2

En dus borg zuster Langtry haar sluier weg, zette een kapje op en werd verpleeghulp Langtry in de inrichting voor geesteszieken in Morisset. Het was een enorm, onsamenhangend geheel van talrijke gebouwen op een terrein dat verschillende hectaren groot was en in een van de mooiste streken lag die er te vinden zijn. Aan éen kant werd het begrensd door strandmeren en aan de achterzijde door woeste bergen en regenwouden, vruchtbare vlakten en vlakbij de surfstranden.

In het begin had ze het niet gemakkelijk want in Morisset had niemand ooit gehoord van een gediplomeerd verpleegster die al de voordelen van haar dienstjaren overboord gooide om leerlinge te worden in een psychiatrische inrichting. Veel van haar medeleerlingen waren minstens even oud als zij en er waren er zelfs bij die tijdens de oorlog in het leger hadden gezeten, want de verpleging van geesteszieken trok eerder vrouwen aan dan meisjes. Maar door haar bijzondere status stond ze toch alleen. Ze wisten allemaal dat de directrice haar toestemming had gegeven het examen voor dienstdoende verpleeghulp na twee jaar af te leggen in plaats van na drie jaar en ze wisten allemaal dat de directrice haar niet alleen respecteerde maar ook hoogachtte. De geruchten wilden dat ze in de oorlog zwaar verpleegwerk had gedaan en dat ze daarvoor een MBE had gekregen maar dat bleef een gerucht want verpleeghulp Langtry sprak nooit over die tijd.

Het kostte haar zes maanden om iedereen te laten zien dat ze geen penitentie deed, niet rondsnuffelde voor het een of andere geheimzinnige bureau in Sydney en zelf geen klap van de molen had. Na dat eerste halfjaar wist ze dat de dienstdoende verpleeghulpen haar mochten omdat ze hard en ongelooflijk efficiënt werkte, nooit ziek was en ontelbare malen bewees dat haar algemene verpleegstersopleiding in een inrichting zoals Morisset goud waard was. Er was maar een handvol artsen die met geen mogelijkheid iedere patiënt in het oog konden houden om de lichamelijke ziekten te ontdekken die konden leiden tot een verergering van hun geestestoestand.

Verpleeghulp Langtry wist een beginnende longontsteking op te sporen, wist hoe die behandeld moest worden en had er slag van haar kennis over te dragen op anderen. Ze herkende virusaandoeningen van de huid, tuberculose, acute blindedarmontstekingen, inwendige en middenoorontstekingen, amandelontstekingen en de meeste andere ziekten die de patiënten opliepen. Ze kon ook het verschil zien tussen een verrekking en een breuk, een kou en hooikoorts, migraine en hoofdpijn te wijten aan spanningen. Dat alles maakte haar erg waardevol.

Het werk was afmattend. Er werd slechts in twee ploegen gewerkt: de dagploeg werkte van 6.30 's morgens tot 6.30 's avonds en de nachtploeg nam de overige twaalf uur voor zijn rekening. De meeste afdelingen telden tussen de zestig en de honderdtwintig patiënten, hadden helemaal geen schoonmaakpersoneel en slechts drie of vier verpleeghulpen, de dienstdoende verpleeghulp meegerekend. Alle patiënten moesten dagelijks gebaad worden hoewel er op de meeste afdelingen slechts éen bad en éen douche was. Alle schoonmaakwerkzaamheden, vanaf het afnemen van de muren en lampen tot aan het wrijven van de vloeren, kwamen neer op het verplegend personeel. De afdelingen werden van warm water voorzien door een warmwaterketel die op cokes werkte en die de verpleegsters moesten stoken. Ze moesten voor de kleren van de patiënten zorgen, zowel voor het wassen als voor het verstellen. Hoewel het eten in een centrale keuken bereid werd, werd het in grote gamellen op iedere afdeling afgeleverd zodat het opgewarmd, in porties verdeeld of gesneden moest worden door de verpleegsters die vaak ook het dessert en de groenten op de afdeling moesten koken. Alle borden, couverts, potten en pannen werden op de afdeling gewassen. Voor patiënten die een speciaal dieet moesten volgen werd het eten door de verpleegsters op de afdeling zelf klaargemaakt want een dieetkeuken bestond er niet, evenmin als diëtisten.

Hoe hard of hoe lang ze ook bereid waren te werken, de drie of vier verpleegsters die zonder schoonmaakhulp voor minstens zestig patiënten moesten zorgen en vaak voor het dubbele aantal maakten zich geen illusies dat ze alles af konden krijgen. En dus werkten de patiënten mee net als op Basis nummer Vijftien. Baantjes werden zeer op prijs gesteld en het eerste wat een nieuwe verpleeghulp leerde was zich niet met het baantje van een ander te bemoeien. Wanneer er moeilijkheden ontstonden was dat meestal omdat de ene patiënt het baantje van een ander gestolen had of het uitvoeren van een bepaald werkje onmogelijk maakte. Het werk werd goed gedaan en er bestond een strenge hiërarchie onder de patiënten die afhankelijk was van het nut en de trots van de patiënten. De vloeren glommen als spiegels, de afdelingen waren vlekkeloos schoon, de badkamers en keukens blonken.

In afwijking van wat men over het algemeen over psychiatrische inrichtingen dacht, was er in Morisset, dat misschien een uitzondering was, veel liefde. Alles wat een huiselijke atmosfeer kon scheppen werd aangegrepen en de meeste verpleeghulpen gaven om hun patiënten. Personeel en patiënten vormden éen gemeenschap. Er waren zelfs hele gezinnen - vader, moeder, grote kinderen — die allemaal in Morisset werkten en woonden, zodat het ziekenhuis voor veel personeelsleden een echt thuis was met alles wat dat inhield.

Er was een heel actief sociaal leven dat zowel voor de patiënten als voor de staf van groot belang was. Maandagsavonds werd er een film vertoond voor patiënten en personeel. Er werden vaak concerten gegeven waarbij patiënten en personeel zowel meespeelden als het publiek vormden. Eens per maand was er een dansavondje, gevolgd door een overvloedig en heerlijk souper. Tijdens het dansen zaten de mannelijke patiënten aan de ene en de vrouwelijke aan de andere kant en als er een dans werd aangekondigd renden de mannen naar de overkant om hun favoriete partner te grijpen. Ook het personeel werd geacht te dansen, maar alleen met patiënten.

Alle afdelingen waren gesloten afdelingen en er waren gebouwen voor mannelijke en voor vrouwelijke patiënten. Voor en na sociale evenementen, waarbij de mannen en vrouwen niet gescheiden werden gehouden werden de patiënten altijd heel nauwkeurig geteld. De vrouwelijke patiënten werden verpleegd door vrouwelijk personeel en de mannen uitsluitend door mannelijke verplegers.

Patiënten die bezoek kregen waren uitzonderingen, evenals patiënten met een eigen inkomen. Enkelen kregen een kleine beloning voor speciale werkjes in het ziekenhuis of in de tuin. Alle bewoners beschouwden het ziekenhuis in alle opzichten als een permanent thuis. Er waren er die nooit een ander thuis gekend hadden, anderen hadden een vroeger thuis vergeten en sommigen stierven van heimwee naar een echt thuis met liefhebbende ouders of een echtgenoot. Het was geen uitzondering een oude, demente patiënt of patiënte tijdens de uren waarin dat geoorloofd was in het gezelschap te zien van een echtgenoot die hoewel heel goed bij zijn of haar verstand zichzelf ook had laten opnemen om niet van de ander gescheiden te worden.

Een paradijs was het niet maar er hing een warme, meelevende sfeer en het personeel besefte dat men er niet op vooruit maar wel op achteruit kon gaan wanneer het ziekenhuis een oord van ellende werd, aangezien het lot van de patiënten al ellendig genoeg was. Er waren natuurlijk beroerde afdelingen, beroerde dienstdoende verpleeghulpen en beroerde helpsters, maar hun aantal was bij benadering niet zo groot als mythen en legenden beweerden. Duidelijk sadistisch personeel werd, althans op de vrouwenafdelingen waar verpleeghulp Langtry werkte, niet getolereerd en de dienstdoende verpleeghulpen mochten ook hun afdeling niet als onafhankelijke koninkrijken besturen.

Soms kon het ziekenhuis een onbewust humoristisch ouderwets oord zijn. Een paar afdelingen lagen zo ver af van het verpleegsterstehuis dat de verpleeghulpen die er dienst hadden, voor de dienst en voor de maaltijden gehaald en gebracht werden met een overdekt rijtuigje getrokken door een paard en bestuurd door een patiënt. De directrice en de superintendent maakten een dagelijkse ronde die om negen uur 's morgens begon. Ook zij reisden van de ene afdeling naar de andere in een rijtuigje met een patiënt op de bok. De directrice zag eruit als een vorstin in alle glorie van haar witte uniform en met een parasol wanneer de zon erg heet was en een paraplu wanneer het regende. Tijdens de midzomer had het paard altijd een grote strooien hoed op met twee gaten waar zijn oren doorstaken.

Verpleeghulp Langtry wist dat ze de dingen waar ze het meeste tegenop zag niet zou kunnen omzeilen. Het viel niet mee weer een leerlingenstatus te hebben. Niet zozeer om bevelen op te volgen of geen privileges meer te hebben hoewel ze dacht dat het haar veel zwaarder gevallen zou zijn als ze de tredmolen van het oorlogsverpleegwerk niet doorgemaakt en overleefd had. Maar voor een vrouw die in de dertig was en reeds afdelingsverpleegster was geweest, die aan het front een veldambulance had helpen bemannen, die in eerste hulpposten in de vuurlinie en in een militair hospitaal had gewerkt, kwam het hard aan iedere dinsdagmorgen haar kamer op te ruimen voor inspectie door de directrice. Haar matras moest opgerold zijn zodat de directrice onder haar bed kon kijken, de lakens en dekens moesten volgens voorschrift opgevouwen keurig boven op de matras liggen. Ze probeerde zich er niets van aan te trekken omdat haar tenminste niet gevraagd was haar kamer met een andere verpleegster te delen, een kleine concessie te danken aan haar leeftijd en beroepsstatus. Toen haar eerste jaar in Morisset ten einde liep begon ze op dreef te komen en haar persoonlijkheid kwam weer in volle kracht naar boven. Ze had geen strijd geleverd om die te onderdrukken want hij was vanzelf ondergedoken dankzij een beschermingsmechanisme dat haar hielp haar positie als leerlinge aan te kunnen en een job die ze nog niet in haar vingertoppen had.

Maar de waarheid komt altijd aan het licht, blijft nooit verborgen en de driftkop in Honour Langtry was verre van dood en was zelfs dankzij deze gedwongen rustperiode aanmerkelijk opgefrist. Het enige waartegen ze ooit uitgevaren was was stommiteit, ondeskundigheid en nonchalance en hetzelfde gebeurde ook nu weer.

Ze betrapte een verpleeghulp op lichamelijke mishandeling van een patiënte en rapporteerde het gebeurde aan de dienstdoende verpleeghulp die van mening was dat verpleeghulp Langtry een hysterische interpretatie gaf van het gebeurde.

'Su-Su is een epileptica,' zei ze, 'en die zijn niet te vertrouwen.'

'Wat een onzin!' zei verpleeghulp Langtry honend.

'Schrijf me niet voor hoe ik mijn werk moet doen alleen omdat je je algemene opleiding hebt!' snauwde de dienstdoende. 'Als je het niet gelooft lees je je Rode Boek er maar eens op na, daar staat het zwart op wit. Epileptici zijn niet te vertrouwen. Ze zijn sluw, bedrieglijk en gemeen.'

'Het Rode Boek heeft het mis,' zei verpleeghulp Langtry. 'Ik ken Su-Su heel goed en u ook en ze is absoluut te vertrouwen. En trouwens, daar gaat het nu niet om. Zelfs het Rode Boek pleit niet voor het slaan van patiënten.'

De dienstdoende keek haar aan alsof ze God gelasterd had en dat had ze ook. Het Rode Boek was een roodgekaft handboek met notities voor psychiatrische verpleegsters, de enige geschreven gezagsbron die de verpleeghulpen hadden. Maar het was verouderd, stond vol fouten en was bedoeld voor leerlingen met een ontzettend laag bij de grondse mentaliteit. Het scheen voor iedere ziekte een zeepspuitje voor te schrijven. Verpleeghulp Langtry had het éen keer doorgebladerd en daarbij zoveel monumentale fouten opgemerkt dat ze het praktisch niet meer aanraakte en haar kennis van geestelijke stoornissen op haar eigen manier vergrootte door psychiatrische leerboeken te kopen steeds wanneer ze naar Sydney ging. Ze was ervan overtuigd dat de hervorming in de verpleegtechnieken, wanneer die eenmaal door zou zetten, een weerspiegeling zou zijn van wat de modernste psychiatrische handboeken nu reeds vermeldden.

Het gevecht over Su-Su kwam tenslotte bij de directrice terecht maar verpleeghulp Langtry krabbelde niet terug. Uiteindelijk werd de schuldige gestraft en overgeplaatst naar een andere afdeling waar ze goed in de gaten gehouden werd. De dienstdoende verpleeghulp werd niet gestraft maar kreeg wel een boodschap mee betreffende verpleeghulp Langtry: zorg ervoor dat je op goed beslagen ijs staat wanneer je met Langtry te maken krijgt, anders zul je de dag berouwen dat je de degens met haar kruist. Ze was niet alleen intelligent maar ze had ook geen ontzag voor titulair gezag en bovendien had ze nog een uiterst overtuigende tong ook.



Toen ze naar Morisset ging wist Honour Langtry dat Michaels zuivelbedrijf op slechts honderddertig kilometer naar het noordwesten lag, maar dat was niet de reden waarom ze Morisset gekozen had. Bij die keuze had ze zich laten leiden door de directrice van Callon Park. En na een jaar als personeelslid van Morisset begreep ze dat het een uitstekende raad was geweest.

Ze dacht vaak aan Michael wanneer ze niet lichamelijk zo uitgeput was dat ze als ze geen dienst had alleen maar at en sliep. En aan Benedict. Eens zou ze naar Maitland gaan in plaats van naar Sydney, dat wist ze, maar nu nog niet. De wonde was nog niet geheeld maar dat was niet de reden waarom ze haar bezoek steeds weer uitstelde. Ze moest Michael de tijd laten om te begrijpen dat zijn plan met Ben niet kon slagen. Als er éen ding was wat ze in dat jaar in Morisset geleerd had, dan was het wel dat mensen zoals Benedict niet in het geïsoleerde leven op een boerderij moesten worden gegooid, en bovendien niet nog meer ingesnoerd moesten worden door het gezelschap van slechts éen andere mens, ook al was die ander een zachte, liefhebbende oppasser. In de leefomstandigheden op Michaels farm kon het met Benedict alleen maar erger worden. En dat zette haar aan het piekeren, hoewel ze wist dat het geen zin had tussenbeide te komen voordat er genoeg tijd verstreken was om Michael te laten zien dat hij ongelijk en zij gelijk had.

Op het terrein van het Morisset-ziekenhuis lag ook een gevangenisziekenhuis voor geesteszieken met misdadige inslag. Wanneer ze de grote bakstenen gebouwen met hun getraliede vensters, hun muren boven de bomen zag uitsteken, huiverde ze. Benedict zou daar nu wonen onder de strenge supervisie van speciaal opgeleid personeel als de gebeurtenissen in het badhuis een andere wending hadden genomen. Een prettig oord kon je het beslist niet noemen. Hoe kon ze het Michael dan kwalijk nemen dat hij het wilde proberen? Het enige wat ze kon doen was zich voor te bereiden op het moment waarop hij haar hulp zou inroepen of ze zelf dacht dat ze die kon aanbieden.