Ruth San A Jong: De onderbroek
Mag ik het een keer eerlijk zeggen? Het enige wat ik wilde was hem in mij. Elke keer als hij van die nachtelijke bezoeken bracht. Hij was lekker, maar nu was hij, zo raar als het mag klinken, stijf voor eeuwig. En ik bang, vreselijk bang om afscheid te gaan nemen.
De weinige vrienden die van onze geheime relatie afwisten, zeiden allen dat ik het goed moest doen: zoals de traditie dat voorschreef. Ik moest naar het mortuarium zien te gaan en een gebruikt onderbroekje in zijn kist leggen. Als ik het niet zou doen, zou zijn geest me ‘s avonds komen kwellen.
§
‘Dodelijke afloop voor bestuurder Sanisolweg’ was de kop in de krant geweest. Ik had hem de dag voor zijn doodgaan niet gezien, wat op zich niet vreemd was. Ik had niet het voorrecht elke avond met hem te zijn. Wellicht een keer in de week, soms twee als hij een goede smoes verzonnen had. Heb je ooit een zwart mens, wit zien wegtrekken? Dat was ik. Doodgeschrokken. Ik las de krant, iets wat ik nauwelijks doe omdat ik er de tijd niet voor heb en de berichten mijn bloeddruk doen stijgen. Godzijdank was er een persoon bij met wie ik het geheim deelde.
“Glenda mijn god!”
“Mieke?”
Met moeite kwamen de woorden eruit.
“Aangereden? Weet je zeker dat hij het is?”
“Zijn naam staat in de krant Glenda, zijn naam staat in de krant en zijn leeftijd ook.”
“Hoe kan dat nou?”
Ik wilde Glenda op dat moment dwars door de telefoon grijpen. Het was eigenlijk ook niet te geloven. Maar het krantenbericht gaf heel wat details die ik gewoon herkende: zijn pick-up, zijn leeftijd en het gezin met twee kinderen die hij achterliet.
“Hij is potverdomme dood, Glenda, in een aanrijding aan de Sanisolweg. Onderweg naar de EHBO stierf hij.”
Het werd meteen stil aan de andere kant van de lijn.
“Shit.”
“Wat moet ik doen?”
“Hoe bedoel je doen? Je moet rustig blijven en kijken wat er gebeurt. Ga je begraven?”
“Begraven? Ben je gek!”
De migraine die me meteen had aangevallen, zag kans heftiger te worden.
“Wat moet ik dan in godsnaam doen. Je denkt toch niet, hé, dat ik mijn gezicht laat zien?”
“Ja maar je zal toch wel afscheid moeten nemen, je neukte die man!”
“Ja en dan komt een ieder het te weten. Krijg ik een vrouw en familie op mijn dak die zich zullen afvragen wie ik ben. Nee, ik wil geen toestanden.”
Ja neuken, dacht ik, maar niet meer dan dat. Dan hoefde ik toch niet te gaan begraven? We hadden toch geen echte relatie. Ofwel?
“Niemand weet het toch…zullen ze het weten, denk je dat ze het weten?”
Eigenlijk stelde Glenda de vragen die door mijn hoofd gingen.
“Mijn god, wat moet ik doen?” jankte ik door.
“Ik, ik weet het niet Mieke, ik weet bij god niet wat je moet doen, maar doe het gewoon rustig aan, wil je? Ik doe de vaat nog even en dan kom ik naar je toe, goed?”
Met klamme vingers legde ik de hoorn op de haak.
§
Mijn tante Siene, een soort tweede moeder voor mij, bij wie ik vaak te rade ging, zei me dat ik wel zou moeten. Ze was een kleine mollige vrouw van zeventig en had altijd last van haar knieën. Door het lange zitten werd ze met elke jaardag dikker. Bij mijn ouders durfde ik dergelijke ontboezemingen niet prijs te geven. Bij Tante Siene wel.
“Jullie jonge mensen willen alleen maar genieten en snoepen maar jullie vergeten dat er een dag komt dat het eindigt. Dat is dat ding,” zei ze eerlijk en te streng naar mijn gevoel.
Ik boog mijn hoofd. Als het gevoel van de biechtstoel zo was, had ik het vast herkend. Je ontmoet een leuke man op een feest, de nacht brengt jullie beiden in bed en als het lekker is dan wil je beiden nog meer en nog meer en voor je het weet zit je in een seksuele verslaving. Afkicken is moeilijk, ondanks het besefin je achterhoofd dat je totaal fout bezig bent. En het gaat goed, totdat, ja, tot hij doodgaat. Veel te snel.
“Kind, het leven kan soms een rare wending nemen en wat moet je doen? Kiezen of delen.” ging ze verder.
“We hadden dit niet voorspeld, we hadden geen relatie tante, alleen maar seks en het is een gewenning geworden. Hij is toch niet weggegaan van zijn vrouw? Ik heb ook geen kind van hem gekregen en geld nam ik ook niet aan.” Ik probeerde mijn daden te rechtvaardigen maar kon mijn schuldgevoel niet kwijt.
“Ik hoef niet te weten wat jullie deden! Je moet wel afscheid nemen, anders kun je problemen krijgen. Dat hebben mijn ouders en grootouders ons altijd gezegd. En met onze cultuur moet je geen grappen maken. Die dingen bestaan hoor! Ga informeren bij het mortuarium en vertel gewoon wie je bent en wat je wilt doen. Je hoeft niet bang te zijn dat ze je zullen weigeren.” Ze had een bezorgde blik op haar gezicht. “Maar ik verzoek je één ding, ga géén scène maken, want dan wordt het alleen maar moeilijker voor jou. En laat die vrouw er vooral niet achter komen.”
§
Zijn vrouw wist niet van mijn bestaan af. Daar was ik van overtuigd, althans…ze had mijn sappen vast wel vaker geroken in de geur van haar Dick, en mijn speeksel ook geproefd in de gestolen kussen. Hij vertelde een keer dat als hij ‘s avonds laat thuis kwam, hij haar kusjes op haar mond drukte en daarmee haar de mond snoerde. Ik pretendeerde altijd met een half oor te luisteren. De seks was voor mij belangrijker en op één of andere manier klapte ik dicht, als hij opmerkingen over haar maakte. Zijn kussen waren wel schattig. Wellicht zou ik zwichten voor dergelijke kussen. Zijn vrouw kreeg ze op de lippen, ik op mijn voorhoofd.
Wat zou ik doen als ik haar tegenkwam bij het mortuarium. Wegrennen? Hard wegrennen! Maar dan was mijn probleem nog niet opgelost.
§
Aan de vooravond van mijn bezoek aan het mortuarium haalde ik een nieuwe onderbroek uit de commode. Er lag zeker een dozijn ongebruikt. Die waren voor de ‘nachtelijke’ invallen; speciale. Het leuke was dat ik geiler werd van die broekjes dan hij. Uittrekken vond hij spannender. Maar nu wilde ik ze wegdoen! Alles! Verbranden desnoods! Die avond ging ik uitzonderlijk vroeg naar bed. Tegen half negen lag ik als een plank in bed met mijn ogen wijd open naar het plafond te staren. Mijn ongelooflijk sexy kanten onderbroek voelde aan als een metalen ketting, die ik wilde wegrukken. Een kuisheidsgordel had zeker zo aangevoeld. Zwaar en hinderlijk!
Ik lag in mijn bed, het bed dat gelukkig niet kon spreken. Als dat het geval was, had ze mij vast wel een compliment gemaakt voor het brave gedrag. Dekens tot mijn kin opgetrokken en gedachten die spookten over hoe de volgende dag zou zijn. Hoe zou ik reageren als ik het lijk zou zien? Zou ik flauwvallen? Wat moest ik precies aan de lijkwassers vragen? Wat als ik zijn vrouw zou ontmoeten? Die volgende morgen werd ik met een knallende hoofdpijn wakker, in dezelfde houding, lakens opgetrokken tot de kin en mijn onderbroekje nog steeds even mooi en sexy.
§
Het broekje zat keurig in een zak. Ik had er even nog aan geroken maar kon mijn eigen geur niet in herkennen. Je zweet moet hij ruiken had Tante Siene gezegd. Het was te laat om te twijfelen of het daarna gewassen moest worden. Was een gedragen broek een vuile broek? Voor twijfel was geen ruimte, ik was immers al in het gebouw waar zijn lichaam lag opgebaard. Een gezette vrouw had de leiding en vertelde me dat ik eigenlijk toestemming nodig had van de familie om het lijk te bezichtigen. Ze was niet onaardig, maar ook niet hartelijk. Ik legde haar heel schichtig uit dat ik ruim twee jaar de ‘buiten’ van Dick was geweest. Ik voelde mij hoerig, toen ik hakkelend mijn relaas deed. Ze begreep me wel meteen en deed laconiek, alsof het routine betrof. Ze vroeg wel of ik een onderbroek had meegebracht, want dat was het belangrijkste. Ze vroeg of ik ongesteld was en gelukkig was dat niet het geval. Daarna moest ik even wachten. Toen ze na een half uur terugkwam, deelde ze mij mee dat ik een financiële bijdrage zou moeten doen. Behalve vuile lakens, water en poederzeep kostte hij me nu ook nog geld.
Ik schudde die schaamteloze, respectloze gedachte weg. Afscheid nemen. Had ik een keus? De traditie wilde dat en ik kon er niet van weglopen. We liepen een kamer binnen die leeg was op een houten bank na. Het stonk naar lysol, een scherp schoonmaakmiddel dat in ziekenhuizen, mortuaria en dierenasiels gebruikt wordt. Het geluid van piepende wielen van de baar kwam vanaf de gang steeds dichterbij. Ik zat angstig en heel zielig voor me uit te staren. Mijn hart rolde versneld mee.
Mijn geweten dwong mij tot kijken. Hij lag helemaal in een wit laken gewikkeld. De vrouw duwde de baar tot het midden van de kamer, maakte de deur dicht, gilde iets tegen haar collega’s en stond naast mij, voor de baar. Ik probeerde de confrontatie uit te stellen door mezelf nog eens te overtuigen dat het broekje in mijn tas zat. Met klamme vingers zocht ik steun bij de tas die ik onder mijn oksel klemde.
Ze zwaaide het laken open en even werd mijn adem ontnomen. Hij lag er heel rustig en naakt bij. Zijn gezicht was gezwollen en ik zag een barst in zijn schedel die met draad aan elkaar was gehaakt. Ik keerde mijn hoofd om en kon de snik en de tranen niet onderdrukken. De aanblik was vreselijk. Een voorheen levenslustige man zei niets tegen mij en lag met gesloten ogen voor me. Het gevoel was machteloos. De vrouw wachtte totdat het snikken een beetje minder werd en vroeg met een verwijtende blik naar de broek. Verward haalde ik de zak uit mijn tas. Ze gebaarde me die in mijn andere hand vast te houden, nam mijn rechterhand en begon in rap tempo iets te zeggen waar ik niets van verstond. Haar hand greep de mijne en leidde die over zijn hele lichaam. De koelte onder mijn vingertoppen voelde vreemd. Ze begon met zijn linkerschouder, toen de andere kant, zijn gezicht, zijn navel, zijn neus, hals, zijn tenen, overal. Zo liepen we om de baar heen en liet ik mijn handen meevoeren. Ik hield mijn adem in: we stopten bij zijn penis. Drie keer ging mijn hand op en neer. De huid van zijn penis voelde kouder aan en iets stijver dan de rest van zijn lichaam. Ze was klaar. Waren we klaar?
“En de onderbroek?” vroeg ik zacht terwijl ze mij pure alcohol gaf om mijn hand te ontsmetten.
“Die doen we er pas bij op de dag van begraven, dan gaat hij in de bekleding van de kist. U mag niemand vertellen wat u hier heeft gezien en meegemaakt. Is dat afgesproken?”
Ik knikte. Ze dacht toch niet dat ik dat van plan was?
Voordat ze het laken over het lijk trok, vroeg ze mij om hem voor het laatst te groeten, want zien zou ik hem niet, nooit meer. Ik wilde dit moment niet in mijn herinnering vasthouden en murmelde zacht, “rust zacht.”
Ik mocht daarna naar buiten; dit keer in een andere wachtkamer waar een andere vrouw zat met twee kinderen. Ik moest nog afrekenen. Ik knikte naar de vrouw die er erg bedrukt uit zag, en haar kinderen met troostende hand vasthield. Ze reageerde niet.
Ik zat een beetje op de bank bij te komen. Ik had het gedaan. Wat was ik flink geweest. Geen scène, geen drama.
“Mevrouw Sircuit, komt u maar.”
Mevrouw Sircuit? Had ik het goed gehoord? Zij was het? Was dat zijn vrouw? En kinderen? Mijn benen werden loodzwaar, terwijl ik gauw wegwilde.
De vrouw stond op. Op weg naar de deur keek ze mij even aan en knikte. Wist ze wie ik was? Nee? Ja? Haar blik zit vast in mijn brein.
Toen ik van de administratie kwam, hoorde ik de kinderen luid huilen. Ik maakte mij gauw uit de voeten en verliet het gebouw.
Ik heb acht weken lang in een onderbroek geslapen die omgekeerd gedragen moest worden en een babyspeld in het kruis. Je begrijpt dat ik acht weken lang slecht heb geslapen.
“Om de geest te verwarren, en als hij toch durfde zou de speld hem prikken!” had mijn tante gezegd.