EEN BERICHT UIT MONTANA
Toen de Hardy's 's avonds thuiskwamen na hun
middag vol pret en aan hun uitgebreide avondmaal zaten, kwamen zij
tot de ontdekking dat de oude goudzoeker al een warm plaatsje in
het gezin innam. Hij was weer in staat wat rond te scharrelen,
hoewel hij nog moeizaam hinkte. Zijn verhalen over vroeger tijden
in het mijndistrict hadden de belang stelling van de dames
opgewekt.
Mevrouw Hardy luisterde met speciale belangstelling als hij
vertelde over Montana, omdat haar man nu juist in die staat
was.
Wat tante Gertrude betreft, die verkeerde in een voort durende
staat van zorgzame opwinding over het welzijn van de oude man. Maar
hij was best op zijn gemak. Het was een genoegen hem na het
avondeten behaaglijk in een luie stoel te zien zitten, terwijl hij
tevreden pufte aan zijn pijp, die hij nooit uit het oog
verloor.
's Avonds vroegen Frank en Joe hem nog eens de ge schiedenis te
vertellen, hoe hem op zo'n gemene manier zijn fortuin in het Westen
ontfutseld was en de dames luisterden geboeid naar het vreemde
verhaal.
„Is die lelijke kerel er werkelijk vandoor gegaan met al het goud,
waarvoor u zo hard gewerkt had?" riep tante Gertrude verontwaardigd
uit.
„Het lijkt er wel op, mevrouw!"
„De schurk! Ik wilde wel dat ik hem eens een paar minuten hier had.
Dan zou ik hem eens wat vertellen!"
„Dan zou ik hem zelf ook wel iets te vertellen hebben, " zei Wilson
rustig. „Maar ja, het is al zo lang geleden en het helpt toch niet,
eraan terug te denken. Het goud is weg en ik ben oud geworden.
"
„Het is een schande!" zei mevrouw Hardy.
„Ik denk dat ik als goudzoeker niet veel waard was, anders was ik
wel in staat geweest vast te houden wat ik had, " merkte Wilson op.
„Ik ben tot de conclusie gekomen, dat een mens in de wereld wel
altijd zo'n beetje krijgt wat hem toekomt. Als hij niet handig
genoeg is, om vast te houden wat hij heeft, dan verdient hij ook
het kwijt te raken. "
„Hebt u uit uw goudzoekerstijd helemaal niets overge houden?" vroeg
Frank.
„Och, een paar dollar hier en een paar dollar daar. Genoeg om van
te eten en een plekje te hebben om te kunnen slapen. Soms had ik
wel eens wat extra, maar dat duurde nooit lang. Ik heb in Montana
nog een stukje grond waar ik goud mag zoeken, maar wat heb ik
eraan. "
„Is het nog wat waard?"
Jadbury Wilson haalde zijn schouders op en streek door zijn
baard.
„Misschien is het veel waard — misschien weinig, " zei hij.
„Kunt u daar niet achterkomen?"
„Ik heb niet voldoende geld om het eigendom te bewerken. Het is het
enige stuk grond waarvan ik gedurende al die jaren de rechten heb
kunnen betalen. Maar ik ben ze blijven betalen in de hoop, dat er
nog eens een kans zou komen. Ik heb altijd gedacht, dat het een
veelbelovend stuk grond was. Het ligt in een goede omgeving. Maar
ik heb nooit vol doende geld gehad om er nog meer op te werken.
"
„Kunt u niet iemand vinden, die er wat geld in wil steken?"
„Ik niet, " zuchtte de oude man. „Door heel Montana ben ik bekend
als een pechvogel. Ze zijn te bang om nog een kansje met me te
wagen. Ze zeggen: „Hé, dat is de grond van Jad Wilson. Maar zelfs
als die grond goed is, dan is Jad altijd nog zo'n verdraaide
pechvogel, dat we vast en zeker ons geld zullen verliezen!" En dan
laten ze het schieten. "
„Pieker er maar niet over. Misschien komt alles nog wel goed, "
troostte mevrouw Hardy.
„Dat moet dan wel gauw gebeuren, " antwoordde de oude man en hij
glimlachte wrang. „Ik heb nu al zo lang gewacht, dat ik geloof dat
ik dood en begraven ben voor ik ook eens een meevallertje heb.
"
Onder de invloed van het warme vuur en het opgewekte gezelschap van
de huisgenoten kwam zijn natuurlijk opti misme echter weer terug.
Al spoedig onderhield hij zijn nieuwe vrienden met vrolijke en
droevige verhalen over zijn avonturen tijdens zijn
goudzoekerstijd.
„Ik zou het heerlijk vinden, daar ook eens heen te gaan!" zei Joe
verlangend.
„Het is daar ook niet allemaal rozegeur en maneschijn, "
zei Jadbury Wilson. „Er valt natuurlijk nogal wat te beleven, maar
het is vaak een ruw leven met soms heel weinig te eten. Het is me
dikwijls gebeurd dat ik geen bonen en meel meer had en dat de
kruidenier me geen stuiver krediet meer gaf. Het Westen is nu
natuurlijk erg veranderd. "
„Vader is nu in Montana, " merkte Frank op.
„Zo? Waar zit hij precies?"
„Hij is in een goudzoekerskamp. Het heeft een rare naam: „Lucky
Bottom". "
Jad Wilson zette grote ogen op.
„Lucky Bottom!" riep hij uit. „Wat zeg je me daarvan!"
„Waarom?"
„Lucky Bottom ligt vlak bij de plek waar Bart Dawson er met ons
goud vandoor ging. "
„Nou, is dat niet een vreemd toeval?" zei mevrouw Hardy.
„Dat is het zeker, " stemde Jad Wilson toe. „Heel vreemd. Precies
daar, waar wij ons fortuin kwijtraakten! Het is toch maar een
kleine wereld, niet?"
„Wat is Lucky Bottom voor een plaats?" vroeg Frank.
„Erg groot is het niet. Vroeger was het een primitief
goudzoekerskamp, met danszalen en cafés. Toen de mijnen uitgeput
raakten en de mijnwerkers naar de kopermijnen trokken is de stad
zo'n beetje in verval geraakt. Het moet nu wel een dode stad zijn
denk ik. Misschien zijn er nog een paar winkeliers en wat
goudzoekers die blijven door ploeteren. "
Jadbury Wilson wreef in zijn ogen en onderdrukte een geeuw.
„U moet me maar niet kwalijk nemen, mevrouw, " zei hij tegen
mevrouw Hardy, „maar ik ben altijd gewend geweest vroeg naar bed te
gaan. Het gebeurt me niet vaak, dat ik zo laat nog zit te kletsen.
Als u het niet erg vindt, ga ik naar bed. "
„De ochtendstond —, " citeerde tante Gertrude goed keurend.
„Heeft goud in de mond, " maakte Jadbury Wilson de zin af, met een
wrange glimlach. „Nou, ik ben mijn hele leven vroeg naar bed gegaan
en vroeg opgestaan, maar goud heb ik toch niet. Het enige wat ik
eraan heb gehad, is dat ik gezond ben. Al zou u me met een
kerktoren om mijn hoofd slaan, dan kreeg u me nog niet dood. "
Hij wenste hun goedenacht en ging naar boven. Tante Gertrude merkte
op, dat de jongens er goed aan zouden doen het voorbeeld van de
oude man te volgen. Maar ze zaten nog
bijna een uur voor het vuur te praten over een paar ver halen die
de oude goudzoeker verteld had.
„Hij heeft anders heel wat meegemaakt, " zei Frank die avond, voor
zij gingen slapen.
„Zeg dat wel. Ik wou dat we er ook eens een poosje heen konden.
"
„Het is er nu toch niet meer zoals vroeger. Hij zei dat het land
erg saai is geworden. "
„Zo saai zal het wel niet zijn, als ze vader erheen moeten roepen
om een gouddiefstal op te lossen. Er moet toch nog wel wat te
beleven zijn. "
„Nou ja, in ieder geval zullen wij er wel niet aan te pas komen. Ga
maar slapen. "
Maar de volgende ochtend stond hun een verrassing te wachten.
Toen ze naar beneden kwamen voor het ontbijt, zat mevrouw Hardy al
aan tafel. Ze las aandachtig een geel vel papier door.
„Een telegram?" zei Frank.
Mevrouw Hardy knikte.
„Van Vader. "
„Komt hij terug?"
„Nog niet. Hij wil dat jullie direct naar hem toekomen. "
Frank en Joe keken elkaar ongelovig aan. Het nieuws scheen te mooi
om waar te zijn. Mevrouw Hardy gaf hun het telegram.
De inhoud was:
LAAT FRANK EN JOE DIRECT NAAR ME TOEKOMEN. ZAL BERICHT EN
INSTRUCTIES ZENDEN NAAR MAJESTIC HOTEL, CHICAGO.
FENTON HARDY.
„Wat kan dat in 's hemelsnaam betekenen?" riep Frank in opperste
verbazing uit.
„Ik begrijp er niets van, " bekende Moeder. Zij was duidelijk
ongerust.
„Het kan me niets schelen of ik het begrijp of niet. Er staat in
ieder geval dat hij wil dat we komen. Wanneer kunnen we weg?"
„Er staat „direct", " merkte mevrouw Hardy op. „Het is erg vreemd.
En zo plotseling ook. Waarvoor kan hij jullie nu nodig hebben?"
„Misschien moeten wij hem wel helpen met die goudzaak, " opperde
Frank.
Tante Gertrude, die tot dusver geen deel genomen had aan het
gesprek, snoof hoorbaar.
De Hardy's waren zo opgewonden, dat ze nauwelijks konden ontbijten.
Tijdens de maaltijd bespraken ze uitgelaten de bijzonderheden van
de voorgenomen reis en mevrouw Hardy gaf, hoewel ze duidelijk
ongerust was omdat de jongens helemaal alleen zo ver weg zouden
gaan, haar toe stemming. Ze moesten dan maar direct vertrekken,
zoals in het telegram gevraagd werd. Met enorm enthousiasme wierpen
zij zich op het pakken van hun koffers.
Jadbury Wilson toonde veel belangstelling en gaf hun een aantal
goede raadgevingen, wat betreft de artikelen die ze voor de reis
moesten meenemen.
„Veel goede, warme onderkleding en wollen kousen, " zei hij. „Je
zult wel merken, dat het daar heel wat kouder is dan hier. "
De jongens haalden kaartjes voor de trein, die laat in de middag
naar Chicago zou vertrekken. Het pakken nam meer tijd in beslag,
dan ze hadden gedacht, daar ze geen last wilden hebben van te veel
bagage. En het was niet eenvoudig te beslissen, welke artikelen
overbodig waren.
Maar eindelijk waren ze dan zover. Tante Gertrude, die hen
onafgebroken onder vuur had genomen met aanwijzingen en
waarschuwingen en die maar steeds voorspellingen had gedaan met
betrekking tot spoorwegrampen en dieven, gaf hun nog een paar
laatste raadgevingen.
Mevrouw Hardy beperkte zich ertoe de jongens een afscheidskus te
geven. Ze drukte hun op het hart te schrijven zodra zij in Chicago
aankwamen. Toen belde ze een taxi om hen naar het station te
brengen. Jadbury Wilson waarschuw de hen goed op te letten met „die
gladjanussen" in Chicago. Hij zei dat ze zich geen zorgen hoefden
te maken, want dat hij wel voor hun moeder en tante Gertrude zou
zorgen.
De taxi arriveerde. De bagage werd erin gegooid. De jongens
klauterden achterin. Tante Gertrude riep wel tien keer „Dag" en
snikte hoorbaar. Hun moeder wuifde met een zakdoek.
Jadbury Wilson zwaaide met een stok. Toen ronkte de taxi de straat
uit, in de richting van het station.
„Op naar Montana!" riep Frank.
„Ik ben maar voor één ding bang, " merkte zijn broer op.
„Waarvoor dan?"
„Ik ben bang dat ik straks wakker word en merk dat ik alles maar
gedroomd heb. "