Cándani: Doctor de hoer

Ieder gevecht, ieder verzet, iedere blaam heeft waarde, wanneer het u leidt naar het licht waarnaar de innerlijke mens in u op zoek is. Het niet veroorzaken ervan en geen verantwoordelijkheid dragen erover zou deelnemen aan het afsterven zijn. Nog voor alles begon, veroorzaakte de duivel in de mens, een pijn – een verwarring – en het algehele doel ervan was om controle uit te oefenen over ieder individu om hem heen. Een ieder, klein of groot, zou aan zijn bevel moeten gehoorzamen. En het bevel zou zijn: het er Niet zijn. Geen individu zou recht hebben op een leven als Vrij Mens. En een ieder zou te midden van iedereen, eenzaam, ziek en verloren zijn. Ze zouden zichzelf gaan verloochenen als waren ze melaats aan hun geest en lichaam. Er zou geen deur zijn. Geen uitvlucht.

§

Maar wat door God geschapen is, zal noch de mens, noch de duivel kapot slaan. En zij die geboren zijn voor het Voortbestaan, zullen alle ketenen Openbreken en naar het Licht reiken waar ieder geborene rechtop heeft. En de entiteit zal naar Liefde reiken

de Bron waar zij uit voortkomt. Ook al is het licht daar niet zichtbaar aanwezig, de Liefde zal er Zijn. Ook ik zag het licht. En vanaf die dag werd ik anders. Ik vocht tegen onderdrukking en vervorming van de geest! Ik ontdekte het Stilistische van het leven in mijzelf. Ik ging Dansen, Springen en Plezier maken. Ik zou voortaan Denken en Reiken. Ik ging Leven.

Cándani

§

MENEER. Kijk hoe u daar ligt, – u had iemand van mij kunnen zijn, maar u bent niemand van mij. U bent niemand van iemand, want de geur die u met zich meedraagt, daarmee verjaagt u iedereen. U kijkt zo zielig alsof niemand van u houdt. Wanneer was het de laatste keer dat u van uzelf hield?

§

Ik heb al uw brieven ontvangen, meneer. En ik heb ze keer op keer gelezen. Het verzoek om naar Suriname te komen. Om mijn boeken uit te zoeken en mee te nemen, zodat u met een gerust hart sterven kon. Keer op keer wilde ik komen. Echt meneer, zo graag wilde ik komen, dat ik een vreemde werd in mijn eigen huis en huid. Ik verlangde ernaar om weer in uw woonkamer te staan – waar de wind koel binnenwaait. Maar misschien weet u niet waarover ik het heb? In uw leven waren geen verlangens meneer. U weet niet hoe kervend het voor de ziel is wanneer de tijd zich rekt, daarom weet u ook niet wat het is om te verlangen naar de wind op uw gezicht – de wind van uw eigen land. Haar spelen en plagen met uw haren. Wat weet u überhaupt van het verlangen meneer? U bent immers nimmer weggeweest. Je eigen land loslaten om een nieuw bestaan elders op te bouwen, daar is moed voor nodig – heel veel moed. U moet zich de kunst van ‘het willen loslaten’ eigen kunnen maken. Nadat ik mij die kunst eigen had gemaakt, was ik plots een vreemde in mijn vaderland.

§

Toen de herinneringen aan het land kwamen, waar ik speelde en opgroeide, wilde ik weer in uw woonkamer staan. Kijken hoe de buurman handig en vlijtig een bananenpalm in een handomdraai kapte, om vervolgens de tros bananen van de palm af te hakken. Tevreden ging hij met zijn aanwinst naar binnen. Wie weet hoe lang hij de vruchten gekoesterd had in droge- en regentijd. Zijn geduld had die dag vruchten afgeworpen. Samen hebben wij naar hem zitten kijken. Jij en ik. Wij waren de uitverkoren ooggetuigen van deze daad. Wat is het toch een voorrecht om een mens te zijn op deze aarde en de wonderen van de natuur te aanschouwen – om deelgenoot te zijn van kleine pleziertjes die de mens in vervoering brengt. Het was het moment van Ultieme Goddelijke Rust waar ieder Bewust Mens naar snakt. Ook in uw ogen sprankelden lichtjes van de vreugde, die de buurman zelf ook had. Met uw afkomst, landbouwerszoon, kent u de kleine vreugden van het leven van een boer. Het leven van de armen – het leven van kinderen die met lege magen naar school gaan, want u hebt dat aan den lijve ondervonden. En ieder oogst uit de boomgaard, betekende: “eten. Eten voor de kinderen.”

Het gevoel dat wij deelden, met de gast in de andere tuin, was de God van het ogenblik. De derde persoon die erbij was, keek niet mee. Ze was bezig met haar eigen verhalen: “ja…, ja natuurlijk…ik heb een proefschrift geschreven.” Die zelfverheerlijkingen over haar proefschrift dramaturgie had ik ettelijke malen gehoord en het was niet moeilijk om te raden dat ik ze nog ettelijke malen horen zou.

§

Vandaag, na zoveel jaren – na zoveel lange, lange jaren – sta ik weer in uw huis, naast uw bed. U kijkt naar de boeken. Het lijkt alsof u ze aan het optellen bent, of bent ze aan het aftellen. U zag dat het boekenrek voller en voller werd. Om de zoveel tijd kwam er een plankje bij. En weer één, en weer één, totdat de hele muur vol van boeken was. U wist dat iets niet in orde was, maar u was bang voor de antwoorden. U wilde niet weten wat u niet wist, want de werkelijkheid is wreed en dat wist u. Geruchten deden wel de ronde hoe ze aan de boeken kwam. Maar u werd een struisvogel, stopte uw kopje in het zand. En dat voor een bankdirecteur. Zelfrespect is niet voor eenieder weggelegd meneer. Het eist een hoge mate van verantwoordelijkheid, alertheid en offers. Dus als het even mogelijk is om die vriendelijk uit de weg te gaan, waarom dan niet?

§

INDIA. Ik was in India. Op het achtererf van het hotel knorden de bosvarkens. Ik vond dat vreemd. Wie heeft nou bosvarkens als huisdier in zijn achtertuin? De hotelbediende had mij een poos van een afstand bespied. Hij kwam naast mij staan en beantwoordde mijn vraag zonder dat ik die aan hem gesteld had. “Oh, die zijn voor de resten. Zij eten alle verrotte dingen op!”

“In Nederland geven wij het overgebleven brood aan de vogels en eendjes. In mijn vaderland geven we de overgebleven rijst aan de honden,” zei ik.

De jongen dacht even na. “Madam ik heb het niet over overgebleven voedsel van vandaag alleen. Ik heb het ook over oud verrot voedsel. Dat eet toch geen vogel, eend of een hond? Het is handig om zulke beesten te hebben, ze merken de stank niet eens op wanneer ze hun neus ergens insteken. Kijkt u maar zelf, hoe gelukkig en vreugdevol ze aan het knorren en ploeteren zijn.”

§

Ineens stond u daar, temidden van de vieze, vuile bosvarkens en u slurpte mee in de rottigheid.

“Wat doet u daar tussen de varkens meneer?”

U keek op met een snoet vol zwarte massa. En om mij ervan te overtuigen dat u zich daar thuis voelde, dook u veel dieper in de modderpoel. En ik maar roepen, “nee, niet gaan…daar is zo vie…” Het was allemaal zo raar. Uw verschijning tussen de bosvarkens. Uw joelen, gieren, rollen en dan verdwijnen in de modderpoel. Het leek meer op een film. Was dat een ingeving? Ingeving voor wat? Dat ik u eindelijk eens een keer opzoeken moest? Tja meneer, mijn hart wilde vanaf dat moment alleen maar terugkomen, naar het Land dat ik keer op keer verachtte door de ervaringen die ik met de mensen daar gehad heb. Mensen die altijd wat van je willen hebben. Mensen die je niet kunnen laten zijn die je bent. En toch, keer op keer heb ik dit Land lief, om zoveel onnoembare goede dingen die ik mocht meemaken. Om enkel te praten over de weiden vol van bosvruchten. Welk Surinaams kind heeft er geen vreugde mee. Welke Surinaamse man of vrouw praat niet met heimwee over de goede oude tijd?

§

SLANG. Meneer, om terug te komen op de brieven. U vroeg mij hoe het allemaal begon. Waar ik Slang ontmoet had en hoe het contact gestalte aannam. Let op mijn woordgebruik meneer. Ik zeg niet ‘vriendschap’ – nee, ik zeg duidelijk ‘contact’. Ik heb die brieven toen niet beantwoord. In die dagen, jaren, rende de duivel door mijn hoofd. Nadat ik van uw huis wegging, ging ik de hel binnen. Al haar woorden staken als bijen in mijn hoofd. ‘s Nachts liep ik als gek in mijn huis. Ik zag haar iedere nacht in mijn huiskamer zitten. Opgerold als een slang, haar favoriete houding. Ze spuugde. Schold mij tactisch verrot omdat ik haar minnaar Malloot niet had weten te waarderen. Maar we komen nog terug op dit verhaal. Vandaag in dit uur, is er geen haast meneer. Laten wij rustig de woorden uitkiezen. Jij hebt wat brokstukken van het verhaal, ik heb wat brokstukken van het verhaal. Laten wij ze vandaag samen rijgen tot we een compleet beeld hebben van alles wat zich toen heeft afgespeeld. Dit is het uur waarin alles bepraat en gezegd moet worden!

Ik was net tot rust gekomen, van een leven settelen in Nederland. Ik leefde mijn leven, was niemand tot last. Langzaam begon mijn literaire leven, na ploegen en ploeteren, vruchten af te werpen. Ik was niet gewoon blij, zoals een schrijfster is wanneer haar debuut uitkomt. Nee! Ik was blij als een kind. Een kind!

§

Slang kende ik niet, totdat ik de uitzending had gehoord waarin ze mijn boekbesproken had. Aan haar achternaam kon ik zien dat het uw vrouw was. Een gezicht had ik er niet bij. Uw keus moest wel woordloos zijn, althans, daar ging ik van uit. Op het jubileumfeest van uw buitenlandse bank, zag ik u, een man, lang, slank en knap. De heren spraken met respect over u. En ik, klein meisje, te jong voor mijn leeftijd, stond tussen de volwassenen mee te luisteren en te kijken naar de vrouwen die u nakeken. Ja meneer, niet alleen bij uw stagiairs maar ook bij uw collegae stond u hoog aangeschreven.

Op uitnodiging van een hoogleraar, ging ik naar de Universiteit van Amsterdam. Ik moest even mijn agenda doornemen voor een optreden aldaar. Uw vrouw zou daar ook aanwezig zijn. Ik overwoog gebruik te maken van de gelegenheid om haar te bedanken voor de recensie. Ik stapte het kantoor binnen. Ik staarde haar wezenloos aan. De allereerste zin van haar aan mij was: “ik hoop niet dat het tegenvalt?” Meneer wat moest ik zeggen. U weet intussen wel dat ik geen geheimen voor u heb. Behalve dat, ik zeg altijd alles onverbloemd. En ja meneer, ze viel mij tegen. Haar verschijning, haar gedrag deed mij denken aan een vriend die in Suriname bij mij langskwam. Hij bekeek mijn buurvrouw aandachtig, keek toen naar de buurman en vroeg aan mij wat die man in die vrouw zag? Ik zei, “jij bent een man vertel jij het maar.”

“Nou ik denk dat het het verhaal van de stier en de koe is. De stier wil kruisen – er is niemand in de buurt, dus springt hij op het eerste het beste gat.” Ik zeg niet dat u hetzelfde gedaan hebt meneer, maar uw keuze doet mij denken aan die opmerking van die vriend. Haar tweede zin was, “ik krijg een boek van je. Gratis.” Zij bedoelde dat ze mijn boek besproken had en daarom recht had op een gratis exemplaar. Maar dat had ze al van de uitgever gekregen. (Toen wist ik nog niet dat ze steeds weer een e-mail zou schrijven om naar het boek te vragen, tot het mij de keel uithing en ik het toch opstuurde. En eindelijk had ik weer rust in mijn leven. Althans, dat dacht ik even.) Ik nodigde haar uit voor een etentje. Want ik wilde even bijpraten met haar over haar stiefvader die om politieke redenen neergeschoten werd. Ik wilde daar een verhaal over schrijven. Zonder schroom of voorbehoud nam ze het duurste zesgangenmenu. Nauwelijks zat ze tegenover mij of ze begon met zelfverheerlijkingen en zelflofzangen over haar status en reputatie. Ze moet het wel zelf aan iedereen vertellen dat ze heel erg gewild en geliefd is bij anderen, anders weet niemand ervan, behalve zijzelf. Ze vertelde over de twee diensten in huis.

Toen wist ik nog niet hoe ze aan haar geld kwam; dat mensen graag luisterden naar haar boekenprogramma op Omroep Delano. Er was geen enkele reden of aanleiding om over u of uw familie te praten. “Dhan zijn familie is helemaal plattelands. Zijn moeder baarde ieder jaar. Ze sliepen als varkens in een hokje, wanneer er bezoek was, konden ze niet slapen…mijn schoonbroer zegt dat ik ontaard ben. Ontaarde moeder, ontaarde vrouw, ontaarde echtgenote…” Meneer, ik ken niemand in Suriname die in die jaren vijftig niet ieder jaar baarde. Ik ken ook niemand die toen een ruim huis had. Ook de moeder van Slang had dat niet. En ook haar moeder baarde ieder jaar ‘als een varken’.

Toen ze klaar was met haar schoonfamilie, met de bankiers, met de literatoren, en over de talrijke minnaars van haar zus die nooit trouwde, en de andere getrouwde zus die een geheimpjesrelatie had met nota bene de president-commissaris van uw bank, begon ze met mij over mijzelf te roddelen. Ze vertelde dat ook ik plattelands was, ontkennend dat ze zelf ergens in de polders geboren werd uit twee analfabete ouders. Om het gesprek een ander wending te geven, de juiste wending, waarvoor ik daar zat, liet ik haar de aantekeningen zien die ik over haar stiefvader geschreven had. Ik vroeg haar meer informatie. Ze vertelde steeds weer dat ze alle informatie had, maar draaide eromheen. Ik wist niet zo gauw of ik meteen kappen moest of nog even geduld moest opbrengen.

§

MALLOOT. Malloot, die ik niet eerder kende, sprak me een keer aan na mijn optreden in Den Haag. Hij vertelde dat hij een film over mij wilde maken. Ik negeerde hem, daar hij niet goed bij me overkwam. Maar hij bleef erop aandringen. Ik kan in mijn herinneringen niet meer terugvinden waarom ik hem toch de kans gaf om met mij te praten.

Na een paar weken stuurde hij een e-mail dat hij die film wilde maken in opdracht van het Ministerie van Onderwijs. Ik was de uitverkorene die hij uitgezocht had, schreef hij. Malloot vroeg mij of ik iemand kende die mij kon interviewen in de film. Ik vertelde over Slang die het boek besproken had. Van Malloot moest ik die vrouw nemen. Alles ging veel te gladjes. Ik voelde addertjes onder het gras, maar kon er geen vinger op leggen. Om te benadrukken hoe graag hij me wilde, vertelde hij dat hij eerst een andere Hindostaanse dichter op het oog had. Maar die vrouw vond hij te pessimistisch en hij zag lichtjes in mijn ogen, daarom koos hij voor mij. Vandaar dat hij de moeite nam om die dag naar Den Haag te komen. Meneer ik weet niet hoe iemand die mij niet eerder ontmoet heeft lichtjes in mijn ogen kan zien.

§

Lisje, programmamaakster bij Omroep Delano, die ik ooit tijdens een optreden was tegengekomen, had mij verteld dat ze een kamer verhuurde aan haar gasten. Ik belde Slang op om te vragen of ze mij wilde interviewen voor de film. En ook vertelde ik haar dat ik binnenkort bereikbaar zou zijn bij Lisje thuis.

“Nee!” zei ze indringend, “Lisje is geen goed gezelschap voor jou! Ze vindt je boek niet goed! Ze heeft kritiek op jou! De sfeer daar is ongezond voorjou! Kombijmij! Ik heb een kamer!”

Het was allemaal verwarrend. Ik bleef me afvragen of ik me in haar had vergist. Want meneer, hoe zou u met een vrouw leven die niet deugde. Lag het aan mij? Mijn tweede boek was al uit. Ze bood aan om er een boekpresentatie voor te organiseren. Ze wilde het aantrekkelijk maken om bij haar te logeren, begreep ik later. Ik stemde ermee in. Ik kon van de gelegenheid gebruik maken om toch nog wat informatie over haar vader te krijgen.

Op vliegveld Zanderij ging ze in een hoekje staan, en observeerde iedere beweging van Malloot. En Malloot, gefrustreerd als altijd, hing daar de grote man uit. Hij fantaseerde dat iedereen op het vliegveld tegen hem opkeek, omdat hij een cameraman en filmregisseur was. Maar geen hond die hem kende of herkende, op één gek na!

§

WOONKAMER. “Ik wil Roshni worden!” Dat was haar motto en haar wet. Haar ogen werden twee vergrootglazen op haar gezicht en ze nam mij heel secuur op. Ze lette op mijn trouwring, op mijn make-up, op mijn schoenen, op mijn sieraden, op mijn gewicht. Over alles had ze vragen en op alles commentaar. Wat ze na kon doen, deed ze na. Wat ze niet na kon doen, kraakte ze af. Ze heeft haar best gedaan om haar haren te laten groeien. Een keer vond ze mijn bustehouder in de badkamer. Ze nam dat ding, voelde het en betastte het. Een keer werd ik gek van haar bespieden. Ik had zin om tegen haar te schreeuwen, “wil je zien hoe mijn vagina eruitziet, voor je eigen zielsrust?” Een ding zag ze over het hoofd meneer: “Roshni was Roshni geworden door te stralen vanuit de binnenkant van haar huid. Wat ze van buiten was, had God van haar gemaakt, in samenwerking met haar ouders.”

§

…ik kwam haar woonkamer binnen in een blauwe bodystocking. Alle slangen in haar lichaam kregen last van benauwdheid. Ze vluchtten allemaal massaal haar lichaam uit, uit haar ogen, oren, neus en mond, uit alle andere spleten. Dunne slangen, dikke slagen, de een nog vuiler dan de ander. In iedere slang was haar gezicht gegrift. Ze zei, “je maakt mode baja, je maakt m-o-d-e in m-i-j-n huis.” Die hele dag heeft ze mij weggekeken. Althans dat probeerde ze. Uit haar ooghoeken bespiedde ze mijn borsten en mijn figuur. Ik voelde mij er ongemakkelijk onder. En op den duur ging ik me toch verkleden.

§

Ze vertelde mij dat ze voortaan de voorwoorden en de inleidingen van mijn boeken schrijven zou. Ze wist niet dat het schrijven van een voorwoord en inleiding een erekwestie is en dat de auteur daar zelf iemand voor uitkiest. Iemand die kennis van zaken heeft en natuurlijk het respect en aanzien van de auteur geniet. Ineens werd het mij duidelijk hoe ik haar naam in verschillende dichtbundels gezien had. Natuurlijk zou ze met een uitleg komen dat de dichters het zelf wilden…dus waarom haar nog lastigvallen met vragen. Waarom had niemand ooit onderzoek gedaan, naar waarom er zoveel eenzame en zieke heren rondlopen in de literaire kringen. Dachten ze dat ze snoepgoed kregen? Toen ze na afloop naar hun penis keken, was er niets meer van hun mannelijkheid overgebleven. En ze waren ook niet meer welkom bij een andere vrouw. Dus moesten ze maar roeien met de rotte riem die er was. Uiteindelijk waren ze nergens aangekomen.

§

…’s avonds haalden we eendenvlees met roti. Ik hield ervan net als u. Maar zij had last van suikerziekte, lepraziekte en noem maar op…En omdat zij niet mee kon eten, mochten wij van haar ook niet eten. Maar we trokken onze neus op. Doctor amoebe kon haar tong niet bedwingen en vrat ieder stukje vlees samen met de botten op – als was het Godenspijs; Ambrosia! Om vervolgens te klagen dat ze ziek werd van de olie in het eendenvlees. Ik kreeg de schuld ervan.

Toen we het eendenvleesritueel vaak herhaalden, bedacht ze wat anders. Ze vertelde mij dat u hartvernauwing hebt. Ik moest haar beloven om het nooit aan u te vertellen. Ik wist dat het een leugen was en zei dat ik niet meer van die pakketten zou opsturen. Geen noten, chocola enzovoorts, want meneer werd ziek. Zonder adem te halen zei ze: “nee die pakketten moetje wel opsturen. Het gaat hier om olie. Hij mag niet te veel olie gebruiken en eendenvlees wordt met veel olie gebakken.”

§

…die dagen waren de allerlangste dagen van mijn leven. Tussen de filmopnames door bleef ze onophoudelijk over zichzelf praten. Langzaam werd het mij duidelijk waarom zij de literaire kringen was binnengedrongen, terwijl het haar vak helemaal niet was. Ze zou binnenkort wel promoveren op ‘dildokundewetenschappen’. En ik zou niet weten of ze daarin zou slagen, want haar onderzoek had ze niet in een dildofabriek gedaan maar bij literatoren. Penissen van vlees en bloed zijn toch wat anders dan plastic dildo’s meneer? Enfin, we hoeven toch niet zo nodig alles van haar te begrijpen, ofwel? Via schrijvers en dichters kon ze het aanzien krijgen, dat u al had. Haar honger naar eigen erkenning en geld dreef haar tot het uiterste. Van haar mocht ik niet praten met mensen van Omroep Delano. Zij wilde als tussenpersoon optreden. Maar ze kreeg mij niet klein. Dat maakte haar gek. En als ze iemand niet klein kreeg, dan werkte ze die persoon weg. Maar ik had informatie nodig, dus ik liet mij niet wegwerken. Ergens wilde ze mij ook niet kwijt, want ik was de kip die gouden eieren legde.

Iedere keer wanneer de uitgever een boek stuurde voor Lisje zou Slang een e-mail naar mij sturen: “vraag aan je uitgever dit en dat boek voor mij. Hij heeft het ook aan Lisje opgestuurd.” Zonder blikken of blozen zei ze: “laat dat boek achter voor mij.” Of een bevel: “ik krijg dat boek van je.” Dus eerst werd er gepland hoe ze mij in een afhankelijke positie kon brengen om vervolgens met de eisen komen. Het begon met één boek – eindigde met dozen vol boeken – ik kreeg geen informatie. Wel kreeg ik een lange lijst mee, van wat ik allemaal nog uit Nederland moest opsturen. Ze vroeg om levensmiddelen, alles wat bij jou op de hoek te koop was, moest ik in Nederland kopen, in een doos doen, naar het postkantoor brengen en posten. Een keer merkte ze terecht op: “dankbaarheid bestaat alleen in jouw wereld.” Ja, meneer, soms kon ze ook eerlijk zijn.

Van schrijfster werd ik geleidelijk aan Sinterklaas; een gratis-uit-deel-winkel.

De uitgever stuurde een doos met boeken voor Omroep Delano naar haar adres. Toen Lisje haar naar de boeken vroeg, ontkende zij de ontvangst ervan. Meneer, de vraag blijft waarom Omroep Delano daar nooit een volledig onderzoek naar gepleegd heeft. Dat zou ik een keer willen weten.

Dagelijks zat ze in haar favoriete houding, met haar benen op de bank, opgerold als een slang en spuugde gif uit. Een keer luisterde ze heel goed hoe ik over mijn man sprak: “mijn man dit…mijn man dat…” en ja hoor die kameleon had wat overgenomen van mij. Ineens sprak ze ook: “mijn man dit…mijn man dat…” Is dat niet een bijzondere promotie in die dertig jaren tijd meneer? Van een plattelandsvarken werd u: “mijn man.” Ze was een vrouw met twee anussen. Eén tussen haar billen. En één op haar gezicht. Uit beide kwam hetzelfde.

§

Vijf kopieën van haar proefschrift nam ik mee in mijn koffer. Ze wilde dat ik ze aangetekend voor haar verstuurde. Het heeft mij tweehonderd euro gekost. Het nam tien kilo aan gewicht in mijn koffer. Ik had geen ruimte over voor de Surinaamse gewoonte, vruchten en droogvis mee te nemen naar Holland.

§

FILM. Het was een vertoning wanneer Malloot in de ochtend langskwam om ons op te halen. De film ging over mij, maar juffrouw Slang tutte zich op. Dikke lagen mascara kleefden boven haar oogleden. Ik vermoed dat ze er gewoon wat rode lipstick opsmeerde. Ze was een marionet die op signalen werkte. Malloot had maar even naar haar te kijken, of het poppetje begon te dansen en te zingen: tra…la…la…la…en het poppenrokje ging hoger en hoger…

§

Ze deed mij denken aan…ach laat maar, wat deed het er toe waaraan ze mij deed denken. In ieder geval was het duidelijk dat Sinterklaas langskwam. Ik was duidelijk niet tegen haar puberaal gedrag opgewassen.

§

Zo gauw als we uit uw huis weggingen voor de filmopname, sprak ze niet meer met mij. Zij was enkel voor haar minnaar bezig. Uren zaten ze achter in de auto over haar proefschrift dramaturgie te praten. Ze zat in haar favoriete houding. De benen omhoog, opgerold als een slang. De venusheuvel bijna in de neus van Malloot. Ze was plat op de plekken waar ze rondingen zou moeten hebben. En ze had vetrollen op de plekken waar ze plat zou moeten zijn.

Zogenaamd was ze mij aan het interviewen, maar haar houding was vol haat en nijd. Haar opzet was om het mij ongemakkelijk te maken, zodat de opname zou mislukken. Die vragen konden ook door de geluidsman of iemand die op dat moment in de buurt was gesteld worden. Iedere keer wanneer Malloot mij aandacht gaf, draaide ze zich om en ging weg. Het was een tafereel uit een Bollywoodfilm. Malloot schreeuwde dan zonder reden tegen mij en Slang kwam dan lachend terug. Ze had zich helemaal beschikbaar opgesteld. Erger nog, ze drong zichzelf aan hem op. Maar Malloot had hoge eisen aan zichzelf gesteld: “ik wil Roshni.” En maar hijgen en fluisteren in mijn oren: “ik heb bewondering voor jou…ik heb bewondering voor jou.”

Er is een tafereel dat mij altijd bij zal blijven. We liepen naar een manja (mango)boom voor een opname. Wat manja betreft, ben ik nooit volwassen geworden meneer. Ik ren als een kind om de vruchten op te rapen. Dit keer gebeurde iets raars, Slang rende mij vooruit. Ik dacht: “kijk eens, daar heb je nog iemand die niet volwassen is geworden.” Maar ze liet de manja’s op de grond liggen en begon heftig aan de foroe doti* te trekken en weg te stoppen in haar tas.

≡ foroe doti: letterlijk vogelpoep. Hierop groeit onkruid. Vrouwen wassen zich met het kooksel ervan.

Malloot kwam achter mij staan en fluisterde: “weet je waarom ze dat doet?”

“Nee, dat weet ik niet!”

“Met het kooksel van foroe doti wordt de vagina gewassen om die weer strak te maken. Dat mens wil wat van mij, ik zal haar geven waar ze om vraagt.”

Ziet u meneer dat noem ik: de kneepjes van het vak kennen!

§

AMSTERDAM. Om terug te komen op het filmverhaal. Malloot weigerde om de montage te doen. Hij zei dat hij een stijve kreeg tijdens het monteren. Tot twee uur in de nacht zat hij naar mijn beelden te kijken en zich af te trekken. Meneer, twee maanden lang belde hij me op om mij te intimideren. Ik werd ziek, ik kon niemand meer spreken. De duivel danste in mijn hoofd. Ik sloot mij af voor de buitenwereld.

De producent greep in, en maakte de montage af. Waarop Malloot niet na kon laten te zeggen: “je hebt het slim gespeeld met mij. Je hebt de film en ik heb niets met jou gehad.”

§

Ze kwam bij mij op bezoek. Nu had ze van Malloot gehoord dat ik het contact verbroken had, maar Malloot had er niet bij verteld waarom ik dat deed. Liet ze de anus op haar gezicht de vrije loop. Ik werd ervan beschuldigd dat ik zo’n goede ‘man’ als Malloot niet wist te waarderen. Ze werd Hanumaan, de dienaar van prins Ram, die Godgelijk geacht werd. Hanumaan had maar één doel in zijn leven: het dienen van prins Ram. Ja hoor meneer, ik heb in mijn huiskamer ook een Hanumaan gezien. En Hanumaan besloot haar preek met: “ik ben erg op Malloot gesteld. Ik bewonder hem om de gedrevenheid waarmee hij werkt. Vraag me maar niet waarom. Ik weet het gewoon…dat hij goed is.” Ja, yo meneer, ik heb haar maar geen vragen gesteld. Ziet u meneer, ikke beetje naïef.

§

Ze was nog niet klaar met me, dat bleek toen we aan tafel zaten. Ze vertelde aan mijn man dat ik geen vruchten voor hem in mijn koffer wilde meenemen. Ze vergat erbij te vertellen wat ik wel meegenomen heb. Ze heeft nooit naar de portokosten geïnformeerd, ook niet bedankt. Ze wilde gaan winkelen en ik moest haar begeleiden. Ik heb vaak voor haar bij de kassa moeten staan, omdat ze als een domme ezelin in het rond keek als ze moest betalen. En dat voor een vrouw van een bankdirecteur. Ineens begon ze hoedjes te passen, krullenpruiken en ook laarzen. Hoedjes wilde ze hebben omdat ‘Roshni’ die ook had.

Later zou ik begrijpen dat ze altijd krullenpruiken en laarzen kocht om haar werk te doen in bordelen wanneer zieke hoogleraren haar proefschrift aan het schrijven waren. Het is niet zo moeilijk om een doctorstitel te behalen. Een vrouw moet zich een paar kunsten eigen maken. Bijvoorbeeld een paar zieke, zwakke hoogleraren inpalmen. Je poentje laten zien, en al het vuile werk van het proefschrift door een ander laten opknappen. Op het eind leer je je eigen proefschrift uit het hoofd. En je laat je minnaars je goed voorbereiden op de verdediging. En ja hoor, bingo…! De titel is binnen. Vandaag dringt het tot mij door waarom ik geen enkele titel voor mijn naam heb. Ik denk niet verder dan mijn neus lang is. Ziet u meneer ‘ikke beetje dommetjes’. Tja meneer, niet iedereen is geboren om zijn hersenwerk te gebruiken.

§

PARIJS. Mijn man en ik nodigden u uit in Parijs. U nam haar mee. Tja meneer, u weet wel hoe we ons voelden toen we u zagen aankomen met haar. Dat was me een koude douche…! Een ervaring om niet te vergeten. Mijn man had haar eerder in ons huis meegemaakt. En basta! Hij was klaar met haar binnen vijf minuten.

We liepen in de romantische steegjes van Parijs. Ze wilde net zo gelukkig leven als mijn man en ik. Ze rent om uw handen vast te houden zoals ik dat met mijn man doe. Maar u stootte haar van u af. Liefde voelt aan als brandnetels op uw huid.

Ze verzocht mij om foto’s van haar te maken samen met u, het plattelandsvarken. Doen alsof jullie een gelukkig stel waren, maar dat waren jullie niet dus rukte u zich los. Op mijn verzoek hield u haar even vast, zo gauw als ik afdrukte, zo gauw liet u haar los alsof het een ontbindend varken was. Misschien is het woord ‘alsof’ hier niet van toepassing. Het fotoalbum met de foto’s die ik in Frankrijk maakte, heeft overal rondgezworven met als boodschap: “zien jullie mensen wel hoe gelukkig ik ben.”

§

In de nacht hoorde ik huilbuien op jullie kamer. In de ochtend vertelde u dat ze haar relatie met Malloot ontkende. Een vriend vertelde u dat Malloot zei: “Ik moet nog een vrouw naaien.” Ze hield haar beide handen voor haar gezicht en begon hysterisch te huilen en te schreeuwen: “ik heb in dertig jaren tijd maar één man genaaid.” Is dat een complimenteus iets meneer? Met een man naar bed geweest zijn die ze gedurende dertig jaren diep veracht heeft om zijn afkomst. Er zijn mensen die het verschil niet kennen tussen een liefdesleven en een seksleven. En jullie zijn een toonbeeld ervan.

U maakte duidelijk dat als Malloot naar haar promotie kwam, u het vliegtuig naar Suriname zou nemen. Maanden later zou ik begrijpen wat zich precies afspeelde. Slang had Malloot haar vagina gegeven, in ruil om haar promotie te laten filmen met het motto: “alles wat Roshni kan, kan ik ook.” Maar ze had een ding over het hoofd gezien: “Roshni had niets ingeruild. Ze werd gevraagd.”

U zei, “ze heeft haar best gedaan mij te doen geloven dat jij degene bent die met Malloot een relatie had. Maar ik ken haar beter. Ze schuift haar smerigheden altijd op een ander af.” En dat benadrukte u met: “ik heb haar nooit anders gekend.”

§

Malloot gebruikte haar in alle standjes van de Kama Sutra en dankte haar af met de woorden: “dit wijf heeft een droge kut. Als ze gefilmd wil worden moet ze haar dochter naar mij brengen.” Ziet u meneer, ik ben een beetje traag van begrip. Het duurde weer lang voor ik begreep waarom Malloot over haar dochter bij mij kwam informeren. Ik dacht dat hij zijn stiefdochter wilde leren kennen. Maar het verhaal was een beetje anders.

Ergens had Slang toch de verwachting dat Malloot zou komen om haar te filmen en dan zou ze iedereen daarmee de ogen openen. Om te beginnen Lisje, dan haar schoonfamilie, Roshni en de rest. Wat hebben we haar aangedaan meneer? Kan iemand in vredesnaam vertellen wat we haar allemaal hebben aangedaan? Wat voor een spook danst in haar hoofd en wat wil ze in vredesnaam?

§

PROMOTIE. Ze klaagde over haar schoonfamilie die de eerste rij stoelen in bezit nam. Door wie ze ze wel bezet wilde hebben, vertelde ze er niet bij. Haar eigen familie moest niks van haar hebben. Om dezelfde redenen waarom niemand iets van haar hebben wil. Achteraf zou ze over iedereen roddelen die haar kwam feliciteren. Tja meneer, ze weet van iedereen iets – ze weet van iedereen Alles! Ik heb uw familie nooit ontmoet meneer. Maar noem iemand op, en ik geef u alle details van die persoon. Zo nauwkeurig vertelde ze alles. En ik moest luisteren meneer. Het moest wel! O wee, als ik het niet deed! Anders liet ze me links liggen en ging ze met een treurig hangend gezicht ergens in een hoekje zitten. En ik was in mijn functie, ik moest alles doen, verdragen en slikken om mijn informatie te krijgen.

Meneer, een ding begrijp ik niet. Na alles wat er gebeurd was, straalde u op de promotie. Het was alsof er niks aan de hand was. Ik dacht dat u alles verwerkt had. Maar toen u me even alleen in een hoekje vond, vroeg u: “…en heb je nog iets van Malloot gehoord?” Dat verbaasde mij enorm meneer. Hoe kan iemand zo onder druk staan en toch stralen alsof er niets gebeurd is.

Toen ze na afloop haar minnaars trakteren moest, liet ze uw neef een feestje organiseren. En hij moest ook alle rekeningen betalen. Hoe ze het voor elkaar gekregen heeft, weten de Goden. En weer hebt u mij verbaasd. U zag de minnaars komen en gaan op het feestje. U lachte en straalde. Ik dacht dat u alles vergeten en vergeven had. Maar toen ik naar het toilet ging, kwam u achter mij aan en vroeg me of ik wat informatie over Malloot had. Leg mij eens uit meneer, wat moet ik met u doen?

§

MESSTEEK. Het complot was goed in elkaar gezet voordat Malloot mij benaderde. Bij nader onderzoek zou hij zes maanden lang voorbereidingen hebben getroffen. Hij had enkele vrouwen in Suriname de Nederlandse nationaliteit beloofd. Van tijd tot tijd ging hij langs om ze te gebruiken. Hij had weer een gratis ticket naar Suriname nodig.

De Hindostaanse dichter die eerst in aanmerking kwam, had geen nieuw boek geschreven. En mijn boek werd de potentiële brug naar Suriname. Daarom werd ik benaderd, en niet om de lichtjes in mijn ogen!

§

De producent van de film luisterde naar mijn verhaal en vroeg mij om alles te vergeten en door te gaan met mijn leven. Hij deed er verder geen onderzoek naar. Later begreep ik dat de het om betalingen in ‘zwart geld’ ging. Malloot had de touwtjes in handen. De producent moest zich gedeisd houden.

§

Na mijn vertrek uit Suriname bleef Malloot een week langer in Suriname. In die tijd heeft Slang hem vaak gezien. Ze had grote dromen. Ze had de hoogleraren losgelaten. Nu had ze hen niet meer nodig. Ze vond alles en iedereen ondermaats, nu ze doctor was! Ze zou de filmwereld ingaan en kerfde haar klauwen in het vlees van Malloot. Malloot deed niets anders dan anderen gebruiken, dus schudde hij haar gauw van zich af. En ook weigerde hij haar voor het hoereren te betalen. Hij zei dat ze een liter smeerolie nodig had. Dat begreep ik niet meneer, waarom zou iemand bij seks smeerolie nodig hebben. Tot één van haar minnaars vertelde: “bij haar moet het wel. Er heerst daar een grote droogte.” Meneer, meer wilde ik niet weten.

Malloot en Slang kregen een akkefietje. Malloot gaf haar vijfhonderd euro zwijggeld. Slang nam daarmee geen genoegen en diende een declaratie van duizend euro in bij de producent en ik wist er niets van. Maar de producent vertrouwde de zaak niet. Hij kende niemand met de naam Slang die aan de film meegewerkt had. Malloot moest ook zijn smerigheden verbergen dus richtte hij een dankwoord aan Slang. Dat moest het bewijs worden dat Slang aan de film meegewerkt had. Ze kreeg van de producent het geld uitgekeerd. En weet u, meneer, die hele film is nooit vertoond! Vraag me niet waarom.

Met hangende pootjes ging ze terug naar Omroep Delano. En welk boek besprak ze als eerste? Raden! Raden! Raden! Roshni natuurlijk! Ze is een sardientje en heeft dus geen ruggengraat; een deegrol die alle kanten oprolt, net waar er te likken valt. Ik complimenteer haar in haar eigen taal: beghar ke lotd. Een beker zonder billen.

§

Zoals later bleek, was ze maandenlang bezig iemand te zoeken die haar proefschrift mee kon nemen naar Holland. Ze kon het zelf op de post doen, maar wilde altijd alles gratis voor elkaar krijgen. Gek is dat toch als ‘vrouw van’. Los van haar proefschrift waren er andere enveloppen. Toen ik haar opbelde om iets over het interview te vragen, wist ze al van alles. Ze had al lang een seksuele relatie met Malloot. Malloot wilde ze via de voordeur binnenhalen zonder dat u iets ervan merkte. Zo was Malloot, de cameraman van Roshni, uw huis binnengekomen. Ze liet me krantenknipsels zien met mogelijke informatie over de schietpartij van haar stiefvader, maar ik mocht ze van haar niet lezen. Iedere keer wanneer ik toe wilde happen trok ze die worst terug. Ik was een kip die gouden eieren voor haar legde en ze was niet van plan om die kip te slachten. Het was niet dat ze mij aan informatie wilde helpen. Ze wilde medeauteur van mijn boek worden. Ze vertelde mij dat ze voortaan al mijn manuscripten ging lezen en daarvoor ging ik haar betalen. Tactisch vertelde ze dat het om grote bedragen ging: “er kwamen studenten bij mij om hulp te vragen. Maar ik weigerde hen, want ik las alleen voor bedrijven en dan vroeg ik groot geld.” (Ze vergat het geld aan de hoogleraren te betalen die meer dan tien jaren haar proefschrift schreven en lazen.) Ze wilde haar naam in grote letters op mijn boek zien, want Lisje zou ooit tegen haar gezegd hebben dat ze geen literator is en zich moest terugtrekken uit het literaire wereldje. Waarop ze dacht ‘ik zal je ogen openen’. En ze begon blindelings achter Roshni aan te rennen, want zij was op dat moment het potentiële slachtoffer. Maar dat was niet alles wat ze van Roshni wilde. Met haar debuut was Roshni ineens geliefd bij Slangs minnaars en ex-minnaars. Ze moest Roshni bij die heren even uitschakelen…Alles was een weldoordacht plan.

§

MOORDEN. Wie zegt dat u niet doden mag in Suriname? Natuurlijk mag u mensen links en rechts doden in mijn vaderland. U mag net zoveel moorden plegen als u zelf maar wilt. Maar niet met een geweer. Wie doet dat nou? Nee, zo moet u niet doden! Doden doet u op een feilloze manier: de slang doden zonder dat de stok kapot gaat. U moet uw vijand eerst complimenteren. Haar vertrouwen winnen. Haar in een afhankelijke positie brengen. Dan gaat u op haar zwakke punten letten en haar tactisch erop wijzen, zodanig dat ze zich onzeker begint te voelen. Binnen de kortste keren hebt u haar in uw macht. U zorgt ervoor dat ze zelf niets mag ondernemen. Dat ze eerst alles aan u moeten vragen voor ze iets mag doen, en dan bent u in het stadium om haar mentaal te doden en voorgoed uit te schakelen. Dan zwerft ze op straat als een gek. Af en toe kunt u naar haar wijzen en zeggen, “ziet u die mevrouw daar, ik heb heel hard aan haar gewerkt. Maar u ziet wel dat het weggegooide tijd is geweest.” Dan kan een ander zeggen, “zus, u kunt de wereld niet redden!”

§

Meneer, u bent medeplichtig aan iedere moord die zij begaan heeft. U had er een eind aan kunnen maken. Wij hadden vroeger een hond in Suriname. Die had een wond die opengescheurd was. Hij liet overal stank achter en mijn moeder schaamde zich ervoor. Want wat zouden de buren ervan zeggen? Toen liet moeder de veearts komen, om die hond te laten inslapen, nog voor hij stank zou verspreiden. Ook u kon dit gedaan hebben meneer. U kon haar laten inslapen. Hebt u dat gedaan? Nee! Zoals u het aan mij vertelde, stortte u zich op uw werk om alles te vergeten. Bent u alles vergeten? Nee!

§

BEZINNING. Buiten waait de wind, de zonvlekken dansen op de bananenbladeren van de buren. De slingerplant op uw poort is er getuige van dat niemand hier langs komt. Kan ik de jaren terugkrijgen? Ik zou leren vergeven. Ik zou u buiten de zon laten zien. Zelfs in de stortregen had ik u buiten gelaten, zodat u op uw eigen erf zou kunnen spelen en baden. Kon ik u een keer, slechts één klein ogenblikje, een kind laten zijn. De gordijnen walsen in de wind. Zoveel rust, zoveel sereniteit die er al lang was, die er altijd zal zijn, en temidden van dit alles kijkt u naar mij, en u kijkt, en u kijkt…de ogen gaan dicht, dan weer open, dan weer dicht…Slang is verdwenen. Ze is een keer de deur uit gegaan en nooit meer terug gekomen. Niemand weet waar ze is. Maar het vermoeden is dat ze ergens voorover buigt om haar professoraat binnen te halen, alweer om anderen de ogen te openen. Sindsdien ligt u ziek. U was gewend in een modderpoel te leven, toen die wegviel, kwam er een gat in uw leven. Ja meneer, die jongen had gelijk, toen hij dacht dat ik niets gewend was. Varkens hebben een eigen wil. Ze beslissen in welke modderpoelen ze willen rollen, leven en slurpen. U hebt die wil niet eens gehad. Er werd een modderpoel aangewezen en daarmee basta! Jullie bleven lang samen. Met de jaren begonnen jullie op elkaar te lijken. Jullie tweeën hadden samen iets met elkaar uit te werken in dit leven. Karma! Nooit hebt u het verschil geweten tussen een goede echtgenoot en een gehoorzame hond. Een goede echtgenoot zijn is geen talent van een man dat hij bij geboorte meeneemt. Nee, dat karakter ontwikkelt hij door bewust te leven en door goede keuzes in het leven te maken. En wat een gehoorzame hond is…? Ach, laat maar zitten.

§

PSYCHOTISCH. Waarom zij zo is zoals ze is? Nu ik alles overdenk, en al haar gangen na ga, zie ik dat ze psychotisch is. Ik zie een angst in haar. Een angst dat anderen beter dan zij zullen worden. Dat straks niemand haar nodig zal hebben. Haar eigen angst maakt dat ze anderen onderdrukt. Ooit, ergens in dit leven, of een ander leven, werd ze door anderen tegengewerkt. Ze gaat ervan uit dat om te overleven zij al haar vijanden af moet maken. Haar goed recht! Maar, ze is in dat ogenblik blijven steken. Het is een mechanische strijd voor haar geworden om nu iedereen in het heden te bevechten. Degene die ze niet klein krijgt is ten dode opgeschreven.

Voor iedere ziekte is er een genezing. De redding van haar ziel is, dat ze een keer heel erg goed naar zichzelf kijkt en hardop zegt: “Houd op met strijden en manipuleren. Je hebt geen vijanden. Je bent goed zoals je bent. Laat het Licht in je branden van binnenuit! Leef, en laat iedereen leven!”

§

GOD. Nee, niet kokhalzen meneer, waarom moet ik een stervende doden. Dat karwei heb je zelf al gedaan in het traagzame lijdzame proces dat jouw hele leven opslokte. Wat heb ik daar aan toe te voegen. Snikt u maar niet. Wat moet God in dit uur met al die nattigheid. De mens is goed van aard meneer, en wanneer hij zondigt dan roept hij zijn Messias om hem ervan te verlossen. De Messias stuurt zijn boodschapper. Zijn molen maalt door en zijn wegen zijn ondoorgrondelijk. Ga eens goed na in uw gedachten of u geen hulp gevraagd heeft van de Messias? Zo ja, dan zijn uw gebeden verhoord. Ik sta hier, het uur des oordeels is in het hier en het nu. U bent veroordeeld om alleen te sterven in de stank van de vrouw, van wie u zich niet durfde te ontdoen. Sterf alleen in eenzaamheid! Haar stank zal voor eeuwig uw enig gezelschap zijn. Amen!

§

PS…en toch bent u niet verloren meneer! Nog kunt u eruit!

Daarboven – is er een Hoger Beroep. Uw Laatste Redding!

Er was overstroming. Een man die altijd tot God bad, geloofde erin dat hij niet zou verdrinken. Hij zat onder een boom te bidden. Het water kwam totzijn tenen. Iemandkwam hem halen. Hij zei, “de here gaatmij helpen”.

Het water kwam tot zijn buik. Een boot kwam hem halen.

Hij zei, “de here gaat mij helpen.”

Het water kwam tot zijn neus. Een helikopter komt hem helpen.

Hij zei, “de here gaat mij helpen.”

Hij verdronk. Ging naar God en beklaagde zich:

“God u hebt mij laten vallen. Ik zei tegen de mensen dat u mij zou helpen.”

God zei: “Dombo, wat wilt u? Ik stuur mensen. U stuurt ze weg. Ik stuur een boot. U stuurt die weg. Ik stuur een helikopter. U stuurt hem weg. Waar was uw eigen bijdrage om uw leven te redden?”