
hing een lange jongeman rond, met scherpe trekken, die iedereen die
langs kwam onderzoekend aankeek.
Toen Frank voorbij kwam, kreeg deze maar een opper vlakkige blik
toegeworpen en toen Joe even later passeerde, werd hij nauwelijks
aangekeken.
De jongens wisten niet, dat de jongeman door de geheim zinnige
Hopkins was aangesteld om naar hen uit te kijken. Zijn instructies
waren echter geweest twee jongens van respectievelijk zestien en
vijftien jaar, op te sporen, de een donker en de ander blond, die
samen de trein zouden nemen. En dus wekten de bebrilde studenten
die afzonderlijk in de trein gestapt waren zijn argwaan niet op.
Hij bracht verslag uit aan Hopkins dat de Hardy's niet ingestapt
waren.
Toen ze Chicago achter zich gelaten hadden en dit keer zeker wisten
dat ze in de goede trein zaten, nestelden Frank en Joe zich
gemakkelijk op hun bank om ongeduldig het moment af te wachten dat
ze in Lucky Bottom zouden aan komen. Het nieuwtje van de reis was
er nu wel af en het landschap had zijn vroegere aantrekkingskracht
verloren. De onvoorziene vertraging had hen nog meer verlangend ge
maakt om bij hun vader te komen. Ze vroegen zich af, of hij zich
bezorgd zou maken als ze niet op de verwachte tijd in Lucky Bottom
zouden aankomen. Langzaam veranderde het landschap. Het werd
rotsiger en meer bergachtig en de tweede dag reden zij Montana in.
Ze kregen een gevoel van opwinding, toen ze eraan dachten, dat ze
spoedig aan het eind van hun reis zouden zijn.
„Ik vraag me af hoe Vader gewond is geraakt, " zei Joe, nadat hij
diens brief nog eens gelezen had.
„Daar heb ik ook al over gedacht, " zei zijn broer. „Als je naar
onze ervaringen kijkt, zie je dat er lieden zijn, die hem
tegenwerken. "
„Denk je, dat ze hem neergeschoten hebben?"
„Ik weet het niet. In ieder geval was hij in staat
te schrijven. Dat is tenminste een geruststelling. "
De Hardy's waren zich ervan bewust, dat ze ontzettend voorzichtig
moesten zijn, nu ze Montana naderden. Ze wisten nu bijna zeker, dat
er een bende was, die hen tegenwerkte.
Dit werd hun nog eens te meer duidelijk door een incident, dat
plaats vond bij een klein station in de bergen, waar de trein
stopte om water in te nemen.
„Ik denk dat ik maar even op het perron heen en weer ga lopen, "
zei Frank. „Ga je mee?" Joe keek op van zijn boek.
„Nee, merci. Ik blijf hier maar wat lezen. "
Frank verliet het rijtuig en wandelde langzaam het perron op en
neer. Het was maar een klein, armoedig stationnetje en er waren
maar weinig mensen te zien. De stad bestond uit slechts één straat
en lag aan de voet van een zeer hoge berg. De sneeuw zwiepte in
dichte vlagen van de rotsen naar beneden.
Een man met een ruw uiterlijk, met een bontmuts op en gekleed in
een trappersvest, slenterde over het perron. Hij scheen iemand te
zoeken. Toen Frank hem weer zag, kwam hij een eind verderop uit een
van de wagons. Hij kwam weer terug naar het perron en toen kwam een
andere man naar hem toe. Deze laatste was een schurkachtig type,
met een zwarte baard.
„Heb je iets van die Hardy's gezien?" vroeg de man met de baard
zachtjes.
Frank, die dicht bij hen stond, hoorde tegen wil en dank wat er
gezegd werd. Hij stond als vastgeworteld van ver bazing.
De man die de trein doorzocht had, schudde het hoofd.
„Geen spoor van ze te ontdekken in die trein, " zei hij.
„Ik begrijp er niks van, " zei de man met de baard. „Ze zaten in
geen van de treinen, die hier langs gekomen zijn — dat weet ik
zeker. "
„Misschien hebben ze Chicago helemaal niet verlaten. Het kan best
wezen dat onze jongens daar hun spoor weer ge vonden hebben, en ze
hebben opgepikt. "
„Dan hadden ze ons wel een telegram gestuurd. "
„Ja, dat is zo. " De man met de baard krabbelde peinzend achter op
zijn hoofd. „Ik snap er niks van. Nou, onze fout is het in ieder
geval niet. Wij hebben er alles aan gedaan. "
„Ja, ons kunnen ze in ieder geval de schuld niet geven. "
„Heb je de hele trein doorgekeken?"
„Helemaal. Er waren geen twee jongens in. Er zat ergens een knul
een boek te lezen, maar hij leek niet op de be schrijving. Droeg
een bril. "
„Bril op? Nou, dan was het in ieder geval geen van de Hardy's. Die
dragen geen bril. "
Het tweetal liep verder het perron op.
„Je moet de nachttrein ook maar doorzoeken, als die binnenrijdt. We
zullen nog een paar dagen naar de jongens uitkijken, tot we
definitief horen, hoe of wat. De chef zou knap nijdig op ons zijn,
als we ze lieten glippen. "
„Nou, zover is het nog niet. Dat is in ieder geval zeker. " De
stemmen van de mannén vervaagden.
Frank trilde van opwinding. Hij liep naar de trein, om Joe te gaan
vertellen wat hij gehoord had. Toen aarzelde hij. Het was heel goed
mogelijk dat de ruw uitziende kerel plotseling het idee zou
krijgen, dat hij zich vergist had en dat hij nog maals de trein zou
doorzoeken.
Als hij hen samen zag, kon hij wel eens achterdochtig worden,
brillen of geen brillen. Dus slenterde Frank onop vallend het
perron op en neer tot het tijd werd dat de trein zou vertrekken.
Toen sprong hij het rijtuig in, maar pas toen de trein wegreed,
sloot hij zich weer aan bij zijn broer.
„Waar ben jij zo lang gebleven?" vroeg Joe, opkijkend.
Frank ging zitten en met gedempte stem vertelde hij wat hij op het
perron gehoord had. Joe hoorde het verhaal ver baasd aan.
„Joe, we zijn door het oog van de naald gekropen, " besloot
Frank.
„Tjonge, het was in ieder geval een meesterlijke ingeving van je,
onderweg een bril te dragen. Hij zou ons anders met een ontdekt
hebben. "
„Het grootste geluk is, dat we niet samen waren, toen hij door de
trein liep. Als hij baardmans verteld had, dat er twee jongens
samen in een coupé zaten, waren ze natuurlijk nog eens komen
kijken. "
„Nou, we zijn er in ieder geval doorgerold. Nu hoeven we niet bang
meer te zijn. "
„Niet voor we in Lucky Bottom aankomen. "
„Ik ben benieuwd, wat ons daar weer boven het hoofd hangt. "
„Genoeg — als de voortekenen niet bedriegen. "
De trein vervolgde zijn moeizame tocht door de bergen. Hij
passeerde kleine mijnwerkersdorpen, verlaten kampen en klom steeds
hoger, tot de jongens laat in de middag hoorden roepen, waarop zij
zo lang hadden gewacht.
„Lucky Bottom! Lucky Bottom!"